Boekverslag: Nooit meer slapen
van een naturealistsiche roman, het ongeloof tot oprecht handelen komt
regelmatig naar voren. Ook het falen van Alfred staat eigenlijk al vast omdat
zijn vader ook heeft gefaald. 2a) De Nederlandse geoloog Alfred Issendorf
onderneemt met zijn ????n jaar oudere Noorse vriend Arne en twee
andere Noorse geologen een expeditie door Finnmarken. Alfred wil een hypothese
van zijn hoogleraar Sbbelee bewijzen, daardoor naam maken in de wetenschap en zo
tevens zijn vader rehabiliteren, die bij een expeditie van biologen verongelukt
is. De hypothese luidt, dat bepaalde ronde gaten en de bodem, die voor
doodijsgaten werden gehouden, ontstaan zijn door de inslag vvan meteorieten.
Voor zijn onder?zoek heeft Alfred luchtfoto's nodig van het gebied. Die hoopt
hij te krijgen van de Noorse professor Sibbelee. Deze heeft Alfred per brief ge??ntroduceerd
bij Nummedal, die zijn medewerking heeft toegezegd. Bij de aankomst van Alfred
in Oslo zegt Nummedal dat de luchtfoto's niet op zijn instituut aanwezig zijn.
Hij verwijst Alfred naar de geologische dienst in Drontheim, maar ook daar
blijken ze onvindbaar, mede door de verhuizing van het instituut. Zonder
luchtfoto's gaat Alfred nu met Arne, Mikkelsen en Qvigstad op weg. Door gebrek
aan training kan hij ondanks uiterste krachtsinspanningen nauwelijks meekomen.
De tocht wordt een ware marteling voor hem, ook al omdat hij 's nachts geen oog
dichtdoet vanwege de muggen die hem aanvallen. Onderweg ontdekt hij dat
Mikkelsen de luchtfoto's heeft die hij zou moeten hebben. Nu verdenkt hij
Nummedal ervan Mikkelsen en Qvigstad te hebben uitgezonden om hem voor te zijn.
Hij mag van Mikkelsen de lucht?foto's bestuderen, maar er blijkt niets op te
staan dat de theorie van Sibbelee zou kunnen ondersteunen. Nu ziet Alfred in dat
hij ten onrechte is afgereisd naar Noorwegen en dat hij eerst de foto's had
moeten bestuderen en niet Sibbelee zomaar had moeten geloven. Qvigstad en
Mikkelsen gaan nu op eigen gelegenheid verder. Later raakt Alfred door het
verkeerd aflezen van een mooi en duur kompas dat hij van zijn zus had gekregen
Arne kwijt. Alfred vindt Arne echter wel terug, maar Arne is dood door de val
van een rots. Hier geeft Alfred zijn pogingen op en vertrekt hij. Als hij
weggaat hoort hij echter een harde klap en ziet hij een lichtflits. Als hij dan
in het vliegtuig zit leest hij een krant waarin staat dat er een meteoriet is
ingeslagen. Thuis krijgt hij van zijn moeder een stel manchetknopen van twee
doorgezaagde stukjes meteoriet. Zijn moeder had ze voor zijn promotie willen
geven, maar dit gaat nu niet door. 3a) Alfred Issendorf, de hoofdpersoon, is 25
jaar en heeft geologie gestudeerd, hij probeert nu doctor te worden door middel
van een expeditie. Hij wilde eigenlijk fluitist worden, maar zijn moeder wilde
dat hij revanche zou nemen op zijn vader die bij een expeditie omgekomen is.
Alfred houdt veel van zijn moeder en wil haar graag tevreden stellen. De studie
en de wetenschap zijn voor Alfred dus geen doel maar een middel om zijn moeder
tevreden te stellen. Hij zal en moet zich door die wetenschap bewijzen voor zijn
moeder, door te worden wat zijn vader had moeten zijn. Hij wil zich echter niet
aan zijn vader binden, want hij is bewust geen bioloog geworden. Zijn collega?geologen
ziet hij of als?v?gevaarlijke concurrenten, of als meerwaardigen.
Hij maakt tijdens de reis de hele ontwikkeling door die volgens hem de hele
mensheid heeft doorgemaakt, die van het tweede naar het derde stadium, van het
geloof in de mogelijkheid van zelfverwerkelijking naar de vervreemding en
versplintering van het eigen ik, de fundamentele twijfel aan het
"zelf". 4) Tussen de hoofdstukken zitten tijdsprongen, voor de rest is
het een chronologisch verhaal, met weinig flashbcks of verdichtingen. 5) Het
verhaal speelt zich grotendeels af in de hooglanden van Noorwegen, waar de
expeditie naar de bestemming gaat. Het is een bosrijke omgeving, dit is van
belang omdat als de omgeving kaal was geweest, de veronderstelde meteorietgaten
van verre zichtbaar zouden kunnen zijn. 6) De monoloog komt vrij veel voor, het
is in de ik?vorm geschreven en de hoofdpersoon maakt een belangrijke
ontwikkeling in zijn leven door. Hierdoor overpeinst hij veel en praat hij in
gedachten tegen zichzelf. 7) Thema is een mislukte expeditie motieven: oedipus,
falen in het leven, rivaliteit, muggen. 8) Het verhaal is opgedeeld in
hoofdstukken, die op hun beurt weer onderverdeeld zijn in episodes. de opening
is midden in de handeling en het einde is gesloten, dan gaat Alfred naar huis.
9) De titel valt te verklaren als Alfred Arne terugvindt, hij denkt dan, als hij
arne ziet liggen: "dit is geen slapen, dit is nooit meer slapen", dit
duidt op de dood van Arne, het lijkt niet of arne slaapt, maar hij zal nooit
meer slapen. Het slaat ook op het feit dat arne tijdens de expeditie steeds wel
goed sliep en Alfred niet, omdat hij werd geplaagd door de muggen.
OF:
Titel : Nooit meer slapen Jaar : 1966 Schrijver : Willem Frederik Hermans De
25 jarige student in de geologie Alfred Issendort, deik-figuur, is naar
Noorwegen gegaanj om in het uiterstenoorden, in Finnmarken, naar meteoorstenen
te zoeken.Treft hij deze werkelijk aan, dan is daarmee aangetoond,dat de theorie
van zijn leermeester, de Nederlandsehoogleraar Sibbelee, die door andere
geologen wordtverworpen, juist is. Volgens die opvatting zouden bepaaldegaten,
resp. meren, in de bodem van Finnmarken onstaanzijn door het inslaan van zulke
meteorieten. Op zijn tochtzal hij volgens Sibbelee gebuike kunnen maken
vanluchtfoto's van het betreffende gebied, die de Noorsecollega professor
Nummendal, een internationale beroemdheid, zou hebben. De roman begint met
bezoek van Alfred aan Nummendal. Naaan de portier, later blind blijkt te zijn,
een brief vanNummendal te hebben overhandigd, wordt hij toegelaten bijde
professor in diens kamer hoog in het gebouw. In het gesprek, dat nogal eenzijdig
door Nummendal wordtgevoerd, laat deze zich niet alleen uiterst kritisch uitover
de Nederlandse wetenschap in het algemeen, maar ookover professor Sibbelee in
het bijzonder. Wanneer Alfred om de luchtfoto's vraagt, schijnen zijnwoorden
niet tot Numendal door te dringen. Wel staat dezeerop hem de omgeving van Oslo
te laten zien. Tijdens de wandling blijkt, dat Nummendal bijna blind is.Na een
bezoek aan een restaurant leidt hij zijn bezoekerrond in de prachtige omstreken.
Hij verteld daarbij overallerlei dingen en `geeft college' aan de
ongeduldigluisterende Alfred, die geen kans ziet aan het woord tekomen. Wanneer
hij er tenslotte toch in slaagt deluchtfoto's ter sprake te brengen, verwijst
Nummendal hemnaar de geologische dienst in Trontheim: `een prachtignieuw
gebouw'. Hij zal voor hem opbellen. In het vliegtuigleest Alfred over een
Nederlandse Himalayaexpeditiewaaraan o.m. wordt deelgenomen door de door hem
bewonderdeen benijde studievriend Brandel, die behalvewetenschapelijk begaafd
ook bijzonder sportief is en vollevensdurf. Naast deze ondernemende,
optimistische figuurheeft Alfred zichzelf altijd gezien als een
bedeesde,beperkte kamergeleerde. Des te groter is daardoor zijntoch al aanwezige
behoefte geworden om iets volkomenoorspronkelijks te doen, bijvoorbeeld een zeer
bijzonderemeteoriet te vinden : 'een brok uit de kosmos', eenmineraal, dat dan
naar hem zou worden genoemd. EeenIssendorfiet. Al eerder, tijdens het verblijf
in Oslo,zijn bij Alfred jeugdherinneringen opgekomen, die nietalleen mede de
oorzaak zijn van het ontstaan van zulkewensdromen, maar die zelfs zijn
levensloop tot op ditogenblik grotendeels hebben bepaald. Nadat hij zich
alsjongen met veel moeite zelf fluit had leren spelen, hadzijn moeder hem
nadrukkelijk erop gewezen, dat het vooreen fluitspeler onmogelijk was
wereldberoemd te worden.Toen was hij dan maar stenen gaan verzamelen, want
bioloogworden zoals zijn vader worden wilde hij niet : eenverkapte maar
vergeefse poging aan diens invloed teontrekken. Want de opvoeding door zijn
moeder was bijalles erop gericht gebleven, dat hij de verhinderde
grotewetenschappelijke carriere van zijn vader, die inZwitserland bij een val in
een rots-spleet de dood hadgevonden zal voltooien. Hij is het zich als
volwasseneklaar bewust geworden : als een zware last draagt hij zijnvader met
zich mee, zoals Aeneas, die Troje ontvluchtte,het op zijn zwerftocht deed in
letterlijke zin. Wanneer Alfred in de nog maar ten dele afgebouwde flat,waarin
de geologische dienst in Trontheim isondergebracht, naar directeur Hvalbiff
informeert, blijktdeze er niet te zijn. Hij wordt te woord gestaan door
eenzekere Oftedahl, een onwezelijke figuur, die een operatieaan de hals
ondergegaan : 'een kaak zonder keel'. Foto'szijn er niet; Nummendal schijnt ook
niet te hebbbenopgebeld. Alfred gaat per vliegtuig verder naar hetnoorden. In
Troms? is er even een intermezzo: hij ontmoethier een 41-jarige Amerikaanse,
getrouwd met een man dievoordurend naar de middernachtszon staat te kijken en
ookovermatig dorstig is. Op haar voorstel om samen 'de eerstede beste lege
hotelkamer binnen te huppelen' gaat hij nietin. Na nog een stuk gevlogen te
hebben ontmoet Alfred in AltaArne. Het is Arne geweest die hem in Amsterdam warm
heeftgemaakt voor een gezamlijke tocht naar Finnmarken. EvenalsQuigstad en
Mikkelsen, de 2 andere geologen, begint deeigelijke tocht. Alfred is, ook als
trekker, in het landschap waarin zezich nu bevinden, verre de mindere van de
anderen. Vooralbij het passeren van de rivieren blijkt dit: wankelendspringt
hij, beladen met een rugzak die heel wat lichteris dan die van zijn
tochtgenoten, van steen tot steen. Eenondraaglijke kwelling voor hem zijn
dadelijk naast deelende met voeten en benen, de overal aanwezige muggen.Maar hij
houdt vol en verbijt pijn en vermoeidheid.Eenmaal weet Arne, wanneer hij bij een
sprong naar eenrotsblok valt, hem nog juist te grijpen. Arne neemt datnzijn
fototoestel en kaartentas van hem over om ze hem nahet passeren van de rivier
'als een ridderorde' weer om tehangen. Maar zo goed haat het lang niet altijd.
Alfreddagdroomt meer dan eens op deze tocht. En dan zwerven zijngedachten vaak
weer naar zijn vader: was dat nu werkelijkzo'n man van betekenis als zijn moeder
hem altijd heeftvoorgehouden? Hij herinnert zich een foto van dedeelnemers aan
een groot wetenschappelijk congres, waarbijvan maar twee van hen de namen niet
werden vermeld. Eenvan die twee was zijn vader. De bodem wordt nu harder, ook de
laatste dwergbekenverdwijnen, er zijn alleen nog maar stenen. De Lap, de'sterke
man', die tot nu toe een deel van hun lasten heeftgedragen, gaat niet verder
mee: gedrie?n trekken ze voort.'Een vreemd soort levendigheid maakt zich van
ons meester,alsof de zon die nu weer doorkomt en alweer hoger staat,on
onverbiddelijk meesleurt in haar ritme, slaap of geenslaap. Ik voel mij trouwens
zo wakker of ik pas uit bedkom.' De muggen blijven een plaag, voor 's nachts in
de schameletent van Arne, waarin Alfred vergeeft probeert te slapennaast zijn
door alles heen snurkende tentgenoot. In de vanQuigstad en Mikkelsen, keurig
afgesloten, dring geeninsekt door. Ze leven o.a. van vis (forellen) die ze
zelfvangen en klaarmaken. En ook bij dit soort elementairebezigheden voelt
Alfred zich de man die niet helemaalmeekan. 'Ik heb niets te doen'. Aan de
gesprekken,dikwijls van wetenschappelijke en levensbeschouwelijkeaard, neemt hij
wel deel. Degene die daarbij het minstemeetels, is Mikkelsen, die nooit verder
komt dan hetverkondigen van algemeen gangbare, afgezaagde meningen. Op een keer
gebeurt er iet vreemds. Alfred staat op eenrots te praten met Arne, die bezig is
zijn nogal gammelefototoestel een andere rots te fotograferen. En dan 'flitsde
wereld langs (hem) heen'. Als hij weer bij bewustzijnkomt, ligt hij gewond naast
een vuur, goed verzorgd doorzijn reisgenoten. En Arne zegt, dat hij wel dood
hadkunnen zijn. Alfred heeft zijn eigen niet uitgesprokengedachte: 'De val die
ik heb gemaakt, is een repliek vande fatale val die mijn vader maakte'. De band
met deanderen wordt er niet minder door. Samen ondergaan ze denatuur van het
noorden: 'Rendieren. Dieren van sprookjes,kerstkalenders en ansichtkaarten.
Herten met geweien vanvilt. [..] Ik strompel voort, de anderen achterna
[..]Iedere voetstap komt op een andersoortig terrein terrecht:mos, een steen en
maakt een ander geluid. Daardoor heenhet ruisen van de rivier. Enkel als ik
stilsta kan ik hetgrommen van de rendieren horen.' Met Arne is Alfred het gauwst
gelieerd. Het had ookQuigstad kunnen zijn. Ook hem bewondert hij; 'Quigstadbijt
in de wereld met de grote witte tanden. Hij zwaaitzijn hamer als een god. Hij
spingt over de rivieren met degrootste lasten op zijn rug [..] Overigens blijft
zelfs de geringste aanwijzing voor eenmogelijk wetenschappelijk succes van
Alfred uit: 'Ik hebacht ronde meertjes bestudeerd... Ik zie niets [...]'
Daartegenover Arne en Quigstad: rustige, exacte werkersbij alles wat ze doen,
ook bij het stenen verzamelen.Mikkelsen verzamelt gruis en zand in zakjes en
stopt er zonu en dan een grote kei bij als souvenir. Een nieuwe beproeving is de
regen. Bij het oversteken vaneen rivier voelt Alfred zich nu helemaal hopeloos.
Daneven een opleving: ze komen langs ronde gaten. Maar 'geenspoor van een wal er
omheen die opgeworpen zou kunnen zijndoor een inslaande meteoriet'. Alfred
sleept zich nu voort met een opengescheurdrechterbeen en een opgezwollen enkel.
Mikkelsen sjouwt eenrendiergewei mee, alsof hij een toerist is. Alfreds gevoel
van afkeer ten opzichte van Mikkelsengroeit tot haat als hij ontdekt, dat
Mikkelsen luchtfoto'saan het bekijken is. Hoe komt hij aan die foto's? Is
ditmisschien een schakel in een wraakneming van Nummendal opSibbelee, omdat die
hem eens tegengesproken heeft op eencongres? Heeft hij, na de brief van Sibbelee
over defoto's, deze met opzet meegegeven aan Mikkelsen en hem eenonderzoek in
het noorden opgedragen dat gelijk was aanzijn, Alfreds onderzoek? Plotseling kan
hij niet anders dan erop los trappen: enhij schopt Mikkelsen dood-meent hij.
Maar hij neemt eengeweldige sprong en valt bewusteloos. Als hij isbijgekomen,
vertelt hij aan de verbaasde Arne, datMikkelsen zijn luchtfoto's heeft. Zijn
verhaal overNummedals toeleg wordt door Arne en Quigstad niet serieusgenomen: de
hele zaak zal de oude Nummendal door het hoofdzijn geschoten. Maar natuurlijk
wil Mikkelsen die foto'sbest laten zien. Inderdaad komt hij ze op
Quigstadsverzoek onderdanig brengen. Samen met Arne bekijkt Alfredze, maar er is
niets, niet dat op de inslag vanmeteorieten wijst. Eindelijk meent Alfred nu te
begrijpen 'hoe de wereld inelkaar zit'. Om te beginnen had hij de
luchtfoto'snatuurlijk in handen moeten hebben voor hij uit Amsterdamvertrok En
dan groeit er plotseling een geweldigwantrouwen tegen Sibbelee. Waarom heeft
deze hoogleraar,die zoveel meer ervaring heeft dan hij, hem zo maar
eropuitgezonden? Omdat hij hoopte, dat hij misschien toch ietszou vinden,
waardoor zijn vijand, de grote Nummendal, inhet ongelijk zou worden gesteld? Als
Alfred na een moeizame slaap naar buiten komt, blijktde groene tent van
Mikkelsen en Quigstad verdwenen tezijn. Van Arne hoort he, dat ze al voor enkele
urenvertrokken zijn. En ze zullen niet meer terugkomen. Zemoeten, probeert Arne
te verklaren, een heel ander gebiedonderzoeken dan Alfred en hij: hij maakt het
duidelijkdoor de kaart erbij te halen. Arne blijft de goede vriend:haast
overdreven veel spullen van Alfred draagt hij mee inzijn rugzak. Op zijn
gewonden voeten volgt deze metmoeitede beheerst en elegant klimmende en
afdalende Arne.Op een gegeven ogenblik onstaat er toch een kleinmeningsverschil
over de te volgen richting. Ieder gaat eenandere kant uit: achteraf blijkt het
kompas van Alfred,waarop hij absoluut vertrouwde niet goed te zijn. Maareerste
had hij een gevoel van tromf: eindelijk maakt Arneook eens een fout! Overal
zoekend en lopend raakt Alfredzijn kompas nog kwijt. Overigens voelt hij zich,
nu hijalleen is, veel opgewekter. Het vrije fantaseren wordt inider geval
gemakkelijker. De zon blijkt schijnen: hij doetzijn ogen dicht. En dadelijk is
er een droom: hij bevindtzich in een concertzaal. In het orkest zit naast
defluitist een meisje dat de bekkens bespeelt. Plotselinghouden de blazers op.
Alleen de fluitist speelt nogverder. `Ik weet dat hij meisje eigendom is van
defluitist'. Alfred trekt verder, zo nu en dan legt hij eenpapiertje neer,
waarop hij geschreven heeft in welkerichting hij gaat. Afgaande op de kaart kan
hij zijn wegvrij goed vinden. Om een helemaal schoon te worden,springt hij in
het water: `Overal door liederijk wateromhuld te zijn, nergens pijn of weerstand
te onmoeten, isnog heerlijker dan slapen. Het is of ik het voor het eerstbeleef,
na wekenlang door het aardoppervlak alleen maarafwisselend woest te zijn
aangetrokken en met stenenvuisten te zijn teruggestompt[..] In kabbelend koper
zwemik de zon tegemoet [..]'. Alfred gaat er vanuit, dat Arne, toen hij hem niet
vindenkon, is teruggegaan naar de plaats waar zij het laatstsamen waren, het
kloofdal. Naarmate hij vordert op zijnweg, wordt hij zekerder van zijn zaak. Hoe
zullen zeelkaar begroeten? Wat al Arne zeggen over het verlies vanzijn kompas?
Ziet hij Arnes tent nog niet? Daar staat dan opeens de driepoot van de
theodoliet, Arnemoet in de buurt zijn. Toch knap dat hij hem zonder kompasweer
teruggevonden heeft. Bij de driepoot gekomen kijkthij om zich heen. Arne ligt op
de grond. 'Iets dat op gelepudding lijkt, besmeurt de steen [..] Zijn gezicht
is, alsaltijd in zijn slaap, onbegrijpelijk oud en moe[..] Maardit is geen
slapen. Dit is nooit meer slapen'. Alfred verzameld Arnes bezittingen, waaronder
ook hetaantekenboek, dat hij waarschijnlijk in zijn hand had toenhij uitgleed;
dan trekt hij weg. Het gaat regenen, maarhij blijft lopen. Bij een rond meer
doet hij een pogingtot slapen. En onmiddelijk is er een droom: een donkerekamer
met een televisie-dialoog in een onverstaanbaretaal, terwijl het beeld is
afgezet. Hij probeert het aante draaien, het komt niet. `Een aanvaller legt zijn
handop mijn mond. Vader! roep ik en word van angst[..] Het wasmijn eigen hand op
mijn eigen mond'. Een zekere onverschilligheid is over hem gekomen. Niet meteen
ontdekking komt hij in de wereld terug, maar met hetbericht dat er iemand is
doodgevallen. `Dat hem (Arne)overkomen is, wat ik aldoor gevreesd hen, dat
mijoverkomen zou. Bijna voel ik mij tekort gedaan'. Hij bereikt en kleine
nederzetting, een er oud uiziende,zwangere Lappenvrouw met een heleboel naakte
kinderenontvangt hem vriendelijk en geeft hem eten. Strompelendweet hij nog
juist een bed te bereiken. Toegedekt met eenrendierhuid slaapt hij in om 24 uur
later wakker teworden. Het vinden van de weg is nu eenvoudig genoeg vergleken
metwat Alfred heeft meegemaakt. Een ogenblik is er toch ietsbijzonder: in de
lucht ziet hij een gele weerschijn en erklinkt een slag die doet denken aan het
doorbreken van degeluidsmuur van een vliegtuig; dan is het weer stil. Meteen
boot, bestuurd door een Lap, gaat hij naar een grotereplaats, Karasjokka. Daar
wordt hij in het hotel opgezochtdoor iemand van de politie die met aandacht de
bladzijdeleest uit Arnes aantekenboek, waarop Alfreds naamvoorkomt; met een knik
geeft hij het het hem weer terug. Nadat een dokter en een verpleegster hem wat
hebbenopgeknapt, neemt hij de bus om zuidelijk Alta te bereiken.Een 15 jarig
meisje, waarmee hij in gesprek raakt, laathij de aantekeningen van Arne, waarin
zijn naam voorkomt,vertalen. Er blijkt uit, dat Arne het weglopen van Alfredvan
Alfred als een grapje heeft opgevat en dat hij op deoude plaats op hem zou
blijven wachten. Op de reis terug brengt hij een bezoek aan Prof. Nummedal.Van
een mogelijke opzet om het foto's te onthouden, blijktAlfred hierbij niets. Het
aantekenboek van Arne, dat hijhem heeft overhandigd, is voor Nummedal
waardeloos: hij isvolkomen blind. Kort daarna ontmoet Alfred nog eens
deAmerikaanse uit het begin van zijn reis; maar ook nu komthet in haar
hotelsuite in Bergen wel tot gesprekken, maarniet tot intimiteiten; ze worden
gestoord door haar mandie stomdronken in deerniswaardige toestand binnenkomt.
Alfred zit weer in het vliegtuig op weg naar huis. In dekrant leest hij de
verklaring van lichtverschijnsel en deklap die hij bij Karasjokka heeft
waargenomen; mogelijk iser een meteoriet ingeslagen, een aantal geologen zal
hetgaan onderzoeken. Zijn zus Eva en zijn moeder halen hem af op Schiphol:
zezijn trots op hem. Wat is zijn moeder ongerust geweest,toen ze gelezen had dat
hij de Himalayaexpeditie Brandelsvoeten bevroren waren geweest, zodat hij
gebruik moestmaken van een invalidewagentje. Stel je voor, dat hij[..] De bij
Alfred opkomende herinnering aan Brandel brengt hemtot de erkenning dat hij zelf
eigenlijk niet geschikt isvoor het door hem gekozen vak, ondanks zijn
virtuositeitin het afleggen van examens. Het is allemaal zinloos geweest. Zijn
moeder troost hem;ze heeft een mooi cadeau, dat eigenlijk bestemd was voorzijn
promotie. Maar hij krijgt het nu al: tweemanchetknoppen, gemaakt uit een door
zijn vader langgeleden voor het gekochte meteoriet. `Hier zit ik, in elke hand
een manchetknoop. Maar geenenkel bewijs voor de hypothese die ik bewijzen
moest'. Plaats (waar) :? Oslo : Alfred ontmoet prof. Nummedal voor
deluchtfoto's. ? Troheicl : Geologische dienst is hier gevestigd. ? Tr?mro :
Onmoet hier Arne. ? Shoganvarre : Onmoet Ovigstad en Mikkelsen en slaan hierhun
v vooraden in voor de reis. ? Het meer Lievnasjaivre ; de berg Vuorje : punten
die zeop hun reis tegekomen. ? Ramnastua : Plaatsje waar hij de mensen weer
ziet. ? Bergen (D.L) : Hier gaar hij prof. Nummendal opzoeken. ? Terug in
Nederland, schiphol en z'n woonplaats. ? Finmarken (Russische grens) : eindpunt
v.d. expeditie. Tijd (wanneer) :Het verhaal begint vrijdag 15 juni, dit is de
dag dat hijNummendal gaat opzoeken en eindigt in Groningen inseptember '62.
(Groningen, sept '62 - sept. '65) Figuren : ? Alfred : Student (26 jaar)
geografie, leerling van prof.Sibbelee. Is erg bescheiden (eigenlijk omdat hij
"bang"is). Verdwaalt snel. Zegt niet war hij denkt. Wildevroeger
fluitist worden, is geoloog geworden om zijnvaders "falen". Telt zijn
voetstappen. Heeft een zusje Evaen een moeder. Is erg netjes, laat nooit iets
slingeren enis voorbereid als hij ergens aan begint. Hij is ambitieus(weet zelf
niet waar het van komt). Zegt dat zijn levenwaardeloos is als hij geen
meteoorkraters vindt.Proefschrift schrijven en cum laude promoveren. Trouwt
metde vriendin van Eva. Wordt prof. Alfred probeert tegen de chaos te vechten,
gebukt onder dezware last van zijn vader's herinnering. Hij verliest enis niet
opgewassen tegen de vijandige natuur.Sterk mytisch doet daarnaast Arne aan, die
met grote vanzelfsprekenheid verricht, wat Alfred graag zou willendoen. Hij is
een suprieure, vrij persoonlijkheid, maarbehoudt toch met Alfred een sterk
menslijke binding. Quigstad is een soort mytische veroveraar `zwaait zijnhamer
als een god', die Alfred op een gegeven momentacherlaat. Mikkelsen die hem
letterlijk en figuurlijk volgt, mist hetgeweldige en onafhanklijke; een
ordinaire vorm vanQuigstad. Alfred probeert los te komen van zijn dode vader en
zoektdaarom naar diens plaatsvervanger: noch de professoren,noch de bewonderde,
maar veel te koel berekende, modernegeleerde Quigstad zijn daarvoor geschikt:
wel Arne. EnArne vindt de dood. Thema's :? het niet tevreden zijn met jezelf
(pure onzekerheid) Het leven : chaotische en zinloos. Mensen proberen in
zijnboeken vergeefs iets `zinvols' te doen. Dit mislukt bijnaaltijd. Mede door
allerlei toevalligheden en eenonberekenbare samenloop van omstandigheden. Waarom
gebeuren (vreemde) dingen ? : Er is een verwantschap met een oude Noorse mythe
en sagadoor Hella Haasse: Doodijs en hemelsteen in Raster;zomer1971. Daarin
speelt een uiterlijk menselijk verschijningvan geweldige kracht, die in toorn
geraakt, overslaanbaaris: Alfred lett. = de rede uit de taal der dwergen,
hier:die van de kleine burgers; Issendorf = te dorps, onmondig;Arne: oorspr. in
het Noors = haardstede, dus = vuur;Mikkelsen = de zoon van Mikkel (Noors voor
Reinaert devos), dus listig, onbetrouwbaar. Titelverklaring : Met nooit meer
slapen wordt aan de ene kant de doodbedoeld van Arne, maar ook het feit dat
Alfred in het landwaar de zon niet onder gaat en daardoor niet (ofnauwelijks)
kan slapen. Motto + Voorwoord : - Vertelwijze :Ik-perspektief, belevende ik. De
hoofdpersoon verteldtijdens zijn reis wat hij meemaakt. Chronologie : Het
verhaal loopt chronologisch, er zit eeen klein stukjevan Alfreds jeugd in,
waarin hij fluitist wilde worden. Tijdsbehandeling : Het verhaal duurt zo'n 4
maanden, begint in juni, eindigtin sept. Werkelijkheid : ? 1953, de
watersnoodramp in Zeeland. ? Roald Amundsen, de eerste persoon op de zuidpool.
? Lappen. ? Dr. Livingstone, ontdekkingsreiziger. ? De hunnebeldbouwers. ?
Botanisch Congres te Lzanne, juli 1947 ? Einstein ? God ? Mozes ? Socrates
? Marx ? Hemmingway ? Mensen die anderen niet vertrouwen, die steeds
alleenstaan. (deze dingen worden genoemd, maar worden niet allemaalmeegemaakt.)
Genre : Het is een psychologische roman, je namelijk met Alfredmee, weet waarom
hij terug gaat naar Arne en weet waaromhij eigelijk geoloog is geworden.
Willem Frederik Hermans wordt op 1 september 1921 geboren in het Diaconessenhuis aan de Overtoom in Amsterdam. Hij groeit op in een Amsterdams onderwijzersgezin. Zijn oudere zus is hem, vooral door zijn vader, altijd tot voorbeeld gesteld, maar Hermans blijft in haar schaduw staan. Zijn vader zegt hem dat hij niets kan, dat hij meer op zijn zus Corry zou moeten lijken. Hij haat haar. Zijn zus zal slechts 21 jaar oud worden. Als de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvallen, plegen zij en haar neef Piet Blind, met wie ze een geheime relatie had, zelfmoord. Deze gebeurtenis verandert zijn leven in meerdere opzichten. Hij is 18 als ze sterft en vanaf dat moment komt een einde aan zijn jeugd. De dood van zijn zus markeert ook een ander punt: de oorlog. Op het moment dat Nederland capituleert pleegt zij zelfmoord. Het zou goed kunnen dat dit voor de jonge Hermans aanvoelde als verraad. Als het erop aankomt, geeft zij op. De oorlogsjaren en de zelfmoord van zijn zus versterken het beeld dat hij van de wereld heeft: dat de wereld chaotisch is.
Boek informatie
- Nooit meer slapen
- Willem Frederik Hermans
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Willem Frederik Hermans