Arthur François Émile van Schendel
Van Schendel werd genoemd na zijn vader, de Nederlandse romanschrijver Arthur van Schendel (1874-1946). Op de leeftijd van tien, bewoog van zich Schendel met zijn ouders aan Itali?. Hij woonde het Gymnasium in Florence bij, en, in 1930, ging hij naar Parijs, kunstgeschiedenis in Sorbonne bestuderen. In 1933, keerde hij aan Nederland terug, waar hij een vrijwilliger in Amsterdam Rijksmuseum, in het Ministerie van schilderijen werd. In 1936, werd hij benoemd daar als medewerker. Tezelfdertijd werkte hij aan zijn dissertatie. Met een studie over vroege Lombard tekeningen, Engelse Lombardie jusqu'à Lavin du XVe van Le dessin siècle, verkreeg hij, in 1938, zijn graad in Sorbonne, onder de supervisie van Henri Focillon (q.v.). Hij hield zijn post bij het Ministerie van schilderijen in Rijksmuseum, waar hij, vlak v??r en tijdens de oorlog, in weg het evacueren van en het verbergen van de kunstwerken in diverse schuilplaatsen actief was. Na de oorlog, werd Van Schendel benoemd curator van het Ministerie van schilderijen. Zijn benoeming als directeur van de afdeling volgde in 1950. Het behoud van kunstwerken was onder zijn hoofdzorgen. Diverse schilderijen werden schoongemaakt, hersteld en werden werden onderzocht onder zijn supervisie, met inbegrip van het Horloge van de Nacht van Rembrandt. Het wetenschappelijke onderzoek met R?ntgenstralen en de infrarode fotografie van dit het schilderen werden uitgevoerd in samenwerking met Belgische deskundige Paul Coremans (q.v.). Deze studie leidde tot een publicatie in Oud Holland (1947), mede gecre?erd door van Schendel en de restaurateur, H.H. Mertens. Het onderzoek van de R?ntgenstraal van een ander meesterwerk, de Gouverneurs van Rembrandt van het Gilde van de Doek, die ook tot nieuw inzicht in het schilderen van Rembrandt techniek worden geleid. In 1963, nam Van Schendel het initiatief aan opstelling een onafhankelijk laboratorium in Amsterdam: VoorOnderzoek van Voorwerpen bestelwagen Kunst Engelse Wetenschap van Laboratorium van Centraal. Tezelfdertijd speelde hij een belangrijke rol in internationale organisaties op het gebied van het behoud en de restauratie van kunstwerken. Samen met Coremans en anderen, was hij actief in de stichting, in 1950, van het Londen gebaseerde Internationale Instituut voor Behoud van de Historische en Artistieke Werken (IIC). In 1959, nam hij aan de verwezenlijking van het Internationale Centrum voor de Studie van het Behoud en de Restauratie van Cultureel Bezit, in Rome deel. Tijdens verscheidene jaren, tussen 1965 en 1971, was hij de voorzitter van de Internationale Raad van Musea (ICOM). In zijn eigen museum, verkreeg hij, in 1959, de positie van directeur in leider, die David R?ell (q.v.) slaagt. Als directeur, vond hij zelden de tijd om kunst historisch onderzoek te doen. ??n van zijn taken was de voltooiing van de vernieuwing van Rijksmuseum, begon onder R?ell. De twee binnenhoven van het museum werden herbouwd het verstrekken van aanpassing voor de Ministeries van beeldhouwwerk en toepasten kunsten, en van Nederlandse geschiedenis. De ruimten werden ontworpen door Dick Elffers (1910-1990). Van Schendel bepleitte altijd een gematigde, maar aantrekkelijke presentatie van de kunstwerken, in een stille atmosfeer. Onder zijn directie, verwierf het museum een aantal schilderijen door belangrijke Nederlandse kunstenaars, met inbegrip van een triptiek door de bestelwagen Leiden van Lucas, en landschappen door Aelbert Cuyp, en Philips Koninck. Een andere belangrijke aankoop, in 1965, was 's nachts de Heilige Familie, die op dat ogenblik aan Rembrandt wordt toegeschreven. Een aantal belangrijke tentoonstellingen werden georganiseerd. 1968-1969 toont op Italiaanse fresko's, die eerst in het Metropolitaanse Museum in New York worden gehouden en later in Rijksmuseum in Amsterdam, omvatte een aantal fresko's gered na de vloed van 1966 in Florence. De tentoonstelling die van 1969 de dood van Rembrandt in 1669 herdenkt trok een verslagaantal 460.000 bezoekers aan. Van Schendel trok zich in 1975 terug. Voor deze gelegenheid, boden zijn collega's hem een speciale kwestie (23, 2 (1975) aan van het Bulletin van het Rijksmuseum. Van Schendel was nog actief in diverse organisaties, toen hij plotseling op de leeftijd van 68 stierf