Werkstuk: Parijs
1. Inhoud
1. INHOUD Blz. 2
2. INLEIDING Blz. 3
3. BEVOLKING Blz. 4
4. BESTUUR Blz. 5
5. FUNCTIES Blz. 6
5.1 Handel Blz. 7
5.2 Industrie Blz. 8
5.3 Instellingen Blz. 9
5.4 Musea Blz. 10
5.5 Toneel en muziek Blz. 12
6. VERKEER Blz. 13
7. STADSBEELD Blz. 14
7.1 Parken Blz. 16
7.2 Bouwkunst Blz. 17
7.2.1 Gotiek Blz. 18
7.2.2 Renaissance Blz. 20
7.2.3 Lodewijkstijlen Blz. 22
7.2.4 Negentiende eeuw Blz. 23
7.2.5 Twintigste eeuw Blz. 25
8. GESCHIEDENIS Blz. 29
9. BRONVERMELDING Blz. 30
2. Inleiding
Parijs, hoofdstad van Frankrijk, in het centrum van het Bekken van Parijs, aan weerszijden van de Seine. De stad (Ville de Paris), met 2,2 miljoen inwoners, beslaat een oppervlakte van 105,35 km2 en vormt niet alleen een aparte gemeente, maar is ook een apart departement (nr. 75) van Frankrijk. Het in de administratieve regio ?le-de-France. De Parijse agglomeratie (Agglom?ration de Paris) omvat in ruime zin een gebied van meer dan 1800 km2, verdeeld over 280 gemeenten met in totaal 9,6 miljoen inwoners. In enge zin beslaat de agglomeratie behalve de eigenlijke stad de proche banlieue, een rond de stad gelegen gordel (gemiddeld 6 km breed) van in totaal ca. 350 km2, verdeeld over 70 gemeenten in de departementen Hauts-de-Seine, Seine-Saint-Denis en Val-de-Marne.
3. Bevolking
In het begin van de 14de eeuw telde Parijs ongeveer 80 000 inwoners. Eind 16de eeuw was het inwonertal ongeveer 200 000 en eind 18de eeuw was het gestegen tot ongeveer 600 000. Na 1800 (ongeveer 548 000 inwoners) verliep de bevolkingsaanwas in een versneld tempo tot aan de Eerste Wereldoorlog. Sindsdien stagneerde het inwonertal en sinds eind jaren vijftig is het dalende. Met de groei van de bevolking ging een ruimtelijke uitbreiding van de stad gepaard: in de 14de eeuw bedroeg de oppervlakte ruim 400 hectare, in de tweede helft van de 17de eeuw ruim 1100 hectare, op het einde van de 18de eeuw ruim 3300 hectare. Nu bedraagt de oppervlakte ruim 10 500 hectare. Met de daling van het inwonertal van de Ville de Paris ging een bevolkingstoename ergens anders in de regio ?le-de-France gepaard. Nog steeds is er binnen de agglomeratie een herschikking van de bevolking gaande, namelijk door de bouw van zogenaamde villes nouvelles. Het inwonertal van de regio wordt geschat op 10,7 miljoen.
4. Bestuur
Parijs wordt zowel op gemeentelijk als departementaal niveau bestuurd. Op gemeentelijk niveau zijn er een gekozen gemeenteraad (Conseil de Paris; 109 leden), een gekozen burgemeester (Maire de Paris) en een door de Franse regering benoemde prefect van politie. Op departementaal niveau wordt Parijs bestuurd door een prefect (Pr?fet de Paris), die ook prefect van de regio ?le-de-France is.
Administratief is Parijs ingedeeld in twintig arrondissementen, die elk vier wijken (quartiers) omvatten. Binnen elk arrondissement functioneert een deels uit gekozen deels uit benoemde leden bestaande arrondissementscommissie met adviserende bevoegdheden ten aanzien van zaken die haar door de burgemeester of de gemeenteraad worden voorgelegd.
5. Functies
Als nationale hoofdstad van een sterk gecentraliseerde staat heeft Parijs een zeer veelzijdig economisch en cultureel leven. Sinds de jaren zestig wordt van overheidswege een decentralisatiebeleid gevoerd, wat met name is gekomen door enkele regionale centra rond de agglomeratie.
5.1 Handel
Parijs is een commercieel wereldcentrum voor luxegoederen (haute couture, parfums, juwelen). De stad is ook het voornaamste centrum van de nationale handel. Alle belangrijke Franse commerci?le ondernemingen hebben hun hoofdkwartier in Parijs. Parijs is ook het financi?le centrum van Frankrijk; 95% van de beurswaarden in Frankrijk wordt genoteerd op de beurs in de hoofdstad. Alle grote Franse bank- en verzekeringsmaatschappijen hebben hun hoofdkwartier in Parijs en er zijn veel filialen van vergelijkbare buitenlandse bedrijven. Een groot deel ervan is nu gelokaliseerd in het woon- en zakencentrum La D?fense (departement Hauts-de-Seine). Ook in de wijk Montparnasse (14de arrondissement) zijn veel zakelijke activiteiten geconcentreerd (onder meer het Centre International du Textile, CIT). De bevoorrading van de stad gebeurt via een groothandelsmarkt, sinds 1968 verhuisd van de beroemde Halles naar een modern gebouwencomplex te Rungis (departement Val-de-Marne); de vleesmarkt bevindt zich in La Villette (19de arrondissement).
Het traditionele economische centrum van Parijs ligt op de rechteroever van de Seine, waar onder meer de Beurs en enkele grote handels- en bankondernemingen zijn gelegen. Ook de handel in luxegoederen is voornamelijk in dit stadsdeel geconcentreerd: autosalons (Champs-Elys?es, Avenue de la Grande Arm?e), de grote modehuizen (omgeving Op?ra), diamantairs en juweliers (omgeving Place Vend?me). Sinds de jaren zeventig en tachtig echter is het economisch belang van de River Droite relatief afgenomen, hoewel de representatieve functie voor een groot deel intact is gebleven. Vooral de dienstverlenende sector is onderhevig geweest aan een sterke deconcentratie, waarbij als het meest opvallende voorbeeld de nieuwe zakencentra rond de in het zuiden van de agglomeratie gelegen Tour Maine-Montparnasse, het in het zuidwesten gelegen Front de Seine en het in het zuidoosten gelegen Austerlitz-Bercy-Lyon gelden.
Les Halles
Een foto van een slagerij in de inmiddels afgebroken markthallen (Les Halles) in het centrum van Parijs.
5.2 Industrie
In het centrum van de stad zijn de fabrieken van luxegoederen (bijvoorbeeld haute couture, parfumerie) en de grafische industrie (vooral in het Quartier Latin) geconcentreerd. In de rest van Parijs is de industrie het sterkst vertegenwoordigd in de noordoostelijke en zuidwestelijke arrondissementen. De wat zwaardere industrie?n liggen niet meer binnen de eigenlijke stadsgrenzen, maar in de verschillende voorsteden of ergens anders in de regio ?le-de-France. Gerekend over de hele regio zijn de belangrijkste branches de lichte metaalindustrie, automobiel- en vliegtuigindustrie, chemische industrie, fabricage van elektrische toestellen en farmaceutische producten en voedingsmiddelenindustrie.
5.3 Instellingen
Parijs is de zetel van het parlement, van het Hof van Cassatie en van een aantal internationale instellingen, waaronder de UNESCO, de Organisation de Coop?ration et de D?veloppement ?conomiques (OCDE), de Chambre de Commerce Internationale (CCI) en de Union de l'Europe Occidentale (UEO). De stad is ook de zetel van een rooms-katholiek aartsbisschop.
Parijs is een centrum van onderwijs en wetenschap. De Universit? de Paris (1971) omvat dertien vestigingen, waarvan negen in de stad zelf en vier in Nanterre, Orsay, Cr?teil en Villetaneuse; sommige faculteiten van de Acad?mie de Paris zijn gehuisvest in de gebouwen van de Sorbonne. Hoger onderwijs wordt daarnaast gegeven aan het Coll?ge de France, het Institut Catholique (1875), de ?cole Normale Sup?rieure (1794) en de ?cole Pratique des Hautes ?tudes. Instellingen voor gespecialiseerde opleidingen zijn het Institut Europ?en d'Administration des Affaires, de ?cole Polytechnique, de ?cole Nationale d'Administration (1945), de ?cole Nationale Sup?rieure de l'A?ronautique, de ?cole Nationale des Langues Orientales Vivantes, de school verbonden aan het Mus?um National d'Histoire Naturelle in de Jardin des Plantes, de ?cole Nationale Sup?rieure des Beaux-Arts en het Conservatoire National Sup?rieur de Musique (1795). Het conservatorium kreeg in 1990 een nieuwe behuizing in de Cit? de la Musique. Aan wetenschappelijke instellingen vallen onder andere te noemen: het Institut de France, het Institut Pasteur en het Institut du Monde Arabe. De stad heeft ook een astronomisch observatorium (1667). Belangrijke bibliotheken zijn onder andere de door Karel V gestichte Biblioth?que Nationale de France (sinds 1997 gehuisvest in een nieuw gebouwencomplex van D. Perrault), de Biblioth?que Sainte-Genevi?ve, de Biblioth?que de l'Arsenal (1756) en de bibliotheek van het Centre Pompidou (Centre Beaubourg).
Ter versterking van de oude belangrijke functie van de stad als congres- en vergadercentrum is in het westen, bij de kruising van de ringweg (boulevard p?riph?rique) met de Avenue de la Grande Arm?e (Porte Maillot), in de jaren zeventig een congrescentrum (Centre International de Paris, CIP) gebouwd, met een groot auditorium, veel congreszalen en expositiehallen, een hotel, restaurants. Van de vele tentoonstellingsruimten elders kunnen worden genoemd het Grand Palais, het Petit Palais en het Centre Pompidou.
5.4 Musea
Tot de bekendste musea horen het Mus?e du Louvre (1793) en het in het Centre Pompidou gehuisveste Mus?e National d'Art Moderne (1977), dat een goed overzicht geeft van de beeldende kunst van het fauvisme tot nu. Daarnaast is er de Galerie Nationale du Jeu de Paume, het Mus?e National de l’Orangerie (1852), het Mus?e d'Art Moderne de la Ville de Paris (1961) aan de Avenue du Pr?sident Wilson. Het Mus?e d’Orsay, met name bekend vanwege de grootste collectie impressionistische schilderkunst ter wereld, geniet tevens bekendheid vanwege de behuizing in
het oude spoorwegstation (1900) van Victor Laloux,
Mus?e d’Orsay
verbouwd door Gae Aulenti. De ‘galerie de zoologie’ van het Mus?um National d'Histoire Naturelle, in de Jardin des Plantes, is in de jaren negentig hersteld en biedt een spectaculaire blik op het rijke dierenleven. Ook het Mus?e Picasso (H?tel Sal?) is zeer modern ingericht (Roland Simounet, 1985). De verzameling van het Mus?e des Beaux-Arts de la Ville de Paris (1902; ondermeer schilderkunst tot de 19de eeuw) bevindt zich in het Petit Palais. Het Mus?e National des Arts Asiatiques ‘Guimet’ (1889; in 1991 verbouwd en uitgebreid) omvat een veelzijdige verzameling Aziatische kunst; het herbergt tevens de collecties kunst uit het Verre Oosten van het Louvre en het boeddhistisch pantheon (1990). Vermeldenswaard zijn ook het Mus?e des Arts D?coratifs (1883), het Mus?e Nissim de Camondo, dat een collectie van onder andere schilderijen, beeldhouwwerken en meubelen uit de 18de eeuw bevat, het Mus?e Jacquemart-Andr? (1912; collectie schilderijen, beeldhouwwerken, tapisserie?n, keramiek en glaswerk van de renaissance tot de 18de eeuw) en het Mus?e Rodin (1919) met een grote verzameling beeldhouwwerken van deze kunstenaar. Het Mus?e des Thermes et de l'H?tel de Cluny (1884) bezit, naast voorwerpen uit het dagelijks leven in de middeleeuwen, een belangrijke collectie tapisserie?n (zoals de reeks La dame ? la licorne); het omvat tevens de ru?nes van Gallo-Romeinse thermen (Thermes de Lut?ce, eind 2de eeuw) en altaren, destijds door Parijse zeevaarders opgericht ter ere van Jupiter. Een belangrijke archeologische collectie bezit ook het museum in de crypte van de N?tre-Dame (1980).
Centre Pompidou
Het Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou is een van de beroemdste toeristische trekpleisters van Parijs. Het werd in 1977 geopend. In het gebouw zijn onder andere het Mus?e National d'Art Moderne, het Centre de Cr?ation Industrielle en een openbare bibliotheek met audiovisuele middelen gevestigd.
Van de overige musea genieten bekendheid de Conciergerie als historische gevangenis, het Mus?e de l'Histoire de France (1867), het Mus?e Carnavalet (1880; geschiedenis van Parijs) en het Mus?e de la Mode et du Costume en het Mus?e des Arts de la Mode (1985). Andere gespecialiseerde musea zijn het Mus?e National des Monuments Fran?ais (1882) en het Mus?e de la Marine (1827), beide gevestigd in het Palais de Chaillot; het Palais de la D?couverte (1937), het Mus?e de l'Affiche (1978) en de in het H?tel des Invalides gehuisveste musea Mus?e des Plans-Reliefs (1668; o.m. maquettes van vestingsteden), Mus?e de l'Arm?e (1905), Mus?e des deux Guerres Mondiales (1914) en het Centre National de la Photographie. Ten slotte zijn er musea gewijd aan de schrijvers Honor? de Balzac en Victor Hugo (1902) en de schilders Gustave Moreau (1902), Eug?ne Delacroix (1971) en Ary Scheffer (1983).
5.5 Toneel en muziek
Er zijn te Parijs meer dan vijftig theaters. De belangrijkste toneelgezelschappen zijn die van La Com?die-Fran?aise, het Th??tre de l'Od?on en het Th??tre National Populaire. Verder is er een groot aantal kleinere gezelschappen, die vooral modern en avant-gardetoneel brengen.
Th??tre de l'Op?ra
Het gedecoreerde Operagebouw in Parijs (voltooid 1875), een ontwerp van architect Charles Garnier, was bedoeld om de grand op?ra een geschikt onderkomen te bieden. Het in de zaal volop aanwezig verguldsel benadrukte nog eens het culturele belang van de voorstelling en weerspiegelde ook de rijkdom van de weldoeners. In de hele negentiende eeuw was de opera bij de gegoede standen zeer geliefd.
De belangrijkste concertzalen zijn die van het Th??tre du Palais de Chaillot, het Th??tre des Champs-Elys?es, de Salle Pleyel en de concertzaal in de Cit? de la Musique (1995). De stad beschikt over verschillende orkesten, onder andere de Soci?t? des Concerts du Conservatoire, de Soci?t? des Concerts Pasdeloup, de Concerts Lamoureux en de Concerts Colonne. Opera wordt gegeven in het Th??tre National de l'Op?ra (of Palais Garnier), het Th??tre de l'Op?ra-Comique en de Op?ra Bastille. Op het gebied van music-hall zijn het Casino de Paris, de Folies-Berg?re en het Lido wereldberoemd.
Op?ra van Garnier
De Op?ra van Garnier, in gebruik genomen in 1875, is een typisch voorbeeld van de Napoleon III-stijl.
6. Verkeer
De verzorging van het openbaar personenvervoer van Parijs en omgeving gebeurt door de R?gie Autonome des Transports Parisiens (RATP), die alleen al binnen de stadsgrenzen ca. 100 buslijnen en een netwerk van 14 metrolijnen exploiteert. Om de belasting van het ondergrondse spoorwegnet op de spitsuren te verlichten, is het metronet uitgebreid door onder andere de aanleg van het R?seau Express R?gional (RER), een net van directe verbindingen tussen de verschillende voorsteden en het hart van Parijs (4 lijnen).
Kabelspoor van Montmartre
Dankzij de ligging aan de voet van de heuvel kan men met de kabelbaan van het Parijse Montmartre snel naar de Sacr?-Cœur.
Ondanks de aanleg van wegen voor doorgaand verkeer op de rechteroever van de Seine en van enkele tunnels, de bouw van een ringweg (boulevard p?riph?rique, 1973) en het in toenemende instellen van eenrichtingsverkeer blijft de verkeerscongestie op de spitsuren een ernstig probleem.
Parijs heeft negen spoorwegstations en bezit drie luchthavens: Charles de Gaulle (1973) in Roissy-en-France, ten noorden van de stad, Le Bourget en Orly, ten zuiden van de stad. Alle luchthavens van Parijs worden beheerd door de publiekrechtelijke instelling A?roports de Paris (1945).
7. Stadsbeeld
Parijs kent de indeling in Rive Droite, ten noorden, en Rive Gauche, ten zuiden van de Seine; in de rivier liggen de eilanden ?le de la Cit?, de oudste kern van de stad, en ?le St-Louis, met een 17de-eeuws aanzien.
H?tel Carnavalet (Parijs)
Met de bouw van het in renaissancistische stijl opgetrokken H?tel Carnavalet in Parijs, dat eerder H?tel de Ligneris heette, werd in 1554 begonnen onder leiding van de Franse architect Pierre Lescot (ongeveer 1510-1578), een eeuw later kreeg het zijn huidige aanzien van architect Fran?ois Mansart. Een van de vooraanstaande personen die het H?tel in de loop van de tijd hebben bewoond is de Franse schrijfster Mme de S?vign?; met tussenpozen verbleef zij er van 1677 tot aan haar dood in 1696 en hield er ook haar salons. Sinds 1880 is er het museum voor de geschiedenis van Parijs (mus?e Carnavalet) ondergebracht.
In het westen van de stad, in het verlengde van de Avenues des Champs-?lys?es en Charles de Gaulle, verrijst aan de overkant van de Seine het invloedrijke zakencentrum La D?fense. Meer naar het noorden in de Rive Droite bevindt zich de Butte Montmartre, bekend geworden als woonplaats van vele schilders (Place du Tertre, thans een toeristische attractie), met aan de voet van de heuvel de Place Pigalle en Place Blanche, centrum van het befaamde nachtleven (Moulin Rouge). Het Quartier des Halles heeft sinds de sloop (1971) van de markthallen uit 1854 een ontwikkeling doorgemaakt, waarbij een groot aantal moderne voorzieningen op het gebied van recreatie en uitgaansleven is verrezen, bijvoorbeeld het Forum des Halles (1979), een grotendeels ondergronds winkelcentrum.
Het beslissende moment
Cartier-Bresson was in staat foto’s te maken op het moment dat een gebeurtenis zou gaan plaatsvinden (het zogenaamde ‘beslissende moment’). Deze foto, Gare St. Lazare, Parijs, 1932, man die over een plas springt, is daar een voorbeeld van. Cartier-Bresson was de eerste fotograaf wiens werk in het Louvre in Parijs tentoongesteld werd.
Het gebied op de linkeroever van de Seine (Rive Gauche) heeft zijn traditionele functie, die van intellectueel centrum van Parijs, geleidelijk verloren. Nog steeds is hier het middelpunt het zogenaamde Quartier Latin, doorsneden door de elkaar kruisende Boulevards St-Michel en St-Germain, waar zich in de middeleeuwen verschillende scholen (bijvoorbeeld de Sorbonne) bevonden die door studenten uit geheel Europa werden bezocht en waar ook nu nog vele studenten wonen. Het is ook het middelpunt van uitgeverij, boekhandel (onder meer antiquariaten) en galerie?n, terwijl vooral St-Germain-des-Pr?s bekend werd als trefpunt van avant-gardeschrijvers en -artiesten. Het sterke, ten opzichte van het onderwijs gevoerde decentralisatiebeleid heeft onder andere geresulteerd in het verrijzen van een zogenaamde universiteitsstad (Cit? Universitaire; 14de arrondissement) tussen het Parc de Montsouris en de zuidelijke ringweg, de r?sidence te Antony en de bij de faculteiten in Nanterre behorende r?sidence. In de omgeving van het H?tel des Invalides liggen gebouwen van ministeries en ambassades.
In grote delen van de oude wijken van de stad zijn sanerings- en nieuwbouwprojecten ter hand genomen. Met name gelden hier de wijken rond de Place d'Italie en nabij de stations Gare du Nord en Gare de l'Est.
7.1 Parken
Op de rechteroever zijn de Jardin des Tuileries, aangelegd in typisch Franse stijl (Andr? Le N?tre), het elegante Parc Monceau, het Parc des Buttes-Chaumont, een van de meest bloemrijke parken van Parijs en het Parc Andr?-Citro?n op de terreinen van de oude autofabriek. Op het terrein van het voormalige abattoir is in de jaren tachtig en negentig het indrukwekkende complex van Parc de la Villette aangelegd. Op de linkeroever zijn de Jardin du Luxembourg, de Jardin des Plantes en het Parc de Montsouris (16 hectare). Buiten de directe stadskern vervullen het Bois de Boulogne (860 hectare), met de renbanen van Longchamp en Auteuil, en het Bois de Vincennes (980 hectare) met dierentuin, een belangrijke recreatieve functie.
7.2 Bouwkunst
Op het ?le de la Cit?, waar de Romeinen zich vestigden, zijn resten uit die tijd gevonden (in het museum in de crypte van de N?tre-Dame). Ook elders in de stad komen resten uit de Romeinse tijd voor, bijvoorbeeld de Ar?nes de Lut?ce, resten van een ruim aangelegd amfitheater, en de bij het huidige Mus?e de Cluny aansluitende thermen. Uit de tijd van Clovis en uit de Karolingische periode zijn nauwelijks sporen bewaard. Ook de romaanse stijl is spaarzaam vertegenwoordigd: het oudste gedeelte van de toren van de St-Germain-des-Pr?s dateert van voor 1014; het eveneens romaanse schip is in later eeuwen verbouwd.
7.2.1 Gotiek
Vermelding verdient de koortoren van de tot een voormalige benedictijnenabdij (nu Conservatoire des Arts et M?tiers) behorende kerk St-Martin-des-Champs (11de eeuw); toen de koorpartij van deze kerk tussen 1130 en 1140 werd verbouwd, paste men daar voor het eerst architectonische vormen toe die de gotiek aankondigden. Iets soortgelijks valt waar te nemen in de St-Pierre-de-Montmartre. Waterspuwer van de Notre-Dame
De waterspuwers (spuigaten voor het regenwater) van de kathedraal van de Notre-Dame in Parijs zijn gebeeldhouwd in gotische vormen. Deze monsters van steen ontstonden in de periode tussen 1163, het jaar waarin aan de bouw van de kathedraal werd begonnen, en de eerste helft van de 13de eeuw.
Nadrukkelijker gotisch is het in 1163 ingewijde koor van de
St-Germain-des-Pr?s met zijn van straalkapellen omgang. De eerste steenlegging van de kathedraal N?tre-Dame op het ?le de la Cit? vond in 1163 plaats; het koor was in 1177 nagenoeg af en eind 12de eeuw was het gebouw voor een groot deel gereed. De kerk (die in de 13de eeuw haar sculpturale versiering van de portalen kreeg) vertoont in haar massieve vormen, haar emporen boven de zijbeuken en haar zesdelige gewelven duidelijk het karakter van de gotiek van vroeger.
Notre Dame
De kathedraal van de Notre Dame staat op het ?le de la Cit?, in hartje Parijs. De bouw begon in 1163 en werd voltooid in 1225. De steunbogen, waarvan er hier enkele te zien zijn, was iets nieuws dat ervoor zorgde dat het schip tot een ongekende hoogte kon worden gebouwd. De spits is in de 19de eeuw bijgebouwd.
Aan het uitwendige van het koor werden de eerste luchtbogen toegepast. De invloed van de N?tre-Dame werkte door in de St-Julien-le-Pauvre (1165–1170) en in de 13de eeuw onder andere in de St-S?verin. Al in het begin van de 13de eeuw deed de stijlontwikkeling het feit dat men de lichtbeukvensters van de N?tre-Dame vergrootte, terwijl de zware luchtbogen vervangen werden door veel dunnere, die hun functie beter vervulden. Eerst onder Filips II Augustus (1165–1223) werd een aanvang gemaakt met de bebouwing van het gebied ten noorden van de Seine, waarbij de koning door het stichten van het Louvre zelf het voorbeeld gaf. Tijdens de regering van Lodewijk IX de Heilige (1214–1270) bereikte de gotiek haar hoogtepunt in de Sainte-Chapelle (1246–1248), waar, speciaal in de voor de reliek van de Doornenkroon bestemde bovenkapel, de stijl het toppunt van openheid, slankheid en, door de gebrandschilderde ramen, kleurigheid wist te bereiken. Een paar jaar later begon men de kruisbeuken van de N?tre-Dame om te bouwen in de geest van de tijd, waarbij Jean de Chelles en Pierre de Montreuil de bekendste bouwmeesters waren. Op het einde van de 13de eeuw ontstond het schip van de St-Martin-des-Champs en in de 14de eeuw kwamen enkele minder belangrijke kerken als de St-Leu-St-Gilles (circa 1320) en de St-Jean-de-Beauvais (1375–1380; door Raymond du Temple) tot stand. In deze periode won de profane architectuur aan invloed, niet alleen doordat adellijke families behuizingen bouwden, maar vooral door het feit dat de koningen hun paleis op het ?le de la Cit? een nieuw aanzien gaven, waarvan nu nog in de zogenaamde Conciergerie grote delen zijn terug te vinden. De opbloei van de kunsten werd afgeremd door de oorlogen tijdens de regeringen van Karel VI en Karel VII; eerst na 1429 vond een herleving plaats, maar dan wat betreft de late, flamboyante gotiek, wat tot uiting komt in de uitbouw van de St-Laurent (1429), van de St-M?dard en de St-Nicolas-des-Champs (beide midden 15de eeuw), maar vooral ook in de St-?tienne-du-Mont (voltooid 16de eeuw) en de St-Germain-l'Auxerrois; het hoogtepunt van de flamboyante stijl is zonder twijfel de St-S?verin (midden 15de – begin 16de eeuw). Profane bouwwerken uit deze tijd zijn onder andere het H?tel de Sens (1475–1508) en vooral het H?tel de Cluny (1485–1500). De Tour St-Jacques (1509–1523; Jean de Felin), de kerken St-Merri (1515–1551) en St-Gervais (midden 16de – begin 17de eeuw) zijn ook voorbeelden van de laat-gotische traditie. De St-Eustache (1532) verenigt een gotisch grondplan en een gotische constructiemethode met uitsluitend renaissancistische siermotieven.
7.2.2 Renaissance
Palais de Luxembourg, Parijs
Nadat hij in 1615 van Maria de M?dicis de opdracht had gekregen een paleis naar het model van het Palazzo Pitti in Florence te bouwen, koos Salomon Brosse voor een conventioneel ontwerp. De middelste paviljoenen bevinden zich naast de twee vooruitspringende hoekpaviljoenen met een leistenen dakwerk. Het portaal van de ingang is voorzien van een achthoekige koepel die typisch is voor de stijl van Lodewijk de 13de. De inrichting van het gebouw werd toevertrouwd aan Rubens, die een reeks van eenentwintig schilderijen schilderde waarin het leven van de koningin wordt weergegeven. Tegenwoordig bevinden de schilderijen zich in het Louvre. Later werd het Palais du Luxembourg aanzienlijk vergroot door Jean-Fran?ois Chalgrin en daarna door Alphonse de Gisors (19de eeuw). Tegenwoordig is de Senaat van de Franse Republiek er gevestigd.
De profane architectuur toonde zich moderner dan de religieuze, wat onder andere blijkt uit het in 1544 door Pierre Lescot ontworpen H?tel Carnavalet, dat de gotische vormen van het H?tel de Cluny in zuiver renaissancistische vertaalt, maar dat voor het overige in geen enkel opzicht meer herinnert aan de vroegere stijl, zoals dat ook het geval is met de sculpturale versieringen door Jean Goujon. Lescot en Goujon zijn grote namen in de Parijse renaissance. Zij werkten ook mee aan de Fontaine des Innocents (1547–1549) en aan de herbouw van het Louvre (begonnen 1546). Daarna volgden de Tuilerie?n, vanaf 1563 in opdracht van Catharina de M?dici gebouwd door Philibert Delorme (1510–1570), classicistischer van stijl dan het werk van Lescot (in 1871 verloren gegaan). Dit classicisme vond in Parijs een vruchtbare voedingsbodem. Onder Hendrik IV uitte het zich nog ingetogen in de verbouwing van de Place des Vosges (1607–1612) in een typische architectuur die baksteen met natuursteen combineert, wat ook geldt voor de Place Dauphine (1607). Rond 1615 ontving Salomon de Brosse van Maria de M?dici de opdracht voor haar een paleis te bouwen dat herinneren zou aan haar ouderlijke woonsplaats, het Palazzo Pitti te Florence; het resultaat, bekend als het Luxembourg (nu zetel van de Senaat), werd een compromis tussen Italiaanse en Franse architectuur.
7.2.3 Lodewijksteilen
Tijdens de regering van Lodewijk XIII werd Le Marais de stadswijk waar de adel zich bij voorkeur vestigde om er zijn prachtvolle paleizen te bouwen, die de inleiding vormden op de stijl van Lodewijk XIV. De Italiaanse invloed deed zich ook gevoelen op het terrein van de kerkelijke bouwkunst: een eerste bescheiden koepel verrees op de viering van de St-Joseph-des-Carmes, die het schema van de
Romeinse Ges? in het klein nabootste. Talrijke andere volgden: de jezu?etenkerk St-Paul-St-Louis (1627–1641), de kerk van de Sorbonne (1635; J. Lemercier), de Val-de-Gr?ce (ca. 1667 voltooid door G. le Duc). Vooral de laatstgenoemde imiteerde duidelijk de koepel van de St.-Pieter te Rome. Tijdens de regering van Lodewijk XIV ontstond een reeks belangrijke monumenten. Het Louvre werd uitgebreid en tussen 1671 en 1676 kwam naar plannen van Lib?ral Bruant het immense H?tel des Invalides tot stand, later door J.H. Mansart verrijkt met de zogenaamde D?me des Invalides (1693–1706), een van de hoogtepunten van de Franse architectuur. Franse versies van klassieke gegevens zijn de Porte Saint-Denis (1672; Blondel) en de Porte Saint-Martin (1674; Bullet), die het motief van de triomfboog nieuw leven inbliezen. Het voorbeeld van de Place des Vosges vond navolging in de Place des Victoires (1685; Mansart) en de Place Vend?me (1685–1720; Boffrand en Mansart). Vrijwel alle bekwame architecten van die tijd (Mansart, Bruant, Boffrand, Gittard, Bullet, Robert de Cotte) kregen opdrachten voor het bouwen van de zgn. h?tels, waarvan te vermelden zijn het H?tel de Soubise en het H?tel de Rohan (ongeveer 1705; Pierre-Alexis Delamair), waarin nu de Archives Nationales zijn ondergebracht. De huidige ambtswoning van de Franse president, het Elys?e, werd gebouwd in 1718.
De gemeenlijk naar Lodewijk XVI genoemde stijl vigeerde in feite al tijdens de regering van diens voorganger. De voornaamste vertegenwoordiger van de stijl was Ange-Jacques Gabriel (1698–1782), die onder andere de beide paleizen aan de noordzijde van de Place de la Concorde (het H?tel Crillon en het huidige Minist?re de la Marine) en de ?cole Militaire bouwde. De kerkelijke architectuur bereikte rond 1756 een hoogtepunt in de afbouw van de fa?ade van de St-Sulpice door J.-N. Servandoni (1695–1766), wat uit twee open colonnades bestond; beneden Toscaans en boven Korinthisch. Van groot belang was ook de bouw van de Ste-Genevi?ve (1764–1790, nu heet hetPanth?on), waarin de ontwerper Soufflot de rijzigheid van de gotiek wilde paren aan de zuiverheid en de pracht van de antieke architectuur.
7.2.4 Negentiende eeuw
Tijdens het Eerste Keizerrijk volgde men de oudheid na, niet alleen in triomfbogen (Arc de Triomphe de l'?toile, 1806–1836; Arc de Triomphe du Carrousel, 1808–1810) en erezuilen (Colonne Vend?me, 1806–1810), maar ook met een complete tempel (La Madeleine, 1806–1842), terwijl tempelfronten openbare gebouwen sierden, zoals de
Napoleon III huidige Assembl?e Nationale (1804–1807).
Arc de Triomphe
De Arc de Triomphe, een van de belangrijkste monumenten van Parijs, staat aan het eind van de Champs ?lys?es. In 1806 werd het in opdracht van Napoleon gebouwd, naar voorbeeld van de Boog van Constantijn in Rome. De Arc de Triomphe is de nationale cenotaaf van Frankrijk.
Tijdens de Restauratie kwamen enkele kerkgebouwen tot stand die voorbeelden van de christelijke oudheid imiteerden: dergelijke neobasilica's zijn de N?tre-Dame-de-Lorette (1823–1836) en de St-Vincent-de-Paul (1824–1844). Tijdens de regering van Lodewijk Filips kwam niet alleen de Colonne de Juillet op de Place de la Bastille tot stand, maar ook werd de Arc de l'?toile afgebouwd en het graf van Napoleon aangelegd onder de D?me des Invalides. Met de Ste-Clotilde (begonnen 1846 door Gau, voltooid 1856 door Ballu) deed de neogotiek haar intrede, met in haar kielzog de overgang tot de restauratie van onder andere de Sainte-Chapelle en de N?tre-Dame (vanaf 1837, door Viollet-le-Duc, Lassus en Duban).
Eiffeltoren
De Eiffeltoren torent in de schemering boven Parijs uit. De toren werd gebouwd ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1889. De Franse ingenieur Gustave Eiffel ontwierp de toren als een groot stalen geraamte met minimale windweerstand. Voor de bouw van dit meesterwerk van de 19de-eeuwse technologie is meer dan 6300 ton smeedijzer gebruikt.
Het waren Napoleon III en zijn prefect Haussmann die Parijs grondig vernieuwden: Haussmann doorsneed de stad met rechte avenues en boulevards en bouwde talrijke Seinebruggen. De ijzerconstructie werd gemeengoed in de architectuur: Victor Baltard paste haar toe bij de bouw van de in 1971 gesloopte Hallen (1854) en bij de bouw van de kerk St-Augustin (1860–1871). Uiteraard werd zij ook gebruikt voor de overkappingen van spoorwegstations, bijvoorbeeld de Gare du Nord (1863; door Hittorf). Het voornaamste bouwwerk van het Tweede Keizerrijk is zonder twijfel de Op?ra (1862–1875; C. Garnier), in- en uitwendig getuigend van de wat decadente luxe van de late 19de eeuw, maar tevens van een originele conceptie. In het laatste kwart van de 19de eeuw verrees o.m. de Sacr?-Cœur (1876–1910; Abadie) in romano-Byzantijnse vormen. Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van 1889 op het Champs de Mars kwamen als bravourestukjes van metaalconstructie de Eiffeltoren en de nu verdwenen Galerie des Machines (F. Dutert) tot stand; bij die van 1900 bouwde men het Grand Palais en het Petit Palais (C. Girault), evenals de Pont Alexandre III (R?sal en Alby) met zijn boogspanning van ruim 107 m en breedte van 40 m.
7.2.5 Twintigste eeuw
Het Th??tre des Champs-Elys?es (1910–1913; A. Perret) en de kerk St-Dominique (1913–1921; Gaudibert) behoorden tot de eerste voorbeelden van betonconstructie. Een apart accent wordt gevormd door de grote warenhuizen, die eveneens de moderne bouwmethoden benutten. De Art Nouveau werd onder andere toegepast aan metro-ingangen (Hector Guimard). Le.Corbusier bouwde (1931–1932) het Maison Suisse voor de Cit? Universitaire en in
Ingang van een metrostation
Hector Guimard heeft actief deelgenomen aan het ontstaan en de verspreiding van de Jugendstil door de talloze metro-ingangen die hij rond 1900 maakte. Deze gegoten vormen van ijzer en glas, in een sierlijke belijning, zijn direct ge?nspireerd op de plantenwereld.
1937 verving het Palais de Chaillot (Carlu, Boileau en Az?ma) het uit 1878 daterende Trocad?ro. Opmerkelijk in het huidige stadsbeeld is het verrijzen sinds eind jaren vijftig van enkele moderne kantoorgebouwen, waar architectuur en beeldende kunst in harmonie samengaan. Een goed voorbeeld hiervan is het hoofdgebouw van de UNESCO (1957–1958;
door M. Breuer, Pier Luigi Nervi en B. Zehrfuss), dat werd gedecoreerd met werken van beroemde kunstenaars als Picasso, Appel, Tamayo, Matta, Afro en Brassai; zo bevinden zich in de lounge de muurschildering De val van Icarus door Picasso (1958) en in de deels door Isamu Noguchi aangelegde tuinen (1956–1958) onder meer sculpturen van Arp en Calder (mobile). Het meest prestigieuze project in dit opzicht is echter wel de moderne woon- en zakenwijk La D?fense, waarvoor al in 1958 de eerste plannen werden getekend. Opvallende werken zijn hier het Nationaal Centrum voor Industrie en Technologie (CNIT; 1958) door B. Zehrfuss, de sculptuur Stabile (1978) van A. Calder en de indrukwekkende Grande Arche (1989), een kantorencomplex, tevens de moderne tegenhanger van de Arc de Triomphe, waarmee het op ??n lijn staat.
Glazen piramide
De controversi?le glazen piramide van I.M. Pei (voltooid in 1989) vormt de nieuwe toegang tot het Louvre in Parijs. Pei staat bekend om zijn unieke composities van geometrische vormen en heeft een grote reputatie opgebouwd door zijn creatieve gebruik van ruimte, oppervlakken en materialen. Over de hele wereld heeft hij openbare gebouwen ontworpen, strevend naar stedelijke vernieuwing.
Vermeldenswaard zijn verder de begin jaren zeventig gebouwde Tour Maine-Montparnasse (210 m hoog) bij het nieuwe station Gare Montparnasse (1969), waar zich ook het wooncomplex Les Echelles du Baroque (1979–1985; door R. Bofill) bevindt, en het Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou, kortweg Centre Pompidou (1975–1977; door Renzo Piano en R. Rogers), met in de nabijheid, op de Place Igor-Stravinsky, de mechanisch geanimeerde waterpartij (1983) van J. Tinguely en Niki de Saint-Phalle. De nieuwe toegang tot het Louvre, in de vorm van een glazen piramide (1981–1989), is van de hand van de architect Ieoh Ming Pei.
Grande Arche (la D?fense)
Bouwwerk van de Deen Von Spreckelsen, in 1989 in gebruik genomen.
In de villes nouvelles is vooral het werk van de Catalaanse architect R. Bofill opvallend: te Cergy-Pontoise de wooncomplexen La P?tite Cath?drale (1971) en Les Colonnes de St-Christophe (1981–1986; toren van D. Karavan) en te Marne-la-Vall?e Les Espaces d'Abraxas (1978–1983), een in drie delen (de Arc, het Palais en het Th??tre) opgetrokken wooncomplex met moderne recreatievoorzieningen en winkelcentra (zie ook Saint-Quentin-en-Yvelines).
Diverse Franse presidenten hebben hun sporen nagelaten in Parijs. Fran?ois Mitterrand spant vooralsnog met zijn ‘Grote Werken’ de kroon. Behalve het museum, de piramide van het Louvre et La Villette vallen daar ook onder de nieuwe Op?ra (Carlos Ott, 1989) en de Biblioth?que Nationale de France met zijn vier torens in de vorm van een opgengeslagen boek (Dominique Perrault, in 1996 gereedgekomen, in 1997 in gebruik genomen en in 1998 opengesteld). Van La Villette verdient de Cit? des Sciences et de l’Industrie aparte vermelding (Adrien Fainsilber) en de in het park geplaatste ‘follies’ (Bernard Tschumi).
Een publiekstrekker van geheel andere orde is het Institut du Monde Arabe (Jean Nouvel, 1987).
8. Geschiedenis
De oorsprong van Parijs lag op het eiland (thans ?le de la Cit?) in de Seine, waar een nederzetting van de Gallische stam der Parisii was gevestigd. In 52 voor Christus werd de plaats veroverd door de Romeinen, die haar de naam Lutetia gaven. In 356 vestigde keizer Flavius Claudius Julianus er zijn residentie. Hoewel de Frankische koning Chlodovech I in 508 Parijs, dat hij kort tevoren op de Romeinen had veroverd, als residentie koos, werd het door zijn opvolgers verlaten. Naarmate de territoriale en politieke macht van de dynastie der Capetingen, voortgekomen uit de graven van Parijs, groeide, nam de belangrijkheid van de stad toe.
Paris incendi?
Michael-Charles Fichot, Paris incendi?. Mus?e Carnavalet, Parijs. Van 21 tot en met 28 mei 1871, tijdens de zogeheten semaine sanglante ('bloedige week'), werd de opstandige beweging van de Parijse Commune na hevige gevechten neergeslagen. Voordat zij zich overgaven staken de commune-aanhangers enkele openbare gebouwen in brand zoals de Tuilerie?n, het H?tel de Ville en het ministerie van Financi?n.
In de 12de eeuw kreeg Parijs zijn eerste privileges, maar bleef onderworpen aan het koninklijk gezag, dat werd uitgeoefend door de pr?v?t royal. Er heerste een voortdurende strijd tussen het koopliedengilde van Parijs onder leiding van de pr?v?t des marchands en het koninklijk gezag, die pas na een mislukte staatsgreep van ?tienne Marcel (1358) zou eindigen met een nederlaag van het gilde. Onder Filips II August kreeg de stad nieuwe privileges (stapelrecht) en werd ze een centrum van bestuur. De bebouwde delen op de beide oevers van de Seine werden met muren omgeven. De roem van de Parijse scholen maakte de Franse hoofdstad tot het intellectuele centrum van
West-Europa.
Het steeds toenemende inwonertal van de stad, haar centrale ligging en haar functie van hoofdstad van een sterk centraliserende monarchie waren oorzaak van de doorslaggevende rol die Parijs in de Franse geschiedenis heeft gespeeld, onder andere in de Honderdjarige Oorlog en de Franse godsdienstoorlogen. Omdat Parijs altijd al een vrij rumoerige bevolking had, verkozen al de koningen uit het Huis Valois (begin 14de tot eind 16de eeuw) hun residentie te vestigen buiten Parijs. Na de Fronde (1648–1653) gaf ook Lodewijk XIV er de voorkeur aan buiten Parijs te verblijven. Bij het uitbreken van de Franse Revolutie waren het weer de gebeurtenissen te Parijs die de toon aangaven. De in 1789 opgerichte Commune van Parijs, het doorgaans radicale gemeentebestuur van de stad, werd door het Directoire afgeschaft; het stadsgebied werd ingedeeld in twaalf arrondissementen. Napoleon I Bonaparte stelde het geheel onder het gezag van de prefect van het departement Seine en van een bijzondere politieprefect. De industri?le revolutie bracht stijgende welvaart voor de opkomende burgerij, maar tevens een sterke groei van een explosieve arbeidersmassa, die zich in de oude wijken ophoopte. De sociale tegenstellingen vlamden in grote hevigheid op tijdens de Duitse belegering (1870–1871). De revolutionaire Commune van Parijs werd meedogenloos onderdrukt en liet haar sporen in het stadsbeeld duidelijk na. In de Tweede Wereldoorlog werd Parijs door de Duitsers bezet (juni 1940). Op 19 augustus 1944 brak tegen hen een opstand uit nog voor een Franse divisie de stad bevrijdde. In de maanden mei–juni 1968 was Parijs het centrum van de Meirevolte.
9. Bronvermelding
• http://www.vinden.nl
• http://www.parijs.nl
• Microsoft ? Encarta ? Encyclopedie Winkler Prins. ? 1993-2001
1. INHOUD Blz. 2
2. INLEIDING Blz. 3
3. BEVOLKING Blz. 4
4. BESTUUR Blz. 5
5. FUNCTIES Blz. 6
5.1 Handel Blz. 7
5.2 Industrie Blz. 8
5.3 Instellingen Blz. 9
5.4 Musea Blz. 10
5.5 Toneel en muziek Blz. 12
6. VERKEER Blz. 13
7. STADSBEELD Blz. 14
7.1 Parken Blz. 16
7.2 Bouwkunst Blz. 17
7.2.1 Gotiek Blz. 18
7.2.2 Renaissance Blz. 20
7.2.3 Lodewijkstijlen Blz. 22
7.2.4 Negentiende eeuw Blz. 23
7.2.5 Twintigste eeuw Blz. 25
8. GESCHIEDENIS Blz. 29
9. BRONVERMELDING Blz. 30
2. Inleiding
Parijs, hoofdstad van Frankrijk, in het centrum van het Bekken van Parijs, aan weerszijden van de Seine. De stad (Ville de Paris), met 2,2 miljoen inwoners, beslaat een oppervlakte van 105,35 km2 en vormt niet alleen een aparte gemeente, maar is ook een apart departement (nr. 75) van Frankrijk. Het in de administratieve regio ?le-de-France. De Parijse agglomeratie (Agglom?ration de Paris) omvat in ruime zin een gebied van meer dan 1800 km2, verdeeld over 280 gemeenten met in totaal 9,6 miljoen inwoners. In enge zin beslaat de agglomeratie behalve de eigenlijke stad de proche banlieue, een rond de stad gelegen gordel (gemiddeld 6 km breed) van in totaal ca. 350 km2, verdeeld over 70 gemeenten in de departementen Hauts-de-Seine, Seine-Saint-Denis en Val-de-Marne.
3. Bevolking
In het begin van de 14de eeuw telde Parijs ongeveer 80 000 inwoners. Eind 16de eeuw was het inwonertal ongeveer 200 000 en eind 18de eeuw was het gestegen tot ongeveer 600 000. Na 1800 (ongeveer 548 000 inwoners) verliep de bevolkingsaanwas in een versneld tempo tot aan de Eerste Wereldoorlog. Sindsdien stagneerde het inwonertal en sinds eind jaren vijftig is het dalende. Met de groei van de bevolking ging een ruimtelijke uitbreiding van de stad gepaard: in de 14de eeuw bedroeg de oppervlakte ruim 400 hectare, in de tweede helft van de 17de eeuw ruim 1100 hectare, op het einde van de 18de eeuw ruim 3300 hectare. Nu bedraagt de oppervlakte ruim 10 500 hectare. Met de daling van het inwonertal van de Ville de Paris ging een bevolkingstoename ergens anders in de regio ?le-de-France gepaard. Nog steeds is er binnen de agglomeratie een herschikking van de bevolking gaande, namelijk door de bouw van zogenaamde villes nouvelles. Het inwonertal van de regio wordt geschat op 10,7 miljoen.
4. Bestuur
Parijs wordt zowel op gemeentelijk als departementaal niveau bestuurd. Op gemeentelijk niveau zijn er een gekozen gemeenteraad (Conseil de Paris; 109 leden), een gekozen burgemeester (Maire de Paris) en een door de Franse regering benoemde prefect van politie. Op departementaal niveau wordt Parijs bestuurd door een prefect (Pr?fet de Paris), die ook prefect van de regio ?le-de-France is.
Administratief is Parijs ingedeeld in twintig arrondissementen, die elk vier wijken (quartiers) omvatten. Binnen elk arrondissement functioneert een deels uit gekozen deels uit benoemde leden bestaande arrondissementscommissie met adviserende bevoegdheden ten aanzien van zaken die haar door de burgemeester of de gemeenteraad worden voorgelegd.
5. Functies
Als nationale hoofdstad van een sterk gecentraliseerde staat heeft Parijs een zeer veelzijdig economisch en cultureel leven. Sinds de jaren zestig wordt van overheidswege een decentralisatiebeleid gevoerd, wat met name is gekomen door enkele regionale centra rond de agglomeratie.
5.1 Handel
Parijs is een commercieel wereldcentrum voor luxegoederen (haute couture, parfums, juwelen). De stad is ook het voornaamste centrum van de nationale handel. Alle belangrijke Franse commerci?le ondernemingen hebben hun hoofdkwartier in Parijs. Parijs is ook het financi?le centrum van Frankrijk; 95% van de beurswaarden in Frankrijk wordt genoteerd op de beurs in de hoofdstad. Alle grote Franse bank- en verzekeringsmaatschappijen hebben hun hoofdkwartier in Parijs en er zijn veel filialen van vergelijkbare buitenlandse bedrijven. Een groot deel ervan is nu gelokaliseerd in het woon- en zakencentrum La D?fense (departement Hauts-de-Seine). Ook in de wijk Montparnasse (14de arrondissement) zijn veel zakelijke activiteiten geconcentreerd (onder meer het Centre International du Textile, CIT). De bevoorrading van de stad gebeurt via een groothandelsmarkt, sinds 1968 verhuisd van de beroemde Halles naar een modern gebouwencomplex te Rungis (departement Val-de-Marne); de vleesmarkt bevindt zich in La Villette (19de arrondissement).
Het traditionele economische centrum van Parijs ligt op de rechteroever van de Seine, waar onder meer de Beurs en enkele grote handels- en bankondernemingen zijn gelegen. Ook de handel in luxegoederen is voornamelijk in dit stadsdeel geconcentreerd: autosalons (Champs-Elys?es, Avenue de la Grande Arm?e), de grote modehuizen (omgeving Op?ra), diamantairs en juweliers (omgeving Place Vend?me). Sinds de jaren zeventig en tachtig echter is het economisch belang van de River Droite relatief afgenomen, hoewel de representatieve functie voor een groot deel intact is gebleven. Vooral de dienstverlenende sector is onderhevig geweest aan een sterke deconcentratie, waarbij als het meest opvallende voorbeeld de nieuwe zakencentra rond de in het zuiden van de agglomeratie gelegen Tour Maine-Montparnasse, het in het zuidwesten gelegen Front de Seine en het in het zuidoosten gelegen Austerlitz-Bercy-Lyon gelden.
Les Halles
Een foto van een slagerij in de inmiddels afgebroken markthallen (Les Halles) in het centrum van Parijs.
5.2 Industrie
In het centrum van de stad zijn de fabrieken van luxegoederen (bijvoorbeeld haute couture, parfumerie) en de grafische industrie (vooral in het Quartier Latin) geconcentreerd. In de rest van Parijs is de industrie het sterkst vertegenwoordigd in de noordoostelijke en zuidwestelijke arrondissementen. De wat zwaardere industrie?n liggen niet meer binnen de eigenlijke stadsgrenzen, maar in de verschillende voorsteden of ergens anders in de regio ?le-de-France. Gerekend over de hele regio zijn de belangrijkste branches de lichte metaalindustrie, automobiel- en vliegtuigindustrie, chemische industrie, fabricage van elektrische toestellen en farmaceutische producten en voedingsmiddelenindustrie.
5.3 Instellingen
Parijs is de zetel van het parlement, van het Hof van Cassatie en van een aantal internationale instellingen, waaronder de UNESCO, de Organisation de Coop?ration et de D?veloppement ?conomiques (OCDE), de Chambre de Commerce Internationale (CCI) en de Union de l'Europe Occidentale (UEO). De stad is ook de zetel van een rooms-katholiek aartsbisschop.
Parijs is een centrum van onderwijs en wetenschap. De Universit? de Paris (1971) omvat dertien vestigingen, waarvan negen in de stad zelf en vier in Nanterre, Orsay, Cr?teil en Villetaneuse; sommige faculteiten van de Acad?mie de Paris zijn gehuisvest in de gebouwen van de Sorbonne. Hoger onderwijs wordt daarnaast gegeven aan het Coll?ge de France, het Institut Catholique (1875), de ?cole Normale Sup?rieure (1794) en de ?cole Pratique des Hautes ?tudes. Instellingen voor gespecialiseerde opleidingen zijn het Institut Europ?en d'Administration des Affaires, de ?cole Polytechnique, de ?cole Nationale d'Administration (1945), de ?cole Nationale Sup?rieure de l'A?ronautique, de ?cole Nationale des Langues Orientales Vivantes, de school verbonden aan het Mus?um National d'Histoire Naturelle in de Jardin des Plantes, de ?cole Nationale Sup?rieure des Beaux-Arts en het Conservatoire National Sup?rieur de Musique (1795). Het conservatorium kreeg in 1990 een nieuwe behuizing in de Cit? de la Musique. Aan wetenschappelijke instellingen vallen onder andere te noemen: het Institut de France, het Institut Pasteur en het Institut du Monde Arabe. De stad heeft ook een astronomisch observatorium (1667). Belangrijke bibliotheken zijn onder andere de door Karel V gestichte Biblioth?que Nationale de France (sinds 1997 gehuisvest in een nieuw gebouwencomplex van D. Perrault), de Biblioth?que Sainte-Genevi?ve, de Biblioth?que de l'Arsenal (1756) en de bibliotheek van het Centre Pompidou (Centre Beaubourg).
Ter versterking van de oude belangrijke functie van de stad als congres- en vergadercentrum is in het westen, bij de kruising van de ringweg (boulevard p?riph?rique) met de Avenue de la Grande Arm?e (Porte Maillot), in de jaren zeventig een congrescentrum (Centre International de Paris, CIP) gebouwd, met een groot auditorium, veel congreszalen en expositiehallen, een hotel, restaurants. Van de vele tentoonstellingsruimten elders kunnen worden genoemd het Grand Palais, het Petit Palais en het Centre Pompidou.
5.4 Musea
Tot de bekendste musea horen het Mus?e du Louvre (1793) en het in het Centre Pompidou gehuisveste Mus?e National d'Art Moderne (1977), dat een goed overzicht geeft van de beeldende kunst van het fauvisme tot nu. Daarnaast is er de Galerie Nationale du Jeu de Paume, het Mus?e National de l’Orangerie (1852), het Mus?e d'Art Moderne de la Ville de Paris (1961) aan de Avenue du Pr?sident Wilson. Het Mus?e d’Orsay, met name bekend vanwege de grootste collectie impressionistische schilderkunst ter wereld, geniet tevens bekendheid vanwege de behuizing in
het oude spoorwegstation (1900) van Victor Laloux,
Mus?e d’Orsay
verbouwd door Gae Aulenti. De ‘galerie de zoologie’ van het Mus?um National d'Histoire Naturelle, in de Jardin des Plantes, is in de jaren negentig hersteld en biedt een spectaculaire blik op het rijke dierenleven. Ook het Mus?e Picasso (H?tel Sal?) is zeer modern ingericht (Roland Simounet, 1985). De verzameling van het Mus?e des Beaux-Arts de la Ville de Paris (1902; ondermeer schilderkunst tot de 19de eeuw) bevindt zich in het Petit Palais. Het Mus?e National des Arts Asiatiques ‘Guimet’ (1889; in 1991 verbouwd en uitgebreid) omvat een veelzijdige verzameling Aziatische kunst; het herbergt tevens de collecties kunst uit het Verre Oosten van het Louvre en het boeddhistisch pantheon (1990). Vermeldenswaard zijn ook het Mus?e des Arts D?coratifs (1883), het Mus?e Nissim de Camondo, dat een collectie van onder andere schilderijen, beeldhouwwerken en meubelen uit de 18de eeuw bevat, het Mus?e Jacquemart-Andr? (1912; collectie schilderijen, beeldhouwwerken, tapisserie?n, keramiek en glaswerk van de renaissance tot de 18de eeuw) en het Mus?e Rodin (1919) met een grote verzameling beeldhouwwerken van deze kunstenaar. Het Mus?e des Thermes et de l'H?tel de Cluny (1884) bezit, naast voorwerpen uit het dagelijks leven in de middeleeuwen, een belangrijke collectie tapisserie?n (zoals de reeks La dame ? la licorne); het omvat tevens de ru?nes van Gallo-Romeinse thermen (Thermes de Lut?ce, eind 2de eeuw) en altaren, destijds door Parijse zeevaarders opgericht ter ere van Jupiter. Een belangrijke archeologische collectie bezit ook het museum in de crypte van de N?tre-Dame (1980).
Centre Pompidou
Het Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou is een van de beroemdste toeristische trekpleisters van Parijs. Het werd in 1977 geopend. In het gebouw zijn onder andere het Mus?e National d'Art Moderne, het Centre de Cr?ation Industrielle en een openbare bibliotheek met audiovisuele middelen gevestigd.
Van de overige musea genieten bekendheid de Conciergerie als historische gevangenis, het Mus?e de l'Histoire de France (1867), het Mus?e Carnavalet (1880; geschiedenis van Parijs) en het Mus?e de la Mode et du Costume en het Mus?e des Arts de la Mode (1985). Andere gespecialiseerde musea zijn het Mus?e National des Monuments Fran?ais (1882) en het Mus?e de la Marine (1827), beide gevestigd in het Palais de Chaillot; het Palais de la D?couverte (1937), het Mus?e de l'Affiche (1978) en de in het H?tel des Invalides gehuisveste musea Mus?e des Plans-Reliefs (1668; o.m. maquettes van vestingsteden), Mus?e de l'Arm?e (1905), Mus?e des deux Guerres Mondiales (1914) en het Centre National de la Photographie. Ten slotte zijn er musea gewijd aan de schrijvers Honor? de Balzac en Victor Hugo (1902) en de schilders Gustave Moreau (1902), Eug?ne Delacroix (1971) en Ary Scheffer (1983).
5.5 Toneel en muziek
Er zijn te Parijs meer dan vijftig theaters. De belangrijkste toneelgezelschappen zijn die van La Com?die-Fran?aise, het Th??tre de l'Od?on en het Th??tre National Populaire. Verder is er een groot aantal kleinere gezelschappen, die vooral modern en avant-gardetoneel brengen.
Th??tre de l'Op?ra
Het gedecoreerde Operagebouw in Parijs (voltooid 1875), een ontwerp van architect Charles Garnier, was bedoeld om de grand op?ra een geschikt onderkomen te bieden. Het in de zaal volop aanwezig verguldsel benadrukte nog eens het culturele belang van de voorstelling en weerspiegelde ook de rijkdom van de weldoeners. In de hele negentiende eeuw was de opera bij de gegoede standen zeer geliefd.
De belangrijkste concertzalen zijn die van het Th??tre du Palais de Chaillot, het Th??tre des Champs-Elys?es, de Salle Pleyel en de concertzaal in de Cit? de la Musique (1995). De stad beschikt over verschillende orkesten, onder andere de Soci?t? des Concerts du Conservatoire, de Soci?t? des Concerts Pasdeloup, de Concerts Lamoureux en de Concerts Colonne. Opera wordt gegeven in het Th??tre National de l'Op?ra (of Palais Garnier), het Th??tre de l'Op?ra-Comique en de Op?ra Bastille. Op het gebied van music-hall zijn het Casino de Paris, de Folies-Berg?re en het Lido wereldberoemd.
Op?ra van Garnier
De Op?ra van Garnier, in gebruik genomen in 1875, is een typisch voorbeeld van de Napoleon III-stijl.
6. Verkeer
De verzorging van het openbaar personenvervoer van Parijs en omgeving gebeurt door de R?gie Autonome des Transports Parisiens (RATP), die alleen al binnen de stadsgrenzen ca. 100 buslijnen en een netwerk van 14 metrolijnen exploiteert. Om de belasting van het ondergrondse spoorwegnet op de spitsuren te verlichten, is het metronet uitgebreid door onder andere de aanleg van het R?seau Express R?gional (RER), een net van directe verbindingen tussen de verschillende voorsteden en het hart van Parijs (4 lijnen).
Kabelspoor van Montmartre
Dankzij de ligging aan de voet van de heuvel kan men met de kabelbaan van het Parijse Montmartre snel naar de Sacr?-Cœur.
Ondanks de aanleg van wegen voor doorgaand verkeer op de rechteroever van de Seine en van enkele tunnels, de bouw van een ringweg (boulevard p?riph?rique, 1973) en het in toenemende instellen van eenrichtingsverkeer blijft de verkeerscongestie op de spitsuren een ernstig probleem.
Parijs heeft negen spoorwegstations en bezit drie luchthavens: Charles de Gaulle (1973) in Roissy-en-France, ten noorden van de stad, Le Bourget en Orly, ten zuiden van de stad. Alle luchthavens van Parijs worden beheerd door de publiekrechtelijke instelling A?roports de Paris (1945).
7. Stadsbeeld
Parijs kent de indeling in Rive Droite, ten noorden, en Rive Gauche, ten zuiden van de Seine; in de rivier liggen de eilanden ?le de la Cit?, de oudste kern van de stad, en ?le St-Louis, met een 17de-eeuws aanzien.
H?tel Carnavalet (Parijs)
Met de bouw van het in renaissancistische stijl opgetrokken H?tel Carnavalet in Parijs, dat eerder H?tel de Ligneris heette, werd in 1554 begonnen onder leiding van de Franse architect Pierre Lescot (ongeveer 1510-1578), een eeuw later kreeg het zijn huidige aanzien van architect Fran?ois Mansart. Een van de vooraanstaande personen die het H?tel in de loop van de tijd hebben bewoond is de Franse schrijfster Mme de S?vign?; met tussenpozen verbleef zij er van 1677 tot aan haar dood in 1696 en hield er ook haar salons. Sinds 1880 is er het museum voor de geschiedenis van Parijs (mus?e Carnavalet) ondergebracht.
In het westen van de stad, in het verlengde van de Avenues des Champs-?lys?es en Charles de Gaulle, verrijst aan de overkant van de Seine het invloedrijke zakencentrum La D?fense. Meer naar het noorden in de Rive Droite bevindt zich de Butte Montmartre, bekend geworden als woonplaats van vele schilders (Place du Tertre, thans een toeristische attractie), met aan de voet van de heuvel de Place Pigalle en Place Blanche, centrum van het befaamde nachtleven (Moulin Rouge). Het Quartier des Halles heeft sinds de sloop (1971) van de markthallen uit 1854 een ontwikkeling doorgemaakt, waarbij een groot aantal moderne voorzieningen op het gebied van recreatie en uitgaansleven is verrezen, bijvoorbeeld het Forum des Halles (1979), een grotendeels ondergronds winkelcentrum.
Het beslissende moment
Cartier-Bresson was in staat foto’s te maken op het moment dat een gebeurtenis zou gaan plaatsvinden (het zogenaamde ‘beslissende moment’). Deze foto, Gare St. Lazare, Parijs, 1932, man die over een plas springt, is daar een voorbeeld van. Cartier-Bresson was de eerste fotograaf wiens werk in het Louvre in Parijs tentoongesteld werd.
Het gebied op de linkeroever van de Seine (Rive Gauche) heeft zijn traditionele functie, die van intellectueel centrum van Parijs, geleidelijk verloren. Nog steeds is hier het middelpunt het zogenaamde Quartier Latin, doorsneden door de elkaar kruisende Boulevards St-Michel en St-Germain, waar zich in de middeleeuwen verschillende scholen (bijvoorbeeld de Sorbonne) bevonden die door studenten uit geheel Europa werden bezocht en waar ook nu nog vele studenten wonen. Het is ook het middelpunt van uitgeverij, boekhandel (onder meer antiquariaten) en galerie?n, terwijl vooral St-Germain-des-Pr?s bekend werd als trefpunt van avant-gardeschrijvers en -artiesten. Het sterke, ten opzichte van het onderwijs gevoerde decentralisatiebeleid heeft onder andere geresulteerd in het verrijzen van een zogenaamde universiteitsstad (Cit? Universitaire; 14de arrondissement) tussen het Parc de Montsouris en de zuidelijke ringweg, de r?sidence te Antony en de bij de faculteiten in Nanterre behorende r?sidence. In de omgeving van het H?tel des Invalides liggen gebouwen van ministeries en ambassades.
In grote delen van de oude wijken van de stad zijn sanerings- en nieuwbouwprojecten ter hand genomen. Met name gelden hier de wijken rond de Place d'Italie en nabij de stations Gare du Nord en Gare de l'Est.
7.1 Parken
Op de rechteroever zijn de Jardin des Tuileries, aangelegd in typisch Franse stijl (Andr? Le N?tre), het elegante Parc Monceau, het Parc des Buttes-Chaumont, een van de meest bloemrijke parken van Parijs en het Parc Andr?-Citro?n op de terreinen van de oude autofabriek. Op het terrein van het voormalige abattoir is in de jaren tachtig en negentig het indrukwekkende complex van Parc de la Villette aangelegd. Op de linkeroever zijn de Jardin du Luxembourg, de Jardin des Plantes en het Parc de Montsouris (16 hectare). Buiten de directe stadskern vervullen het Bois de Boulogne (860 hectare), met de renbanen van Longchamp en Auteuil, en het Bois de Vincennes (980 hectare) met dierentuin, een belangrijke recreatieve functie.
7.2 Bouwkunst
Op het ?le de la Cit?, waar de Romeinen zich vestigden, zijn resten uit die tijd gevonden (in het museum in de crypte van de N?tre-Dame). Ook elders in de stad komen resten uit de Romeinse tijd voor, bijvoorbeeld de Ar?nes de Lut?ce, resten van een ruim aangelegd amfitheater, en de bij het huidige Mus?e de Cluny aansluitende thermen. Uit de tijd van Clovis en uit de Karolingische periode zijn nauwelijks sporen bewaard. Ook de romaanse stijl is spaarzaam vertegenwoordigd: het oudste gedeelte van de toren van de St-Germain-des-Pr?s dateert van voor 1014; het eveneens romaanse schip is in later eeuwen verbouwd.
7.2.1 Gotiek
Vermelding verdient de koortoren van de tot een voormalige benedictijnenabdij (nu Conservatoire des Arts et M?tiers) behorende kerk St-Martin-des-Champs (11de eeuw); toen de koorpartij van deze kerk tussen 1130 en 1140 werd verbouwd, paste men daar voor het eerst architectonische vormen toe die de gotiek aankondigden. Iets soortgelijks valt waar te nemen in de St-Pierre-de-Montmartre. Waterspuwer van de Notre-Dame
De waterspuwers (spuigaten voor het regenwater) van de kathedraal van de Notre-Dame in Parijs zijn gebeeldhouwd in gotische vormen. Deze monsters van steen ontstonden in de periode tussen 1163, het jaar waarin aan de bouw van de kathedraal werd begonnen, en de eerste helft van de 13de eeuw.
Nadrukkelijker gotisch is het in 1163 ingewijde koor van de
St-Germain-des-Pr?s met zijn van straalkapellen omgang. De eerste steenlegging van de kathedraal N?tre-Dame op het ?le de la Cit? vond in 1163 plaats; het koor was in 1177 nagenoeg af en eind 12de eeuw was het gebouw voor een groot deel gereed. De kerk (die in de 13de eeuw haar sculpturale versiering van de portalen kreeg) vertoont in haar massieve vormen, haar emporen boven de zijbeuken en haar zesdelige gewelven duidelijk het karakter van de gotiek van vroeger.
Notre Dame
De kathedraal van de Notre Dame staat op het ?le de la Cit?, in hartje Parijs. De bouw begon in 1163 en werd voltooid in 1225. De steunbogen, waarvan er hier enkele te zien zijn, was iets nieuws dat ervoor zorgde dat het schip tot een ongekende hoogte kon worden gebouwd. De spits is in de 19de eeuw bijgebouwd.
Aan het uitwendige van het koor werden de eerste luchtbogen toegepast. De invloed van de N?tre-Dame werkte door in de St-Julien-le-Pauvre (1165–1170) en in de 13de eeuw onder andere in de St-S?verin. Al in het begin van de 13de eeuw deed de stijlontwikkeling het feit dat men de lichtbeukvensters van de N?tre-Dame vergrootte, terwijl de zware luchtbogen vervangen werden door veel dunnere, die hun functie beter vervulden. Eerst onder Filips II Augustus (1165–1223) werd een aanvang gemaakt met de bebouwing van het gebied ten noorden van de Seine, waarbij de koning door het stichten van het Louvre zelf het voorbeeld gaf. Tijdens de regering van Lodewijk IX de Heilige (1214–1270) bereikte de gotiek haar hoogtepunt in de Sainte-Chapelle (1246–1248), waar, speciaal in de voor de reliek van de Doornenkroon bestemde bovenkapel, de stijl het toppunt van openheid, slankheid en, door de gebrandschilderde ramen, kleurigheid wist te bereiken. Een paar jaar later begon men de kruisbeuken van de N?tre-Dame om te bouwen in de geest van de tijd, waarbij Jean de Chelles en Pierre de Montreuil de bekendste bouwmeesters waren. Op het einde van de 13de eeuw ontstond het schip van de St-Martin-des-Champs en in de 14de eeuw kwamen enkele minder belangrijke kerken als de St-Leu-St-Gilles (circa 1320) en de St-Jean-de-Beauvais (1375–1380; door Raymond du Temple) tot stand. In deze periode won de profane architectuur aan invloed, niet alleen doordat adellijke families behuizingen bouwden, maar vooral door het feit dat de koningen hun paleis op het ?le de la Cit? een nieuw aanzien gaven, waarvan nu nog in de zogenaamde Conciergerie grote delen zijn terug te vinden. De opbloei van de kunsten werd afgeremd door de oorlogen tijdens de regeringen van Karel VI en Karel VII; eerst na 1429 vond een herleving plaats, maar dan wat betreft de late, flamboyante gotiek, wat tot uiting komt in de uitbouw van de St-Laurent (1429), van de St-M?dard en de St-Nicolas-des-Champs (beide midden 15de eeuw), maar vooral ook in de St-?tienne-du-Mont (voltooid 16de eeuw) en de St-Germain-l'Auxerrois; het hoogtepunt van de flamboyante stijl is zonder twijfel de St-S?verin (midden 15de – begin 16de eeuw). Profane bouwwerken uit deze tijd zijn onder andere het H?tel de Sens (1475–1508) en vooral het H?tel de Cluny (1485–1500). De Tour St-Jacques (1509–1523; Jean de Felin), de kerken St-Merri (1515–1551) en St-Gervais (midden 16de – begin 17de eeuw) zijn ook voorbeelden van de laat-gotische traditie. De St-Eustache (1532) verenigt een gotisch grondplan en een gotische constructiemethode met uitsluitend renaissancistische siermotieven.
7.2.2 Renaissance
Palais de Luxembourg, Parijs
Nadat hij in 1615 van Maria de M?dicis de opdracht had gekregen een paleis naar het model van het Palazzo Pitti in Florence te bouwen, koos Salomon Brosse voor een conventioneel ontwerp. De middelste paviljoenen bevinden zich naast de twee vooruitspringende hoekpaviljoenen met een leistenen dakwerk. Het portaal van de ingang is voorzien van een achthoekige koepel die typisch is voor de stijl van Lodewijk de 13de. De inrichting van het gebouw werd toevertrouwd aan Rubens, die een reeks van eenentwintig schilderijen schilderde waarin het leven van de koningin wordt weergegeven. Tegenwoordig bevinden de schilderijen zich in het Louvre. Later werd het Palais du Luxembourg aanzienlijk vergroot door Jean-Fran?ois Chalgrin en daarna door Alphonse de Gisors (19de eeuw). Tegenwoordig is de Senaat van de Franse Republiek er gevestigd.
De profane architectuur toonde zich moderner dan de religieuze, wat onder andere blijkt uit het in 1544 door Pierre Lescot ontworpen H?tel Carnavalet, dat de gotische vormen van het H?tel de Cluny in zuiver renaissancistische vertaalt, maar dat voor het overige in geen enkel opzicht meer herinnert aan de vroegere stijl, zoals dat ook het geval is met de sculpturale versieringen door Jean Goujon. Lescot en Goujon zijn grote namen in de Parijse renaissance. Zij werkten ook mee aan de Fontaine des Innocents (1547–1549) en aan de herbouw van het Louvre (begonnen 1546). Daarna volgden de Tuilerie?n, vanaf 1563 in opdracht van Catharina de M?dici gebouwd door Philibert Delorme (1510–1570), classicistischer van stijl dan het werk van Lescot (in 1871 verloren gegaan). Dit classicisme vond in Parijs een vruchtbare voedingsbodem. Onder Hendrik IV uitte het zich nog ingetogen in de verbouwing van de Place des Vosges (1607–1612) in een typische architectuur die baksteen met natuursteen combineert, wat ook geldt voor de Place Dauphine (1607). Rond 1615 ontving Salomon de Brosse van Maria de M?dici de opdracht voor haar een paleis te bouwen dat herinneren zou aan haar ouderlijke woonsplaats, het Palazzo Pitti te Florence; het resultaat, bekend als het Luxembourg (nu zetel van de Senaat), werd een compromis tussen Italiaanse en Franse architectuur.
7.2.3 Lodewijksteilen
Tijdens de regering van Lodewijk XIII werd Le Marais de stadswijk waar de adel zich bij voorkeur vestigde om er zijn prachtvolle paleizen te bouwen, die de inleiding vormden op de stijl van Lodewijk XIV. De Italiaanse invloed deed zich ook gevoelen op het terrein van de kerkelijke bouwkunst: een eerste bescheiden koepel verrees op de viering van de St-Joseph-des-Carmes, die het schema van de
Romeinse Ges? in het klein nabootste. Talrijke andere volgden: de jezu?etenkerk St-Paul-St-Louis (1627–1641), de kerk van de Sorbonne (1635; J. Lemercier), de Val-de-Gr?ce (ca. 1667 voltooid door G. le Duc). Vooral de laatstgenoemde imiteerde duidelijk de koepel van de St.-Pieter te Rome. Tijdens de regering van Lodewijk XIV ontstond een reeks belangrijke monumenten. Het Louvre werd uitgebreid en tussen 1671 en 1676 kwam naar plannen van Lib?ral Bruant het immense H?tel des Invalides tot stand, later door J.H. Mansart verrijkt met de zogenaamde D?me des Invalides (1693–1706), een van de hoogtepunten van de Franse architectuur. Franse versies van klassieke gegevens zijn de Porte Saint-Denis (1672; Blondel) en de Porte Saint-Martin (1674; Bullet), die het motief van de triomfboog nieuw leven inbliezen. Het voorbeeld van de Place des Vosges vond navolging in de Place des Victoires (1685; Mansart) en de Place Vend?me (1685–1720; Boffrand en Mansart). Vrijwel alle bekwame architecten van die tijd (Mansart, Bruant, Boffrand, Gittard, Bullet, Robert de Cotte) kregen opdrachten voor het bouwen van de zgn. h?tels, waarvan te vermelden zijn het H?tel de Soubise en het H?tel de Rohan (ongeveer 1705; Pierre-Alexis Delamair), waarin nu de Archives Nationales zijn ondergebracht. De huidige ambtswoning van de Franse president, het Elys?e, werd gebouwd in 1718.
De gemeenlijk naar Lodewijk XVI genoemde stijl vigeerde in feite al tijdens de regering van diens voorganger. De voornaamste vertegenwoordiger van de stijl was Ange-Jacques Gabriel (1698–1782), die onder andere de beide paleizen aan de noordzijde van de Place de la Concorde (het H?tel Crillon en het huidige Minist?re de la Marine) en de ?cole Militaire bouwde. De kerkelijke architectuur bereikte rond 1756 een hoogtepunt in de afbouw van de fa?ade van de St-Sulpice door J.-N. Servandoni (1695–1766), wat uit twee open colonnades bestond; beneden Toscaans en boven Korinthisch. Van groot belang was ook de bouw van de Ste-Genevi?ve (1764–1790, nu heet hetPanth?on), waarin de ontwerper Soufflot de rijzigheid van de gotiek wilde paren aan de zuiverheid en de pracht van de antieke architectuur.
7.2.4 Negentiende eeuw
Tijdens het Eerste Keizerrijk volgde men de oudheid na, niet alleen in triomfbogen (Arc de Triomphe de l'?toile, 1806–1836; Arc de Triomphe du Carrousel, 1808–1810) en erezuilen (Colonne Vend?me, 1806–1810), maar ook met een complete tempel (La Madeleine, 1806–1842), terwijl tempelfronten openbare gebouwen sierden, zoals de
Napoleon III huidige Assembl?e Nationale (1804–1807).
Arc de Triomphe
De Arc de Triomphe, een van de belangrijkste monumenten van Parijs, staat aan het eind van de Champs ?lys?es. In 1806 werd het in opdracht van Napoleon gebouwd, naar voorbeeld van de Boog van Constantijn in Rome. De Arc de Triomphe is de nationale cenotaaf van Frankrijk.
Tijdens de Restauratie kwamen enkele kerkgebouwen tot stand die voorbeelden van de christelijke oudheid imiteerden: dergelijke neobasilica's zijn de N?tre-Dame-de-Lorette (1823–1836) en de St-Vincent-de-Paul (1824–1844). Tijdens de regering van Lodewijk Filips kwam niet alleen de Colonne de Juillet op de Place de la Bastille tot stand, maar ook werd de Arc de l'?toile afgebouwd en het graf van Napoleon aangelegd onder de D?me des Invalides. Met de Ste-Clotilde (begonnen 1846 door Gau, voltooid 1856 door Ballu) deed de neogotiek haar intrede, met in haar kielzog de overgang tot de restauratie van onder andere de Sainte-Chapelle en de N?tre-Dame (vanaf 1837, door Viollet-le-Duc, Lassus en Duban).
Eiffeltoren
De Eiffeltoren torent in de schemering boven Parijs uit. De toren werd gebouwd ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1889. De Franse ingenieur Gustave Eiffel ontwierp de toren als een groot stalen geraamte met minimale windweerstand. Voor de bouw van dit meesterwerk van de 19de-eeuwse technologie is meer dan 6300 ton smeedijzer gebruikt.
Het waren Napoleon III en zijn prefect Haussmann die Parijs grondig vernieuwden: Haussmann doorsneed de stad met rechte avenues en boulevards en bouwde talrijke Seinebruggen. De ijzerconstructie werd gemeengoed in de architectuur: Victor Baltard paste haar toe bij de bouw van de in 1971 gesloopte Hallen (1854) en bij de bouw van de kerk St-Augustin (1860–1871). Uiteraard werd zij ook gebruikt voor de overkappingen van spoorwegstations, bijvoorbeeld de Gare du Nord (1863; door Hittorf). Het voornaamste bouwwerk van het Tweede Keizerrijk is zonder twijfel de Op?ra (1862–1875; C. Garnier), in- en uitwendig getuigend van de wat decadente luxe van de late 19de eeuw, maar tevens van een originele conceptie. In het laatste kwart van de 19de eeuw verrees o.m. de Sacr?-Cœur (1876–1910; Abadie) in romano-Byzantijnse vormen. Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van 1889 op het Champs de Mars kwamen als bravourestukjes van metaalconstructie de Eiffeltoren en de nu verdwenen Galerie des Machines (F. Dutert) tot stand; bij die van 1900 bouwde men het Grand Palais en het Petit Palais (C. Girault), evenals de Pont Alexandre III (R?sal en Alby) met zijn boogspanning van ruim 107 m en breedte van 40 m.
7.2.5 Twintigste eeuw
Het Th??tre des Champs-Elys?es (1910–1913; A. Perret) en de kerk St-Dominique (1913–1921; Gaudibert) behoorden tot de eerste voorbeelden van betonconstructie. Een apart accent wordt gevormd door de grote warenhuizen, die eveneens de moderne bouwmethoden benutten. De Art Nouveau werd onder andere toegepast aan metro-ingangen (Hector Guimard). Le.Corbusier bouwde (1931–1932) het Maison Suisse voor de Cit? Universitaire en in
Ingang van een metrostation
Hector Guimard heeft actief deelgenomen aan het ontstaan en de verspreiding van de Jugendstil door de talloze metro-ingangen die hij rond 1900 maakte. Deze gegoten vormen van ijzer en glas, in een sierlijke belijning, zijn direct ge?nspireerd op de plantenwereld.
1937 verving het Palais de Chaillot (Carlu, Boileau en Az?ma) het uit 1878 daterende Trocad?ro. Opmerkelijk in het huidige stadsbeeld is het verrijzen sinds eind jaren vijftig van enkele moderne kantoorgebouwen, waar architectuur en beeldende kunst in harmonie samengaan. Een goed voorbeeld hiervan is het hoofdgebouw van de UNESCO (1957–1958;
door M. Breuer, Pier Luigi Nervi en B. Zehrfuss), dat werd gedecoreerd met werken van beroemde kunstenaars als Picasso, Appel, Tamayo, Matta, Afro en Brassai; zo bevinden zich in de lounge de muurschildering De val van Icarus door Picasso (1958) en in de deels door Isamu Noguchi aangelegde tuinen (1956–1958) onder meer sculpturen van Arp en Calder (mobile). Het meest prestigieuze project in dit opzicht is echter wel de moderne woon- en zakenwijk La D?fense, waarvoor al in 1958 de eerste plannen werden getekend. Opvallende werken zijn hier het Nationaal Centrum voor Industrie en Technologie (CNIT; 1958) door B. Zehrfuss, de sculptuur Stabile (1978) van A. Calder en de indrukwekkende Grande Arche (1989), een kantorencomplex, tevens de moderne tegenhanger van de Arc de Triomphe, waarmee het op ??n lijn staat.
Glazen piramide
De controversi?le glazen piramide van I.M. Pei (voltooid in 1989) vormt de nieuwe toegang tot het Louvre in Parijs. Pei staat bekend om zijn unieke composities van geometrische vormen en heeft een grote reputatie opgebouwd door zijn creatieve gebruik van ruimte, oppervlakken en materialen. Over de hele wereld heeft hij openbare gebouwen ontworpen, strevend naar stedelijke vernieuwing.
Vermeldenswaard zijn verder de begin jaren zeventig gebouwde Tour Maine-Montparnasse (210 m hoog) bij het nieuwe station Gare Montparnasse (1969), waar zich ook het wooncomplex Les Echelles du Baroque (1979–1985; door R. Bofill) bevindt, en het Centre National d'Art et de Culture Georges Pompidou, kortweg Centre Pompidou (1975–1977; door Renzo Piano en R. Rogers), met in de nabijheid, op de Place Igor-Stravinsky, de mechanisch geanimeerde waterpartij (1983) van J. Tinguely en Niki de Saint-Phalle. De nieuwe toegang tot het Louvre, in de vorm van een glazen piramide (1981–1989), is van de hand van de architect Ieoh Ming Pei.
Grande Arche (la D?fense)
Bouwwerk van de Deen Von Spreckelsen, in 1989 in gebruik genomen.
In de villes nouvelles is vooral het werk van de Catalaanse architect R. Bofill opvallend: te Cergy-Pontoise de wooncomplexen La P?tite Cath?drale (1971) en Les Colonnes de St-Christophe (1981–1986; toren van D. Karavan) en te Marne-la-Vall?e Les Espaces d'Abraxas (1978–1983), een in drie delen (de Arc, het Palais en het Th??tre) opgetrokken wooncomplex met moderne recreatievoorzieningen en winkelcentra (zie ook Saint-Quentin-en-Yvelines).
Diverse Franse presidenten hebben hun sporen nagelaten in Parijs. Fran?ois Mitterrand spant vooralsnog met zijn ‘Grote Werken’ de kroon. Behalve het museum, de piramide van het Louvre et La Villette vallen daar ook onder de nieuwe Op?ra (Carlos Ott, 1989) en de Biblioth?que Nationale de France met zijn vier torens in de vorm van een opgengeslagen boek (Dominique Perrault, in 1996 gereedgekomen, in 1997 in gebruik genomen en in 1998 opengesteld). Van La Villette verdient de Cit? des Sciences et de l’Industrie aparte vermelding (Adrien Fainsilber) en de in het park geplaatste ‘follies’ (Bernard Tschumi).
Een publiekstrekker van geheel andere orde is het Institut du Monde Arabe (Jean Nouvel, 1987).
8. Geschiedenis
De oorsprong van Parijs lag op het eiland (thans ?le de la Cit?) in de Seine, waar een nederzetting van de Gallische stam der Parisii was gevestigd. In 52 voor Christus werd de plaats veroverd door de Romeinen, die haar de naam Lutetia gaven. In 356 vestigde keizer Flavius Claudius Julianus er zijn residentie. Hoewel de Frankische koning Chlodovech I in 508 Parijs, dat hij kort tevoren op de Romeinen had veroverd, als residentie koos, werd het door zijn opvolgers verlaten. Naarmate de territoriale en politieke macht van de dynastie der Capetingen, voortgekomen uit de graven van Parijs, groeide, nam de belangrijkheid van de stad toe.
Paris incendi?
Michael-Charles Fichot, Paris incendi?. Mus?e Carnavalet, Parijs. Van 21 tot en met 28 mei 1871, tijdens de zogeheten semaine sanglante ('bloedige week'), werd de opstandige beweging van de Parijse Commune na hevige gevechten neergeslagen. Voordat zij zich overgaven staken de commune-aanhangers enkele openbare gebouwen in brand zoals de Tuilerie?n, het H?tel de Ville en het ministerie van Financi?n.
In de 12de eeuw kreeg Parijs zijn eerste privileges, maar bleef onderworpen aan het koninklijk gezag, dat werd uitgeoefend door de pr?v?t royal. Er heerste een voortdurende strijd tussen het koopliedengilde van Parijs onder leiding van de pr?v?t des marchands en het koninklijk gezag, die pas na een mislukte staatsgreep van ?tienne Marcel (1358) zou eindigen met een nederlaag van het gilde. Onder Filips II August kreeg de stad nieuwe privileges (stapelrecht) en werd ze een centrum van bestuur. De bebouwde delen op de beide oevers van de Seine werden met muren omgeven. De roem van de Parijse scholen maakte de Franse hoofdstad tot het intellectuele centrum van
West-Europa.
Het steeds toenemende inwonertal van de stad, haar centrale ligging en haar functie van hoofdstad van een sterk centraliserende monarchie waren oorzaak van de doorslaggevende rol die Parijs in de Franse geschiedenis heeft gespeeld, onder andere in de Honderdjarige Oorlog en de Franse godsdienstoorlogen. Omdat Parijs altijd al een vrij rumoerige bevolking had, verkozen al de koningen uit het Huis Valois (begin 14de tot eind 16de eeuw) hun residentie te vestigen buiten Parijs. Na de Fronde (1648–1653) gaf ook Lodewijk XIV er de voorkeur aan buiten Parijs te verblijven. Bij het uitbreken van de Franse Revolutie waren het weer de gebeurtenissen te Parijs die de toon aangaven. De in 1789 opgerichte Commune van Parijs, het doorgaans radicale gemeentebestuur van de stad, werd door het Directoire afgeschaft; het stadsgebied werd ingedeeld in twaalf arrondissementen. Napoleon I Bonaparte stelde het geheel onder het gezag van de prefect van het departement Seine en van een bijzondere politieprefect. De industri?le revolutie bracht stijgende welvaart voor de opkomende burgerij, maar tevens een sterke groei van een explosieve arbeidersmassa, die zich in de oude wijken ophoopte. De sociale tegenstellingen vlamden in grote hevigheid op tijdens de Duitse belegering (1870–1871). De revolutionaire Commune van Parijs werd meedogenloos onderdrukt en liet haar sporen in het stadsbeeld duidelijk na. In de Tweede Wereldoorlog werd Parijs door de Duitsers bezet (juni 1940). Op 19 augustus 1944 brak tegen hen een opstand uit nog voor een Franse divisie de stad bevrijdde. In de maanden mei–juni 1968 was Parijs het centrum van de Meirevolte.
9. Bronvermelding
• http://www.vinden.nl
• http://www.parijs.nl
• Microsoft ? Encarta ? Encyclopedie Winkler Prins. ? 1993-2001