Werkstuk: Olifant
Inleiding
De naam Olifant is eigenlijk afgeleid van het Hebreeuwse woord elaph, dat betekent ivoor. Ivoor is het materiaal waar de slagtanden van de gemaakt zijn. De enorme Afrikaanse olifant is het grootse levende landzoogdier. Niet alle olifanten hebben precies hetzelfde uiterlijk en gedrag. Naast de Afrikaanse steppenlifant is er nog een iets kleiner ras: de Afrikaanse bos olifant. En verder bestaat er nog een totaal ander ras namelijk de Aziatische olifant ook wel Indische olifant genoemd. De Afrikaanse en de Aziatische olifanten leven totaal ergens anders. De Afrikaanse rassen bewonen de wouden en steppen van West-, Centraal- en Zuid-Afrika en de Aziatische soort is te vinden in de tropische regenwouden van India en in het verre oosten. De belangrijkste verschillen tussen beide zijn: de Afrikaanse olifant is groter en zwaarder dan de Aziatische en ook de oren en slagtanden zijn groter; de huid van de Afrikaanse is rimpeliger; de Afrikaanse olifant eet vooral veel planten. De Aziatische olifant graast; de Afrikaanse olifant heeft aan het puntje van zijn slurf twee ‘vingers’. En de Aziatische heeft er ??n. De Aziatische olifant kan beter afgericht worden. Deze twee olifanten die wij nu kennen zijn de restanten van de ooit 352 soorten.
Hoofdstuk 1 : De voorouders
De olifant stamt af van de mammoet. Mammoeten leefden in de prehistorie. Ongeveer 12.000 jaar geleden is de mammoet uitgestorven.
Er hebben drie soorten mammoeten bestaan: de zuidelijke mammoet, de steppenmammoet en de meest bekende mammoet: de wolharige mammoet. Vanwege de dikke vacht van deze mammoet kon hij echte ijstijden doorstaan. Hij had een dikke vacht met haren tot op de grond. De oren waren klein en ook bedekt met haren. De twee andere mammoeten waren niet zo dik behaard. Omdat veel van het water op aarde in de ijstijd bevroren was, was er niet overal water in de zee?n. Daardoor kon de wolharige mammoet zich verspreiden over grote delen van de wereld. Hij kwam voor in Noord-Amerika, Europa en Azi?.
Olifanten en mammoeten horen bij de slurfdieren. De steppenmammoet was het grootst: hij kon wel 4,5 meter hoog worden. De wolharige mammoet was een stuk kleiner; hij was iets hoger dan drie meter. Alle mammoeten hadden grote slagtanden. Die waren veel groter dan die van de olifanten zoals wij die kennen. Mammoeten waren net als de olifanten planteneters. Omdat ze zo’n groot lijf hadden, moesten ze ook veel eten. Van al dat malen van het voedsel sleten de kiezen. Zeker in de koude periode toen de planten op de toendra's droog en vezelig waren. De tanden van de mammoet waren dan ook heel bijzonder. Ze waren veel hoger dan die van olifanten.
Hoofdstuk 2 : De Kenmerken van de soorten olifanten
Olifanten zijn de grootste en zwaarste landdieren. Ze wegen zo'n 6000 kg!
Dat is ongeveer zo zwaar als 80 mensen, 6 auto's, 12 grote paarden of 1500 katten!!!
Olifanten zijn ook aardig groot, namelijk tot 4 meter hoog.
Er zijn 2 soorten olifanten: De Afrikaanse- en de Aziatische olifant. Allebei de olifanten hebben een slurf, grote oren en een grijze huid, maar niet alle olifanten hebben slagtanden. De Aziatische olifant heeft kortere en lichtere slagtanden dan een Afrikaanse olifant. Vrouwlijke Aziatische olifanten hebben geen of hele kleine slagtanden.
Ook de oren van de olifanten verschillen. De oren van de Afrikaanse olifant zijn namelijk groot en driehoekig terwijl die van de Aziatische heel klein zijn.
Hoofdstuk 3 : Leefgebieden
De 2 soorten olifanten zijn onderverdeeld in kleinere groepen die ondersoorten worden genoemd. Deze ondersoorten zien er elk iets anders uit en worden genoemd naar hun leefgebied.
In Afrika lever 3 ondersoorten:
De Savanne olifant van de open graslanden
De Bos olifant uit west- en centraal afrika
En de Woestijn olifant uit Nambie
De belangrijkste ondersoorten in Azie zijn de Indische - en Zuidoost-Aziatische olifant.
In Azie leven ook de Srilankaanse en de sumatraanse olifant, die voorkomt op de Indonesische eilanden; Sumatra en Borneo
Hoofdstuk 4: De voortplanting
De voortplanting gaat bij olifanten erg traag. De dracht bij een Afrikaanse olifant duurt bijna 18 tot 22 maanden bij de Aziatische 20 tot 22 en meestal kan de moeder pas haar tweede kindje krijgen als haar vorige kalf is gespeend (geen moedermelk meer drinkt). Dat betekent dat ze maar eens in de 5 jaar een baby kan krijgen.
Sommige diersoorten vormen paren die een lange tijd bij elkaar blijven, anderen zelfs levenslang! Olifanten doen dit niet, zij paren met elkaar en gaan daarna weer uit elkaar.
Ook al hebben olifanten geen vaste partner, aan de paring gaat altijd een soort van kennismaking vooraf, soms maar heel kort. Het paar graast, baadt of loopt soms een tijdje samen. Ze raken elkaar veel vaker aan dan dat ze normaal doen; ze vlechten hun slurven in elkaar, steken de punt van hun slurven in de bek van de ander (kussen) en wrijven hun lijven tegen elkaar. Soms geven ze elkaar bloemen of stukjes fruit (het cadeautjes geven hoort ook bij het paringsritueel van anderen dieren, zoals de Jan van Gent-vogel).
Bullen (mannetjesolifanten, ook wel stieren genoemd) zijn vanaf hun 11de of 12de jaar klaar om te paren, maar ze moeten nog wel een aantal jaren wachten voor ze daartoe de kans krijgen. De oudere bullen zullen altijd eisen dat zij eerder mogen paren met het vrouwtje. Als de bul rond zijn 23ste is krijgt hij een leiderspositie in de kudde en krijgt kan het recht eisen op een vrouwtje. Zodra de bul ouder wordt en zijn aanzien verliest, verlaat hij de kudde, meestal als hij rond de 60 jaar oud is.
Hoofdstuk 5 : Eten en drinken
Olifanten zijn planteneters. Dagelijks eet de olifant een hoeveelheid groenvoer die gelijk is aan 4% van hun lichaamsgewicht. Dat is zo’n 150 tot 200 kilo per dag. Ze vernielen haast net zoveel vegetatie als ze opeten. Met hun voorhoofd duwen ze hele bomen om, ze slopen takken en schors weg, ontwortelen struiken en bosjes en laten overal heel veel puinhoop achter.
Doordat een volwassen olifant zo veel tijd nodig heeft met al dat voedsel zoeken heeft hij maar weinig tijd om te slapen of andere dingen te doen. Hij is minimaal 16 uur per etmaal bezig met eten. Ondanks dat ze zo veel eten zijn ze kieskeurig, een pol gras wordt eerst goed schoongewassen en bij een bloesemtakje schudden ze eerst even om te ruiken of het takje wel lekker is. Ze houden erg van gras, schors, twijgen, bloemen en fruit (vooral bananen).
Doordat de mensenbevolking groeit en er steeds meer leefgebied van de olifant als landbouwgrond wordt gebruikt, gaan de olifanten steeds meer naar plantages toe om daar hun dagelijkse maaltje te verorberen.
Al etend slikken olifanten vaak zand door, dat is heel goed voor ze want zand bevat behalve kiezelverbindingen ook heel veel zout. Zo krijgen ze ijzer, magnesium calcium en natriumchloride binnen dat nodig is om gezond te blijven. Als het erg droog is en er weinig voedsel en eten is eet de olifant beenderen van door droogte gestorven dieren om aan zijn calcium te komen.
De slurf wordt gebruikt om te drinken. In ??n keer kan hij daar bijna negen liter mee opzuigen, die hij dan in zijn bek leegspui. Bij elkaar moet de olifant dit vaak doen want per dag heeft hij ongeveer 130 liter nodig. In tijden van droogte kan de slurf water onder de grond opsporen. Met hun voorpoten of slagtanden graven ze dan een ‘put’. Die put dan door alle andere dieren uit de omgeving gebruikt.
Wat er allemaal in gaat, moet er ook weer uit. Een olifantendrol weegt al gauw 8 kilo en een olifant poept ongeveer 17 keer per dag! Olifantenpoep is erg goed voor de natuur, want een olifant eet als hij planten eet ook veel zaden mee. De harde zaden van bepaalde planten komen onbeschadigd door de darmen van een olifant. Ze ontkiemen midden in de mest en groeien daar snel, soms ver van de plaats waar ze vandaan komen.
Hoofdstuk 6: Geboorte
Als Afrikaanse olifanten door de steppen of rimboe trekken, stoppen ze onmiddellijk als een van de vrouwtjes op het punt staat te bevallen. De kudde gaat dan in een grote kring om de moeder en het vrouwtje dat de vroedvrouw speelt (de ‘tante’) heen staan om hen te beschermen zij trompetteren en zwaaien dan met hun slurf en slagtanden. Zo jagen ze de roofdieren bij het kleintje vandaan.
Een geboorte bij de Aziatische olifant wordt anders aangepakt. De zwangere koe en tante, zoeken een goed plekje uit dat zij afzonderen doormiddel van takken eromheen in de grond te steken. Tijdens de geboorte blijft de rest van de kudde in de buurt en gaat trompetteren en schreeuwen om de roofdieren weg te jagen.
De gevaren voor een kalf in zijn 1e jaar is erg groot: een op de drie kalven haalt zijn 4e jaar niet!
Inleiding
De naam Olifant is eigenlijk afgeleid van het Hebreeuwse woord elaph, dat betekent ivoor. Ivoor is het materiaal waar de slagtanden van de gemaakt zijn. De enorme Afrikaanse olifant is het grootse levende landzoogdier. Niet alle olifanten hebben precies hetzelfde uiterlijk en gedrag. Naast de Afrikaanse steppenlifant is er nog een iets kleiner ras: de Afrikaanse bos olifant. En verder bestaat er nog een totaal ander ras namelijk de Aziatische olifant ook wel Indische olifant genoemd. De Afrikaanse en de Aziatische olifanten leven totaal ergens anders. De Afrikaanse rassen bewonen de wouden en steppen van West-, Centraal- en Zuid-Afrika en de Aziatische soort is te vinden in de tropische regenwouden van India en in het verre oosten. De belangrijkste verschillen tussen beide zijn: de Afrikaanse olifant is groter en zwaarder dan de Aziatische en ook de oren en slagtanden zijn groter; de huid van de Afrikaanse is rimpeliger; de Afrikaanse olifant eet vooral veel planten. De Aziatische olifant graast; de Afrikaanse olifant heeft aan het puntje van zijn slurf twee ‘vingers’. En de Aziatische heeft er ??n. De Aziatische olifant kan beter afgericht worden. Deze twee olifanten die wij nu kennen zijn de restanten van de ooit 352 soorten.
Hoofdstuk 1 : De voorouders
De olifant stamt af van de mammoet. Mammoeten leefden in de prehistorie. Ongeveer 12.000 jaar geleden is de mammoet uitgestorven.
Er hebben drie soorten mammoeten bestaan: de zuidelijke mammoet, de steppenmammoet en de meest bekende mammoet: de wolharige mammoet. Vanwege de dikke vacht van deze mammoet kon hij echte ijstijden doorstaan. Hij had een dikke vacht met haren tot op de grond. De oren waren klein en ook bedekt met haren. De twee andere mammoeten waren niet zo dik behaard. Omdat veel van het water op aarde in de ijstijd bevroren was, was er niet overal water in de zee?n. Daardoor kon de wolharige mammoet zich verspreiden over grote delen van de wereld. Hij kwam voor in Noord-Amerika, Europa en Azi?.
Olifanten en mammoeten horen bij de slurfdieren. De steppenmammoet was het grootst: hij kon wel 4,5 meter hoog worden. De wolharige mammoet was een stuk kleiner; hij was iets hoger dan drie meter. Alle mammoeten hadden grote slagtanden. Die waren veel groter dan die van de olifanten zoals wij die kennen. Mammoeten waren net als de olifanten planteneters. Omdat ze zo’n groot lijf hadden, moesten ze ook veel eten. Van al dat malen van het voedsel sleten de kiezen. Zeker in de koude periode toen de planten op de toendra's droog en vezelig waren. De tanden van de mammoet waren dan ook heel bijzonder. Ze waren veel hoger dan die van olifanten.
Hoofdstuk 2 : De Kenmerken van de soorten olifanten
Olifanten zijn de grootste en zwaarste landdieren. Ze wegen zo'n 6000 kg!
Dat is ongeveer zo zwaar als 80 mensen, 6 auto's, 12 grote paarden of 1500 katten!!!
Olifanten zijn ook aardig groot, namelijk tot 4 meter hoog.
Er zijn 2 soorten olifanten: De Afrikaanse- en de Aziatische olifant. Allebei de olifanten hebben een slurf, grote oren en een grijze huid, maar niet alle olifanten hebben slagtanden. De Aziatische olifant heeft kortere en lichtere slagtanden dan een Afrikaanse olifant. Vrouwlijke Aziatische olifanten hebben geen of hele kleine slagtanden.
Ook de oren van de olifanten verschillen. De oren van de Afrikaanse olifant zijn namelijk groot en driehoekig terwijl die van de Aziatische heel klein zijn.
Hoofdstuk 3 : Leefgebieden
De 2 soorten olifanten zijn onderverdeeld in kleinere groepen die ondersoorten worden genoemd. Deze ondersoorten zien er elk iets anders uit en worden genoemd naar hun leefgebied.
In Afrika lever 3 ondersoorten:
De Savanne olifant van de open graslanden
De Bos olifant uit west- en centraal afrika
En de Woestijn olifant uit Nambie
De belangrijkste ondersoorten in Azie zijn de Indische - en Zuidoost-Aziatische olifant.
In Azie leven ook de Srilankaanse en de sumatraanse olifant, die voorkomt op de Indonesische eilanden; Sumatra en Borneo
Hoofdstuk 4: De voortplanting
De voortplanting gaat bij olifanten erg traag. De dracht bij een Afrikaanse olifant duurt bijna 18 tot 22 maanden bij de Aziatische 20 tot 22 en meestal kan de moeder pas haar tweede kindje krijgen als haar vorige kalf is gespeend (geen moedermelk meer drinkt). Dat betekent dat ze maar eens in de 5 jaar een baby kan krijgen.
Sommige diersoorten vormen paren die een lange tijd bij elkaar blijven, anderen zelfs levenslang! Olifanten doen dit niet, zij paren met elkaar en gaan daarna weer uit elkaar.
Ook al hebben olifanten geen vaste partner, aan de paring gaat altijd een soort van kennismaking vooraf, soms maar heel kort. Het paar graast, baadt of loopt soms een tijdje samen. Ze raken elkaar veel vaker aan dan dat ze normaal doen; ze vlechten hun slurven in elkaar, steken de punt van hun slurven in de bek van de ander (kussen) en wrijven hun lijven tegen elkaar. Soms geven ze elkaar bloemen of stukjes fruit (het cadeautjes geven hoort ook bij het paringsritueel van anderen dieren, zoals de Jan van Gent-vogel).
Bullen (mannetjesolifanten, ook wel stieren genoemd) zijn vanaf hun 11de of 12de jaar klaar om te paren, maar ze moeten nog wel een aantal jaren wachten voor ze daartoe de kans krijgen. De oudere bullen zullen altijd eisen dat zij eerder mogen paren met het vrouwtje. Als de bul rond zijn 23ste is krijgt hij een leiderspositie in de kudde en krijgt kan het recht eisen op een vrouwtje. Zodra de bul ouder wordt en zijn aanzien verliest, verlaat hij de kudde, meestal als hij rond de 60 jaar oud is.
Hoofdstuk 5 : Eten en drinken
Olifanten zijn planteneters. Dagelijks eet de olifant een hoeveelheid groenvoer die gelijk is aan 4% van hun lichaamsgewicht. Dat is zo’n 150 tot 200 kilo per dag. Ze vernielen haast net zoveel vegetatie als ze opeten. Met hun voorhoofd duwen ze hele bomen om, ze slopen takken en schors weg, ontwortelen struiken en bosjes en laten overal heel veel puinhoop achter.
Doordat een volwassen olifant zo veel tijd nodig heeft met al dat voedsel zoeken heeft hij maar weinig tijd om te slapen of andere dingen te doen. Hij is minimaal 16 uur per etmaal bezig met eten. Ondanks dat ze zo veel eten zijn ze kieskeurig, een pol gras wordt eerst goed schoongewassen en bij een bloesemtakje schudden ze eerst even om te ruiken of het takje wel lekker is. Ze houden erg van gras, schors, twijgen, bloemen en fruit (vooral bananen).
Doordat de mensenbevolking groeit en er steeds meer leefgebied van de olifant als landbouwgrond wordt gebruikt, gaan de olifanten steeds meer naar plantages toe om daar hun dagelijkse maaltje te verorberen.
Al etend slikken olifanten vaak zand door, dat is heel goed voor ze want zand bevat behalve kiezelverbindingen ook heel veel zout. Zo krijgen ze ijzer, magnesium calcium en natriumchloride binnen dat nodig is om gezond te blijven. Als het erg droog is en er weinig voedsel en eten is eet de olifant beenderen van door droogte gestorven dieren om aan zijn calcium te komen.
De slurf wordt gebruikt om te drinken. In ??n keer kan hij daar bijna negen liter mee opzuigen, die hij dan in zijn bek leegspui. Bij elkaar moet de olifant dit vaak doen want per dag heeft hij ongeveer 130 liter nodig. In tijden van droogte kan de slurf water onder de grond opsporen. Met hun voorpoten of slagtanden graven ze dan een ‘put’. Die put dan door alle andere dieren uit de omgeving gebruikt.
Wat er allemaal in gaat, moet er ook weer uit. Een olifantendrol weegt al gauw 8 kilo en een olifant poept ongeveer 17 keer per dag! Olifantenpoep is erg goed voor de natuur, want een olifant eet als hij planten eet ook veel zaden mee. De harde zaden van bepaalde planten komen onbeschadigd door de darmen van een olifant. Ze ontkiemen midden in de mest en groeien daar snel, soms ver van de plaats waar ze vandaan komen.
Hoofdstuk 6: Geboorte
Als Afrikaanse olifanten door de steppen of rimboe trekken, stoppen ze onmiddellijk als een van de vrouwtjes op het punt staat te bevallen. De kudde gaat dan in een grote kring om de moeder en het vrouwtje dat de vroedvrouw speelt (de ‘tante’) heen staan om hen te beschermen zij trompetteren en zwaaien dan met hun slurf en slagtanden. Zo jagen ze de roofdieren bij het kleintje vandaan.
Een geboorte bij de Aziatische olifant wordt anders aangepakt. De zwangere koe en tante, zoeken een goed plekje uit dat zij afzonderen doormiddel van takken eromheen in de grond te steken. Tijdens de geboorte blijft de rest van de kudde in de buurt en gaat trompetteren en schreeuwen om de roofdieren weg te jagen.
De gevaren voor een kalf in zijn 1e jaar is erg groot: een op de drie kalven haalt zijn 4e jaar niet!
De naam Olifant is eigenlijk afgeleid van het Hebreeuwse woord elaph, dat betekent ivoor. Ivoor is het materiaal waar de slagtanden van de gemaakt zijn. De enorme Afrikaanse olifant is het grootse levende landzoogdier. Niet alle olifanten hebben precies hetzelfde uiterlijk en gedrag. Naast de Afrikaanse steppenlifant is er nog een iets kleiner ras: de Afrikaanse bos olifant. En verder bestaat er nog een totaal ander ras namelijk de Aziatische olifant ook wel Indische olifant genoemd. De Afrikaanse en de Aziatische olifanten leven totaal ergens anders. De Afrikaanse rassen bewonen de wouden en steppen van West-, Centraal- en Zuid-Afrika en de Aziatische soort is te vinden in de tropische regenwouden van India en in het verre oosten. De belangrijkste verschillen tussen beide zijn: de Afrikaanse olifant is groter en zwaarder dan de Aziatische en ook de oren en slagtanden zijn groter; de huid van de Afrikaanse is rimpeliger; de Afrikaanse olifant eet vooral veel planten. De Aziatische olifant graast; de Afrikaanse olifant heeft aan het puntje van zijn slurf twee ‘vingers’. En de Aziatische heeft er ??n. De Aziatische olifant kan beter afgericht worden. Deze twee olifanten die wij nu kennen zijn de restanten van de ooit 352 soorten.
Hoofdstuk 1 : De voorouders
De olifant stamt af van de mammoet. Mammoeten leefden in de prehistorie. Ongeveer 12.000 jaar geleden is de mammoet uitgestorven.
Er hebben drie soorten mammoeten bestaan: de zuidelijke mammoet, de steppenmammoet en de meest bekende mammoet: de wolharige mammoet. Vanwege de dikke vacht van deze mammoet kon hij echte ijstijden doorstaan. Hij had een dikke vacht met haren tot op de grond. De oren waren klein en ook bedekt met haren. De twee andere mammoeten waren niet zo dik behaard. Omdat veel van het water op aarde in de ijstijd bevroren was, was er niet overal water in de zee?n. Daardoor kon de wolharige mammoet zich verspreiden over grote delen van de wereld. Hij kwam voor in Noord-Amerika, Europa en Azi?.
Olifanten en mammoeten horen bij de slurfdieren. De steppenmammoet was het grootst: hij kon wel 4,5 meter hoog worden. De wolharige mammoet was een stuk kleiner; hij was iets hoger dan drie meter. Alle mammoeten hadden grote slagtanden. Die waren veel groter dan die van de olifanten zoals wij die kennen. Mammoeten waren net als de olifanten planteneters. Omdat ze zo’n groot lijf hadden, moesten ze ook veel eten. Van al dat malen van het voedsel sleten de kiezen. Zeker in de koude periode toen de planten op de toendra's droog en vezelig waren. De tanden van de mammoet waren dan ook heel bijzonder. Ze waren veel hoger dan die van olifanten.
Hoofdstuk 2 : De Kenmerken van de soorten olifanten
Olifanten zijn de grootste en zwaarste landdieren. Ze wegen zo'n 6000 kg!
Dat is ongeveer zo zwaar als 80 mensen, 6 auto's, 12 grote paarden of 1500 katten!!!
Olifanten zijn ook aardig groot, namelijk tot 4 meter hoog.
Er zijn 2 soorten olifanten: De Afrikaanse- en de Aziatische olifant. Allebei de olifanten hebben een slurf, grote oren en een grijze huid, maar niet alle olifanten hebben slagtanden. De Aziatische olifant heeft kortere en lichtere slagtanden dan een Afrikaanse olifant. Vrouwlijke Aziatische olifanten hebben geen of hele kleine slagtanden.
Ook de oren van de olifanten verschillen. De oren van de Afrikaanse olifant zijn namelijk groot en driehoekig terwijl die van de Aziatische heel klein zijn.
Hoofdstuk 3 : Leefgebieden
De 2 soorten olifanten zijn onderverdeeld in kleinere groepen die ondersoorten worden genoemd. Deze ondersoorten zien er elk iets anders uit en worden genoemd naar hun leefgebied.
In Afrika lever 3 ondersoorten:
De Savanne olifant van de open graslanden
De Bos olifant uit west- en centraal afrika
En de Woestijn olifant uit Nambie
De belangrijkste ondersoorten in Azie zijn de Indische - en Zuidoost-Aziatische olifant.
In Azie leven ook de Srilankaanse en de sumatraanse olifant, die voorkomt op de Indonesische eilanden; Sumatra en Borneo
Hoofdstuk 4: De voortplanting
De voortplanting gaat bij olifanten erg traag. De dracht bij een Afrikaanse olifant duurt bijna 18 tot 22 maanden bij de Aziatische 20 tot 22 en meestal kan de moeder pas haar tweede kindje krijgen als haar vorige kalf is gespeend (geen moedermelk meer drinkt). Dat betekent dat ze maar eens in de 5 jaar een baby kan krijgen.
Sommige diersoorten vormen paren die een lange tijd bij elkaar blijven, anderen zelfs levenslang! Olifanten doen dit niet, zij paren met elkaar en gaan daarna weer uit elkaar.
Ook al hebben olifanten geen vaste partner, aan de paring gaat altijd een soort van kennismaking vooraf, soms maar heel kort. Het paar graast, baadt of loopt soms een tijdje samen. Ze raken elkaar veel vaker aan dan dat ze normaal doen; ze vlechten hun slurven in elkaar, steken de punt van hun slurven in de bek van de ander (kussen) en wrijven hun lijven tegen elkaar. Soms geven ze elkaar bloemen of stukjes fruit (het cadeautjes geven hoort ook bij het paringsritueel van anderen dieren, zoals de Jan van Gent-vogel).
Bullen (mannetjesolifanten, ook wel stieren genoemd) zijn vanaf hun 11de of 12de jaar klaar om te paren, maar ze moeten nog wel een aantal jaren wachten voor ze daartoe de kans krijgen. De oudere bullen zullen altijd eisen dat zij eerder mogen paren met het vrouwtje. Als de bul rond zijn 23ste is krijgt hij een leiderspositie in de kudde en krijgt kan het recht eisen op een vrouwtje. Zodra de bul ouder wordt en zijn aanzien verliest, verlaat hij de kudde, meestal als hij rond de 60 jaar oud is.
Hoofdstuk 5 : Eten en drinken
Olifanten zijn planteneters. Dagelijks eet de olifant een hoeveelheid groenvoer die gelijk is aan 4% van hun lichaamsgewicht. Dat is zo’n 150 tot 200 kilo per dag. Ze vernielen haast net zoveel vegetatie als ze opeten. Met hun voorhoofd duwen ze hele bomen om, ze slopen takken en schors weg, ontwortelen struiken en bosjes en laten overal heel veel puinhoop achter.
Doordat een volwassen olifant zo veel tijd nodig heeft met al dat voedsel zoeken heeft hij maar weinig tijd om te slapen of andere dingen te doen. Hij is minimaal 16 uur per etmaal bezig met eten. Ondanks dat ze zo veel eten zijn ze kieskeurig, een pol gras wordt eerst goed schoongewassen en bij een bloesemtakje schudden ze eerst even om te ruiken of het takje wel lekker is. Ze houden erg van gras, schors, twijgen, bloemen en fruit (vooral bananen).
Doordat de mensenbevolking groeit en er steeds meer leefgebied van de olifant als landbouwgrond wordt gebruikt, gaan de olifanten steeds meer naar plantages toe om daar hun dagelijkse maaltje te verorberen.
Al etend slikken olifanten vaak zand door, dat is heel goed voor ze want zand bevat behalve kiezelverbindingen ook heel veel zout. Zo krijgen ze ijzer, magnesium calcium en natriumchloride binnen dat nodig is om gezond te blijven. Als het erg droog is en er weinig voedsel en eten is eet de olifant beenderen van door droogte gestorven dieren om aan zijn calcium te komen.
De slurf wordt gebruikt om te drinken. In ??n keer kan hij daar bijna negen liter mee opzuigen, die hij dan in zijn bek leegspui. Bij elkaar moet de olifant dit vaak doen want per dag heeft hij ongeveer 130 liter nodig. In tijden van droogte kan de slurf water onder de grond opsporen. Met hun voorpoten of slagtanden graven ze dan een ‘put’. Die put dan door alle andere dieren uit de omgeving gebruikt.
Wat er allemaal in gaat, moet er ook weer uit. Een olifantendrol weegt al gauw 8 kilo en een olifant poept ongeveer 17 keer per dag! Olifantenpoep is erg goed voor de natuur, want een olifant eet als hij planten eet ook veel zaden mee. De harde zaden van bepaalde planten komen onbeschadigd door de darmen van een olifant. Ze ontkiemen midden in de mest en groeien daar snel, soms ver van de plaats waar ze vandaan komen.
Hoofdstuk 6: Geboorte
Als Afrikaanse olifanten door de steppen of rimboe trekken, stoppen ze onmiddellijk als een van de vrouwtjes op het punt staat te bevallen. De kudde gaat dan in een grote kring om de moeder en het vrouwtje dat de vroedvrouw speelt (de ‘tante’) heen staan om hen te beschermen zij trompetteren en zwaaien dan met hun slurf en slagtanden. Zo jagen ze de roofdieren bij het kleintje vandaan.
Een geboorte bij de Aziatische olifant wordt anders aangepakt. De zwangere koe en tante, zoeken een goed plekje uit dat zij afzonderen doormiddel van takken eromheen in de grond te steken. Tijdens de geboorte blijft de rest van de kudde in de buurt en gaat trompetteren en schreeuwen om de roofdieren weg te jagen.
De gevaren voor een kalf in zijn 1e jaar is erg groot: een op de drie kalven haalt zijn 4e jaar niet!
Inleiding
De naam Olifant is eigenlijk afgeleid van het Hebreeuwse woord elaph, dat betekent ivoor. Ivoor is het materiaal waar de slagtanden van de gemaakt zijn. De enorme Afrikaanse olifant is het grootse levende landzoogdier. Niet alle olifanten hebben precies hetzelfde uiterlijk en gedrag. Naast de Afrikaanse steppenlifant is er nog een iets kleiner ras: de Afrikaanse bos olifant. En verder bestaat er nog een totaal ander ras namelijk de Aziatische olifant ook wel Indische olifant genoemd. De Afrikaanse en de Aziatische olifanten leven totaal ergens anders. De Afrikaanse rassen bewonen de wouden en steppen van West-, Centraal- en Zuid-Afrika en de Aziatische soort is te vinden in de tropische regenwouden van India en in het verre oosten. De belangrijkste verschillen tussen beide zijn: de Afrikaanse olifant is groter en zwaarder dan de Aziatische en ook de oren en slagtanden zijn groter; de huid van de Afrikaanse is rimpeliger; de Afrikaanse olifant eet vooral veel planten. De Aziatische olifant graast; de Afrikaanse olifant heeft aan het puntje van zijn slurf twee ‘vingers’. En de Aziatische heeft er ??n. De Aziatische olifant kan beter afgericht worden. Deze twee olifanten die wij nu kennen zijn de restanten van de ooit 352 soorten.
Hoofdstuk 1 : De voorouders
De olifant stamt af van de mammoet. Mammoeten leefden in de prehistorie. Ongeveer 12.000 jaar geleden is de mammoet uitgestorven.
Er hebben drie soorten mammoeten bestaan: de zuidelijke mammoet, de steppenmammoet en de meest bekende mammoet: de wolharige mammoet. Vanwege de dikke vacht van deze mammoet kon hij echte ijstijden doorstaan. Hij had een dikke vacht met haren tot op de grond. De oren waren klein en ook bedekt met haren. De twee andere mammoeten waren niet zo dik behaard. Omdat veel van het water op aarde in de ijstijd bevroren was, was er niet overal water in de zee?n. Daardoor kon de wolharige mammoet zich verspreiden over grote delen van de wereld. Hij kwam voor in Noord-Amerika, Europa en Azi?.
Olifanten en mammoeten horen bij de slurfdieren. De steppenmammoet was het grootst: hij kon wel 4,5 meter hoog worden. De wolharige mammoet was een stuk kleiner; hij was iets hoger dan drie meter. Alle mammoeten hadden grote slagtanden. Die waren veel groter dan die van de olifanten zoals wij die kennen. Mammoeten waren net als de olifanten planteneters. Omdat ze zo’n groot lijf hadden, moesten ze ook veel eten. Van al dat malen van het voedsel sleten de kiezen. Zeker in de koude periode toen de planten op de toendra's droog en vezelig waren. De tanden van de mammoet waren dan ook heel bijzonder. Ze waren veel hoger dan die van olifanten.
Hoofdstuk 2 : De Kenmerken van de soorten olifanten
Olifanten zijn de grootste en zwaarste landdieren. Ze wegen zo'n 6000 kg!
Dat is ongeveer zo zwaar als 80 mensen, 6 auto's, 12 grote paarden of 1500 katten!!!
Olifanten zijn ook aardig groot, namelijk tot 4 meter hoog.
Er zijn 2 soorten olifanten: De Afrikaanse- en de Aziatische olifant. Allebei de olifanten hebben een slurf, grote oren en een grijze huid, maar niet alle olifanten hebben slagtanden. De Aziatische olifant heeft kortere en lichtere slagtanden dan een Afrikaanse olifant. Vrouwlijke Aziatische olifanten hebben geen of hele kleine slagtanden.
Ook de oren van de olifanten verschillen. De oren van de Afrikaanse olifant zijn namelijk groot en driehoekig terwijl die van de Aziatische heel klein zijn.
Hoofdstuk 3 : Leefgebieden
De 2 soorten olifanten zijn onderverdeeld in kleinere groepen die ondersoorten worden genoemd. Deze ondersoorten zien er elk iets anders uit en worden genoemd naar hun leefgebied.
In Afrika lever 3 ondersoorten:
De Savanne olifant van de open graslanden
De Bos olifant uit west- en centraal afrika
En de Woestijn olifant uit Nambie
De belangrijkste ondersoorten in Azie zijn de Indische - en Zuidoost-Aziatische olifant.
In Azie leven ook de Srilankaanse en de sumatraanse olifant, die voorkomt op de Indonesische eilanden; Sumatra en Borneo
Hoofdstuk 4: De voortplanting
De voortplanting gaat bij olifanten erg traag. De dracht bij een Afrikaanse olifant duurt bijna 18 tot 22 maanden bij de Aziatische 20 tot 22 en meestal kan de moeder pas haar tweede kindje krijgen als haar vorige kalf is gespeend (geen moedermelk meer drinkt). Dat betekent dat ze maar eens in de 5 jaar een baby kan krijgen.
Sommige diersoorten vormen paren die een lange tijd bij elkaar blijven, anderen zelfs levenslang! Olifanten doen dit niet, zij paren met elkaar en gaan daarna weer uit elkaar.
Ook al hebben olifanten geen vaste partner, aan de paring gaat altijd een soort van kennismaking vooraf, soms maar heel kort. Het paar graast, baadt of loopt soms een tijdje samen. Ze raken elkaar veel vaker aan dan dat ze normaal doen; ze vlechten hun slurven in elkaar, steken de punt van hun slurven in de bek van de ander (kussen) en wrijven hun lijven tegen elkaar. Soms geven ze elkaar bloemen of stukjes fruit (het cadeautjes geven hoort ook bij het paringsritueel van anderen dieren, zoals de Jan van Gent-vogel).
Bullen (mannetjesolifanten, ook wel stieren genoemd) zijn vanaf hun 11de of 12de jaar klaar om te paren, maar ze moeten nog wel een aantal jaren wachten voor ze daartoe de kans krijgen. De oudere bullen zullen altijd eisen dat zij eerder mogen paren met het vrouwtje. Als de bul rond zijn 23ste is krijgt hij een leiderspositie in de kudde en krijgt kan het recht eisen op een vrouwtje. Zodra de bul ouder wordt en zijn aanzien verliest, verlaat hij de kudde, meestal als hij rond de 60 jaar oud is.
Hoofdstuk 5 : Eten en drinken
Olifanten zijn planteneters. Dagelijks eet de olifant een hoeveelheid groenvoer die gelijk is aan 4% van hun lichaamsgewicht. Dat is zo’n 150 tot 200 kilo per dag. Ze vernielen haast net zoveel vegetatie als ze opeten. Met hun voorhoofd duwen ze hele bomen om, ze slopen takken en schors weg, ontwortelen struiken en bosjes en laten overal heel veel puinhoop achter.
Doordat een volwassen olifant zo veel tijd nodig heeft met al dat voedsel zoeken heeft hij maar weinig tijd om te slapen of andere dingen te doen. Hij is minimaal 16 uur per etmaal bezig met eten. Ondanks dat ze zo veel eten zijn ze kieskeurig, een pol gras wordt eerst goed schoongewassen en bij een bloesemtakje schudden ze eerst even om te ruiken of het takje wel lekker is. Ze houden erg van gras, schors, twijgen, bloemen en fruit (vooral bananen).
Doordat de mensenbevolking groeit en er steeds meer leefgebied van de olifant als landbouwgrond wordt gebruikt, gaan de olifanten steeds meer naar plantages toe om daar hun dagelijkse maaltje te verorberen.
Al etend slikken olifanten vaak zand door, dat is heel goed voor ze want zand bevat behalve kiezelverbindingen ook heel veel zout. Zo krijgen ze ijzer, magnesium calcium en natriumchloride binnen dat nodig is om gezond te blijven. Als het erg droog is en er weinig voedsel en eten is eet de olifant beenderen van door droogte gestorven dieren om aan zijn calcium te komen.
De slurf wordt gebruikt om te drinken. In ??n keer kan hij daar bijna negen liter mee opzuigen, die hij dan in zijn bek leegspui. Bij elkaar moet de olifant dit vaak doen want per dag heeft hij ongeveer 130 liter nodig. In tijden van droogte kan de slurf water onder de grond opsporen. Met hun voorpoten of slagtanden graven ze dan een ‘put’. Die put dan door alle andere dieren uit de omgeving gebruikt.
Wat er allemaal in gaat, moet er ook weer uit. Een olifantendrol weegt al gauw 8 kilo en een olifant poept ongeveer 17 keer per dag! Olifantenpoep is erg goed voor de natuur, want een olifant eet als hij planten eet ook veel zaden mee. De harde zaden van bepaalde planten komen onbeschadigd door de darmen van een olifant. Ze ontkiemen midden in de mest en groeien daar snel, soms ver van de plaats waar ze vandaan komen.
Hoofdstuk 6: Geboorte
Als Afrikaanse olifanten door de steppen of rimboe trekken, stoppen ze onmiddellijk als een van de vrouwtjes op het punt staat te bevallen. De kudde gaat dan in een grote kring om de moeder en het vrouwtje dat de vroedvrouw speelt (de ‘tante’) heen staan om hen te beschermen zij trompetteren en zwaaien dan met hun slurf en slagtanden. Zo jagen ze de roofdieren bij het kleintje vandaan.
Een geboorte bij de Aziatische olifant wordt anders aangepakt. De zwangere koe en tante, zoeken een goed plekje uit dat zij afzonderen doormiddel van takken eromheen in de grond te steken. Tijdens de geboorte blijft de rest van de kudde in de buurt en gaat trompetteren en schreeuwen om de roofdieren weg te jagen.
De gevaren voor een kalf in zijn 1e jaar is erg groot: een op de drie kalven haalt zijn 4e jaar niet!