Werkstuk: Europese Unie
Ik heb als onderwerp voor mijn werkstuk de Europese Unie gekozen, omdat
wij er midden in zitten. Binnen de EU wordt nu heel veel gepraat, ook
voor de toekomst. Kinderen van mijn leeftijd zullen er nog heel wat
jaren in leven. Daarom wil ik er graag wat meer over weten. En tegelijk
hoop ik dat op deze manier anderen er ook nog wat van leren.
De informatie heb ik uit twee folders van het voorlichtingsbureau
Europees Parlement in Den Haag, die had ik nog. Daar komen de meest
plaatjes ook uit. Ook had ik nog een folder: Euro Info. Die heb ik
gebruikt voor het hoofdstuk ?De euro?. Verder heb ik nog wat informatie
uit de bieb gehaald.
De Europese Unie vanaf het begin.
In Europa ging het heel lang niet goed. De landen wilden niet met elkaar
praten, laat staan naar elkaar luisteren. Als je naar de geschiedenis
van Europa kijkt, zie je dan ook een en al oorlog. De laatste grote
oorlog in Europa was de Tweede Wereldoorlog, van 1940 tot 1945. Er zijn
heel veel mensen gestorven en er is voor miljarden guldens schade
aangericht. Na die oorlog vonden een aantal Europese landen dat het zo
niet door kon gaan. Ze wilden anders met elkaar omgaan en zulke grote
oorlogen voorkomen. En alleen als ze goed samenwerkten konden ze de
schade van de Tweede Wereldoorlog snel herstellen.
Daarom wilde de Franse minister van Buitenlandse Zaken meer gaan
samenwerken. Robert Schuman heette hij. Hij stelde op 9 mei 1950 voor
aan de Europese landen om te gaan samenwerken bij het winnen van
steenkool en het maken van staal. Vijf andere Europese landen deden
vanaf het begin mee: Duitsland, België, Luxemburg, Italië en Nederland.
Samen richtten ze in 1952 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
op. Hij koos speciaal voor kolen en staal omdat dat toen de belangrijkste producten waren voor het maken van wapens.
De samenwerking was een groot succes. Toen zijn de zes landen weer met
elkaar gaan praten. Ze hebben in 1957 de Europese Economische
Gemeenschap (EEG) opgericht. Dat werd gewoon de Europese Gemeenschap
(EG) genoemd. Het belangrijkste wat de EEG wilde was de grenzen
weghalen. Als Nederlanders dingen in België moesten verkopen, moesten ze
bij de grens een speciale belasting betalen. Daardoor werden de spullen
veel duurder. Natuurlijk was dat voor niemand leuk. Daarom spraken de
zes landen af dat die grenzen moesten verdwijnen.
Toen die zes landen steeds beter gingen samenwerken, wilden er al snel
andere Europese landen meedoen. Hieronder kun je zien in welk jaar
landen bij de EG kwamen:
1973: Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken
1981: Griekenland
1986: Spanje en Portugal
1995: Oostenrijk, Finland en Zweden.
Het zijn nu dus al vijftien landen. Maar er willen nog steeds meer
landen lid worden, zoals bijvoorbeeld Hongarije, Polen en Tsjechië.
Ondertussen willen de landen niet meer alleen de grenzen opheffen. In
1992 hebben de leiders van de landen in Maastricht een heleboel nieuwe
afspraken gemaakt. Afspraken over hele ander dingen dan grenzen. De
landen willen meer gaan samenwerken bij het oppakken van
drugssmokkelaars en het uitwisselen van leraren en leerlingen zodat de
scholen ook een beetje Europees worden. Omdat er zoveel nieuwe afspraken
zijn gemaakt, hebben de landen ook de naam veranderd. Sinds het verdrag
van Maastricht heten we de Europese Unie. Met sommige dingen willen de
leden van de Europese Unie nog veel meer samenwerken. Daar gaat het in
de volgende hoofdstukken over.
De euro.
Als wij op reis gaan naar het buitenland, moeten we ons geld omwisselen.
maar wisselen kost geld. Als je met 100 gulden alle landen van de
Europese Unie langs zou reizen en niks zou kopen maar alleen in ieder
land je geld om zou ruilen, dan zou je aan het einde nog maar 50 gulden
over hebben. En als wij op vakantie gaan, gaat het nog niet eens om
zulke hele grote bedragen. Maar als bedrijven in andere landen hun
spullen willen verkopen, gaat het vaak om miljoenen. Ook zij moeten hun
geld dan omwisselen.
In 1992 zijn de grenzen in Europa verdwenen. Nu kun je overal in de
Europese Unie gaan werken of je spullen verkopen. We zijn een Europese
markt. Je ziet dan ook dat de landen van de EU steeds meer handel met
elkaar gaan drijven. Maar in alle landen wordt ondertussen nog wel met
verschillende munten gerekend. Dat kost geld. Geld dat een bedrijf
liever aan iets nuttigs zou besteden.
Euro vanaf vandaag
Maar er is nog iets vervelends aan de hand. De waarde, officieel heet
dat de koers, van ene munt kan stijgen en dalen. Zo krijg je de ene keer
20 Belgische franken voor een gulden en de andere keer 25. Alle munten
stijgen en dalen zo ten opzichte van elkaar in waarde. De ene keer is
een reep chocola dus goedkoper dan de andere keer. Zonder dat je meer
chocola krijgt ben je toch meer geld kwijt, alleen maar omdat de munten
ten opzichte van elkaar in waarde stijgen en dalen. De regeringen van de
landen van de Europese Unie vinden dit ook een groot nadeel. Wel een
markt maar niet een munt, dat gaat eigenlijk niet. Daarom zijn ze in
1991 gaan vergaderen in Maastricht. En hebben ze besloten dat er één
Europese munt moest komen. Een Europese munt waarmee je niet alleen kunt
rekenen, maar waar je ook mee kunt betalen. Die nieuwe munt gaat euro
heten.
kaartje
Maar het is niet zo dat alle landen in 2002 zomaar overstappen op de
euro. Dat gebeurt alleen in de landen die een sterke economie en dus een
sterke munt hebben. Een sterke munt betekent dat de munt niet steeds
meer of minder waard is, maar steeds ongeveer evenveel waard is. Als dat
niet zou worden afgesproken, zou het kunnen gebeuren dat je als land je
sterke munt inruilt voor een hele zwakke euro. Dat is natuurlijk niet de
bedoeling. Begin 1998 zijn ze begonnen met kijken welke landen er mee
mogen doen. Op het kaartje zie je welke landen er toegelaten zijn. Dat
zijn de rode landen; Nederland, België, Duitsland, Finland, Ierland,
Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Spanje. In het Verdrag van
Maastricht staat dat Verenigd Koninkrijk voorlopig niet meedoet met de
euro, al zouden ze dat wel mogen. Griekenland is niet door het
toelatingsexamen heen gekomen, maar misschien mag het meedoen vanaf
2001. Ook Zweden voldoet niet aan de eisen van het toelatingsexamen.
Er moet heel veel aangepast worden voor de euro komt. Bijvoorbeeld
parkeermeters, snoepautomaten, automaten voor treinkaartjes enz. Daarom
duurt het nog wel tot 2002 waar we allemaal euro's in onze portemonnee
hebben zitten.
Wie bestuurt de Europese Unie?
Nederland heeft een ministerraad en een parlement. De EU ook. De
ministerraad heet Raad van ministers en het parlement is het Europees
parlement.
In de Raad van ministers zitten de ministers van alle EU-landen. Als er
bijvoorbeeld een onderwerp wordt besproken over landbouw, praten alle
landbouwministers daarover. Een keer per half jaar vergaderen alle
regeringsleiders van de EU (dus Wim Kok en zijn collega's) met hun
ministers van buitenlandse zaken. We noemen hun de Europese Raad en zo'n
vergadering heet een Top. De verschillende ministers komen heel vaak bij
elkaar, maar ze hebben natuurlijk niet alleen tijd voor Europa. Daarom
is er ook een dagelijks bestuur: de Europese Commissie (EC). De Europese
Commissie heeft 20 leden. Elk land levert een lid - Nederland
bijvoorbeeld Van den Broek - en de grote landen leveren er twee. Zo'n
lid van de Europese Commissie wordt ook wel Commissaris genoemd. Op dit
moment is Jacques Santer voorzitter van de EC. De Europese Commissie zit
in Brussel. Behalve ons lid van de Europese Commissie werken er nog een
heleboel andere Nederlanders als ambtenaar in Brussel. Ongeveer honderd
mensen uit Nederland zijn altijd bezig met het voorbereiden van de
ministerraden. Als bijvoorbeeld de landbouwraad vergadert, is ook altijd
de Commissaris die zich speciaal met landbouw bezighoudt erbij.
De Europese Commissie lijkt een beetje op een ministerie.
Maar het is toch niet helemaal hetzelfde. Een ministerie werkt voor het
Parlement en de Europese Commissie voor het Europees Parlement en voor
de Raad van Ministers. Het
Jacques Santer Europees Parlement is
de volksvertegenwoordiging
van de Europese Unie. Dat betekent dat alle leden rechtstreeks uit de
lidstaten (dat zijn de landen van de EU) gekozen worden. De besluiten
die de Raad van Ministers neemt, moeten door dit parlement worden
bekeken. Iedereen in de EU die boven de 18 jaar is, mag stemmen om de
leden van het Europees Parlement te kiezen. Zo zie je, iedereen heeft
iets te zeggen in de EU. Ook het gewone volk. Dat heet democratie.
Democratie betekent dat iedereen iets te zeggen. En die meningen tellen
ook allemaal mee. Je mag zeggen wat je wilt en hoeft niet bang te zijn
om je mening te vertellen. Iedere vijf jaar kiezen de inwoners van de EU
een nieuw Europarlement. De volgende verkiezingen zijn in 1999. Een
andere belangrijke instelling is het Europese Hof van Justitie. Dat
zorgt ervoor dat alle lidstaten zich aan hun afspraken houden. Een
moeilijke taak.
Een land is voorzitter van de Europese Unie. Ieder half jaar komt er een
ander land aan de beurt. In de eerste helft van 1997 was Nederland voor
het laatst voorzitter.
Het milieu.
Over het milieu in Europa waren de landen ook niet tevreden. Wij kunnen
wel zeggen dat we geen rommel meer in de Rijn dumpen, maar als de
Duitsers dat wel doen hebben wij er nog niets aan. En dan kunnen we wel
steeds een ander de schuld geven, maar daar wordt het niet schoner van.
Daarom proberen de landen van de Europese Unie samen te werken aan het
schoonhouden van de rivieren, zeeën, de lucht en de bossen. Want water
en lucht trekken zich niks aan van grenzen. Ook al doe je
verschrikkelijk veel moeite om je rivier schoon te houden, als je
buurman dat niet doet, zit je toch met een vervuilde rivier. En lucht?
Je zou een grote glazen koepel over een land heen moeten zetten om de
luchtverontreiniging uit je land vandaan te houden.
De landen van de Europese Unie hebben afspraken gemaakt over wat je wel
en niet in het water mag lozen. Ze hebben afgesproken dat gevaarlijk
stoffen zoals bijvoorbeeld cadmium en kwikzilver alleen geloosd mogen
worden in hoeveelheden die de natuur kan verwerken of die mensen kunnen
schoonmaken. En de landen van de Europese Unie hebben afgesproken dat
alle auto's die na 1993 zouden worden verkocht op loodvrije benzine
moeten rijden en een katalysator moeten hebben. Dat is een soort filter
in de uitlaatpijp dat schadelijke uitlaatgassen omzet in minder
schadelijke stoffen. En als je zo'n afspraak kunt maken geldt voor alle
auto's in vijftien landen heeft dat natuurlijk veel meer effect als
wanneer je dat alleen in je eigen land doet.
Dat klinkt allemaal heel mooi, inderdaad. Maar waarom bestaan Greenpeace
en het Wereld Natuurfonds dan nog steeds? Die zouden helemaal niet meer
nodig zijn als de landen het samen goed zouden regelen.
Helaas gaat het niet altijd even goed met die samenwerking. Alle landen,
ook Nederland, kijken altijd eerst naar hun eigenbelang, vooral naar het
geld voordat ze afspraken over milieu gaan maken. Zo zal Nederland het
helemaal niet zo moeilijk vinden om hele strenge afspraken te maken als
het gaat over het milieu in skigebieden. Dat kost Nederland toch geen
cent, want we hebben helemaal geen skigebieden. Maar als het gaat om
sloten, vaarten en rivieren schoonhouden, dan wordt het voor Nederland
een heel ander verhaal.
Er moet dus nog heel wat gebeuren om ervoor te zorgen dat we over dertig
jaar weer in alle sloten en rivieren kunnen zwemmen. Maar we moeten
daarbij samenwerken met andere landen, dat is overduidelijk!
Slot.
In het voorwoord vertelde ik dat ik wat meer van de EU wilde weten. Ik
weet er nu zeker iets meer van, maar natuurlijk is er altijd meer te
vertellen. Toch is dit het einde van het spreekbeurt. Ik hoop nu maar dat
anderen er ook iets van leren.
wij er midden in zitten. Binnen de EU wordt nu heel veel gepraat, ook
voor de toekomst. Kinderen van mijn leeftijd zullen er nog heel wat
jaren in leven. Daarom wil ik er graag wat meer over weten. En tegelijk
hoop ik dat op deze manier anderen er ook nog wat van leren.
De informatie heb ik uit twee folders van het voorlichtingsbureau
Europees Parlement in Den Haag, die had ik nog. Daar komen de meest
plaatjes ook uit. Ook had ik nog een folder: Euro Info. Die heb ik
gebruikt voor het hoofdstuk ?De euro?. Verder heb ik nog wat informatie
uit de bieb gehaald.
De Europese Unie vanaf het begin.
In Europa ging het heel lang niet goed. De landen wilden niet met elkaar
praten, laat staan naar elkaar luisteren. Als je naar de geschiedenis
van Europa kijkt, zie je dan ook een en al oorlog. De laatste grote
oorlog in Europa was de Tweede Wereldoorlog, van 1940 tot 1945. Er zijn
heel veel mensen gestorven en er is voor miljarden guldens schade
aangericht. Na die oorlog vonden een aantal Europese landen dat het zo
niet door kon gaan. Ze wilden anders met elkaar omgaan en zulke grote
oorlogen voorkomen. En alleen als ze goed samenwerkten konden ze de
schade van de Tweede Wereldoorlog snel herstellen.
Daarom wilde de Franse minister van Buitenlandse Zaken meer gaan
samenwerken. Robert Schuman heette hij. Hij stelde op 9 mei 1950 voor
aan de Europese landen om te gaan samenwerken bij het winnen van
steenkool en het maken van staal. Vijf andere Europese landen deden
vanaf het begin mee: Duitsland, België, Luxemburg, Italië en Nederland.
Samen richtten ze in 1952 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
op. Hij koos speciaal voor kolen en staal omdat dat toen de belangrijkste producten waren voor het maken van wapens.
De samenwerking was een groot succes. Toen zijn de zes landen weer met
elkaar gaan praten. Ze hebben in 1957 de Europese Economische
Gemeenschap (EEG) opgericht. Dat werd gewoon de Europese Gemeenschap
(EG) genoemd. Het belangrijkste wat de EEG wilde was de grenzen
weghalen. Als Nederlanders dingen in België moesten verkopen, moesten ze
bij de grens een speciale belasting betalen. Daardoor werden de spullen
veel duurder. Natuurlijk was dat voor niemand leuk. Daarom spraken de
zes landen af dat die grenzen moesten verdwijnen.
Toen die zes landen steeds beter gingen samenwerken, wilden er al snel
andere Europese landen meedoen. Hieronder kun je zien in welk jaar
landen bij de EG kwamen:
1973: Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken
1981: Griekenland
1986: Spanje en Portugal
1995: Oostenrijk, Finland en Zweden.
Het zijn nu dus al vijftien landen. Maar er willen nog steeds meer
landen lid worden, zoals bijvoorbeeld Hongarije, Polen en Tsjechië.
Ondertussen willen de landen niet meer alleen de grenzen opheffen. In
1992 hebben de leiders van de landen in Maastricht een heleboel nieuwe
afspraken gemaakt. Afspraken over hele ander dingen dan grenzen. De
landen willen meer gaan samenwerken bij het oppakken van
drugssmokkelaars en het uitwisselen van leraren en leerlingen zodat de
scholen ook een beetje Europees worden. Omdat er zoveel nieuwe afspraken
zijn gemaakt, hebben de landen ook de naam veranderd. Sinds het verdrag
van Maastricht heten we de Europese Unie. Met sommige dingen willen de
leden van de Europese Unie nog veel meer samenwerken. Daar gaat het in
de volgende hoofdstukken over.
De euro.
Als wij op reis gaan naar het buitenland, moeten we ons geld omwisselen.
maar wisselen kost geld. Als je met 100 gulden alle landen van de
Europese Unie langs zou reizen en niks zou kopen maar alleen in ieder
land je geld om zou ruilen, dan zou je aan het einde nog maar 50 gulden
over hebben. En als wij op vakantie gaan, gaat het nog niet eens om
zulke hele grote bedragen. Maar als bedrijven in andere landen hun
spullen willen verkopen, gaat het vaak om miljoenen. Ook zij moeten hun
geld dan omwisselen.
In 1992 zijn de grenzen in Europa verdwenen. Nu kun je overal in de
Europese Unie gaan werken of je spullen verkopen. We zijn een Europese
markt. Je ziet dan ook dat de landen van de EU steeds meer handel met
elkaar gaan drijven. Maar in alle landen wordt ondertussen nog wel met
verschillende munten gerekend. Dat kost geld. Geld dat een bedrijf
liever aan iets nuttigs zou besteden.
Euro vanaf vandaag
Maar er is nog iets vervelends aan de hand. De waarde, officieel heet
dat de koers, van ene munt kan stijgen en dalen. Zo krijg je de ene keer
20 Belgische franken voor een gulden en de andere keer 25. Alle munten
stijgen en dalen zo ten opzichte van elkaar in waarde. De ene keer is
een reep chocola dus goedkoper dan de andere keer. Zonder dat je meer
chocola krijgt ben je toch meer geld kwijt, alleen maar omdat de munten
ten opzichte van elkaar in waarde stijgen en dalen. De regeringen van de
landen van de Europese Unie vinden dit ook een groot nadeel. Wel een
markt maar niet een munt, dat gaat eigenlijk niet. Daarom zijn ze in
1991 gaan vergaderen in Maastricht. En hebben ze besloten dat er één
Europese munt moest komen. Een Europese munt waarmee je niet alleen kunt
rekenen, maar waar je ook mee kunt betalen. Die nieuwe munt gaat euro
heten.
kaartje
Maar het is niet zo dat alle landen in 2002 zomaar overstappen op de
euro. Dat gebeurt alleen in de landen die een sterke economie en dus een
sterke munt hebben. Een sterke munt betekent dat de munt niet steeds
meer of minder waard is, maar steeds ongeveer evenveel waard is. Als dat
niet zou worden afgesproken, zou het kunnen gebeuren dat je als land je
sterke munt inruilt voor een hele zwakke euro. Dat is natuurlijk niet de
bedoeling. Begin 1998 zijn ze begonnen met kijken welke landen er mee
mogen doen. Op het kaartje zie je welke landen er toegelaten zijn. Dat
zijn de rode landen; Nederland, België, Duitsland, Finland, Ierland,
Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en Spanje. In het Verdrag van
Maastricht staat dat Verenigd Koninkrijk voorlopig niet meedoet met de
euro, al zouden ze dat wel mogen. Griekenland is niet door het
toelatingsexamen heen gekomen, maar misschien mag het meedoen vanaf
2001. Ook Zweden voldoet niet aan de eisen van het toelatingsexamen.
Er moet heel veel aangepast worden voor de euro komt. Bijvoorbeeld
parkeermeters, snoepautomaten, automaten voor treinkaartjes enz. Daarom
duurt het nog wel tot 2002 waar we allemaal euro's in onze portemonnee
hebben zitten.
Wie bestuurt de Europese Unie?
Nederland heeft een ministerraad en een parlement. De EU ook. De
ministerraad heet Raad van ministers en het parlement is het Europees
parlement.
In de Raad van ministers zitten de ministers van alle EU-landen. Als er
bijvoorbeeld een onderwerp wordt besproken over landbouw, praten alle
landbouwministers daarover. Een keer per half jaar vergaderen alle
regeringsleiders van de EU (dus Wim Kok en zijn collega's) met hun
ministers van buitenlandse zaken. We noemen hun de Europese Raad en zo'n
vergadering heet een Top. De verschillende ministers komen heel vaak bij
elkaar, maar ze hebben natuurlijk niet alleen tijd voor Europa. Daarom
is er ook een dagelijks bestuur: de Europese Commissie (EC). De Europese
Commissie heeft 20 leden. Elk land levert een lid - Nederland
bijvoorbeeld Van den Broek - en de grote landen leveren er twee. Zo'n
lid van de Europese Commissie wordt ook wel Commissaris genoemd. Op dit
moment is Jacques Santer voorzitter van de EC. De Europese Commissie zit
in Brussel. Behalve ons lid van de Europese Commissie werken er nog een
heleboel andere Nederlanders als ambtenaar in Brussel. Ongeveer honderd
mensen uit Nederland zijn altijd bezig met het voorbereiden van de
ministerraden. Als bijvoorbeeld de landbouwraad vergadert, is ook altijd
de Commissaris die zich speciaal met landbouw bezighoudt erbij.
De Europese Commissie lijkt een beetje op een ministerie.
Maar het is toch niet helemaal hetzelfde. Een ministerie werkt voor het
Parlement en de Europese Commissie voor het Europees Parlement en voor
de Raad van Ministers. Het
Jacques Santer Europees Parlement is
de volksvertegenwoordiging
van de Europese Unie. Dat betekent dat alle leden rechtstreeks uit de
lidstaten (dat zijn de landen van de EU) gekozen worden. De besluiten
die de Raad van Ministers neemt, moeten door dit parlement worden
bekeken. Iedereen in de EU die boven de 18 jaar is, mag stemmen om de
leden van het Europees Parlement te kiezen. Zo zie je, iedereen heeft
iets te zeggen in de EU. Ook het gewone volk. Dat heet democratie.
Democratie betekent dat iedereen iets te zeggen. En die meningen tellen
ook allemaal mee. Je mag zeggen wat je wilt en hoeft niet bang te zijn
om je mening te vertellen. Iedere vijf jaar kiezen de inwoners van de EU
een nieuw Europarlement. De volgende verkiezingen zijn in 1999. Een
andere belangrijke instelling is het Europese Hof van Justitie. Dat
zorgt ervoor dat alle lidstaten zich aan hun afspraken houden. Een
moeilijke taak.
Een land is voorzitter van de Europese Unie. Ieder half jaar komt er een
ander land aan de beurt. In de eerste helft van 1997 was Nederland voor
het laatst voorzitter.
Het milieu.
Over het milieu in Europa waren de landen ook niet tevreden. Wij kunnen
wel zeggen dat we geen rommel meer in de Rijn dumpen, maar als de
Duitsers dat wel doen hebben wij er nog niets aan. En dan kunnen we wel
steeds een ander de schuld geven, maar daar wordt het niet schoner van.
Daarom proberen de landen van de Europese Unie samen te werken aan het
schoonhouden van de rivieren, zeeën, de lucht en de bossen. Want water
en lucht trekken zich niks aan van grenzen. Ook al doe je
verschrikkelijk veel moeite om je rivier schoon te houden, als je
buurman dat niet doet, zit je toch met een vervuilde rivier. En lucht?
Je zou een grote glazen koepel over een land heen moeten zetten om de
luchtverontreiniging uit je land vandaan te houden.
De landen van de Europese Unie hebben afspraken gemaakt over wat je wel
en niet in het water mag lozen. Ze hebben afgesproken dat gevaarlijk
stoffen zoals bijvoorbeeld cadmium en kwikzilver alleen geloosd mogen
worden in hoeveelheden die de natuur kan verwerken of die mensen kunnen
schoonmaken. En de landen van de Europese Unie hebben afgesproken dat
alle auto's die na 1993 zouden worden verkocht op loodvrije benzine
moeten rijden en een katalysator moeten hebben. Dat is een soort filter
in de uitlaatpijp dat schadelijke uitlaatgassen omzet in minder
schadelijke stoffen. En als je zo'n afspraak kunt maken geldt voor alle
auto's in vijftien landen heeft dat natuurlijk veel meer effect als
wanneer je dat alleen in je eigen land doet.
Dat klinkt allemaal heel mooi, inderdaad. Maar waarom bestaan Greenpeace
en het Wereld Natuurfonds dan nog steeds? Die zouden helemaal niet meer
nodig zijn als de landen het samen goed zouden regelen.
Helaas gaat het niet altijd even goed met die samenwerking. Alle landen,
ook Nederland, kijken altijd eerst naar hun eigenbelang, vooral naar het
geld voordat ze afspraken over milieu gaan maken. Zo zal Nederland het
helemaal niet zo moeilijk vinden om hele strenge afspraken te maken als
het gaat over het milieu in skigebieden. Dat kost Nederland toch geen
cent, want we hebben helemaal geen skigebieden. Maar als het gaat om
sloten, vaarten en rivieren schoonhouden, dan wordt het voor Nederland
een heel ander verhaal.
Er moet dus nog heel wat gebeuren om ervoor te zorgen dat we over dertig
jaar weer in alle sloten en rivieren kunnen zwemmen. Maar we moeten
daarbij samenwerken met andere landen, dat is overduidelijk!
Slot.
In het voorwoord vertelde ik dat ik wat meer van de EU wilde weten. Ik
weet er nu zeker iets meer van, maar natuurlijk is er altijd meer te
vertellen. Toch is dit het einde van het spreekbeurt. Ik hoop nu maar dat
anderen er ook iets van leren.