Spreekbeurt: Lichtkleuren
Inhoudsopgave
Inleiding.
Hoofdstuk 1: Wat zijn lichtkleuren.
1= Lichtkleuren.
2= De werking van een prisma.
3= De gevolgen van licht en kleuren.
Hoofdstuk 2: Het kleursysteem van verfkleuren.
1= De kleurencirkel.
2= Het verschil tussen primaire-, secundaire- en tertiaire kleuren.
3= Het verschil tussen zuivere- en onzuivere kleuren.
Hoofdstuk 3: Kleurcontrasten.
1= Het warm?koudcontrast.
2= Complementaire kleuren.
3= Licht-Donkerheidscontrast.
4= Het kleur-kleurcontrast.
5= Het kleurzuiverheidscontrast.
6= Het kwantiteitscontrast.
Hoofdstuk 4: De betekenis van kleur in onze samenleving.
1= Het kleurgebruik in de reclame.
2= Expressief kleurgebruik.
3= Schutkleuren.
Inleiding.
Een wereld zonder kleur zoou maar een saaie boel zijn. En we zouden het oak heel wat moeilijker hebben: Als je de kleuren van een stoplicht niet kan zien, wanneer moet je dan stoppen. De natuur gebruikt kleuren ook als signalen: Een boomkikker heeft felle heldere kleuren waarmee hij andere dieren waarschuwt dat hij giftig is en bloemen lokken met hun kleuren insekten om hen voort te planten. Sommige mensen en dieren hebben een handikap omdat ze door een oogziekte geen kleur kunnen zien. Eigenlijk is kleur niets anders dan de manier waarop onze ogen verschillende soorten licht zien. Want licht kan door bepaalde stoffen opgenomen worden en/of weerkaatst, de weerkaatsing zien wij.
Hoofdstuk 1: Wat zijn lichtkleuren?
1= Over licht en kleur.
Licht ziet er van nature wit uit, maar dat is niet zo. Wit licht bestaat uit alle mogelijke ?zuivere? kleuren. Dat wordt bewezen door de regenboog. De regenboog ontstaat door splitsing van zonnenstralen in regendruppels. De regenboog bestaat uit de volgende kleuren: Infra-Rood, Rood, Oranje, Geel, Groen, Blauw en Violet. Als wij eenvoorwerp zien wat een bepaalde kleur heeft dan heef dat voorwerp de eigenschap dat het de kleur die wij zien weerkaatst en de andere kleuren in het licht weerkaatst. Het mengen van lichtkleuren is niet het zelfde als het mengen van verfkleuren.
2= De werking van een prisma.
Een prisma heeft het zelfde effec op licht als de regendruppels. Een prisma haalt de lichtkleuren uit elkaar om ze afzonderlijk op een oppervak te projecteren. Wat de prisma met het licht doet heet het breken van licht. Je kunt niet alleen van wit licht veel zuivere kleuren maken, maar met veel zuivere kleuren ook wit maken maar dit lukt alleen als ze elkaar snel afwisselen. Dat kan ook door lampen met verschillende kleuren op een bepaald (wit)punt scheinen.
3= De gevolgen van kleuren.
Alles wat we zien bevat kleur, zodoende is kleur niet meer uit ons leven weg te denken. Kleuren helpen ons dingen te herkennnen, te bewonderen en te beoordelen. Kleuren zijn eigenlijk het middelpunt van de ?smaak?.
Hoofdstuk 2: Het kleursysteem van verfkleuren.
1= De kleurencirkel.
De kleurencirkel is een cirkel waarin alle primaire- en secundaire kleuren zijn samengepakt tot een overzicht van in totaal 12 kleuren 3 primair en 9 secundair. De kleuren gaan over van primaire kleur naar primaire kleur, waartussen in het midde een bijzondere secundaire kleur zit. Alle secundaire kleuren zijn uit de drie primaire kleuren gemengd.
2= Het verschil tussen premaire-, secundaire-, en tertiare kleuren.
Een primaire kleur = Een eersterangs kleur.
Een secundaire kleur = Een tweederangs kleur.
Een tertiare kleur = Een derderangs kleur,
Er zijn maar 3 soorten primiare kleuren: Magentarood, Citroengeel en Ciaanblauw. Elke kleur die door twee verschillende primaire kleuren gemengd kan worden is een secundaire kleur. Als om een kleur te mengen drie primaire of primaire met wit of zwart gemengt wordt krijg je een tertiaire kleur.
3= Zuivere en onzuivere kleuren.
Een zuivere kleur is een kleur die uit primaire kleuren gemengd is. Een onzuivere kleur is een kleur die met wit en/of zwart gemengd is. Wit en zwart zijn nietkleuren. Een zuivere kleur steekt af tegen een nietzuivere kleur.
Hoofdstuk 3: Kleurkontrasten.
Hoofdstuk 4: De betekenis van kleur in onze samenleving.
1= Het gebruik van kleur in Reclame.
De reclame maakt dankbaar gebruik van de gevoelens van mensen voor kleur. Ze pakken voor elk produkt een kleur die er bij past. Om de consument sneller over te halen om het product te kopen.
Bijv: Iets fris (Deodorant) krijgt een lichtblauwe of lichtgroene kleur.
Iets gezelligs (Bier) krijgt een bruine of donker oranje kleur.
Iets spannends (Film) krijgt een rode (bloed) kleur.
Felle rode en gele kleuren worden gebruikt om de aandacht van de lezer te trekken.
2= Expressief kleurgebruik.
Iemand die expressive kleuren gebruikt wil iets benadrukken of laten opvallen. Dat kan je doen door een contrast te gebruiken of door een kleur extra fel te maken. Zo worden knoppen die je niet aan mag raken vaak rood aangeduid en bij verkeersborden worden er contrasten gebruikt om de boodschap extra goed naar voren te brengen.
3= Schutkleuren.
Kleuren kunnen ook fijn zijn om je te helpen verbergen, als je een kleur kleren aan hebt die in die achter grond opgaan beschutten de kleren je voor het oog. Als een kleur een kleur is die vaak in de achtergrond opgaat is het een schutkleur. Ook dieren gebruiken schutkleuren. Roofdieren gebruiken een schutkleur om onopgemerkt een prooi te naderen en dieren die ten prooi vallen van andere dieren gebruiken hun schutkleur om zich te verbergen voor roofdieren. Het bekendste voorbeeld van een dier met een schutkleur is een camelion. Een camelion is een dier dat zich aan zijn omgeving aanpast door de zelfde kleur aan te nemen. En zo op te gaan in zijn omgeving.
Inleiding.
Hoofdstuk 1: Wat zijn lichtkleuren.
1= Lichtkleuren.
2= De werking van een prisma.
3= De gevolgen van licht en kleuren.
Hoofdstuk 2: Het kleursysteem van verfkleuren.
1= De kleurencirkel.
2= Het verschil tussen primaire-, secundaire- en tertiaire kleuren.
3= Het verschil tussen zuivere- en onzuivere kleuren.
Hoofdstuk 3: Kleurcontrasten.
1= Het warm?koudcontrast.
2= Complementaire kleuren.
3= Licht-Donkerheidscontrast.
4= Het kleur-kleurcontrast.
5= Het kleurzuiverheidscontrast.
6= Het kwantiteitscontrast.
Hoofdstuk 4: De betekenis van kleur in onze samenleving.
1= Het kleurgebruik in de reclame.
2= Expressief kleurgebruik.
3= Schutkleuren.
Inleiding.
Een wereld zonder kleur zoou maar een saaie boel zijn. En we zouden het oak heel wat moeilijker hebben: Als je de kleuren van een stoplicht niet kan zien, wanneer moet je dan stoppen. De natuur gebruikt kleuren ook als signalen: Een boomkikker heeft felle heldere kleuren waarmee hij andere dieren waarschuwt dat hij giftig is en bloemen lokken met hun kleuren insekten om hen voort te planten. Sommige mensen en dieren hebben een handikap omdat ze door een oogziekte geen kleur kunnen zien. Eigenlijk is kleur niets anders dan de manier waarop onze ogen verschillende soorten licht zien. Want licht kan door bepaalde stoffen opgenomen worden en/of weerkaatst, de weerkaatsing zien wij.
Hoofdstuk 1: Wat zijn lichtkleuren?
1= Over licht en kleur.
Licht ziet er van nature wit uit, maar dat is niet zo. Wit licht bestaat uit alle mogelijke ?zuivere? kleuren. Dat wordt bewezen door de regenboog. De regenboog ontstaat door splitsing van zonnenstralen in regendruppels. De regenboog bestaat uit de volgende kleuren: Infra-Rood, Rood, Oranje, Geel, Groen, Blauw en Violet. Als wij eenvoorwerp zien wat een bepaalde kleur heeft dan heef dat voorwerp de eigenschap dat het de kleur die wij zien weerkaatst en de andere kleuren in het licht weerkaatst. Het mengen van lichtkleuren is niet het zelfde als het mengen van verfkleuren.
2= De werking van een prisma.
Een prisma heeft het zelfde effec op licht als de regendruppels. Een prisma haalt de lichtkleuren uit elkaar om ze afzonderlijk op een oppervak te projecteren. Wat de prisma met het licht doet heet het breken van licht. Je kunt niet alleen van wit licht veel zuivere kleuren maken, maar met veel zuivere kleuren ook wit maken maar dit lukt alleen als ze elkaar snel afwisselen. Dat kan ook door lampen met verschillende kleuren op een bepaald (wit)punt scheinen.
3= De gevolgen van kleuren.
Alles wat we zien bevat kleur, zodoende is kleur niet meer uit ons leven weg te denken. Kleuren helpen ons dingen te herkennnen, te bewonderen en te beoordelen. Kleuren zijn eigenlijk het middelpunt van de ?smaak?.
Hoofdstuk 2: Het kleursysteem van verfkleuren.
1= De kleurencirkel.
De kleurencirkel is een cirkel waarin alle primaire- en secundaire kleuren zijn samengepakt tot een overzicht van in totaal 12 kleuren 3 primair en 9 secundair. De kleuren gaan over van primaire kleur naar primaire kleur, waartussen in het midde een bijzondere secundaire kleur zit. Alle secundaire kleuren zijn uit de drie primaire kleuren gemengd.
2= Het verschil tussen premaire-, secundaire-, en tertiare kleuren.
Een primaire kleur = Een eersterangs kleur.
Een secundaire kleur = Een tweederangs kleur.
Een tertiare kleur = Een derderangs kleur,
Er zijn maar 3 soorten primiare kleuren: Magentarood, Citroengeel en Ciaanblauw. Elke kleur die door twee verschillende primaire kleuren gemengd kan worden is een secundaire kleur. Als om een kleur te mengen drie primaire of primaire met wit of zwart gemengt wordt krijg je een tertiaire kleur.
3= Zuivere en onzuivere kleuren.
Een zuivere kleur is een kleur die uit primaire kleuren gemengd is. Een onzuivere kleur is een kleur die met wit en/of zwart gemengd is. Wit en zwart zijn nietkleuren. Een zuivere kleur steekt af tegen een nietzuivere kleur.
Hoofdstuk 3: Kleurkontrasten.
Hoofdstuk 4: De betekenis van kleur in onze samenleving.
1= Het gebruik van kleur in Reclame.
De reclame maakt dankbaar gebruik van de gevoelens van mensen voor kleur. Ze pakken voor elk produkt een kleur die er bij past. Om de consument sneller over te halen om het product te kopen.
Bijv: Iets fris (Deodorant) krijgt een lichtblauwe of lichtgroene kleur.
Iets gezelligs (Bier) krijgt een bruine of donker oranje kleur.
Iets spannends (Film) krijgt een rode (bloed) kleur.
Felle rode en gele kleuren worden gebruikt om de aandacht van de lezer te trekken.
2= Expressief kleurgebruik.
Iemand die expressive kleuren gebruikt wil iets benadrukken of laten opvallen. Dat kan je doen door een contrast te gebruiken of door een kleur extra fel te maken. Zo worden knoppen die je niet aan mag raken vaak rood aangeduid en bij verkeersborden worden er contrasten gebruikt om de boodschap extra goed naar voren te brengen.
3= Schutkleuren.
Kleuren kunnen ook fijn zijn om je te helpen verbergen, als je een kleur kleren aan hebt die in die achter grond opgaan beschutten de kleren je voor het oog. Als een kleur een kleur is die vaak in de achtergrond opgaat is het een schutkleur. Ook dieren gebruiken schutkleuren. Roofdieren gebruiken een schutkleur om onopgemerkt een prooi te naderen en dieren die ten prooi vallen van andere dieren gebruiken hun schutkleur om zich te verbergen voor roofdieren. Het bekendste voorbeeld van een dier met een schutkleur is een camelion. Een camelion is een dier dat zich aan zijn omgeving aanpast door de zelfde kleur aan te nemen. En zo op te gaan in zijn omgeving.