Samenvatting: Regionale beeldvorming HAVO-4
Samenvatting Aardrijkskunde Toetsweek Periode 1.
? Waarden; gemeenschappelijke idee?n over goed en fout.
? Normen; wat men als groep normaal vind.
? Perceptie; een subjectief beeld van een objectief gegeven.
? Referentiekader; zaken die mensen belangrijk vinden ( kennis, traditie, geloof, geld)
? Individueel mentaal beeld; persoonlijk beeld van een regio.
? Collectief mentaal beeld; beelden die bij grote groepen mensen bestaan.
? Stereotype; als je de bewoners van een land of regio karakteriseert door slechts enkele kenmerken te benadrukken. (vooroordeel)
? Generalisatie; toekennen van dezelfde eigenschappen.
? Etnocentrisme; de eigen cultuur centraal stellen. En het waarnemen vanuit eigen normen en waarden
? Cultuur; beschaving met kenmerkende waarden en normen en de samenhang daartussen.
2 soorten regio?s:
- homogene regio?s:
als je regio?s indeelt op grond van 1 of meer
kenmerken die voor de hele regio gelden.
- nodale regio?s:
de stad en het omliggend gebied horen bijelkaar.
? Mental map; het beeld dat iemand heeft op grond van beperkte subjectieve informatie.
? Geografisch beeld; een objectief beeld van een gebied.
kenmerken van een geografisch beeld;
- ligging
- mens + maatschappij
- fysisch milieu
- relaties binnen het gebied met andere gebieden.
? Absolute ligging; een positie van een plaats op de aardbol, gemeten vanaf de evenaar en de Greenwich-meridiaan.
? Relatieve ligging; de ligging ten opzichte van andere gebieden.
*~ inrichting van een land. (dun/dik bevolkt)
Hoe zie je dat? / Wat heeft ermee te maken?
- mate van bebouwing
- infrastructuur
- politiek
- economie
- godsdienst/cultuur
? Fysisch milieu / natuurlijke omgeving);
bij de inrichting van een land heeft de natuur grote invloed. Ook andere gebieden hebben invloed op de inrichting. bijv. het Ruhrgebied heeft grote invloed op de Rotterdamse haven. ( relatie ) Binnen Nederland is dit ook zo bijv. mensen uit een dorp werken in de stad enz.
? Dynamiek; verschillende kenmerken hangen nauw met elkaar samen,
hoge bevolkings dichtheid (demografie) leidt tot andere gekozen woningbouw ( inrichting)
? Associatie; hersenen gaan na of er al een stukje van diezelfde informatie inzit.
? Zender; diegene die de informatie heeft uitgezocht en het ( wil ) mededeelt.
? Medium; het middel waarmee de informatie ?verzonden? wordt.
? Ontvanger; de doelgroep, mensen die de informatie krijgen.
? Ruis; de factoren die voor een afwijking zorgen in het beeld van de ontvanger.
? Imago; een collectief beeld dat mensen van een bepaald gebied of verschijnsel hebben.
? Kaartbeeld; hoe het gebied weergegeven wordt
(Projectie/kaarttype/kleuren/symbolen)
**Collectieve Beelden; beelden die door groepen mensen gedeeld worden.
? De keuzes van een Cartograaf:
1- Projectie; techniek van het weergeven van een bol op een plat vlak.
- hoekgetrouw
- oppervlaktegetouw
- afstandsgetrouw
een combinatie van deze 3 is NIET mogelijk.
2- Kleurgebruik; hierbij moet de cartograaf rekening houden met de ?vooroordelen? over kleuren. ( bijv. Rood = Gevaarlijk enz. )
3- Selectie; op kaarten met een kleine schaal moet je dingen weglaten of juist overdrijven.
4- Symboolgebruik; i.p.v kleuren kan een cartograaf ook symbolen gebruiken.
5- Classificeringen; cijfers worden gegroepeerd in klassen. De aantallen zijn dan bepalend.
6- Absolute en Relatieve getallen; dit is omdat het wel van belang is dat je je realiseert. Dat wanneer je een kaart leest, waarom al deze keuzes gemaakt zijn.
*~ Hoe beoordeel je een regionaal beeld?
1. Wie is de zender?
- doel?
2. Primaire gegevens? ( zelf verzameld )
Secundaire bronnen? ( statistieken enz. )
3. Welke betekenis geeft de ontvanger aan de informatie?
4. Informatie vergelijken.
Keuze van het
vakantiegebied
|
|
geografisch beeld het beeld dat belemmerende
+ info reisfolders je zelf hebt factoren
| | |
| | |
klimaat sfeer kosten
landschap veiligheid afstand
recreatieve- tijd
voorziening
Woonplaats moet aan de volgende eisen voldoen:
- voldoende eten + drinken
- brandstof voor vuur
- veilig
- klimaat moet acceptabel zijn
? Waarden; gemeenschappelijke idee?n over goed en fout.
? Normen; wat men als groep normaal vind.
? Perceptie; een subjectief beeld van een objectief gegeven.
? Referentiekader; zaken die mensen belangrijk vinden ( kennis, traditie, geloof, geld)
? Individueel mentaal beeld; persoonlijk beeld van een regio.
? Collectief mentaal beeld; beelden die bij grote groepen mensen bestaan.
? Stereotype; als je de bewoners van een land of regio karakteriseert door slechts enkele kenmerken te benadrukken. (vooroordeel)
? Generalisatie; toekennen van dezelfde eigenschappen.
? Etnocentrisme; de eigen cultuur centraal stellen. En het waarnemen vanuit eigen normen en waarden
? Cultuur; beschaving met kenmerkende waarden en normen en de samenhang daartussen.
2 soorten regio?s:
- homogene regio?s:
als je regio?s indeelt op grond van 1 of meer
kenmerken die voor de hele regio gelden.
- nodale regio?s:
de stad en het omliggend gebied horen bijelkaar.
? Mental map; het beeld dat iemand heeft op grond van beperkte subjectieve informatie.
? Geografisch beeld; een objectief beeld van een gebied.
kenmerken van een geografisch beeld;
- ligging
- mens + maatschappij
- fysisch milieu
- relaties binnen het gebied met andere gebieden.
? Absolute ligging; een positie van een plaats op de aardbol, gemeten vanaf de evenaar en de Greenwich-meridiaan.
? Relatieve ligging; de ligging ten opzichte van andere gebieden.
*~ inrichting van een land. (dun/dik bevolkt)
Hoe zie je dat? / Wat heeft ermee te maken?
- mate van bebouwing
- infrastructuur
- politiek
- economie
- godsdienst/cultuur
? Fysisch milieu / natuurlijke omgeving);
bij de inrichting van een land heeft de natuur grote invloed. Ook andere gebieden hebben invloed op de inrichting. bijv. het Ruhrgebied heeft grote invloed op de Rotterdamse haven. ( relatie ) Binnen Nederland is dit ook zo bijv. mensen uit een dorp werken in de stad enz.
? Dynamiek; verschillende kenmerken hangen nauw met elkaar samen,
hoge bevolkings dichtheid (demografie) leidt tot andere gekozen woningbouw ( inrichting)
? Associatie; hersenen gaan na of er al een stukje van diezelfde informatie inzit.
? Zender; diegene die de informatie heeft uitgezocht en het ( wil ) mededeelt.
? Medium; het middel waarmee de informatie ?verzonden? wordt.
? Ontvanger; de doelgroep, mensen die de informatie krijgen.
? Ruis; de factoren die voor een afwijking zorgen in het beeld van de ontvanger.
? Imago; een collectief beeld dat mensen van een bepaald gebied of verschijnsel hebben.
? Kaartbeeld; hoe het gebied weergegeven wordt
(Projectie/kaarttype/kleuren/symbolen)
**Collectieve Beelden; beelden die door groepen mensen gedeeld worden.
? De keuzes van een Cartograaf:
1- Projectie; techniek van het weergeven van een bol op een plat vlak.
- hoekgetrouw
- oppervlaktegetouw
- afstandsgetrouw
een combinatie van deze 3 is NIET mogelijk.
2- Kleurgebruik; hierbij moet de cartograaf rekening houden met de ?vooroordelen? over kleuren. ( bijv. Rood = Gevaarlijk enz. )
3- Selectie; op kaarten met een kleine schaal moet je dingen weglaten of juist overdrijven.
4- Symboolgebruik; i.p.v kleuren kan een cartograaf ook symbolen gebruiken.
5- Classificeringen; cijfers worden gegroepeerd in klassen. De aantallen zijn dan bepalend.
6- Absolute en Relatieve getallen; dit is omdat het wel van belang is dat je je realiseert. Dat wanneer je een kaart leest, waarom al deze keuzes gemaakt zijn.
*~ Hoe beoordeel je een regionaal beeld?
1. Wie is de zender?
- doel?
2. Primaire gegevens? ( zelf verzameld )
Secundaire bronnen? ( statistieken enz. )
3. Welke betekenis geeft de ontvanger aan de informatie?
4. Informatie vergelijken.
Keuze van het
vakantiegebied
|
|
geografisch beeld het beeld dat belemmerende
+ info reisfolders je zelf hebt factoren
| | |
| | |
klimaat sfeer kosten
landschap veiligheid afstand
recreatieve- tijd
voorziening
Woonplaats moet aan de volgende eisen voldoen:
- voldoende eten + drinken
- brandstof voor vuur
- veilig
- klimaat moet acceptabel zijn
Handige opties
- Samenvattingen over:regionale beeldvorming HAVO-4