Samenvatting: Nova Samenvatting hoofdstuk 3
Samenvatting hoofdstuk 3
fasen: de 3 toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen (vaste stof, vloeistof en gas).
fase overgang: bijv. vloeistof wordt gas, vloeistof wordt gas, vloeistof wordt vaste stof.
- verdampen: vloeistof wordt gas, bijv. water wordt waterdamp
- condenseren: gas wordt vloeistof, bijv. waterdamp wordt water
- stollen: vloeistof wordt vaste stof, bijv. vloeibaar kaarsvet wordt water
- smelten: vast wordt vloeibaar, bijv. ijs wordt water
Bij water noem je de overgang van vloeibaar naar vast niet stollen, maar bevriezen.
Dauw bestaat uit kleine waterdruppeltjes. Deze druppeltjes ontstaan doordat waterdamp in de lucht condenseert op koude voorwerpen (maar niet zo koud dat de temperatuur onder het vriespunt komt).
Gevoelstemperatuur: de lagere temperatuur die je ten gevolge van de windsnelheid op dat moment lijkt te voelen.
Thermometer: hierbij is het blauwe bolletje onderin het reservoir, en de blauw, groen en rood gekleurde buis is de stijgbuis, de cijfers ernaast is de schaalverdeling
Tussen welke grenzen je de temperatuur met een thermometer kunt meten wordt het meetbereik van de thermometer genoemd.
?C: graden Celsius.
Dit is een koortsthermometer:
Als je water aan de kook brengt, komen er bellen met waterdamp in het water. Op een bepaald moment bereiken de dampbellen het water oppervlak en barsten daar uit elkaar, dat is koken.
Kookpunt: 100?C
Smeltpunt/vriespunt: 0?C
Stolpunt: wanneer het het zelfde blijft.
Smeltdiagram/stolgram: stoldiagram is een diagram van wanneer het stolde. en een smeltdiagram is een diagram van wanneer het smolt.
Lucht bestaat voor 78% uit stikstof, 21% uit zuurstof, en 1% is overig, dus voor het grootste deel bestaat lucht uit stikstof
Luchtledige ruimte: een vacu?m
Dampkring/atmosfeer: de laag rond de aarde
Luchtdruk= de druk die lucht op alles wat zich op aarde bevind uitoefent.
Tegendruk= de druk van de lucht zorgt voor een tegendruk die net zo groot is als de luchtdruk. In de longen heerst tegendruk.
Met een barometer kun je meten hoe groot de lucht is.
De eenheid van druk is de Pa (pascal) Bij het weerbericht wordt de luchtdruk opgegeven in hPa (hecto-pascal) Er geld: 1 hPa = 100 Pa. Gemiddeld is de luchtdruk ongeveer 1010 hPa. Een erg lage luchtdruk is 970 hPa en een erg hoge luchtdruk is 1050 hPa. Op barometers wordt de luchtdruk nog vaak aangegeven in millibar. Er geld: 1 millibar = 1 hPa
Ik heb zelf plaatjes erbij gedaan,, zoeken op internetsites,,
fasen: de 3 toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen (vaste stof, vloeistof en gas).
fase overgang: bijv. vloeistof wordt gas, vloeistof wordt gas, vloeistof wordt vaste stof.
- verdampen: vloeistof wordt gas, bijv. water wordt waterdamp
- condenseren: gas wordt vloeistof, bijv. waterdamp wordt water
- stollen: vloeistof wordt vaste stof, bijv. vloeibaar kaarsvet wordt water
- smelten: vast wordt vloeibaar, bijv. ijs wordt water
Bij water noem je de overgang van vloeibaar naar vast niet stollen, maar bevriezen.
Dauw bestaat uit kleine waterdruppeltjes. Deze druppeltjes ontstaan doordat waterdamp in de lucht condenseert op koude voorwerpen (maar niet zo koud dat de temperatuur onder het vriespunt komt).
Gevoelstemperatuur: de lagere temperatuur die je ten gevolge van de windsnelheid op dat moment lijkt te voelen.
Thermometer: hierbij is het blauwe bolletje onderin het reservoir, en de blauw, groen en rood gekleurde buis is de stijgbuis, de cijfers ernaast is de schaalverdeling
Tussen welke grenzen je de temperatuur met een thermometer kunt meten wordt het meetbereik van de thermometer genoemd.
?C: graden Celsius.
Dit is een koortsthermometer:
Als je water aan de kook brengt, komen er bellen met waterdamp in het water. Op een bepaald moment bereiken de dampbellen het water oppervlak en barsten daar uit elkaar, dat is koken.
Kookpunt: 100?C
Smeltpunt/vriespunt: 0?C
Stolpunt: wanneer het het zelfde blijft.
Smeltdiagram/stolgram: stoldiagram is een diagram van wanneer het stolde. en een smeltdiagram is een diagram van wanneer het smolt.
Lucht bestaat voor 78% uit stikstof, 21% uit zuurstof, en 1% is overig, dus voor het grootste deel bestaat lucht uit stikstof
Luchtledige ruimte: een vacu?m
Dampkring/atmosfeer: de laag rond de aarde
Luchtdruk= de druk die lucht op alles wat zich op aarde bevind uitoefent.
Tegendruk= de druk van de lucht zorgt voor een tegendruk die net zo groot is als de luchtdruk. In de longen heerst tegendruk.
Met een barometer kun je meten hoe groot de lucht is.
De eenheid van druk is de Pa (pascal) Bij het weerbericht wordt de luchtdruk opgegeven in hPa (hecto-pascal) Er geld: 1 hPa = 100 Pa. Gemiddeld is de luchtdruk ongeveer 1010 hPa. Een erg lage luchtdruk is 970 hPa en een erg hoge luchtdruk is 1050 hPa. Op barometers wordt de luchtdruk nog vaak aangegeven in millibar. Er geld: 1 millibar = 1 hPa
Ik heb zelf plaatjes erbij gedaan,, zoeken op internetsites,,