Boekverslag: Een mond vol dons
1. Samenvatting.
2. Recensie.
3. Biografie.
4. Interview 1.
5. Interview 2.
6. Bibliografie.
Samenvatting Mond Vol Dons.
Schrijver.
Lydia Rood, 42 jaar, geboren in Velp, beroep naast boekenschrijfster ook journaliste voor de Volkskrant.
Uitgever.
Het boek is uitgegeven door Leopold.
Jaar van 1e uitgave.
1993, Amsterdam.
Bijzonderheden.
Lydia Rood heeft in 1994 een zilveren griffel gewonnen voor ?Een Mond Vol Dons?.
Genre.
Avontuurverhaal, want ze beleven allerlei dingen samen.
Personages.
Hoofdpersonen.
Marjan: ze houdt van spannende dingen doen zoals klimmen of de school onderkladderen met verf en dat doet ze meestal met haar beste vriendin Soof, Marjan is niet gouw bang en is stevig gebouwd. Haar moeder koopt geen jurkjes maar spijkerbroeken want jurkjes verslijt ze veel te snel met klimmen en klauteren. Ze heeft liever kokoskruimels dan snoep, dat vind ze veel lekkerder dan snoep. Haar vader is door haar moeder eruit gestuurd en haar heeft verder geen contact meer gehouden met haar. Marjan heeft geen broers of zussen.
Sophie: zij is eigenlijk de hoofdpersoon want het boek gaat eigenlijk over haar verdwijning en Marjan denkt daar steeds over en krijgt daar steeds flashbacks over. Soof doet waar ze zelf zin in heeft en dat vinden haar ouders niet zo leuk. Marjan noemt haar Soof, maar haar echte naam is Sophietje. Ze houdt net als Marjan van Spannende dingen die ze dan ook vaak genoeg doen. Soof bedenkt vaak de dingen die ze gaan doen en Marjan doet daar meestal aan mee, ze heeft veel lef. Ze is blond net zoals haar zus. Ook heeft ze een oudere zus Famke. Ze kan niet zo goed met haar omgaan omdat ze meestal de baas over Soof en Marjan wil spelen.
Bijpersonages.
-Merel: moeder van Marjan, heeft een winkel voor aan het huis.
- Jip: de vader van Marjan. Werkt in Amsterdam waar hij tatoeëert. (hij is vertrokken bij Marjan en Merel.)
- Harko: nieuwe vriend van Merel, later ook gymleraar van Marjan. Heeft rood haar.
Geeft ook les op de universiteit in de stad.
- Kasper en Lilian: vader en moeder van Soof en Famke. Kasper zit in een rolstoel en is kunstschilder, Lilian werkt bij een bibliotheek. In hun gezin hebben ze geen televisie en lezen ze de bijbel.
- Famke: oudere zus van Soof, ze heeft blonde krullen en draagt meestal jurkjes met strikken. Ze is 2 jaar ouder dan Soof.
- Teun: was eerst een goede vriend van Marjan later hebben ze verkering en gaan ze samen naar Amsterdam om Soof te zoeken.
Samenvatting.
Marjan en Sophie (Soof) zijn buurmeisjes en kennen elkaar al hun hele leven.
Sophie is weggelopen van huis, daarom begint Marjan herinneringen op te halen over vroeger.
Marjan en Soof hebben elkaar het eerst ontmoet toen ze 1 jaar waren.
Toen al gingen ze samen op avontuur, en gingen ze spannende dingen doen. Ze hielden allebei van klimmen. Ze hadden ook een kloptaal gemaakt omdat de muur tussen hun zo dun was dat je klopjes heel goed kon horen dus konden ze s?avonds in bed verhalen aan elkaar vertellen of kloppen en dat was soms heel handig. Wat ze ook deden was door het dakraam naar elkaar toe gaan, dat deden ze als Soof straf had en Marjan niet bij haar mocht spelen.
Toen haar ouders hadden ontdekt dat Soof en Marjan een keer de schoolmuur onder hadden geklad, mocht Soof de hele zomervakantie niet meer met Marjan spelen, het was voor allebei een rot zomer. Toen de zomervakantie was afgelopen was Marjan weer hartstikke blij,want ze mocht weer met Soof spelen, maar ze ontdekte dat Soof Soof niet meer was, want voor de zomer was het nog de drukke Soof die zelf bepaalde wat ze wou en wat ze niet wou, maar nu was het een rustige Soof die de bijbel uit haar hoofd kende en helemaal niks spannends doen. Marjan was jarig en had een paar kinderen en ook Soof uitgenodigd om een slaapfeestje te houden maar op de avond kwam Lilian (de moeder van Soof) zeggen dat Soof niet zou komen, ze zei niet waarom maar ze kwam niet. Die avond klopte Soof naar Marjan: ?MIJN OMA IS DOOD. JULLIE LOL. GEMEEN.? Toen Marjan dat hoorde is ze door het dakraam naar Soof geklommen en trof daar een hele zielige Soof aan. Toen de moeder van Soof de kamer binnen kwam en Marjan en Soof daar zag, vroeg Soof of ze toch niet naar Marjans feestje mocht. Dat mocht van de moeder van Soof en op het feestje van Marjan hebben ze toen met zijn allen nog de kussens open gemaakt en met de dons net gedaan of het sneeuw was.
Op een gegeven moment werd ze heel erg stiekem en pikte ze steeds geld van haar vader waar ze dan drop van kocht, maar ze werd ontdekt vlak voordat ze naar acrobatiekles gingen. Ze heeft toen waarschijnlijk straf gekregen. Harko, de nieuwe vriend van Merel (de moeder van Marjan) was hun leraar en Marjan, die Harko eerst niet zo aardig vond, begon hem nu wel wat aardiger te vinden.
Harko wilde dat Merel en Marjan bij hem kwamen wonen maar dat wilde Merel niet en Marjan wilde dat al helemaal niet. Op een avond tikte Soof op het dakraam van Marjan en vroeg of zij ook meeging om een maanwandeling te maken want het was volle maan en de moeder van Marjan was samen met Harko uit eten, dus die kwamen pas om half een thuis.
Ze gingen naar het meer en dat was een heel stuk lopen en zagen daar zwarte zwanen maar het waren helemaal geen zwarte zwanen, het waren gewone witte zwanen maar door het maanlicht leken ze zwart. Ze hebben daar nog een tijdje over de echte vader van Marjan lopen praten en zijn toen weer naar huis gegaan. Maar toen ze thuis kwamen was de moeder van Marjan en Harko al thuis. Iedereen was er: Harko, Merel, Kasper en Lilian. Ze waren allemaal vreselijk ongerust, maar Marjan en Soof snapten dat niet. Na die nacht mochten Soof en Marjan een hele tijd niet meer met elkaar spelen. Maar toen kwam Merel bij Marjan met een ongelooflijk bericht: ZE ZOUDEN MET ZIJN ALLEN OP VAKANTIE GAAN, Kasper, Lilian en Famke, Merel, Harko?. En Soof en Marjan natuurlijk.
Ze gingen met ze allen naar een vakantie huis dat Harko gratis had gehuurd van een vriend als ze een paar dingen zouden opknappen.
Toen ze daar aankwamen stonden er een heleboel kersenbomen en Soof had het idee om een heleboel kersenpitten te verzamelen en daar een mozaïek van te maken. Soof had een eigen soort cement gemaakt en daar hebben ze hun mozaïek in gelegd. Omdat het een nogal krakkemikkig boerderijtje was, mocht er niemand op het deel aan de andere kant van de boerderij komen en dus ook niet op de zolder, maar Soof en Marjan hadden ontdekt dat er vleermuizen op de zolder zaten. Soof vond ze zo mooi dat ze er elke dag naartoe wilde om ze te bekijken.
Soof begon zich steeds raarder te gedragen, ze pikte ideeën van Marjan in en de vleermuizen waren opeens haar vleermuizen geworden terwijl ze ze samen hadden gevonden. Marjan begon een beetje een hekel aan Soof te krijgen. Ze had een touwladder gemaakt voor om op de zolder te klimmen en toen Soof die zag vroeg ze of ze weer vriendinnen wouden zijn.
Op die zomer begonnen ze een beetje volwassen te worden, maar Soof werd wat sneller volwassen dan Marjan en haar karakter veranderde ook.
Op de middelbare school werd Soof ook anders, ze gebruikte steeds meer stoere woorden en begon Marjan maar een beetje een zielig meisje te vinden dat altijd haar huiswerk deed.
Later op school, vlak voordat het vakantie was, kregen ze hun rapport.
Soof had een heel raar rapport, met 4 vijven en de rest achten, negens en zelfs een tien voor tekenen, maar toch bleef ze zitten.Toen de rapporten werden uitgedeeld had Soof op haar tafeltje zitten tekenen, dit tekende ze:
Op het tafelblad voor haar is een heel schilderij ontstaan. Ze tekent met blauwe pen. Ik zie gezichten? een heleboel gezichten onderaan. Ze hebben grote ogen en open Monden.
Sneeuwvlokken ? nee, het zijn kleine veertjes ? veranderen van vorm en boven in de tekening zijn het cijfers geworden. Van nul tot vijf in dikke lijnen. Er verschijnen praatballonnetjes tussen de cijfers, en woorden, maar er stond alleen onzin in: ?Blawblawblawblaw? en ?krrrusjjj? en ?liefiemijnliefiemijnliefie?. Een zinnetje maar slaat ergens op: ?Jammer hoor?.
Een paar dagen later is ze weg gelopen, maar was er de volgende dag gewoon weer.
Toen Soof voorspeld had, dat Marjan met het diploma en Teun samen voor een huis stonden met zelfs een kinderwagen zei Marjan dat het zo helemaal niet zou gaan. Marjan en Soof zouden samen nog een wereldreis maken en de vader van Marjan opzoeken. Maar Soof wilde dat niet meer, ze wilde vrij zijn, net als een jonge vleermuis. Toen is ze weggelopen.
Na een hele tijd vond Marjan een brief van Soof in de la van haar moeder met een vleermuis er op. Op de poststempel stond dat hij uit Amsterdam kwam. Marjan heeft toen besloten samen met Teun Soof te gaan opzoeken in Amsterdam. In Amsterdam aangekomen hebben ze overal gezocht. Marjan had de brief van Soof nog eens bekeken en kwam tot de ontdekking dat de vleermuis een sticker was. Ze heeft geprobeerd de sticker er af te halen en zag dat er wat op de achterkant stond, maar dat was niet meer te lezen. In een winkel zagen ze dezelfde vleermuis sticker als van de brief en daar stond een adres op ?Tattoo Studio?. Ze zijn naar het adres gegaan en troffen daar Soof aan, maar ook de vader van Marjan. Marjan en Soof hebben een tijd gepraat en Marjan is toen samen met Teun weer terug naar huis gegaan. Ze heeft niet verteld waar Soof was. Soof wilde niet meer terug naar huis omdat ze thuis niet vrij kon zijn en ze daar allemaal zo rustig waren maar dat was Soof helemaal niet. Ze was gelukkig waar ze nu was en ze had een vrij leven.
Later is Marjan nog terug gegaan omdat ze een tatoeage wilde. Marjan kreeg een tatoeage en ging naar huis. Thuis mocht ze het papiertje er af halen en zag een vleermuis met ingeklapte vleugels, net zo een als Soof, maar haar vleermuis had uitgeklapte vleugels.
Toen begreep Marjan alles pas.
Biografie
Lydia Rood
Lydia Rood wordt op donderdag 23 mei 1957 geboren in Velp. Daar groeit ze op samen met haar vier broers en haar zusje. Haar ouders zijn katholiek. Als oudste van het stel wordt van haar verwacht dat ze zich als voorbeeldig meisje gedraagt, lief, rustig en voorkomend, wat haar niet altijd zo best af gaat. Lydia is druk, eigenwijs en avontuurlijk en voelt zich best thuis tussen zoveel jongens. Bomen klimmen achter in de tuin, vuurtjes stoken in het bos (die tot haar ergernis steeds worden uitgetrapt door overijverige padvinders) en voetballen met haar broers zijn aan haar wel bestede activiteiten. Toch kan ze zich ook uren vermaken met het bouwen van kartonnen poppenhuizen, die ze heel creatief van inrichting voorziet. Maar getuttel is niets voor haar en beperkingen van haar vrijheid beantwoordt ze met driftbuien.
Eigenlijk wil ze altijd al schrijfster worden, dan kan ze alles laten gebeuren zoals zij het wil. Ze schrijft rond haar vijfde jaar haar eerste gedicht :
GEDGT
DWINT RUIST
DOOR DBOOMEN
DSNEEUW
Behalve schrijfster wil ze ook wel ontdekkingsreiziger worden, of stewardess, of ... non in Afrika! In elk geval, de wijde wereld in.
Ze gaat naar de Montessori lagere school en vervolgens naar het Rhedens Lyceum, waar ze het gymnasium doet en samen met vriendinnen tijdens menig schoolfeest de boel op stelten zet.
Ook vindt ze in die tijd met een vriendin de legging uit, door van maillots de voeten af te knippen en ze dan zonder rok te dragen met alleen een trui, wat in die tijd de nodige opschudding veroorzaakt. Lydia gaat niet ongezien voorbij. Daarom zegt ze ook te schrijven, om gezien te worden, dan voelt ze dat ze leeft.
Als kind schrijft ze hele dagboeken vol en verhalen voor haar broers en zusje, die ze hun voorleest, ook al vallen ze daar soms bij in slaap. Gelukkig geeft ze niet snel op.
Haar vader, zelf leraar Nederlands, geeft haar opstellen te schrijven, die hij beoordeelt met een cijfer. Omdat ze goed schrijft ziet Lydia hierin een manier om de aandacht en liefde van haar ouders voor zich te winnen. De voorstelling van de liefde die ze van haar moeder verwacht, komt niet overeen met hoe ze die in de realiteit ervaart en dat stelt haar teleur. Zo schrijft zo Lydia jarenlang voor haar moeder, telkens weer in afwachting van haar bevestiging en goedkeuring, tot ze eindelijk beseft dat het er eigenlijk niet toe doet, zolang zij er zelf maar gelukkig mee is. In de roman Offerande (1995) schrijft ze over deze strijd om bemind te worden door haar ouders.
Uiteraard houdt ze als kind al veel van lezen en verslindt ze heel wat sprookjesboeken en vele kinderboeken van o.a. Tonke Dragt, haar grote voorbeeld en Astrid Lidgren. Pippi Langkous is een tijdje haar heldin, wier haardracht ze zelfs af en toe imiteert. Haar eigenzinnigheid, hang naar vrijheid, ongekunstelde oprechtheid en haar avontuurlijke inslag heeft ze nog steeds gemeen met haar jeugdheldin. Altijd opkomend voor het recht van de minder bedeelden in de samenleving steekt ze haar mening nooit onder stoelen of banken. Tegen onrecht kan ze eenvoudig niet en daar zal ze tegenin gaan, zonder zich te laten weerhouden door eventuele risico's.
Zo demonstreerde ze in 1995 op Tahiti tegen de kernproeven van Frankrijk in Mururoa, door letterlijk met haar billen bloot te gaan ten overstaan van de gehele pers. Vervolgens werd ze met haar mededemonstrant gearresteerd en zat ze daar 22 uur vast.
Nog recentelijk kwam ze op voor de zogenaamde 'witte illegalen', door zich bij hen te voegen en zelf ook in hongerstaking te gaan.
Ook als het publieke oog niet meekijkt, springt ze regelmatig voor anderen in de bres.
Op het Rhedens Lyceum zit ook haar jeugdliefde. Hun relatie begint in 1975 en zal twintig jaar zal duren. De laatste drie jaren daarvan zijn ze getrouwd.
Na het behalen van haar VWO diploma in 1975 gaat ze Spaans studeren aan de Universiteit van Amsterdam en journalistiek in Utrecht.
Het is haar broer Niels, met wie ze sinds haar jeugd al veel over boeken spreekt, die haar stimuleert om in haar eerste boek uit te geven. Het is een verhaal dat ze voor de lol heeft geschreven op zo maar een een achternamiddag. Het eindresultaat is een kinderboek en heet Een geheim pad naar gisteren. Het wordt gepubliceerd in 1982.
In 1984 studeert ze af voor journalistiek en wordt redacteur buitenland bij de Volkskrant, waardoor ze haar enorme nieuwsgierigheid naar het 'echte leven' enigszins kan bevredigen.
In 1985 krijgt ze haar enige dochter, Roosmarijn, over wie ze verschillende kleuterboeken schrijft, zoals bijvoorbeeld Torren onder de bank in 1991. De verhaaltjes, waarin gewone dagelijkse gebeurtenissen afgewisseld worden met grappige kleuterfantasieën , worden vaak door Lydia aan haar voorgelezen voor ze in een boek komen. Als ze bij Roosmarijn in de smaak vallen, zijn ze goed. In 1985 wordt Lydia ook eindredacteur binnenland bij de Volkskrant en blijft daar werken tot 1991.
Ondertussen verschijnen er van haar hand steeds meer boeken, waarin familie en vriendschap net als in haar leven vaak een belangrijke rol spelen. Ook haar avontuurlijke natuur is altijd duidelijk in haar boeken terug te vinden.
In 1987 verhuist ze met haar vriend en dochter naar Marken. Lekker rustig en bijna geen auto's. Volgens critici krijgen vanaf nu haar boeken meer diepgang en worden de personages levensechter. Het gaat meestal over mensen, die anders willen zijn, dan er van ze verwacht wordt, zoals ze dat zelf heeft ervaren in haar jeugd.
In 1988 behaalt ze cum laude haar doctoraaldiploma Spaanse taal- en letterkunde .
Lydia wordt langzaamaan steeds sterker en onafhankelijker. Haar kijk op haar relatie verandert daardoor ook en deze raakt in een crisis. Alle zeilen moeten bijgezet worden om de relatie te redden. Uiteindelijk blijkt de onvoorwaardelijke liefde van haar man, waar Lydia aanvankelijk voor was gevallen, toch geen solide basis. De relatie strandt na twintig jaar in 1995.
In 1990 verschijnen de eerste twee thrillers voor volwassenen, Banden en Eenling, die ze samen met haar broer Niels heeft geschreven. Er komen tot 1999 nog vijf andere thrillers voort uit dit co-auteurschap. In datzelfde jaar ontvangt ze ook een Vlag-en-Wimpel voor het jeugdboek Maanzaad.
In 1991 kiest Lydia definitief voor het schrijverschap, maar blijft daarnaast als freelance journalist nog interviews, columns, reportages en verhalen schrijven voor o.a. de Volkskrant, Marie-Claire, Playboy, Elle en Viva.
Wat ze vroeger voor de krant deed, doet ze nu voor haar boeken. Ze neust overal rond om informatie te vergaren. Ze reist ook regelmatig voor haar boeken, om zich in te leven, om dingen mee te maken. Zoals laatst nog naar Ghana, voor haar nieuwe voetbalboek Nframa, zwarte ster. Haar dochter ging deze keer mee op reis, hoewel dat niet altijd kan natuurlijk.
Lydia houdt zich niet alleen bij kleuter-, kinder- en jeugdboeken. Er zijn ook geluidscassettes, toneelstukken, filmbewerkingen en leesboekjes voor de basisschool van haar gepubliceerd. Bovendien schrijft ze romans en erotische verhalen voor volwassenen en zoals genoemd thrillers met haar broer Niels. Ze heeft zelfs een kookboek, Koken op de groei op haar naam. Het boek Job is het (auto)biografische verhaal over haar autistische broer Job, gepubliceerd in 1994 en hoog geprezen door de pers. Maureen, een Surinaamse in Nederland van 1998 is een geschreven portret.
Voor Een mond vol dons krijgt ze in 1994 een Zilveren Griffel. Het liefst heeft ze voor haar kinderboeken een prijs van de kinderen zelf, want dan weet ze dat haar werk echt gewaardeerd wordt. Daarom was ze ook erg blij met de tip van de Kinderjury in datzelfde jaar voor haar kinderboek Het ware verhaal van Marietje Appelgat en haar vieze vrienden.
Omdat schrijven Lydia's grote liefde is en omdat ze altijd boordevol ideeën zit moet ze hard werken om het allemaal bij te houden. Als je haar op de computer hoort, ratelt het aan een stuk door, zonder nadenken lijkt 't wel. Ze ziet het gewoon voor zich gebeuren en schrijft het rechtsreeks op.
Op al haar boeken blijft ze altijd een beetje verliefd en eigenlijk schrijft ze ze voor zichzelf. Zelf vindt Lydia de kinderboeken Erin de Enige en Weg van de zon erg mooi. Grappig vindt ze het kleuterboek Ik kan ik kan wat jij niet kan.
Heel lief vindt ze Ridder gezocht, een voorleesboekje voor school.
Kinderen schijnen het meest te houden van het vieze meisje Marietje Appelgat.
Over Het boek Job en Offerande is ze zelf erg tevreden.
Lydia heeft ondertussen al meer dan veertig boeken op haar naam staan en er komen er ongetwijfeld nog vele bij, want als het niet hoeft, zal ze nooit stoppen met schrijven.
Deze biografie is geschreven door Madeleine, alias deLight, jeugdvriendin van Lydia (met wie ze destijds de legging heeft 'uitgevonden' :-)
'Een goed verhaal gaat via je hart, niet via je hersens'
Als je de weg kwijt bent, dan vraag je maar aan iemand waar ik woon, zegt Lydia Rood aan de telefoon, die brengt je dan wel.' Wanneer ik op het voormalige eiland Marken verdwaal en aan iemand vraag waar Lydia Rood woont, word ik inderdaad tot aan haar voordeur begeleid. Een klein huisje in een rustig dorp voor een razenddrukke schrijfster. In 1997 verschenen twee jeugdboeken van haar, Pip, de rattenvanger van het Rijksmuseum en Weg van de zon. Op het moment van het interview is ze met twee nieuwe boeken bezig. 'Die moeten voor het eind van de week af zijn. Dat lukt dus niet.' En daarna gaat ze op reis naar Ghana.
Waar ben je mee bezig?
Een boek voor volwassenen en een historisch jeugdboek. De provincie Noord-Holland heeft subsidies aan schrijvers die een historisch jeugdboek schrijven over de provincie. Mijn boek gaat over Marken zo rond de eeuwwisseling. En vanmorgen hoorde ik van mijn uitgever dat ik een voorschot kreeg voor een reis naar Ghana. Ik weet nog niet of daar een boek voor volwassenen of voor de jeugd uitrolt.
Dat hangt af van wat je meemaakt?
Meestal krijg ik wel ideeën door wat ik doe. Soms weet je ook wel dat je over iets wilt gaan schrijven. Gabber is zo ontstaan. Ik kreeg de opdracht om een boek te maken over verstandelijk gehandicapte jongeren. Iedereen droomt er wel eens van om met een circus mee te gaan. Dat heb ik toen gedaan en die ervaringen kon ik gebruiken bij het schrijven van het boek. De opdrachtgevers waren eerst nog wel een beetje bang voor het resultaat - verstandelijk gehandicapt en circus liggen niet zo voor de hand - maar uiteindelijk viel het ze wel mee.
Weg van de zon speelt zich af in Amerika. Waarom?
Het boek gaat over drie verschillende jongeren die een eigen toekomst bevechten. Een meisje uit een arm zwart gezin, een jongen uit een familie die gevlucht is en een rijke, verwende snob. Ik wist al dat ik een boek wilde schrijven over die verschillende milieus. Toen kreeg ik het aanbod van een vriend om naar Los Angeles te komen. Pas daar, tijdens een tocht naar Las Vegas, wist ik opeens hoe ik die drie jongeren bij elkaar moest krijgen.
Een boek voor jongeren vanaf een jaar of veertien, lijkt me...
Helemaal niet. Mijn dochter zit in de brugklas en die heeft het ook gelezen. Weg van de zon is wel een hard boek, maar ik heb nog lang niet alles gebruikt wat ik zou kunnen vertellen. Het leven van jongeren is in Amerika echt keihard. Ik was bang dat ik de kritiek zou krijgen dat ik dat leven wat al te rooskleurig had voorgesteld.
Hoe kwam je aan het idee voor Pip?
Dat was ook een opdracht. Ik vond het wel spannend om een boek over een museum te schrijven. Meestal vinden jongeren musea maar saai en stoffig. Als schrijver mag je lekker door het hele museum zwerven. Dus ik ben overal geweest: bij de restauratieafdeling, in de depots en zelfs op het dak. Al die geheime plekken vind je terug in het boek en natuurlijk ook plekken waar iedereen mag komen.
Is Pip een jongen of een meisje?
Ja, dat is de vraag! Ik heb het zo lang mogelijk uitgesteld en ten slotte kon ik geen keuze maken. Dat is nog best lastig schrijven. Je moet overal verwijzingen als 'hem' of 'haar' weghalen. En nou zag ik vanmorgen dat er toch een 'hem' is blijven staan.
Pip, de rattenvanger is ook een soort detective. Als er schilderijen gestolen worden, gaat hij uitzoeken hoe dat komt. Moest je bepaalde schilderijen in het boek verwerken.
Ik was helemaal vrij in mijn keus. Ik heb mijn dochter Roosmarijn (beroemd van de Roosmarijnboeken voor jongere lezers) de opdracht gegeven om een aantal ansichtkaarten te kiezen uit het museum. Van de portretten die erop stonden heb ik personen gemaakt die in het museum werken en op de schilderijen lijken. Als ik een hoofd zie dan begin ik meteen in te vullen hoe zo'n iemand denkt en wat hij doet.
Het lijkt nel of je boeken als Marietje Appelgat, Nippertje Bov en Pip met heel veel plezier schrijft.
Het is ook een soort serie. De avonturen van Marietje Appelgat zijn eigenlijk uit de hand gelopen voorleesverhalen. Nippertje Bov was daar het vervolg op. En nu Pip weer. Toch zijn de boeken nooit alleen maar amusement. In Marietje Appelgat kun je ook lezen wat ik vind over de verdeling tussen arme en rijke mensen. Ook eenzaamheid komt erin aan de orde. Marietje Appelgat krijgt geen vrienden omdat ze zo stinkt en daarmee komt ze buiten haar klas te staan. Dat vinden sommige lezers heel zielig. Ouders vinden het boek heel smerig. Die willen niet voorlezen hoe Marietje rauwe lever opeet dat naar oud bloed smaakt.
De hoofdpersonen van die drie boeken zijn allemaal heel ondernemend.
Misschien komt dat nog uit de tijd dat ik zelf jeugdboeken las. Toen leefde ik me altijd heel erg in de jonaens in. De meisjes in mijn boeken trekken er zelf op uit. lossen problemen zelf op en gaan gevaren niet uit de weg. Zo'n soort meisje wilde ik vroeger ook wel zijn. Ik was op school eerst heel meegaand. Later heb ik pas een grote bek gekregen. En durf.
Over durf gesproken. De hele wereld deed bijna niets om de atoomproeven op eilanden in de Stille Oceaan tegen te houden. Toen heb jij samen met een man op een persconferentie waar de hele wereldpers aanwezig was je blote billen laten zien aan de Franse regering.
Ik was uitgenodigd door Greenpeace. Maar de boten van Greenpeace waren toen al in beslag genomen door de Franse militairen, dus ik kon helaas niet meevaren. Wij vonden dat we toch iets moesten doen.
En je kunt ook goed uitleggen waarom we dat deden. Stel dat er in jouw buurt mensen van over zee komen die ervoor zorgen dat het milieu verpest wordt. Dat je later veel meer kans op huidkanker hebt en dat er een grotere kans is op misvormde baby's. Zou jij dan niet protesteren? Als het allemaal zo veilig was, zoals de Fransen beweerden, dan konden ze de proeven toch ook in eigen land doen?
Schrijf je daar nog een boek over?
Tot nu toe heb ik nog niets met die ervaringen gedaan. Je kunt je melden bij Greenpeace en mag dan een tijd meevaren op een schip. Dat ben ik nog wel van plan. Ik moet wel mee, want dan kan ik er beter over schrijven. En ik moet natuurlijk wel een goed idee voor een verhaal hebben.
Ik hoorde dat je in een club zat voor leesbare boeken. Waarom vind je dat belangrijk?
Als je met lezers en schrijvers praat dan willen ze allemaal boeken lezen die spannend zijn. In Nederland wordt altijd zo neergekeken op boeken die lekker weg lezen. Dan krijg je van die boeken waaraan je kunt zien dat de schrijver heel veel moeite heeft gedaan om er iets ingewikkelds van te maken. Dat is toch gek. Ik vind dat een verhaal via je hart moet binnenkomen en niet via je hersens.
Coen Peppelenbos
"Ik ben gestopt met hard rijden. Ik doe nu kalm aan, dat wil zeggen 100 waar je 80 mag en 120 waar je 100 mag"
"Eigenlijk ben ik voor een werelddictator en dat moest ik dan maar wezen. Of nee, mijn vriend, die weet meer"
'Alles is hier zo bespottelijk'
Ze schrijft kinderboeken en erotische literatuur. Milieufreaks sloten haar in hun hart toen ze twee jaar geleden haar broek liet zakken op Tahiti, uit protest tegen de Franse kernproeven. Lydia Rood (40) rijdt auto en motor, en hard. Maar ze kan niet tegen haast en stank en wil het liefst wonen in een hutje bij de indianen.
Jelle van der Meer
freelance journalist
"Plotseling moest ik zelf een tuin. Mijn moeder verkocht haar huis en toen was er geen gras meer waar alleen ik op mocht liggen en geen grond om kuilen in te graven. Dat is elf jaar geleden. Mijn dochter begon het balkon op te eten en Tsjernobyl kwam overgewaaid. Ik wilde Amsterdam uit. Bij toeval werd het Marken. Ik ben opgegroeid aan de Veluwezoom en natuurlijk veel meer geschikt voor bos dan voor dijk, polder en water. Maar bos was te ver van mijn werk bij de Volkskrant in Amsterdam. Nu ik fulltime schrijfster ben kan ik overal wonen en wil ik naar Suriname. Dat is ongerept bos. Alleen maar bos en rivier. Het is een grote groene bloemkool als je daar over heen vliegt. Vorig jaar ben ik het binnenland in geweest, bij indianen die daar wonen. Boottochtjes, vissen, jagen. Ze jagen op leguaan, een soort kleine dinosaurus. Wij gingen mee maar mochten, onoordeelkundig als we zijn, niet schieten. Dat zou de kans op een geslaagde jacht verpesten. Het is hun eten. Ze hebben één keer een leguaan geschoten maar daar hebben wij geen hap van gekregen. Wel heb ik aap gegeten, gekookte aap. Heerlijk, echt lekker. Smaakte een beetje als rundvlees maar dan iets kruidiger. In de richting van wild zwijn. Je ziet, ik heb niet de minste moeite met het eten van vlees. Ook niet aap. Waarom zou een koe-lapje minder zielig zijn dan gekookte aap? Omdat de aap dichter bij staat? Nee. Er waren twee creoolse Surinamers bij en die weigerden elke hap aap. De indianen en de blanken zaten te smullen, maar de Creolen aten niet.
Ik ben gevallen voor Suriname. Helemaal definitief. Je leeft daar niet zo onnatuurlijk. Het welvaartspeil is laag, er is wel genoeg eten maar een automatische wasmachine is niet vanzelfsprekend. Het leven in Nederland staat ver van wat natuurlijk is, van zoals het hoort: vuurtje stoken, potje koken. Dat is romantiek, maar niet alleen. Ik kan er helemaal niet tegen om in de file te staan. Ik heb haast, net als ieder ander, maar het is ook omdat ik denk: wat doe ik hier? In een stuk blik, op het asfalt, in de stank. Daar kan ik absoluut niet tegen, dat gejacht. Ik ben net gestopt met 160 kilometer per uur te rijden. Ik doe nu kalm aan, dat wil zeggen 100 waar je 80 mag en 120 waar je 100 mag. Ik kom nu overal dramatisch te laat.
Ik heb gevoel dat ik in de verkeerde tijd geboren ben. In mijn kinderboek 'Erin de Enige' beschrijf ik hoe voor mij, al van kinds af aan, het leven in elkaar zou moeten zitten. Een land met bos en water, een beetje communeachtige primitieve samenleving en zorgen voor je dagelijkse eten. Niet dat gepees voor het persoonlijk gewin en het eigen ego en de grote status. Ik doe er aan mee hoor, maar ik vind het allemaal grote waanzin. We gaan allemaal aan de lopende band aan de vreselijkste dingen dood. Journalisten gaan op hun vijftigste dood aan infarcten en maagkankers. En leraren, en zakenmensen vallen om de haverklap om. En waarom doen we mee? Omdat anderen het doen, en omdat we streven naar materiële rust. We hopen dat we op onze veertigste of vijftigste binnen zijn. Hopen dat we dan vrije tijd hebben. Dat is het idee, nu hard werken om straks niet meer te hoeven. Maar dat komt er niet van. De lagere echelons zijn veel relaxter. Om vijf uur zit het werk er op en dan gaan ze naar huis en iets leuks doen. Dat spreekt me aan. Maar ik ben ook gedreven, dat is het vervelende. Ik heb altijd ideeën en die wil ik uitvoeren. En het lijkt me ook erg belangrijk voor het voortbestaan van de mensheid dat mijn ideeën worden uitgevoerd. Ik lijd aan dezelfde zelfoverschatting als de mensen waar ik zo op afgeef.
Ik ben geen dominee. Dat moet je ook niet wezen. Je moet de lezer de ruimte laten zelf iets bij jouw verhaal te bedenken. Je moet er niets instoppen. Ik heb niet een boodschap en verzin daar een verhaal bij. Ik heb een verhaal en daarin blijkt te zitten hoe ik over de wereld denk - je raakt jezelf nou eenmaal niet kwijt als je de computer aanzet. Daar doet de lezer maar mee wat hij wil.
Ik zou gelukkiger zijn als ik hier kon blijven en niet naar Suriname hoefde te emigreren. Als er hier eens ernst zou worden gemaakt met de dingen die van belang zijn. Zoals herverdelen van werk zodat we meer vrije tijd hebben, waardoor we weer voor elkaar kunnen zorgen. En gewoon een dom verbod op dat stomme kreng van een auto. Natuurlijk stap ik erin als het mag. En stap ik op mijn motor. Verbied dat hele ding. Ik ben woedend - dit is even een therapeutische zijsprong - over die wisselstrook op de A1. Hoeveel uren van politici zijn daar aan besteed. Het was allemaal voor het milieu, voor het carpoolen. Nu die strook er is, met al die miljoenen guldens die er in zijn gegaan, is het om het autoverkeer te vergemakkelijken. Het is een extra rijstrook geworden. Zo gaat het steeds en daar wind ik me over op.
Ik word woedend als iets zo simpel is. Er is eten voor iedereen en toch is er honger. Natuurlijk ken ik de argumenten, die van de GATT en andere economische argumenten, maar daar heb ik niets mee te maken. Eigenlijk ben ik voor een werelddictator en dat moest ik dan maar wezen. Of nee, mijn vriend, die weet meer.
Waarom moet alles ten onder gaan aan competentiestrijd tussen mensen, aan die kleine gevechten om dat kleine beetje meer macht. Wat een gedoe. Kom je aan de Hemelpoort, zeg je: 'ik had een inkomen met zoveel nullen, een toppositie bij een bedrijf, ik had mijn vrouw eronder, mijn kinderen deden wat ik zei, de buurman knipte de heg als de schaduw in mijn tuin te lang werd'. Heb je dan gelukkig geleefd? Nee, dan heb je een heleboel mensen ongelukkig gemaakt. Ik vind dat je schuldig bent als je niets doet. Ik ben ook schuldig. Volkerenmoord in Rwanda, Zaïre, voormalig Joegoslavië. Honger op de wereld, als je daar niets aan doet, ben je schuldig. De ontwikkelingshulp is 0,7 procent van het nationaal product en daar moet ook nog weer aan geknibbeld worden. Ik schaam me kapot.
Toen het Rapport van de Club van Rome verscheen zat ik op school. Ik schrok me rot. En daarna de oliecrisis, toen was ik een puber met idealen. Daar heb ik van overgehouden dat je wat moet doen. En er is wel wat gebeurd. Er zijn nu windmolens waarvan iedereen twintig jaar geleden zei dat het te duur was. En er zijn huizen met zonnepanelen. Maar waar ik dan weer kwaad van wordt zijn de hypocriete argumenten. Die Petfles, die wordt ons door de strot geduwd met het argument dat er statiegeld op zit. Produceer die fles gewoon niet! Daar heb je een werelddictator voor nodig, die zegt: we doen er gewoon niet aan mee. Hup, glas sjouwen. Dat is nog goed voor de conditie ook. We wonen in een land waar mensen fietsen kopen die niet kunnen rijden. Dan gaan ze voor de tv zitten fietsen. Weet je wat, laat de auto staan, ga op de fiets naar je werk. Alles is hier zo bespottelijk, we zien niet meer wat normaal is.
Eerlijk gezegd, als de mensheid zich zo nodig naar de klote wil helpen dan moet ze maar haar gang gaan. De vruchtbaarheid neemt af, sperma deugt niet meer, prachtig, net goed. De dennenbossen gaan kapot door zure regen, eigen schuld dikke bult. Dit cynisme is niet goed te rijmen met mijn woede. Ik heb het allebei. Die woede is egoïsme: ik wil er geen last van hebben. En ik vind het bespottelijk. Dat mensen elkaar om de oren slaan met de auto's waarin ze rijden. Er rijden auto's in Nederland die nooit van z'n leven hun topsnelheid zullen halen. Ik weet niet eens hoe hard mijn motor kan.
Er zijn dingen die ik nu nog belangrijk vind en die ik heb uit de kinderboeken die ik vroeger las. 'Marijn bij de Lorredraaier' van Miep Diekman, over slavernij en koloniale schuld. En Tom Sawyer en Huckleberry Finn. Door die boeken heb ik ontdekt wat natuurlijk is. Ik las ontdekkingsreisboeken, historische jeugdboeken en sprookjes. Daardoor ga je anders tegen je eigen werkelijkheid aankijken. Ik wilde ontdekkingsreiziger worden toen ik klein was.
Ik kom uit Velp, daar zit je aan de rand van het bos en in de uiterwaarden van de IJssel. Mijn beste herinneringen zijn de tochten met mijn vriendin op de pony door het bos als daar niemand was. Vossen heb ik gezien, middenin de winter in een besneeuwd bos. Rooie vos in een witte wereld. Het is allemaal romantiek, maar dat is niet erg toch. Romantiek is niet alleen om over te dromen, het is om mee te maken.
Elke dag vuurtje stoken, potje koken is geen romantiek maar armoe? Dat is voor veel mensen zo, maar ik zou niet anders gekend willen hebben. Als ik de vuilnisbak open maak heb ik al een kutgevoel en daar wil ik vanaf - dat ik iets weg moet gooien bedoel ik. Ik leef in een verkeerde tijd, of beter: de hele wereld leeft voor mijn gevoel in een verkeerde tijd. We hebben iets met de wereld gedaan dat niet klopt. De autoloze zondag, daar heeft iedereen toch goede herinneringen aan. En weet je waarom? Dat was mooi.
Met 160 kilometer per uur rijden vind ik lekker, het geeft een kick. Maar het is een nepkick. Als ik moest kiezen tussen vechten voor mijn bestaan of het gaspedaal in mogen drukken werd het eerste. Het zijn nepkicks omdat we geen echte kicks meer hebben. We hoeven niet meer op jacht, we zijn niet meer in gevaar, we hebben het nooit meer koud of warm.
Het lekker vinden en toch een schuldgevoel, dat is niet gek. Ik richt er wel schade mee aan. Eigenlijk krijg ik een schuldgevoel bij bijna alles wat ik koop. Als ik een elektrisch apparaat koop, zoals nu mijn videorecorder stuk is, dan denk ik: 'mens je kan toch ook zonder leven, weet je wat ze met dat geld kunnen doen in de derde wereld'. Als ik er niets vanaf wist had ik er geen last van, dan gingen ze in hun eentje dood, maar ik weet er wel van af. Dus ik ben medeschuldig. Maar ik krijg niet bij alles wat ik lekker vind een schuldgevoel. Wat ik heerlijk vind is op m'n hurken bij een vuurtje zitten, met mijn voeten in het stof, en iets wat ik zelf heb gevangen dood maken en roosteren en opeten. Dat vind ik het allerlekkerste, op seks en slapen na.
Ik praat als een wereldverbeteraar - ik kom uit een schoolmeesterfamilie - maar ik ben het natuurlijk niet. Denk je dat ik de illusie heb dat ik door dat pathologische afvalscheiden van mij iets bijdraag aan het voortbestaan van de wereld? Nee, echt niet. Ik zou graag gedwongen willen worden al die foute dingen te laten. Ik zou van de verantwoordelijkheid ontheven willen worden en dus vooral van het schuldgevoel.
Als je verandering wil moet je op de juiste partij stemmen, en daar is er maar een van in Nederland. GroenLinks, omdat die ook op andere onderwerpen goede standpunten heeft. Maar ik heb niet zoveel hoop op verandering, mensen kiezen voor andere belangen. Mijn broer zijn doel is een BMW. Daar gaat hij niet voor mij van af zien.
Ik ben een optimist. Anders pleeg je zelfmoord, of in elk geval maak je dan geen kinderen. Dat heb ik ook nog gedaan en ik geniet daar erg van. Nee, daar heb ik geen schuldgevoel over, want kinderen krijgen is natuurlijk. Dat is een instinct. En ik ben er juist voor dat we meer volgens dat instinct leven en minder volgens de dingen die we elkaar aanpraten. Ik heb één kind, maar dat is toeval. Ik had er wel vier willen hebben. Vier geweldige kinderen had ik dan bijgedragen aan deze wereld."
Boeken:
1982 Een geheim pad naar gisteren (Van Goor)
1984 De krant van morgen (Van Goor)
1984 Een rotkind (Van Goor)
1985 Thomas & Senior (Leopold)
1985 Thomas & Senior op het spoor van Brute Berend (Leopold)
1987 De kletskolonel (Leopold)
1989 Maanzaad (Leopold / 2e druk 1990)
1989 Kunst en vliegwerk (Leopold)
1990 Zuigen op je neus (Leopold)
1990 Erin de Enige (Leopold / 2e druk 1993)
1991 Torren onder de bank (Leopold)
1992 Gabber (Leopold)
1993 Een mond vol dons (Leopold / 2e druk 1994)
1993 Gebakken moeder met spek (Leopold)
1993 Dennis gaat naar groep 3 (Averroès / 2e druk 1995)
1993 Het rode potje (Averroès)
1994 Het ware verhaal van Marietje Appelgat en haar vieze vrienden (Leopold / 6e druk 1998)
1994 Paarden poepen op wc's (Leopold)
1994 Lekker slapen, diefjesmaat (Leopold)
1995 Oren in de knoop (Leopold)
1995 De nieuwe avonturen uit "Het land van Flipje"; deel 1 (Betuwe)
1996 Een dag uit het rampzalige leven van Nippertje Bov (Leopold)
1996 Ridder gezocht (Zwijsen)
1996 De papa-tijd (Zwijsen)
1997 Weg van de zon (Leopold)
1997 De stem van het water (Leopold)
1997 Ik kan, ik kan wat jij niet kan : alle verhalen over Roosmarijn (Leopold)
1997 Pip, de rattenvanger van het Rijksmuseum (Leopold)
1998 De circusezel (Zwijsen)
1998 Lescek is geen vissenkind (Zwijsen)
1998 Aardbeienijs en koffieprut (Zwijsen)
1998 Een weeskind (Zwijsen)
1999 Het huis van Biels (Leopold)
1999 Zomer zonder Andy (Zwijsen)
2000 Het boek van Sabë (Zwijsen)
2000 Anansi's web (Leopold)
2000 Lekker wakker (Leopold)
2001 Marikes vijfde geheim (Elzenga)
Bekroningen:
1990 Vlag en Wimpel (tekst) voor Maanzaad
1994 Zilveren Griffel voor Een mond vol dons
1995 Tip van de Nederlandse Kinderjury 10 t/m 12 jaar voor Het ware verhaal van Marietje Appelgat en haar vieze vrienden
In 1982 begon zij met het schrijven van kinderboeken. Lydia Rood studeerde journalistiek aan de School voor de Journalistiek in Utrecht. Haar eerste jeugdroman verscheen in 1982. Na haar afstuderen in 1984 werkte ze van 1985 tot en met 1991 als eindredacteur "Binnenland" bij de Volkskrant. Rood studeerde eveneens Spaanse taal en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en behaalde in 1988 cum laude haar doctoraaldiploma. In 1985 kreeg ze haar dochter Roosmarijn, over wie ze verschillende kleuterboeken schreef. Rood las de verhaaltjes, waarin gewone dagelijkse gebeurtenissen werden afgewisseld met grappige kleuterfantasieen, eerst aan de echte Roosmarijn voor. Als ze bij haar in de smaak vielen, waren ze goed.
Boek informatie
- Een mond vol dons
- Lydia Rood
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Lydia Rood