Boekverslag: De Nacht der Girondijnen
Achtste druk, 1997
Novelle
Samenvatting.
Het verhaal speelt in de tweede wereldoorlog en gaat over Jaques (Jacob) Suasso Henriques. Hij geeft les op het Joods Gymnasium in de joodse getto in Amsterdam. De vader van een leerling uit zijn klas is het hoofd van de ordedienst van Westerbork. Die leerling, Georg Cohn komt naar hem toe en verteld dat zijn vader voor Jaques wel een plaatsje heeft in de ordedienst, als adjudant van vader Cohn zelf. Jaques wil wel want hij is het allemaal zat daar in Amsterdam. Zijn vader is vermoord, uit zijn klas verdwijnen steeds meer kinderen en de manier waarop de Joden in het getto dit allemaal gelaten toezien ergert hem vreselijk. Hij vindt het ook vreselijk om joods te zijn. Het werk van de ordedienst komt er eigenlijk op neer dat zij (zelf ook Joden) de lijsten maken van mensen die afgevoerd moeten worden en ook de mensen in de treinen moeten helpen. De joden zitten in die ordedienst eigenlijk om zelf maar niet op transport te hoeven, aangezien ze zelf die lijsten samenstellen. Jaques komt dus zelf ook in die ordedienst en moet van Cohn op een gegeven moment gaan spioneren in barakken om onruststokers op te sporen. Immers als er iets fout gaat in het kamp wordt de OD er op aangekeken en dat wil Cohn natuurlijk niet. In ??n van die barakken ontmoet Jaques de rabbijn Jeremia Hirsch. Het is niet echt een rabbijn, maar Jaques noemt hem wel zo. Door de gesprekken die Jaques met hem voert krijgt Jaques steeds meer respect en begrip voor Hirsch die als Jood zich neerlegt bij zijn lot; dat was waar Jaques zich juist zo aan ergerde, dat passieve. Als Hirsch op transport gat en daarbij de trein ingetrapt wordt door Cohn, wordt Jaques zo kwaad dat hij Cohn aanvalt. Jaques moet de strafbarak in en weet dat hij nog maar drie dagen heeft voor hij ook op transport gaat, En probeert dan voor zichzelf op te schrijven hoe hij zover is gekomen, hoe hij eerst zo laag heeft kunnen zinken, om maar niet op transport te hoeven en dan uiteindelijk toch nog in opstand komt tegenover de Duitse (en joodse) overheersers in het kamp. En ook hoe hij veranderd van iemand die zijn eigen joods-zijn haat, tot iemand die er trots genoeg op is om ervoor te sterven.
Titelverklaring
?De Girondijnen? waren een Franse, politieke groepering die gedurende ??n jaar (1793-1794) een meerderheid heeft gehad. De Girondijnen waren gematigd, enthousiast, hadden een romantische mentaliteit en stemden onder andere tegen de onthoofding van de koning. Na een reeks incidenten raakten de Girondijnen in diskrediet, waarop de hardere Jacobijnen de macht grepen. Na een schijnproces werd een groep van twee?ntwintig Girondijnen naar de guillotine gestuurd. De laatste nacht van deze mensen is door Alphonse de Lamartine beschreven in L'Histoire des Girondins.
In het boek komt dit historische verhaal ter sprake wanneer de zoon van Cohn hem vertelt over het feit dat hij met zijn vader over Jaques heeft gepraat. Georg zegt hem dan: ?Weet u nog dat ik u vroeg of dat allemaal zo echt was gebeurd met die Girondijnen? Ik zei het natuurlijk niet, maar mij leek het een doodgewone roman, onzinnig, een bedenksel. Ja, heus. Maar u zei: ja echt gebeurt. En ik dacht weer: die man heeft geen idee. Geen idee van wat er te koop is. Dat heb ik al meer gemerkt. U vond het heerlijk, - u bent nu toch niet boos ? nou, u zwelgde erin. En dan moet je in dat genre al het ??n en ander mee gemaakt hebben.? Dit fragment geeft aan dat Georg aannam dat Jaques er niet zo mee zit als mensen hun eigen volk onderdrukken of dat dan misschien nog niet maar wel verraden. Jaques heeft blijkbaar met plezier het verhaal verteld. En dar maakt Georg op dat hij ?geschikt? voor de ordedienst is. Want dat is wat die Girondijnen deden, ze wilden de koning, die het volk misbruikte en uitzoog niet kwijt maar naar de mond praten. Hier staat de koning dus symbool voor de Duitsers dan wel de kampcommandant Schaufinger, en de Girondijnen voor de ordedienst in Westerbork. En de Jacobijnen staan voor de andere Jaques, namelijk Jacob, die je ook wel zijn geweten zou kunnen noemen. Namelijk, steeds als het gaat over echte gewetensvragen in het boek, dan wordt ene Jacob geciteerd. Bijvoorbeeld: ?Iets van zijn verering (verering van Cohn in het kamp door andere Joden) daalde natuurlijk af op mij, die achter hem aanliep. [?] Ik vond het niet onaangenaam. Je vond het l?kker, zegt Jacob, erken het maar. Inderdaad het prikkelde me plezierig.?
Motto
Homo homini homo ?De mens is voor de mens een mens?. De spreuk is afgeleid van Plautus' ?homo homini lupus?, oftewel ?de ene mens is voor de andere een wolf?. Je kunt dit motto op twee manieren interpreteren volgens mij. Het kan aangeven dat mensen elkaar vreselijke dingen aan kunnen. Maar je kunt het ook zo zien als een soort zin die een hoop uitspreekt, aangezien we wel mensen zijn (en geen wolven) kunnen we ook tot andere gedachten komen, tot inkeer. Het feit dat we dat kunnen onderscheid ons van de dieren, we hebben een geweten.
Motieven
In het boek zijn er vier belangrijke motieven
De trein
De trein komt vaak voor in het verhaal. Jaques moet daar de mensen inladen, Ninon, het meisje waar hij een beetje verliefd op was, zijn moeder, zijn oom en uiteindelijk ook Jeremia Hirsch. Hij gaat zelf ook met de trein weg, naar Sobibor, naar het einde.
Dit zegt Jaques over de trein: ?Voor mij is de trein in dit kamp geworden tot het symbool voor leed en ongeluk, van de dood, neen, van het kwaad zelve. [?] De trein, de trein. Hij komt en hij gaat, maar nog onduldbaarder dan die aankomst, dan dat vertrek, is de regelmaat waarmee ze plaatsvinden. [?] De trein is de Duivel? De staat dus voor al het kwaad in wereld en ook laat die trein zien dat dat kwaad onvermijdelijk en niet aan te ontkomen is.
Het geloof.
Eerst heeft Jaques een afkeer voor geloof, hij moet er niets van hebben. Maar als hij Hirsch ontmoet laat die hem zien dat het geloof je troost kan geven. En dan wordt een paar keer de thora, dan wel de bijbel geciteerd. Op een gegeven moment laat Hirsch Jaques een stukje voorlezen: ?De Here god is met u alom, waar gij henen gaat. [..] bij de woorden: ?Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods? kon ik niet meer verder, zodat hij het boek uit mijn hand nam en met zachte, maar heldere stem voortging.? Ook wordt het katholieke geloof en het protestantse geloof aangehaald als Jaques en Hirsch het hebben over De Hugenoten, een opera over de godsdienstoorlog die in Frankrijk woedde. Het geloof staat dus symbool voor steun en kracht. Steun in moeilijke tijden en kracht als je op moet komen voor waar je in gelooft en waar je voor staat.
Geschiedenis/motivatie
Die hugenoten brengen me tot het laatste motief, geschiedenis. Jaques is een leraar geschiedenis, de titel komt van een historisch verhaal net als de hugenoten en bovenal: het jodendom een ingewikkelde, ongelukkige geschiedenis. De geschiedenis staat volgens mij symbool voor motivatie. De reden, motivatie en drijfveren waarvoor alles gebeurt. Maar ik twijfel hier een beetje of motivatie zelf ook niet een motief is. Immers, Jaques verklaart al in het begin: ?Ik zit hier in Westerbork en ik wil weten, ik m?et weten hoe zich dat heeft toegedragen; ik wil mijn som maken? Jaques schrijft dit verhaal ook om er voor zich zelf achter te komen hoe het allemaal zo gekomen is, dan moet hij naast de geschiedenis van het verhaal ook de drijfveren, de motivatie weten. De twee motieven, geschiedenis en motivatie zijn dan dus wel aan elkaar verbonden
Thema
Het thema is dan denk ik bewustwording van je identiteit, en het accepteren van die identiteit. Het beste geeft dat zijn naamsverandering van Jaques naar Jacob wel aan. Dat hij zich bewust wordt van zijn eigen joodse identiteit. Het bewust worden van hoe het leven in elkaar zit (motief geschiedenis). Het bewust worden van wie je echt bent (motief geloof). En het bewust worden dat je niet kan vluchten van je lot (motief trein) en dat als je trouw blijft aan jezelf (motief geloof) dat je lot dan te dragen is.
Bewustwording
Aan het thema, de titel en het motto kun je dus zien dat het boek over bewustwording gaat, de bewustwording van de onderdrukker. Maar hoe laat dit boek dit nou zien?
De eerste zinnen in het boek zijn ook dat hij erachter wil komen hoe hij zover heeft kunnen komen en waarom hij het nu wel allemaal op kan schrijven en bij twee eerdere pogingen niet? En hij wil ook aangeven dat het echt allemaal echt gebeurd is. Want het klinkt zo onwerkelijk als hij het allemaal opschrijft, dat mensen tot zoiets in staat zijn, maar er moet geen twijfel over bestaan, het is allemaal echt gebeurd. ?Kom, twee vingers in de lucht: Ik, Jaques Suasso Henriques, geboren 24 februari 1916, ik zweer, dit is de volledige waarheid, onverbloemd, onaangedikt. En die eed moet gelden, onverbrekelijk, voor alles wat volgt, letter voor letter woord voor woord.?
Dan deelt hij zijn verhaal op in twee stukken. Eerst wil hij zijn motivatie weten, waarom hij (vrijwillig!) naar Westerbork is gegaan en daar ten koste van andere mensen in leven probeert te blijven. Daar voor geeft hij drie redenen. Ten eerste kijkt hij neer op het joodse volk, sterker nog, hij haat het joodse volk en hij benijdt de Duitsers. ?Hoe haatte ? en benijdde ? ik al die Duitsers, die hier zo zelfverzekerd, zelfbewust waren binnengestapt; hoe haatte ik nog dieper al die bij de capitulatie naar IJmuiden stuivende, doodgeschrokken, radeloze Joden, kleine voorhoede van dat eeuwenlang vluchtende, nergens voorgoed wortelende rotvolk waar ik toebehoorde.? Ten tweede raakt hij zijn dierbaren kwijt. Zijn vader wordt doodgeschoten als hij probeert te vluchten. En Ninon, een leerling van hem, waar hij eigenlijk een beetje verliefd op is, is op een gegeven moment ook niet meer in de klas. Ook dat geeft hij aan als ??n van zijn drijfveren. ?En dan, haar vertrek van school was al met al niet meer dan ??n van de oorzaken [?] van mijn eigen overgang van toen naar nu, van daar naar hier. Want hoe ellendig ik er ook van was, minstens even zwaar zal wel de ervaring met Georg hebben gewogen.? En dus ten derde, de meest praktische reden, zijn gesprek met Georg. Dat citaat uit het gesprek met hem geeft ook al aan dat Georg ook bezig was met de waarheid. Hij wilde weten of Jaques wist of het verhaal van de Girondijnen echt was of niet, en of Jaques daar mee zat.
In het tweede deel van het verhaal beschrijft Jaques hoe hij langzamerhand dan bewust wordt van zichzelf en hoe hij dan uiteindelijk vrede leert hebben met zijn eigen identiteit. Dat komt door drie ervaringen. De eerste is dat hij zijn dierbaren ook in de trein moet zetten. Eerst zijn moeder en ook zijn oom. Dan moet hij ook Ninon op de trein moet zetten. Dit doet Jaques uiteindelijk wel, maar hij heeft het heel moeilijk. En uiteindelijk moet hij dan ook Jeremia Hirsch in die trein zetten. Hirsch heeft hem langzamerhand doen inzien dat als je je niet verlaagt zoals Jaques nu doet maar alles gelaten over je heen laat komen dat je daar een beter mens door bent. Want, zoals al bleek uit het citaat waarin Jaques een stukje voor moet lezen; het maakt niet uit war je heen gaat, want God is bij je. Wanneer Hirsch dan geschopt wordt door Cohn omdat hij niet snel genoeg gaat het Jaques te ver en vliegt hij Cohn aan. Dat is een duidelijk punt van ommekeer en wordt zo aangegeven: ?En toen gebeurde het, gauwer dan ik het vertellen kan: ik vloog op Cohn aan, sloeg hem met volle kracht in zijn gezicht, raapte het boekje op en gaf het de rebbe terug. Nog voel ik, hoe hij, in de opening van de wagon staand, zijn handen even op mijn hoofd legde en daarbij prevelde hij een paar woorden die ik niet verstond, maar wel begrijp, n?.? Het boek sluit Jaques af door nog toe te voegen dat hij het heeft laten lezen aan een vriendin die hij tegen kwam in de strafbarak en die zegt dit: ?Ik moet het allemaal nog verwerken en er zijn nog zo verschrikkelijk veel vragen. Bijvoorbeeld: waarom sloeg je Cohn en niet Schaufinger? Nee, probeer het maar niet; morgen in de trein naar Sobibor. In elk greview krijg je van mij je eigen voornaam terug, Jacob.? En dit geeft aan dat, ook al weet hij niet alle antwoorden, Jaques veranderd is, zich werkelijk bewust is van zijn identiteit en dus ook zijn (joodse) naam weer kan dragen.
Presser werd geboren in de vroegere Amsterdamse Jodenbuurt in een vrij arm, socialistisch Joods gezin dat zijn joodse wortels had afgeschud; zijn vader was diamantbewerker. Vervolgens was hij tegen zijn zin een tweetal jaren kantoorbediende, deed dankzij een particuliere studiebeurs eerst het staatsexamen voor het gymnasium en kon daarna met deze beurs geschiedenis en Nederlands gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam; hij promoveerde cum laude in 1926. Vervolgens werd hij geschiedenisleraar aan het net opgerichte Vossius Gymnasium in Amsterdam. Nadat de oorlog was afgelopen werd hij voor een paar jaar opnieuw leraar aan het Vossiusgymnasium; tegelijkertijd was hij lector in de politieke geschiedenis en de didactiek en de methodiek van de geschiedenis aan de letterenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. In 1947 werd, mede op zijn instigatie, de politiek-sociale faculteit aldaar opgericht en begon hij ook daar les te geven. Vanaf 1948 was hij bovendien professor aan de letterenfaculteit en het was de bedoeling dat hij dat ook zou worden aan de politiek-sociale faculteit. Dit had echter heel wat voeten in de aarde, omdat de regering hem te links vond. Presser was namelijk een marxist (zij het een onorthodoxe) en had zich de afgelopen jaren stevig van zich doen spreken over gevoelige kwesties als de politionele acties in Indonesië en het optreden van de Amerikaanse senator John McCarthy tegen vermeende communisten. Ook werden hem zijn bijdragen aan linkse bladen zoals Vrij Nederland en De Waarheid voor de voeten geworpen. Het gevolg was dat hij pas in 1949 hoogleraar aan de politiek-sociale faculteit mocht worden en dan nog slechts in buitengewone zin; pas in 1952 volgde een aanstelling als gewoon hoogleraar.Presser heeft zijn voornaamste (historische) werken na de oorlog geschreven. In 1950 kreeg hij van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (het latere NIOD) de opdracht om de vervolging van de Joden tijdens de oorlog te beschrijven waaruit zijn eerder genoemde boek Ondergang voortkwam. Het zeer gevoelige en tegelijk uiterst solide gedocumenteerde boek over de vervolging van de Nederlandse Joden verscheen in 1965 en maakte diepe indruk.
Boek informatie
- De Nacht der Girondijnen
- Jacques (Jacob) Presser
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Jacques (Jacob) Presser