Boekverslag: De Vierde Man
1981
Gerard Kornelis van het Reve, zoals hij tot 1973 heette, werd geboren te Amsterdam. Hij bezocht enige jaren het gymnasium en de Grafische School en kwam daarna in de journalistiek. Hij komt uit een communistisch milieu; in 1966 trad hij toe tot de rooms- katholieke kerk.
Van het Reve schreef romans, verhalen, novellen, een toneelstuk, gedichten, boeken met reisbrieven en liefdesromans. Zijn werk is realistisch en vaak sterk autobiografisch. Veel voorkomende thema's zijn: eenzaamheid, agressie, droefheid, ergernis, innerlijke en uiterlijke onttakeling van de mens, homofiele relaties en angst voor de dood. Grote bekendheid kreeg van het Reve (die zich later "Reve" zou noemen) door zijn autobio- grafische roman "de avonden" (1947). Een jaar eerder verscheen zijn aangrijpende novelle "De ondergang van de familie Boslowits, handelend over de ondergang van een Joods gezin uit Amsterdam in de Tweede Wereldoorlog.
Enkele andere werken:
- Op weg naar het einde (1963)
- Nader tot U (1966)
- Oud en eenzaam (1978)
- Moeder een zoon (1980)
- Wolf (1983)
Titel, thema, motieven:
Christine, de jeugdige weduwe bij wie de ik-figuur (de schrijver zelf) in huis is, blijkt drie minnaars te hebben gehad, die alle drie vroegtijdig zijn gestorven. De schrijver vreest de vierde man te zijn en verlaat hals-over-kop het huis van zijn gastvrouw. Later blijkt een ander, Herman een vriend van Christine uit Duitsland, de vierde man te zijn.
De titel roept associaties op met de roman "The third man" van Graham Greene, de thriller waarvan vooral de verfilming wereld-
beroemd is geworden. In 1983 is ook "De vierde man" verfilmd.
De thema's van het boek, homofilie en angst voor de dood, zijn voor de lezers van Reve's boeken bekende thema's. Aanvankelijk lijkt her erop dat Reve voor de veranderingen de geschiedenis van een liefdesrelatie tussen hemzelf en een vrouw (christine)
gaat beschrijven. Halverwege het boek blijkt de herenliefde toch belangrijker. Schrijver wordt verliefd op Herman, die hij slechts van een foto kent. Reve valt dan weer terug op zijn vertrouwde terminologie, waarbij Herman de "liefdesprins" is en Christine "getuchtigd" moet worden om Herman te veroveren.
De angst voor de dood is een ander thema. De minnaars van Christine sterven snel achter elkaar. Misschien is Christine wel een "femme fatale", een heks of een moderne sphinx (een combinatie van de namen van haar kapsalon en haar bijouterie) die op geheimzinnige wijze haar mannen de dood injaagt.
Gewaarschuwd door een visioen vlucht Reve van Christine weg. In de dromen van de ik-figuur speelt de dood een grote rol. Het kistje waarin hij de foto's en papieren van zijn drie overleden voorgangers aantreft, doet hem denken aan een doodskist. Ook het kamertje waar hij dit kistje vond, doet hem daaraan denken.
Een motief dat in het boek voorkomt is dat van het "verhoor". In deze roman fantaseert de ik-figuur dat christine een heks is en dat ze moet bekennen "in een martelkamer, zoals het behoorde".
samenvatting:
Gerard vertelt aan zijn vriend Ronald dat hij jaren geleden een verhouding had "met een jonge weduwe van het vrouwelijk geslacht". Dan volgt in de hoofdstukken II tot en met X het verhaal van die verhouding en de verwikkelingen eromheen.
Schrijver is uitgenodigd om in de Zuidnederlandse havenplaats V. een lezing te houden voor de plaatselijke notabelen. Hij gaat erheen met de trein en valt door het regelmatig ritme van de wielen in slaap. Hij droom akelig van en lange gang waarin een kloppend geluid naderbij komt "zoals in een film de nadering van gevaar" wordt aangekondigd.
De lezing verloopt goed, schrijver meent zelfs dat hij zeer geestig is geweest die avond. Na afloop heeft hij weinig zin op in een plaatselijk hotel te overnachten. Dat komt goed uit, want de penningmeester van de vereniging die hem voor de lezing had gevraagd, nodigt hem uit bij haar te logeren. Christine is de naam van de penningmeester. Ze is een mooie, jonge en aantrekkelijke weduwe. Gerard raakt er opgewonden van, hoewel hij gewoonlijk de herenliefde bedrijft. Christine blijkt in een groot huis naast haar kapperszaak te wonen. Het idee dat zij wellicht ook nog rijs is, windt Gerard nog meer op. Ze gaan met elkaar naar bed en ondanks Gerards betrekkelijke onervarenheid op het gebied van de hetero-seksuele liefde, zijn Gerard en Christine zeer voldaan. 's Nachts heeft hij weer een nare droom over een mager, zwarte man (de Dood) met een sleutel die zingt "Tierelierelier ... wie is nummer vier ...?"
De volgende ochtend ziet hij op het bureau van Christine een brief en een foto van een knappe jongen. Direct wordt hij op deze jongen verliefd. Deze Herman uit Dusseldorf moet en zal hij bezitten. Christine zal hem daarbij moeten helpen. Als Christine hem vraagt of hij het volgende weekend, tegen betaling, op haar huis wil passen, zegt hij dat meteen toe, want hij meent op die manier met die mooie Herman in contact te kunnen komen.
Het volgende weekend zal Christine naar Herman toe gaan, maar als Gerard bij haar is, aarzelt ze met vertrekken. Ze is niet zo zeker van Herman. Hij is weliswaar al lang verliefd op haar maar hij drinkt veel (net als Gerard) en is in bed nogal snel en woest. Gerard went occulte gaven voor om allerlei dingen van Herman te weten te komen (het "verhoormotief") en stelt voor dat ze Herman meeneemt naar huis onder het voorwendsel dat hij met zijn helderziende gaven wellicht van dienst kan zijn bij het bepaln van hun onderlinge verhouding. In werkelijkheid barst Gerard van verlangen om Herman in levenden lijve te aanschouwen. Als Christine zaterdagochtend is vertrokken, probeert Gerard te gaan schrijven, maar het grote, lege huis benauwt hem. Hij gaat een wandeling maken in de hoop de jongen te ontmoeten die hij de vorige dag in de kamperfoeliestraat heeft gezien. Deze jongen komt hij niet tegen, maar voor de plaatselijke bioscoop pikt hij Laurens op, een lieve, blonde knaap die hij meeneemt naar het huis van Christine. In een klein logeer kamertje vrijen ze met elkaar waarna Laurens weer weg gaat. In het kamertje achter een stapel kappersvakbladen vindt Gerard een rechthoekig kistje. Met een sleutel zoals hij die in zijn droom in handen van de Dood had gezien, maakt hij het kistje open. Hij vindt papieren, brieven en foto's van drie overleden minnaars van Christine. Alle drie vertonen grote gelijkenis met Gerard en alle drie waren ineens dood.
Gerard vlucht in paniek terug naar zijn eigen huis in A., zich realiserend dat zijn dromnhm als gewaarschuwd hebben. Christine belt hem later op en vertelt dat ze Herman inderdaad heeft meegenomen. Ook vertelt ze dat Herman in V. een zwaar auto-ongeluk heeft gehad. Hij is tegen een schip gereden met de auto van Christine, hij is zwaar verminkt en mist een oog. Gerard herinnert zich, dat hij van dit ongeluk een visioen heeft gehad, toen hij voor Christine de helderziende speelde. Hij is de dans dus bijtijds ontsprongen. Weer later verneemt hij dat Christine met een Canadees is getrouwd, van wie ze ook al weer weduwe is. Dan is het verhaal uit en in hoofdstuk XI (het laatste) vraagt hij Ronald wat die ervan vindt. Alleen het versje dat de Dood zong is hem ontschoten! Het oordeel van Ronald komen we overigens niet te weten.
Gerard Kornelis van het Reve, zoals hij tot 1973 heette, werd geboren te Amsterdam. Hij bezocht enige jaren het gymnasium en de Grafische School en kwam daarna in de journalistiek. Hij komt uit een communistisch milieu; in 1966 trad hij toe tot de rooms- katholieke kerk.
Van het Reve schreef romans, verhalen, novellen, een toneelstuk, gedichten, boeken met reisbrieven en liefdesromans. Zijn werk is realistisch en vaak sterk autobiografisch. Veel voorkomende thema's zijn: eenzaamheid, agressie, droefheid, ergernis, innerlijke en uiterlijke onttakeling van de mens, homofiele relaties en angst voor de dood. Grote bekendheid kreeg van het Reve (die zich later "Reve" zou noemen) door zijn autobio- grafische roman "de avonden" (1947). Een jaar eerder verscheen zijn aangrijpende novelle "De ondergang van de familie Boslowits, handelend over de ondergang van een Joods gezin uit Amsterdam in de Tweede Wereldoorlog.
Enkele andere werken:
- Op weg naar het einde (1963)
- Nader tot U (1966)
- Oud en eenzaam (1978)
- Moeder een zoon (1980)
- Wolf (1983)
Titel, thema, motieven:
Christine, de jeugdige weduwe bij wie de ik-figuur (de schrijver zelf) in huis is, blijkt drie minnaars te hebben gehad, die alle drie vroegtijdig zijn gestorven. De schrijver vreest de vierde man te zijn en verlaat hals-over-kop het huis van zijn gastvrouw. Later blijkt een ander, Herman een vriend van Christine uit Duitsland, de vierde man te zijn.
De titel roept associaties op met de roman "The third man" van Graham Greene, de thriller waarvan vooral de verfilming wereld-
beroemd is geworden. In 1983 is ook "De vierde man" verfilmd.
De thema's van het boek, homofilie en angst voor de dood, zijn voor de lezers van Reve's boeken bekende thema's. Aanvankelijk lijkt her erop dat Reve voor de veranderingen de geschiedenis van een liefdesrelatie tussen hemzelf en een vrouw (christine)
gaat beschrijven. Halverwege het boek blijkt de herenliefde toch belangrijker. Schrijver wordt verliefd op Herman, die hij slechts van een foto kent. Reve valt dan weer terug op zijn vertrouwde terminologie, waarbij Herman de "liefdesprins" is en Christine "getuchtigd" moet worden om Herman te veroveren.
De angst voor de dood is een ander thema. De minnaars van Christine sterven snel achter elkaar. Misschien is Christine wel een "femme fatale", een heks of een moderne sphinx (een combinatie van de namen van haar kapsalon en haar bijouterie) die op geheimzinnige wijze haar mannen de dood injaagt.
Gewaarschuwd door een visioen vlucht Reve van Christine weg. In de dromen van de ik-figuur speelt de dood een grote rol. Het kistje waarin hij de foto's en papieren van zijn drie overleden voorgangers aantreft, doet hem denken aan een doodskist. Ook het kamertje waar hij dit kistje vond, doet hem daaraan denken.
Een motief dat in het boek voorkomt is dat van het "verhoor". In deze roman fantaseert de ik-figuur dat christine een heks is en dat ze moet bekennen "in een martelkamer, zoals het behoorde".
samenvatting:
Gerard vertelt aan zijn vriend Ronald dat hij jaren geleden een verhouding had "met een jonge weduwe van het vrouwelijk geslacht". Dan volgt in de hoofdstukken II tot en met X het verhaal van die verhouding en de verwikkelingen eromheen.
Schrijver is uitgenodigd om in de Zuidnederlandse havenplaats V. een lezing te houden voor de plaatselijke notabelen. Hij gaat erheen met de trein en valt door het regelmatig ritme van de wielen in slaap. Hij droom akelig van en lange gang waarin een kloppend geluid naderbij komt "zoals in een film de nadering van gevaar" wordt aangekondigd.
De lezing verloopt goed, schrijver meent zelfs dat hij zeer geestig is geweest die avond. Na afloop heeft hij weinig zin op in een plaatselijk hotel te overnachten. Dat komt goed uit, want de penningmeester van de vereniging die hem voor de lezing had gevraagd, nodigt hem uit bij haar te logeren. Christine is de naam van de penningmeester. Ze is een mooie, jonge en aantrekkelijke weduwe. Gerard raakt er opgewonden van, hoewel hij gewoonlijk de herenliefde bedrijft. Christine blijkt in een groot huis naast haar kapperszaak te wonen. Het idee dat zij wellicht ook nog rijs is, windt Gerard nog meer op. Ze gaan met elkaar naar bed en ondanks Gerards betrekkelijke onervarenheid op het gebied van de hetero-seksuele liefde, zijn Gerard en Christine zeer voldaan. 's Nachts heeft hij weer een nare droom over een mager, zwarte man (de Dood) met een sleutel die zingt "Tierelierelier ... wie is nummer vier ...?"
De volgende ochtend ziet hij op het bureau van Christine een brief en een foto van een knappe jongen. Direct wordt hij op deze jongen verliefd. Deze Herman uit Dusseldorf moet en zal hij bezitten. Christine zal hem daarbij moeten helpen. Als Christine hem vraagt of hij het volgende weekend, tegen betaling, op haar huis wil passen, zegt hij dat meteen toe, want hij meent op die manier met die mooie Herman in contact te kunnen komen.
Het volgende weekend zal Christine naar Herman toe gaan, maar als Gerard bij haar is, aarzelt ze met vertrekken. Ze is niet zo zeker van Herman. Hij is weliswaar al lang verliefd op haar maar hij drinkt veel (net als Gerard) en is in bed nogal snel en woest. Gerard went occulte gaven voor om allerlei dingen van Herman te weten te komen (het "verhoormotief") en stelt voor dat ze Herman meeneemt naar huis onder het voorwendsel dat hij met zijn helderziende gaven wellicht van dienst kan zijn bij het bepaln van hun onderlinge verhouding. In werkelijkheid barst Gerard van verlangen om Herman in levenden lijve te aanschouwen. Als Christine zaterdagochtend is vertrokken, probeert Gerard te gaan schrijven, maar het grote, lege huis benauwt hem. Hij gaat een wandeling maken in de hoop de jongen te ontmoeten die hij de vorige dag in de kamperfoeliestraat heeft gezien. Deze jongen komt hij niet tegen, maar voor de plaatselijke bioscoop pikt hij Laurens op, een lieve, blonde knaap die hij meeneemt naar het huis van Christine. In een klein logeer kamertje vrijen ze met elkaar waarna Laurens weer weg gaat. In het kamertje achter een stapel kappersvakbladen vindt Gerard een rechthoekig kistje. Met een sleutel zoals hij die in zijn droom in handen van de Dood had gezien, maakt hij het kistje open. Hij vindt papieren, brieven en foto's van drie overleden minnaars van Christine. Alle drie vertonen grote gelijkenis met Gerard en alle drie waren ineens dood.
Gerard vlucht in paniek terug naar zijn eigen huis in A., zich realiserend dat zijn dromnhm als gewaarschuwd hebben. Christine belt hem later op en vertelt dat ze Herman inderdaad heeft meegenomen. Ook vertelt ze dat Herman in V. een zwaar auto-ongeluk heeft gehad. Hij is tegen een schip gereden met de auto van Christine, hij is zwaar verminkt en mist een oog. Gerard herinnert zich, dat hij van dit ongeluk een visioen heeft gehad, toen hij voor Christine de helderziende speelde. Hij is de dans dus bijtijds ontsprongen. Weer later verneemt hij dat Christine met een Canadees is getrouwd, van wie ze ook al weer weduwe is. Dan is het verhaal uit en in hoofdstuk XI (het laatste) vraagt hij Ronald wat die ervan vindt. Alleen het versje dat de Dood zong is hem ontschoten! Het oordeel van Ronald komen we overigens niet te weten.
Hij was een Nederlandse schrijver en dichter. Met Harry Mulisch en Willem Frederik Hermans wordt hij tot de Grote Drie van de naoorlogse Nederlandse schrijvers gerekend.
Boek informatie
- De Vierde Man
- Gerard Kornelis van het Reve
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Gerard Reve