Boekverslag: Morgenster
1e druk 1995
1e druk 1995
Van Goor, Amsterdam
1. Titel
Dit boek heet ‘Morgenster’, omdat Rosa door iedereen de Morgenster genoemd wordt. Dat komt omdat ze ’s morgens vroeg oud ijzer verzamelt voor Japie. Die verkoopt het dan op het Waterlooplein. Ook Thomas wordt een morgenster als hij van huis wegloopt en op straat gaat leven.
Het woord ‘morgenster’ is afgeleid van het licht van de planeet Venus dat
’s morgens vroeg, voor zonsopgang, aan de hemel te zien is. In het verhaal beschrijft Thomas een keer dat licht.
2. De belangrijkste gebeurtenissen
De veertienjarige Thomas zit in de tweede klas van het vwo. Hij kan goed leren, maar wordt vreselijk gepest door zijn klasgenoten. Dat komt voor een deel doordat hij versleten en tweedehands kleding draagt. Thuis hebben ze het niet breed: zijn vader is al een tijd werkeloos.
Thomas’ moeder is overleden toen hij heel jong was en jaren later is zijn vader hertrouwd met Joke. Thomas kan haar maar moeilijk accepteren, hoewel ze laat blijken dat ze veel van hem houdt. Thomas denkt vaak aan zijn moeder. Hij voelt zich eenzaam.
Op een achtend, als hij zijn krantenwijk doet, ziet Thomas een meisje bij de afvalcontainers rondscharrelen. Hij maakt kennis met haar. Ze blijkt Rosa te heten en is ongeveer zestien jaar. Ze leeft op straat. Binnen een paar dagen ontmoeten ze elkaar verschillende keren en langzamerhand groeit er een zekere vriendschap. Rosa woont in een oude ziekenwagen en Thomas bezoekt haar daar regelmatig.
Jongens van zijn school zien hem er een keer als ze langsfietsen en vernielen prompt Rosa’s ‘huisje’. Ze vlucht en vindt voorlopig onderdak en een opvanghuis voor daklozen. Daar zoekt Thomas haar op. Rosa is erg in de
war. Thomas neemt haar mee naar zijn huis. Daar blijft ze een poosje, maar het is geen gemakkelijke tante. Ze heeft vak vreemde buien. Thomas’ ouders maken duidelijk dat ze liever zien dat Rosa vertrekt.
Thomas brengt haar weg naar Amsterdam, waar ze een ‘oom’ kent. Als ze bij de oudijzerhandelaar, die Japie heet, aankomen en overnachten, besluit Thomas er ook te blijven. Hij heeft schoon genoeg van het gepest op school en thuis voelt hij zich ook niet op zijn gemak. Japie geeft Thomas wat werk en dat bevalt hem eerst goed, maar het straatleven is toch zo zwaar dat hij ziek wordt. Dan vindt Japie het genoeg.
Rosa brengt Thomas naar huis. Vlak voordat ze er aankomen, vlucht hij. Hij durft zijn ouders eigenlijk niet onder ogen te komen en zegt dat hij toch liever op straat leeft. Hij komt in een buitenwijk terecht, waar hij in contact komt met een groepje zwervers. Die avond redt hij een van de mannen van de bevriezingsdood. De volgende dagen zwerft hij in zijn eentje door de stad. Hij begint te twijfelen of hij hiermee moet doorgaan. Langzamerhand verlangt hij weer naar huis.
Op een avond zoekt hij de zwerversgroep weer op, die net samen met de gemeente een daklozenproject heeft opgezet en dat wordt feestelijk gevierd. Daar duikt Thomas’ stiefmoeder op. Ze overtuigt hem ervan dat hij beter naar huis kan terugkeren. Dat besluit hij tenslotte te doen.
3. De hoofdpersoon
a) In het begin van het verhaal is Thomas een bange, schuchtere jongen die weinig contact heeft met andere mensen. Hij is ook geen praten. Zijn vader is ook al geen prater, daardoor kropt Thomas al zijn verdriet op. Zijn ontmoeting met Rosa brengt daar verandering in: omdat ze allebei eenzaam zijn, voelen ze zich tot elkaar aangetrokken. Langzamerhand groeit er een vriendschap. Hierdoor ontwikkelt hij zich tot een jongen die meer van zichzelf en zijn omgeving begrijpt. Hij leert van zich af te bijten en ontdekt dat weglopen niets oplost.
Rosa is ook een belangrijk persoon in het verhaal. Over haar kom je meer te weten bij 4 c.
b) Thomas durft op school niet van zich af te bijten en kan moeilijk met zijn klasgenoten omgaan. Hierdoor wordt hij gepest door zijn klasgenoten. Het komt ook voor een deel doordat hij versleten en tweedehands kleding draagt.
Wanneer Thomas met Rosa meegaat naar Japie, besluit hij een nieuw leven te beginnen. Op dat moment lijkt hem alles beter dan terug naar school om gepest te worden.
c) Rosa leert om beter met mensen te praten.
d)Thomas verandert in de loop van het verhaal wel. Dat komt door de ontmoeting met Rosa. (zie 3a)
3.Andere personen.
a)Rosa, Japie, zijn vader, zijn overleden moeder, Joke, Milou, Bonkie en
zijn klasgenoten.
b)Door Rosa ontwikkelt hij zichzelf. Door Japie krijgt hij werk. Door de
anderen voelt hij zich eenzaam.
c)Van de andere personen is Rosa het belangrijkst. Tijdens de ontmoeting
met Thomas maakte ze een zeer kordate en bijdehante indruk. Het leek erop dat ze goed voor zichzelf kon zorgen. Maar langzamerhand wordt duidelijk dat er iets vreemds met haar aan de hand is. Ze heeft vreemde buien die plotseling opkomen. Het ene moment is ze lief en aardig, het volgende gesloten of agressief. Op het eind van het verhaal blijkt pas dat ze geestelijk in de war is. Dat komt doordat ze de dood van haar vader niet kan accepteren.
d)Rosa is geen achtergrondpersoon, ze is erg belangrijk in het verhaal.
5.Waar en wanneer.
a) Het verhaal speelt zich af in Amsterdam en in de woonplaats van Thomas
(Die wordt niet genoemd, uit de beschrijving kun je afleiden dat dit een grote stad is). In die plaatsen vindt Thomas onderdak in het Vondelpark, in leegstaande huizen en soms op straat. In het begin is hij ook nog op school en thuis.
b) De plaats speelt best wel een grote rol in het verhaal. Hij komt nl.
zwervers tegen. Die vind je meestal niet in dorpen of kleine steden.
c) Het verhaal speelt zich in deze tijd af, in het najaar en het begin van de
winter.
d) Het verhaal kan niet in de zomer gebeurd zijn, omdat Thomas een keer
een zwerver red van de bevriezingsdood.
3. De opbouw.
a) Het boek bestaat uit 22 hoofdstukken zonder titel.
b) De gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze plaatsvinden.
c) Er zijn geen terugblikken. Wel kom je er via de gedachten van Thomas of door gesprekken achter, wat zich vroeger heeft afgespeeld.
4. Het onderwerp en de boodschap.
Onderwerp: Thomas wordt gepest en is erg eenzaam.
Boodschap: Ellen Tijsinger wil de kinderen de ogen laten openen voor de problemen in de maatschappij.
5. De schrijver.
Ellen Tijsinger werd op 7 september 1947 geboren in Utrecht. In 1970 trouwde ze. Ze kreeg een dochter en een zoon. Momenteel woont ze met haar gezin in Utrecht. Ze tekent, schildert, tennist en rommelt graag met plantjes en stekjes en wandelt in de natuur. Verder leest ze veel en schrijft ze met plezier.
Ellen Tijsinger vond het vroeger op school niet zo leuk. Ze zocht altijd een plaatsje achter in de klas en schreef dan verhaaltjes. ’s Avonds las ze die dan voor aan haar zusjes. Na haar schooltijd besloot ze lerares te worden. Ze gaf een aantal jaren met veel plezier les in handenarbeid op een Havo en Atheneum. Later ging ze werken in het Middelbaar Beroeps Onderwijs. Daar gaf ze les in kinderpsychologie, jeugdliteratuur en spelleiding. In die tijd begon ze weer te schrijven: bijvoorbeeld boeken over kinderverzorging, kinderpsychologie en spelleiding. Ze schreef ook artikelen voor Club, Ouders van nu en Psychologie.
Daarna verschenen boekjes voor jonge kinderen en ook liedjes en verhaaltjes. ‘Word toch wakker!’ is haar eerste boek voor kinderen vanaf een jaar of tien. Een aantal van haar boeken zijn verschenen onder de naam Ellen De Vries-Tijsinger. Vanaf haar derde kinderboek schrijft ze onder haar meisjesnaam, omdat ze merkte dat de kinderen De Vries-Tijsinger te ingewikkeld vonden.
9. Mening.
a) Het verhaal is spannend, avontuurlijk en realistisch, want het bevat veel
gebeurtenissen. En die gebeurtenissen kunnen in het echt ook gebeuren.
Het bevat veel onderwerpen: rouw, echtscheiding, pesten, psychische problemen, werkloosheid, moeilijkheid tussen (stief)ouders en kinderen, zwerven, stelen, ziekte en armoede. Maar deze onderwerpen worden wel goed met elkaar in verband gebracht.
b) Ik vind dat de schrijver over te veel onderwerpen heeft verteld. Maar
het was nog wel realistisch, maar als er minder onderwerpen in zaten, was het nog realistischer. Dan zat er wat meer diepgang in.
c) De bedoeling van het boek is wel duidelijk, want er wordt wel duidelijk
over de problemen verteld. Er wordt bv. op de eerste paar bladzijden
precies verteld hoe Thomas wordt gepest.
d) Ik kon me makkelijk in de situaties en de personen verplaatsen, omdat
het zo geloofwaardig was. Ik leef altijd wel mee met iemand die gepest
wordt. Ik zou alleen nooit over straat gaan zwerven.
d) Zoals mensen in werkelijkheid spreken, want er wordt wel gescholden als
Thomas bv. wordt gepest. Maar er wordt ook wel gewoon, netjes gesproken. Maar ook weer niet overdreven netjes.
Op 7 september 1947 werd ik geboren in Utrecht. De lagere school herinner ik me niet als gezellig, heel anders dan de open sfeer op de scholen nu. Je moest je mond dichthouden en met je armen over elkaar stilzitten. Moeilijk hoor, als je allerlei leuke creatieve plannetjes hebt en rekenen niet leuk vindt. Na de middelbare school ging ik studeren aan een HBO kinderpsychologie, opvoedkunde, handenarbeid, spelleiding en literatuur. In al die vakken gaf ik op diverse soorten scholen les. Ik bewaar er goede herinneringen aan, want kinderen zijn leuk, zeker als je vakken geeft als handenarbeid en spelleiding. Ik werd verliefd op Ron, trouwde, kreeg dochter Mariėtte en zoon Frank en begon met schrijven op het moment dat mijn dochter naar groep 1 en mijn zoon naar de peuterspeelzaal ging. Eerst boeken over mijn vakgebied en artikelen in Ouders van Nu en andere tijdschriften. Ik schreef een paar cursussen voor een schriftelijke onderwijsinstelling en ook verhalen en liedjes voor grammofoonplaatjes van Benny Vreden.
Boek informatie
- Morgenster
- Ellen Tijsinger
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Ellen Tijsinger