Boekverslag: Terug naar Oegstgeest
Terug naar Oegstgeest
1. Zakelijke gegevens
a) Auteur: Jan Wolkers
b) Titel: Terug naar Oegstgeest, Meulenhoff, Amsterdam, 1999, 32e druk, 248 blz. (eerste druk 1965)
c) Genre: roman met autobiografische elementen
2. Samenvatting
De ouders van Jan beginnen in Oegstgeest een kruidenierswinkel. Jan wordt geboren op zijn vaders 35e verjaardag. Als Jan een half jaar is, krijgt hij bronchitis, waardoor hij astmatisch blijft. Een ongeluk met de kroepketel, die gebruikt wordt om te stomen bij ziekte, is de oorzaak van het litteken op zijn linkerslaap.
Jan groeit op in een streng gereformeerd gezin. Hij is voor zijn ouders, die hem graag zouden zien als een braaf en gelovig jongetje, geen gemakkelijk kind. Het gezin waarin Jan opgroeit is groot. Het meeste contact heeft hij met zijn broer, met wie hij uit ruimtegebrek het bed moet delen. Zij hebben een haat-liefde verhouding, hoewel de bewondering voor zijn broer bij Jan de overhand heeft.
Er komen veel herinneringen aan de lagere-schooltijd naar boven. Op juffrouw Vink is hij dol, in tegenstelling tot juffrouw Hakkenberg van de tweede klas. Zo goed als het bij de eerste ging, zo slecht gaat het dan ook bij de tweede. Hij gaat daarop naar een andere school, waar het weer goed gaat. Jan herinnert zich allerlei annekdotes van de hoofdonderwijzer 'de papegaai'. De schrijver bezoekt beide scholen, evenals een overbuurvrouw en het pand van de winkel, waarin inmiddels een middenstandsbank gevestigd is.
Na de lagere school volgt Jan de MULO, die hij nooit afmaakt, omdat hij van school verwijderd wordt. Na het verlaten van de school moet Jan helpen in de winkel van zijn ouders, waarmee het door de crisisjaren van de oorlog steeds slechter gaat. Jan is niet erg geschikt als winkelbediende, omdat hij arme mensen weleens iets gratis geeft.
Zijn ouders verhuren kamers en zijn vader koopt, om geld voor de kapper te besparen, een tondeuse. Uiteindelijk wordt de winkel opgeheven, en gaat Jans vader een kantine in een kasteel beheren.
Op zijn 14e krijgt Jan zijn eerste echte baantje bij het Academisch Ziekenhuis. Samen met een andere verzorger bedrijft Jan wrede spelletjes met dieren. Al in de vroege kinderjaren is er sprake van ambivalente gevoelens voor dieren en er zijn meerdere voorbeelden van sadisme. Zijn tweede baantje is tuinjongen op een landgoed. Jan tekent veel in de tuin en studeert Engels en Frans uit de boeken van zijn zus. Hij bezoekt de avondtekenschool en neemt les in machineschrijven. Hij krijgt een vriendinnetje, maar door zijn stuntelige toenaderingspogingen, loopt dit stuk. Na nog enkele baantjes krijgt hij in 1943 werk op het distributiekantoor in Oegstgeest. In die tijd begint hij griezelverhalen te schrijven. Als Jan een oproep krijgt voor de arbeidsdienst, duikt hij onder. De schrijver bezoekt verschillende van zijn vroegere werkplekken: de laboratoria, waar de sfeer niets veranderd is, en het landgoed, dat er totaal verwaarloosd bij ligt. Het boek eindigt met het overlijden van zijn broer en de herinneringen aan hem.
3. Analyse
a) Thema
Er zijn meerdere thema’s in het boek terug te vinden, zoals de dood van zijn broer, het sociale verval van het gezin en de emotionele en artistieke ontwikkeling van Jan.
Bij elkaar vormen deze drie een soort algemeen thema dat je ‘het opgroeien in (en het losmaken van) een gereformeerd gezin’ zou kunnen noemen.
b) Fabel / Sujet
Het boek heeft twee tijdslijnen, waardoor er heen en weer geschakeld wordt tussen heden en verleden. Maar de tijdslijnen zelf zijn wel redelijk chronologisch, met hier en daar een uitzondering.
Fabel: De ontmoeting van Jans ouders bij kenissen. Ze trouwen in het najaar en gaan in Leiden wonen. Ze beginnen, samen met een oom, een fabriek in scheepsmotoren, maar stoppen daar al snel mee. Vervolgens gaan ze naar Oegstgeest en beginnen een delicatessenhandel. Ze krijgen ongeveer tien kinderen, waaronder Jan.
Jan groeit op in Oegstgeest, terwijl het met de winkel steeds slechter gaat. Aan het begin van de oorlog gaat de winkel failliet. Ondertussen is Jan al gestopt met school en gaan werken, eerst in de winkel, later in een tuin van een rijke familie. Halvewege de oorlog overlijdt zijn broer aan difterie.
Daarna worden zo’n twintig jaar overgeslagen. Vervolgens bezoekt de volwassen Jan het dorp waar hij is opgegroeit.
Sujet: Het sujet is bijna hetzelfde als de fabel, alleen wordt de tijdslijn van de volwassen Jan tussen de andere tijdslijn door verteld.
Het effect hiervan is dat het een persoonlijk verhaal is geworden. Je krijgt het idee dat de volwassen Jan zich door zijn bezoek allerlei dingen herinnert en deze vertelt.
Vertelperspectief (Point of view)
Het verhaal is een ik-roman, met ik als hoofdfiguur. Het handelen en de gedachten van Jan staan centraal. Je krijgt de andere personen alleen door zijn ogen te zien.
Tijd
• Verteltijd en Vertelde Tijd
Het verhaal speelt zich de acht hoofdstukken genaamd Terug naar Oegstgeest ongeveer af in 1965. Jan is dan ongeveer veertig jaar.
De andere acht spelen tijdens zijn jeugd, ongeveer vanaf de ontmoeting van zijn ouders tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945.
• Prospectie en Retrospectie
Het grootste deel van het boek bestaat uit retrospecties. In de acht hoofdstukken genaamd Terug naar Oegstgeest gaat de volwassen Jan letterlijk terug naar Oegstgeest en bezoekt daar de plekken waar hij als kind opgroeide. In de andere acht hoofdstukken vertelt hij over de tijd dat hij jong was.
Ruimte
Het verhaal speelt zich af in en om Oegstgeest. De meest voorkomende plekken zijn thuis, op school en op de plekken waar Jan verschillende baantjes heeft.
Het verhaal heeft een cyclische opbouw. Het begint en eindigt met de dood van zijn broer. In hoofdstuk een is er al sprake van en de laatst twee hoofdstukken gaan er helemaal over.
Personages
• Jan. Jan is de hoofdpersoon waar het verhaal over gaat. Hij gaat terug naar zijn geboortedorp om de belangrijkste locaties uit zijn jeugd te bezoeken. Hij groeide op in een streng gelovig gezin. Met nogal wat moeite heeft hij zich weten te ontworstelen het strenge milieu.
• Vader en moeder. Zijn vader is een strenge, gelovige man, die voortdurend op zoek is naar het ‘ware’ geloof. Jan heeft een haat-liefde verhouding met zijn vader; aan de ene kant haat hij hem. Hij vertegenwoordigd het geloof en de Bijbel waar Jan een hekel aan heeft, maar aan de andere kant kijkt hij toch tegen hem op.
Zijn moeder is een lieve vrouw, die moeite heeft het grote gezin en de winkel draaiende te houden. Je merkt dat ze veel van Jan houdt; hij mag bijvoorbeeld in de keuken wat anders gaan eten als hij geen konijn lust.
• Jan zijn oudere broer. In de oorlog overlijdt deze broer, waar Jan ook een haat-liefde verhouding mee heeft. Jan heeft af en toe enorme ruzie met hem; zo verbrand hij alle foto’s van zijn broer, maar hij kijkt ook tegen hem op. Ze gaan samen vissen en als hij klein is stelt hij hem allerlei vragen.
• Behalve deze vier hoofdpersonen zijn er natuurlijk ook nog anderen, die een wat minder grote rol spelen, zoals de andere broertjes en zusjes, de buren, leraren en klasgenootjes en collega’s.
Jan is eigenlijk de enige in het verhaal die een ontwikkeling doormaakt, hij is een round character. Misschien zijn broer in mindere mate, maar deze overlijdt natuurlijk al jong. De anderen zijn flat chracters, zij maken geen ontwikkeling door, of het is niet te merken.
Schrijfstijl
De stijl die Jan Wolkers in dit boek gebruikt, is niet zo moeilijk. Hij gebruikt veel korte directe zinnen. [“Vanmiddag ben ik naar Oegstgeest gegaan. Het regende en er stond een krachtige wind. De weg was glad. Mijn ruitenwissers werkten niet goed meer. Blz. 28] Uit deze stijl blijkt dat Jan Wolkers niet van moeilijke literatuur houdt. Het is ook mogelijk om in gewone leesbare taal en mooi verhaal te schrijven.
Ook worden er veel Bijbelcitaten of afleidingen daarvan gebruikt. Hieruit blijkt dat het geloof, waarvan hij zo’n afkeer heeft, toch nog wel in hem zit.
c) Motieven
• Dood en verminking. Beide spelen een zeer grote rol in het verhaal. Er is natuurlijk de dood van Jans’ oudere broer. Daarnaast de dood van een klasgenootje, het vermoorden van vele dieren het litteken wat Jan als baby opliep. Dat litteken ziet hij later, na de dood van zijn broer als een Kainsteken en hij krijgt er een groot schuldgevoel door, mede door het feit dat hij zijn broer wel eens dood heeft gewenst.
• Geloof. Het geloof speelt een belangrijke rol in het leven van Jan. Zijn ouders (vooral zijn vader) zijn streng gereformeerd. Alles wat in het gezin werd gedaan werd in verband gebracht met God en de Bijbel.
• Het Anchisesmotief. De vader-zoon relatie staat centraal. Jan heeft een soort haat-liefde verhouding met zijn vader. Aan de ene kant heeft hij een hekel aan zijn streng gelovige vader, maar aan de andere kant bewordert hij hem ook. Zo krijgt hij zijn eerste tekenlessen van zijn vader. Hij is in ieder geval sterk beinvloed door zijn vader, zowel positief als negatief.
• Schuld. Schuld is ook een belangrijk motief. Als Jan iets fout heeft gedaan heeft hij daar (mede door het strenge geloof) vaak een enorm schuldgevoel over. Zo heeft hij de foto’s van zijn overleden broer verbrand en diens jas in het bos achtergelaten. Ook heeft hij een klasgenoot op zijn hoofd geslagen nadat deze een nest jonge merels heeft verdronken. Als de jongen niet veel later aan hersenvliesontsteking overlijdt, heeft hij daar weken last van, omdat hij denkt dat het zijn schuld is. Ook het vermoorden van de vele dieren in het laboratorium, doet hem geen goed. Hij is er eigenlijk mee begonnen om ze te sparen voor de dierproeven, maar samen met een collega gaat hij het al snel voor de lol doen.
• Verval. Het gezin begon redelijk welvarend met een delicatessenhandel. Maar door de economische malaise en ook door de vele kinderen (ongeveer tien) ging het steeds slechter. De delicatessenhandel veranderde in een gewone kruidenierszaak en niet veel later sloot ook deze. In de oorlog wordt de armoede draaglijker, doordat er dan veel meer armen in het dorp zijn.
• Liefde en haat. Door het grote gezin is er vaak niet genoeg aan dacht voor alle kinderen. In de oorlog komt daar ook nog het gebrek aan maatschappelijke liefde bij. Jan raakt daardoor enigszins gefrustreerd en kan moeilijk liefde aan zijn medemensen geven. Hij houdt echter wel veel van dieren. Ondanks die liefde mishandeld hij ze toch veelvuldig, waarschijnlijk om zijn frustraties af te reageren.
d) Titel
Terug naar Oegstgeest gaat over de hoofdpersoon Jan, die zijn geboortedorp Oegstgeest bezoekt. Er komen daar allerlei herinneringen over zijn jeugd boven. Door die herinneringen is te zien hoe het leven in een streng gereformeerd gezin was.
e) Motto
“If seven maids with seven mops
Swept it for half a year,
Do you suppose,” the Walrus said,
“That they could get it clear?”
“I doubt it,” said the Carpenter,
And shead a bitter tear.
Lewis Carroll, Through the looking-glass
Dit motto wil zeggen dat je nog zo hard je best kan doen, maar sommige dingen krijg je niet weggepoetst. Dat gaat in ‘Terug naar Oegstgeest’ over Jan. Hij heeft een moeilijke jeugd gehad, met de moeilijke relatie met zijn vader en de dood van zijn broer. Maar ondanks alles hoort het wel bij bij zijn persoon. Het heeft er mede voor gezorgd dat hij nu is wie hij is.
f) Typerend
Het boek is in die zin typerend voor de schrijver, dat het vol zit met autobiografische elementen, net als in zijn andere boeken. Of het ook typerend is voor de tijd waarin het het is geschreven, is me niet helemaal duidelijk. In elk geval veroorzaakte het nogal wat opschudding.
4. Beoordeling
a) Ik vond Terug naar Oegstgeest een leuk boek. Het is een boeiend verhaal over een gezin van zo’n tachtig jaar geleden. Ik vind het leuk dat het vanuit het standpunt van de volwassen hoofdpersoon is geschreven; hij onderzoekt zijn eigen geschiedenis.
Wel was het af en toe verwarrend om telkens over te schakelen van ‘het heden’ (jaren zestig) naar het verleden. Soms raakte ik de draad een beetje kwijt.
De passages waarin hij grote aantallen dieren vermoord, vond ik nogal choquerend. Hij beschrijft het nogal plastisch.
De laatste twee hoofdstukken, waarin hij over zijn broer en diens dood verteld, vindt ik het mooist. Op dat moment merk je duidelijk dat hij veel van zijn broer hield, maar dat hij zich enorm schuldig voelt over de ruzies en de keren dat hij hem heeft doodgewenst.
Ik heb van Jan Wolkers verder alleen Turks Fruit gelezen, maar ik vind Terug naar Oegstgeest een stuk leuker dan Turks Fruit. Dat gaat bijna alleen maar over seks, terwijl je hier echt een uitgebreid verhaal kunt lezen. Het is volgens mij goed te gebruiken als een soort basis-boek, om de andere boeken van Wolkers goed te kunnen begrijpen.
Het taalgebruik vind ik ook niet moeilijk; het is gewoon normaal Nederlands.
Ik vind het dus een erg goed boek, met wat lugubere stukken. Ik kan het iedereen aanraden.
b) Ik heb twee recensies gevonden, beiden afkomstig uit een uittreksel van www.scholieren.com. De eerste is van Joop, de tweede van Jassica de Vente, uit 5 HAVO.
1.Het boek is me tegengevallen. Mijn ouders dachten dat ik het wel een leuk boek zou vinden, maar dat vond ik eingelijk niet. Ik denk dat ik meer van sensatie houd en dat ik niet doodgegooid wil worden met allerlei gedachten van de schrijver, wat in dit boek dus wel het geval was. Het verhaal heeft me niet zo geboeid, ik kon vaak mijn aandacht er niet bijhouden en vond het daardoor toch wel moeilijk lezen. Ondanks dat het een niet zo heel erg lang boek is. Ook vond ik het af en toe moeilijk, omdat Wolkers met zijn gedachten heel ver afdwaalde en dan opeens weer terug was in de werkelijkheid, ik vond niet dat er tussen het denken en het doen een duidelijke scheiding zat.
Ik denk dat het onderwerp herinneringen aan vroeger is, omdat het hele verhaal eigenlijk bestaat uit herinneringen. Jan Wolkers gaat terug naar Oegstgeest, om zijn herinneringen te vergeten. Niet echt een boeiend onderwerp vind ik zelf, want zoals ik al heb gezegd, houd ik meer van sensatie en vind ik al die herinneringen en gedachten eigenlijk niet zo interessant. Het is ook autobiografisch geschreven, ondanks dat er in het begin staat dat elke gelijkenis met personen op toeval berust. Wolkers heeft zijn levensverhaal dus een beetje aangepast zodat het wat leesbaarder wordt, maar het leven van Wolkers is dus ook een onderwerp.
Er gebeurt wel veel in het verhaal, of eigenlijk is er veel gebeurd waar Wolkers op terugblikt. Een van de belangrijkste gebeurtenissen uit het hele verhaal is toch de dood van zijn broer, want daar komt hij de hele tijd op terug. Ik denk dat dat een hele grote indruk op hem heeft gemaakt. De gebeurtenissen zijn erg realistisch beschreven, zodat je je daar wel bij in kan leven. Ook al vond ik het boek niet zo interessant om te lezen, alles wat er gebeurde was wel goed beschreven. Alles is precies zo geschreven zodat de lezer het goed begrijpt, maar er geen overbodige dingen worden verteld.
Over de personages is niet zo heel veel te zeggen, omdat veel ervan niet zo goed worden beschreven. Eigenlijk is het alleen bij de hoofdpersoon, Jan Wolkers, een beetje duidelijk. De lezer maakt het verhaal mee, vanuit de ogen van Jan Wolkers zelf. Het was daardoor ook makkelijker om je in te leven hoe Jan zich voelde, daardoor leest het ook makkelijker. Jan is een 'levensecht' personage, want hij heeft alle trekken van een normaal mens, het is een autobiografisch boek, dus dat mocht ook wel. Het gedrag van Jan is af en toe een beetje raar, zoals hoe die de muizen in het laboratorium vermoordt, maar verder kan ik me wel inleven in zijn wereld en keur ik zijn gedrag over het algemeen wel goed.
De opbouw van het verhaal is wel logisch, maar af en toe heel erg verwarrend. Jan gaat terug naar Oegstgeest en gaat daar een aantal plaatsen bezoeken om zo herinneringen op te doen. Dat is eigenlijk waar het hele verhaal over gaat. Het verwarrende is dat de terugblikken en gedachten van Jan veel tijdsprongen maken en dat kan af en toe ingewikkeld zijn. De terugblikken waren wel nodig om het verhaal te kunnen begrijpen, maar het maakte het verhaal ook ingewikkeld en dat was soms vervelend, omdat je dan stukken over moest lezen om het te kunnen begrijpen. Het boek heeft een gesloten einde en dat is ook wel prettig. Want het is een vrij ingewikkeld boek, vind ik zelf en dan is het wel lekker als je het boek dan uit hebt en er dan geen vragen meer blijven hangen. Dan heb je eindelijk het gevoel dat je het hele boek hebt begrepen.
Het taalgebruik is niet moeilijk. Het is makkelijk te begrijpen en het leest lekker snel doordat er bijna geen moeilijke woorden in staan. Misschien zijn er soms teveel beschrijvingen, maar dat vond ik over het algemeen wel meevallen. De beschrijvingen vond ik juist goed, want daardoor kwam je echt in het verhaal. Je kon het je helemaal voorstellen, ondanks dat niet alles in detail werd uitgeschreven. Al met al vind ik dit boek niet tegengevallen, maar ik had er toch iets meer van verwacht.
2. Ik vond Terug naar Oegstgeest geen leuk boek.
Vorig jaar heb ik ook al een boek van Jan Wolkers gelezen, dus ik kende zijn stijl al wel een beetje.
Uit zijn korte zinnen en eenvoudige taalgebruik komt duidelijk naar voren dat Jan Wolkers een afkeer heeft van mooischrijverij.
Maar ik heb toch liever die mooischrijverij dan het stijve taalgebruik dat Jan Wolkers hanteert. Een beetje mooiere en uitgebreide beschrijving zou af en toe wel op zijn plaats zijn.
Verder is het heel verwarrend dat het verhaal steeds wisselt van het heden naar het verleden. Je moet goed lezen, anders snap je niet dat je in een keer weer zo'n 25 jaar in het verleden zit.
Eigenlijk waren er geen leuke aspecten aan het boek, behalve dan het zeer gemakkelijk is om te lezen.
De situaties die Wolkers schetst en uitdiept stuiten mij tegen de borst. Dit is vooral in het gedeelte dat hij er plezier in heeft om insecten en dieren te mishandelen, martelen en vermoorden.
Ik kan er echt niet bij met m'n hoofd dat iemand dat kan doen.
Die diertjes zijn hulpeloos en niet opgewassen tegen mensen.
Ik kan sowieso al niet tegen dierenleed, maakt niet uit wat voor dieren, en ik heb het boek dus grotendeels met afschuw zitten lezen.
Dit gedeelte van het boek doet me denken aan mijn oom Harry. Hij vindt het ook leuk om insecten te martelen en deed dat dan ook vaak toen hij klein was. Ik kan het dan ook niet goed met hem vinden. En dit is toch wel de grootste reden dat ik dit boek een kutboek vind.
Daarom heb ik ook geen sympathie voor de ik- figuur. Ik vind hem een masochistisch zwijn, met geen gevoelens.
Hij maakt het leven voor zijn ouders heel moeilijk, en dat kunnen ze er eigenlijk niet bij hebben, want ze zijn al erg arm en hebben al veel zorgen van de andere kinderen. Er is eigenlijk niemand in het boek waar ik wel erg veel sympathie voor heb; de overige karakters worden ook opgezet in de trant van de ik- figuur.
Een van de leuke aspecten van het boek vind ik de symboliek. Ik vind het altijd wel leuk om naar de bedoeling achter de tekst te zoeken. Zoals bijvoorbeeld het vervallen landgoed van dhr. Houtheer, het bevrijden van de jonge reiger, het weerbericht op zijn geboortedag en de reusachtige paling. Wolkers ziet dit als allemaal voortekenen voor wat er komen gaat.
Ik zou dit boek aan niemand aanraden, tenzij ze niet van lezen houden en het ze niet uit maakt of er een goed verhaal in zit of niet.
Geen van beide recensies is echt positief over het boek. De eerste vindt het een saai en oninteressant boek en houdt eigenlijk alleen van sensationele boeken. De tweede vindt het niks, omdat er zoveel dieren in worden gemarteld en gedood. Ik vond dat ook nogal heftig, maar er gebeuren ook nog een heleboel andere dingen.
Waar ze het wel over eens zijn is dat het verhaal af en toe verwarrend is, door het heen en weer gaan van de tijdslijnen.
1. Zakelijke gegevens
a) Auteur: Jan Wolkers
b) Titel: Terug naar Oegstgeest, Meulenhoff, Amsterdam, 1999, 32e druk, 248 blz. (eerste druk 1965)
c) Genre: roman met autobiografische elementen
2. Samenvatting
De ouders van Jan beginnen in Oegstgeest een kruidenierswinkel. Jan wordt geboren op zijn vaders 35e verjaardag. Als Jan een half jaar is, krijgt hij bronchitis, waardoor hij astmatisch blijft. Een ongeluk met de kroepketel, die gebruikt wordt om te stomen bij ziekte, is de oorzaak van het litteken op zijn linkerslaap.
Jan groeit op in een streng gereformeerd gezin. Hij is voor zijn ouders, die hem graag zouden zien als een braaf en gelovig jongetje, geen gemakkelijk kind. Het gezin waarin Jan opgroeit is groot. Het meeste contact heeft hij met zijn broer, met wie hij uit ruimtegebrek het bed moet delen. Zij hebben een haat-liefde verhouding, hoewel de bewondering voor zijn broer bij Jan de overhand heeft.
Er komen veel herinneringen aan de lagere-schooltijd naar boven. Op juffrouw Vink is hij dol, in tegenstelling tot juffrouw Hakkenberg van de tweede klas. Zo goed als het bij de eerste ging, zo slecht gaat het dan ook bij de tweede. Hij gaat daarop naar een andere school, waar het weer goed gaat. Jan herinnert zich allerlei annekdotes van de hoofdonderwijzer 'de papegaai'. De schrijver bezoekt beide scholen, evenals een overbuurvrouw en het pand van de winkel, waarin inmiddels een middenstandsbank gevestigd is.
Na de lagere school volgt Jan de MULO, die hij nooit afmaakt, omdat hij van school verwijderd wordt. Na het verlaten van de school moet Jan helpen in de winkel van zijn ouders, waarmee het door de crisisjaren van de oorlog steeds slechter gaat. Jan is niet erg geschikt als winkelbediende, omdat hij arme mensen weleens iets gratis geeft.
Zijn ouders verhuren kamers en zijn vader koopt, om geld voor de kapper te besparen, een tondeuse. Uiteindelijk wordt de winkel opgeheven, en gaat Jans vader een kantine in een kasteel beheren.
Op zijn 14e krijgt Jan zijn eerste echte baantje bij het Academisch Ziekenhuis. Samen met een andere verzorger bedrijft Jan wrede spelletjes met dieren. Al in de vroege kinderjaren is er sprake van ambivalente gevoelens voor dieren en er zijn meerdere voorbeelden van sadisme. Zijn tweede baantje is tuinjongen op een landgoed. Jan tekent veel in de tuin en studeert Engels en Frans uit de boeken van zijn zus. Hij bezoekt de avondtekenschool en neemt les in machineschrijven. Hij krijgt een vriendinnetje, maar door zijn stuntelige toenaderingspogingen, loopt dit stuk. Na nog enkele baantjes krijgt hij in 1943 werk op het distributiekantoor in Oegstgeest. In die tijd begint hij griezelverhalen te schrijven. Als Jan een oproep krijgt voor de arbeidsdienst, duikt hij onder. De schrijver bezoekt verschillende van zijn vroegere werkplekken: de laboratoria, waar de sfeer niets veranderd is, en het landgoed, dat er totaal verwaarloosd bij ligt. Het boek eindigt met het overlijden van zijn broer en de herinneringen aan hem.
3. Analyse
a) Thema
Er zijn meerdere thema’s in het boek terug te vinden, zoals de dood van zijn broer, het sociale verval van het gezin en de emotionele en artistieke ontwikkeling van Jan.
Bij elkaar vormen deze drie een soort algemeen thema dat je ‘het opgroeien in (en het losmaken van) een gereformeerd gezin’ zou kunnen noemen.
b) Fabel / Sujet
Het boek heeft twee tijdslijnen, waardoor er heen en weer geschakeld wordt tussen heden en verleden. Maar de tijdslijnen zelf zijn wel redelijk chronologisch, met hier en daar een uitzondering.
Fabel: De ontmoeting van Jans ouders bij kenissen. Ze trouwen in het najaar en gaan in Leiden wonen. Ze beginnen, samen met een oom, een fabriek in scheepsmotoren, maar stoppen daar al snel mee. Vervolgens gaan ze naar Oegstgeest en beginnen een delicatessenhandel. Ze krijgen ongeveer tien kinderen, waaronder Jan.
Jan groeit op in Oegstgeest, terwijl het met de winkel steeds slechter gaat. Aan het begin van de oorlog gaat de winkel failliet. Ondertussen is Jan al gestopt met school en gaan werken, eerst in de winkel, later in een tuin van een rijke familie. Halvewege de oorlog overlijdt zijn broer aan difterie.
Daarna worden zo’n twintig jaar overgeslagen. Vervolgens bezoekt de volwassen Jan het dorp waar hij is opgegroeit.
Sujet: Het sujet is bijna hetzelfde als de fabel, alleen wordt de tijdslijn van de volwassen Jan tussen de andere tijdslijn door verteld.
Het effect hiervan is dat het een persoonlijk verhaal is geworden. Je krijgt het idee dat de volwassen Jan zich door zijn bezoek allerlei dingen herinnert en deze vertelt.
Vertelperspectief (Point of view)
Het verhaal is een ik-roman, met ik als hoofdfiguur. Het handelen en de gedachten van Jan staan centraal. Je krijgt de andere personen alleen door zijn ogen te zien.
Tijd
• Verteltijd en Vertelde Tijd
Het verhaal speelt zich de acht hoofdstukken genaamd Terug naar Oegstgeest ongeveer af in 1965. Jan is dan ongeveer veertig jaar.
De andere acht spelen tijdens zijn jeugd, ongeveer vanaf de ontmoeting van zijn ouders tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945.
• Prospectie en Retrospectie
Het grootste deel van het boek bestaat uit retrospecties. In de acht hoofdstukken genaamd Terug naar Oegstgeest gaat de volwassen Jan letterlijk terug naar Oegstgeest en bezoekt daar de plekken waar hij als kind opgroeide. In de andere acht hoofdstukken vertelt hij over de tijd dat hij jong was.
Ruimte
Het verhaal speelt zich af in en om Oegstgeest. De meest voorkomende plekken zijn thuis, op school en op de plekken waar Jan verschillende baantjes heeft.
Het verhaal heeft een cyclische opbouw. Het begint en eindigt met de dood van zijn broer. In hoofdstuk een is er al sprake van en de laatst twee hoofdstukken gaan er helemaal over.
Personages
• Jan. Jan is de hoofdpersoon waar het verhaal over gaat. Hij gaat terug naar zijn geboortedorp om de belangrijkste locaties uit zijn jeugd te bezoeken. Hij groeide op in een streng gelovig gezin. Met nogal wat moeite heeft hij zich weten te ontworstelen het strenge milieu.
• Vader en moeder. Zijn vader is een strenge, gelovige man, die voortdurend op zoek is naar het ‘ware’ geloof. Jan heeft een haat-liefde verhouding met zijn vader; aan de ene kant haat hij hem. Hij vertegenwoordigd het geloof en de Bijbel waar Jan een hekel aan heeft, maar aan de andere kant kijkt hij toch tegen hem op.
Zijn moeder is een lieve vrouw, die moeite heeft het grote gezin en de winkel draaiende te houden. Je merkt dat ze veel van Jan houdt; hij mag bijvoorbeeld in de keuken wat anders gaan eten als hij geen konijn lust.
• Jan zijn oudere broer. In de oorlog overlijdt deze broer, waar Jan ook een haat-liefde verhouding mee heeft. Jan heeft af en toe enorme ruzie met hem; zo verbrand hij alle foto’s van zijn broer, maar hij kijkt ook tegen hem op. Ze gaan samen vissen en als hij klein is stelt hij hem allerlei vragen.
• Behalve deze vier hoofdpersonen zijn er natuurlijk ook nog anderen, die een wat minder grote rol spelen, zoals de andere broertjes en zusjes, de buren, leraren en klasgenootjes en collega’s.
Jan is eigenlijk de enige in het verhaal die een ontwikkeling doormaakt, hij is een round character. Misschien zijn broer in mindere mate, maar deze overlijdt natuurlijk al jong. De anderen zijn flat chracters, zij maken geen ontwikkeling door, of het is niet te merken.
Schrijfstijl
De stijl die Jan Wolkers in dit boek gebruikt, is niet zo moeilijk. Hij gebruikt veel korte directe zinnen. [“Vanmiddag ben ik naar Oegstgeest gegaan. Het regende en er stond een krachtige wind. De weg was glad. Mijn ruitenwissers werkten niet goed meer. Blz. 28] Uit deze stijl blijkt dat Jan Wolkers niet van moeilijke literatuur houdt. Het is ook mogelijk om in gewone leesbare taal en mooi verhaal te schrijven.
Ook worden er veel Bijbelcitaten of afleidingen daarvan gebruikt. Hieruit blijkt dat het geloof, waarvan hij zo’n afkeer heeft, toch nog wel in hem zit.
c) Motieven
• Dood en verminking. Beide spelen een zeer grote rol in het verhaal. Er is natuurlijk de dood van Jans’ oudere broer. Daarnaast de dood van een klasgenootje, het vermoorden van vele dieren het litteken wat Jan als baby opliep. Dat litteken ziet hij later, na de dood van zijn broer als een Kainsteken en hij krijgt er een groot schuldgevoel door, mede door het feit dat hij zijn broer wel eens dood heeft gewenst.
• Geloof. Het geloof speelt een belangrijke rol in het leven van Jan. Zijn ouders (vooral zijn vader) zijn streng gereformeerd. Alles wat in het gezin werd gedaan werd in verband gebracht met God en de Bijbel.
• Het Anchisesmotief. De vader-zoon relatie staat centraal. Jan heeft een soort haat-liefde verhouding met zijn vader. Aan de ene kant heeft hij een hekel aan zijn streng gelovige vader, maar aan de andere kant bewordert hij hem ook. Zo krijgt hij zijn eerste tekenlessen van zijn vader. Hij is in ieder geval sterk beinvloed door zijn vader, zowel positief als negatief.
• Schuld. Schuld is ook een belangrijk motief. Als Jan iets fout heeft gedaan heeft hij daar (mede door het strenge geloof) vaak een enorm schuldgevoel over. Zo heeft hij de foto’s van zijn overleden broer verbrand en diens jas in het bos achtergelaten. Ook heeft hij een klasgenoot op zijn hoofd geslagen nadat deze een nest jonge merels heeft verdronken. Als de jongen niet veel later aan hersenvliesontsteking overlijdt, heeft hij daar weken last van, omdat hij denkt dat het zijn schuld is. Ook het vermoorden van de vele dieren in het laboratorium, doet hem geen goed. Hij is er eigenlijk mee begonnen om ze te sparen voor de dierproeven, maar samen met een collega gaat hij het al snel voor de lol doen.
• Verval. Het gezin begon redelijk welvarend met een delicatessenhandel. Maar door de economische malaise en ook door de vele kinderen (ongeveer tien) ging het steeds slechter. De delicatessenhandel veranderde in een gewone kruidenierszaak en niet veel later sloot ook deze. In de oorlog wordt de armoede draaglijker, doordat er dan veel meer armen in het dorp zijn.
• Liefde en haat. Door het grote gezin is er vaak niet genoeg aan dacht voor alle kinderen. In de oorlog komt daar ook nog het gebrek aan maatschappelijke liefde bij. Jan raakt daardoor enigszins gefrustreerd en kan moeilijk liefde aan zijn medemensen geven. Hij houdt echter wel veel van dieren. Ondanks die liefde mishandeld hij ze toch veelvuldig, waarschijnlijk om zijn frustraties af te reageren.
d) Titel
Terug naar Oegstgeest gaat over de hoofdpersoon Jan, die zijn geboortedorp Oegstgeest bezoekt. Er komen daar allerlei herinneringen over zijn jeugd boven. Door die herinneringen is te zien hoe het leven in een streng gereformeerd gezin was.
e) Motto
“If seven maids with seven mops
Swept it for half a year,
Do you suppose,” the Walrus said,
“That they could get it clear?”
“I doubt it,” said the Carpenter,
And shead a bitter tear.
Lewis Carroll, Through the looking-glass
Dit motto wil zeggen dat je nog zo hard je best kan doen, maar sommige dingen krijg je niet weggepoetst. Dat gaat in ‘Terug naar Oegstgeest’ over Jan. Hij heeft een moeilijke jeugd gehad, met de moeilijke relatie met zijn vader en de dood van zijn broer. Maar ondanks alles hoort het wel bij bij zijn persoon. Het heeft er mede voor gezorgd dat hij nu is wie hij is.
f) Typerend
Het boek is in die zin typerend voor de schrijver, dat het vol zit met autobiografische elementen, net als in zijn andere boeken. Of het ook typerend is voor de tijd waarin het het is geschreven, is me niet helemaal duidelijk. In elk geval veroorzaakte het nogal wat opschudding.
4. Beoordeling
a) Ik vond Terug naar Oegstgeest een leuk boek. Het is een boeiend verhaal over een gezin van zo’n tachtig jaar geleden. Ik vind het leuk dat het vanuit het standpunt van de volwassen hoofdpersoon is geschreven; hij onderzoekt zijn eigen geschiedenis.
Wel was het af en toe verwarrend om telkens over te schakelen van ‘het heden’ (jaren zestig) naar het verleden. Soms raakte ik de draad een beetje kwijt.
De passages waarin hij grote aantallen dieren vermoord, vond ik nogal choquerend. Hij beschrijft het nogal plastisch.
De laatste twee hoofdstukken, waarin hij over zijn broer en diens dood verteld, vindt ik het mooist. Op dat moment merk je duidelijk dat hij veel van zijn broer hield, maar dat hij zich enorm schuldig voelt over de ruzies en de keren dat hij hem heeft doodgewenst.
Ik heb van Jan Wolkers verder alleen Turks Fruit gelezen, maar ik vind Terug naar Oegstgeest een stuk leuker dan Turks Fruit. Dat gaat bijna alleen maar over seks, terwijl je hier echt een uitgebreid verhaal kunt lezen. Het is volgens mij goed te gebruiken als een soort basis-boek, om de andere boeken van Wolkers goed te kunnen begrijpen.
Het taalgebruik vind ik ook niet moeilijk; het is gewoon normaal Nederlands.
Ik vind het dus een erg goed boek, met wat lugubere stukken. Ik kan het iedereen aanraden.
b) Ik heb twee recensies gevonden, beiden afkomstig uit een uittreksel van www.scholieren.com. De eerste is van Joop, de tweede van Jassica de Vente, uit 5 HAVO.
1.Het boek is me tegengevallen. Mijn ouders dachten dat ik het wel een leuk boek zou vinden, maar dat vond ik eingelijk niet. Ik denk dat ik meer van sensatie houd en dat ik niet doodgegooid wil worden met allerlei gedachten van de schrijver, wat in dit boek dus wel het geval was. Het verhaal heeft me niet zo geboeid, ik kon vaak mijn aandacht er niet bijhouden en vond het daardoor toch wel moeilijk lezen. Ondanks dat het een niet zo heel erg lang boek is. Ook vond ik het af en toe moeilijk, omdat Wolkers met zijn gedachten heel ver afdwaalde en dan opeens weer terug was in de werkelijkheid, ik vond niet dat er tussen het denken en het doen een duidelijke scheiding zat.
Ik denk dat het onderwerp herinneringen aan vroeger is, omdat het hele verhaal eigenlijk bestaat uit herinneringen. Jan Wolkers gaat terug naar Oegstgeest, om zijn herinneringen te vergeten. Niet echt een boeiend onderwerp vind ik zelf, want zoals ik al heb gezegd, houd ik meer van sensatie en vind ik al die herinneringen en gedachten eigenlijk niet zo interessant. Het is ook autobiografisch geschreven, ondanks dat er in het begin staat dat elke gelijkenis met personen op toeval berust. Wolkers heeft zijn levensverhaal dus een beetje aangepast zodat het wat leesbaarder wordt, maar het leven van Wolkers is dus ook een onderwerp.
Er gebeurt wel veel in het verhaal, of eigenlijk is er veel gebeurd waar Wolkers op terugblikt. Een van de belangrijkste gebeurtenissen uit het hele verhaal is toch de dood van zijn broer, want daar komt hij de hele tijd op terug. Ik denk dat dat een hele grote indruk op hem heeft gemaakt. De gebeurtenissen zijn erg realistisch beschreven, zodat je je daar wel bij in kan leven. Ook al vond ik het boek niet zo interessant om te lezen, alles wat er gebeurde was wel goed beschreven. Alles is precies zo geschreven zodat de lezer het goed begrijpt, maar er geen overbodige dingen worden verteld.
Over de personages is niet zo heel veel te zeggen, omdat veel ervan niet zo goed worden beschreven. Eigenlijk is het alleen bij de hoofdpersoon, Jan Wolkers, een beetje duidelijk. De lezer maakt het verhaal mee, vanuit de ogen van Jan Wolkers zelf. Het was daardoor ook makkelijker om je in te leven hoe Jan zich voelde, daardoor leest het ook makkelijker. Jan is een 'levensecht' personage, want hij heeft alle trekken van een normaal mens, het is een autobiografisch boek, dus dat mocht ook wel. Het gedrag van Jan is af en toe een beetje raar, zoals hoe die de muizen in het laboratorium vermoordt, maar verder kan ik me wel inleven in zijn wereld en keur ik zijn gedrag over het algemeen wel goed.
De opbouw van het verhaal is wel logisch, maar af en toe heel erg verwarrend. Jan gaat terug naar Oegstgeest en gaat daar een aantal plaatsen bezoeken om zo herinneringen op te doen. Dat is eigenlijk waar het hele verhaal over gaat. Het verwarrende is dat de terugblikken en gedachten van Jan veel tijdsprongen maken en dat kan af en toe ingewikkeld zijn. De terugblikken waren wel nodig om het verhaal te kunnen begrijpen, maar het maakte het verhaal ook ingewikkeld en dat was soms vervelend, omdat je dan stukken over moest lezen om het te kunnen begrijpen. Het boek heeft een gesloten einde en dat is ook wel prettig. Want het is een vrij ingewikkeld boek, vind ik zelf en dan is het wel lekker als je het boek dan uit hebt en er dan geen vragen meer blijven hangen. Dan heb je eindelijk het gevoel dat je het hele boek hebt begrepen.
Het taalgebruik is niet moeilijk. Het is makkelijk te begrijpen en het leest lekker snel doordat er bijna geen moeilijke woorden in staan. Misschien zijn er soms teveel beschrijvingen, maar dat vond ik over het algemeen wel meevallen. De beschrijvingen vond ik juist goed, want daardoor kwam je echt in het verhaal. Je kon het je helemaal voorstellen, ondanks dat niet alles in detail werd uitgeschreven. Al met al vind ik dit boek niet tegengevallen, maar ik had er toch iets meer van verwacht.
2. Ik vond Terug naar Oegstgeest geen leuk boek.
Vorig jaar heb ik ook al een boek van Jan Wolkers gelezen, dus ik kende zijn stijl al wel een beetje.
Uit zijn korte zinnen en eenvoudige taalgebruik komt duidelijk naar voren dat Jan Wolkers een afkeer heeft van mooischrijverij.
Maar ik heb toch liever die mooischrijverij dan het stijve taalgebruik dat Jan Wolkers hanteert. Een beetje mooiere en uitgebreide beschrijving zou af en toe wel op zijn plaats zijn.
Verder is het heel verwarrend dat het verhaal steeds wisselt van het heden naar het verleden. Je moet goed lezen, anders snap je niet dat je in een keer weer zo'n 25 jaar in het verleden zit.
Eigenlijk waren er geen leuke aspecten aan het boek, behalve dan het zeer gemakkelijk is om te lezen.
De situaties die Wolkers schetst en uitdiept stuiten mij tegen de borst. Dit is vooral in het gedeelte dat hij er plezier in heeft om insecten en dieren te mishandelen, martelen en vermoorden.
Ik kan er echt niet bij met m'n hoofd dat iemand dat kan doen.
Die diertjes zijn hulpeloos en niet opgewassen tegen mensen.
Ik kan sowieso al niet tegen dierenleed, maakt niet uit wat voor dieren, en ik heb het boek dus grotendeels met afschuw zitten lezen.
Dit gedeelte van het boek doet me denken aan mijn oom Harry. Hij vindt het ook leuk om insecten te martelen en deed dat dan ook vaak toen hij klein was. Ik kan het dan ook niet goed met hem vinden. En dit is toch wel de grootste reden dat ik dit boek een kutboek vind.
Daarom heb ik ook geen sympathie voor de ik- figuur. Ik vind hem een masochistisch zwijn, met geen gevoelens.
Hij maakt het leven voor zijn ouders heel moeilijk, en dat kunnen ze er eigenlijk niet bij hebben, want ze zijn al erg arm en hebben al veel zorgen van de andere kinderen. Er is eigenlijk niemand in het boek waar ik wel erg veel sympathie voor heb; de overige karakters worden ook opgezet in de trant van de ik- figuur.
Een van de leuke aspecten van het boek vind ik de symboliek. Ik vind het altijd wel leuk om naar de bedoeling achter de tekst te zoeken. Zoals bijvoorbeeld het vervallen landgoed van dhr. Houtheer, het bevrijden van de jonge reiger, het weerbericht op zijn geboortedag en de reusachtige paling. Wolkers ziet dit als allemaal voortekenen voor wat er komen gaat.
Ik zou dit boek aan niemand aanraden, tenzij ze niet van lezen houden en het ze niet uit maakt of er een goed verhaal in zit of niet.
Geen van beide recensies is echt positief over het boek. De eerste vindt het een saai en oninteressant boek en houdt eigenlijk alleen van sensationele boeken. De tweede vindt het niks, omdat er zoveel dieren in worden gemarteld en gedood. Ik vond dat ook nogal heftig, maar er gebeuren ook nog een heleboel andere dingen.
Waar ze het wel over eens zijn is dat het verhaal af en toe verwarrend is, door het heen en weer gaan van de tijdslijnen.
Wolkers wordt gerekend tot de beste auteurs in de naoorlogse Nederlandse literatuur. Zijn beeldende, directe taalgebruik vond veel navolging.
Boek informatie
- Terug naar Oegstgeest
- Jan Hendrik Wolkers
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Jan Hendrik Wolkers
Andere boekverslagen van boeken geschreven door Jan Hendrik Wolkers

10
boekverslagen
Brandende liefde

2
boekverslagen
De doodshoofdvlinder

1
boekverslag
De Kus

11
boekverslagen
De perzik van onsterfelijkheid

8
boekverslagen
Een roos van vlees