Werkstuk: Suriname en Nederland
Inleiding
Hoofdvraag:
Hoe veranderde het beeld van de Surinamers ten opzichte van de Nederlanders
en van de Nederlanders ten opzichte van de Surinamers?
Deelvragen:
1. Hoe verliep de kolonisatie en wat veranderden de Nederlanders aan de
Surinaamse samenleving?
2. Hoe was de situatie vlak voor de dekolonisatie en hoe was die situatie
veranderd sinds het begin van de kolonisatie?
3. Hoe verliep de dekolonisatie?
4. Wat veranderde er sinds Suriname onafhankelijk is geworden?
Wij hebben gekozen om ons bezig te houden met de dekolonisatie van Suriname. We vonden dat het meest interessante land, omdat het vroeger van Nederland is geweest en niet van een ander Europees land, het allemaal nog niet zo lang geleden is en we nu nog steeds veel te maken hebben met Suriname. Suriname is een vrij actueel onderwerp.
De verschillende deelvragen houden een chronologische volgorde aan. In alle deelvragen wordt er in gegaan op het beeld van de Surinamers ten opzichte van de Nederlanders en van de Nederlanders ten opzichte van de Surinamers.
Toen er nog geen Europeanen naar Zuid-Amerika waren gekomen, leefden er verschillende soorten indianen. Door de komst van de kolonisten zijn velen van hen overleden en is de hele samenstellig van de bevolking veranderd. Er zijn vanuit Europa verscheidene kolonisten gekomen, de Nederlanders hebben vanuit Afrika slaven aangevoerd en later zijn ook nog Javanen en Hindoestanen als contractanten aangetrokken. Dit zorgde ervoor dat Suriname niet echt een natie vormde.
Ongeveer tijdens de tweede wereldoorlog begon het nationalisme onder de verschillende bevolkingsgroepen op te komen. De tweede wereldoorlog had ook andere gevolgen. De economie onderging grote veranderingen. Er was veel vraag naar bauxiet, waarvan wapens gemaakt konden worden.
Verder werd er na de tweede wereldoorlog het algemeen kiesrecht ingesteld en ontstonden er politieke partijen die door de verschillende etnische groepen werden gevormd.
Uiteindelijk werd onder leiding van Henck Arron de onafhankelijkheid op 25 november 1975 uitgeroepen.
Na de onafhankelijkheid ging het alleen maar slechter met Suriname en ook met de verhouding tussen Suriname en Nederland. De dictator Desi Bouterse kwam aan de macht die erg anti-Nederland was. Onder hem nam ook de drugshandel toe en hij wordt er ook van verdacht daaraan meegewerkt te hebben.
Inhoudsoverzicht:
Onderdeel Pagina
Inleiding 2
Deelvraag 1 3
Deelvraag 2 6
Deelvraag 3 10
Deelvraag 4 13
Conclusie 16
Logboek 17
Deelvraag 1: Hoe verliep de kolonisatie van Suriname en wat veranderden de Nederlanders aan de Surinaamse samenleving?
Voordat de Europeanen naar Zuid-Amerika kwamen leefden er indianen in het gebied dat wij nu Suriname noemen.
Eerst leefden daar de Arowakken. Dezen vestigden zich daar in de 5e eeuw. Ze leefden van jacht en visvangst en bedreven ook zeer primitieve landbouw.
Rond de 10e eeuw drongen de Caraïben Suriname binnen en zij verdreven de Arowakken. Ze introduceerden verder gevorderde landbouw. De belangrijkste gewassen waren cassave tabak, katoen en peper.1
De toename van de landbouw leidde tot een grotere groei van de bevolking en er ontstonden grote nederzettingen, die vaak werden bestuurd door religieuze leiders.2 ( De indianen beleden een natuurgodsdienst.)
In 1593 werd Suriname door de Spaanse kroon in bezit genomen, maar ook spoedig weer verlaten, omdat de Spanjaarden vonden dat Suriname niet veel waard was.3 Toen de Britten in 1651 kwamen stierven vele indianen als gevolg van door de Europeanen geïntroduceerde besmettelijke ziekten en als gevolg van de mensonwaardige behandeling die ze als slaven kregen in de goud- en zilvermijnen en op de plantages.
Verspreid levende indianen werden gedwongen zich in grote dorpen (reducciones) te vestigen, zodat de militaire controle evenals de missionering efficiënter kon geschieden.
De Nederlanders beschouwden de indianen als minderwaardigen en als slaven. De indianen beschouwden de Nederlanders als vreselijke mensen die ervoor zorgde dat velen van hen overleden. Ze hadden een hekel aan de Nederlanders, omdat ze hen mensonwaardig behandelden.
Tijdens een oorlog tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië (1665-1667) veroverde een Zeeuwse vloot de Britse kolonie Suriname. Bij de Vrede van Breda werd Suriname geruild tegen de Nederlandse kolonie Nieuw-Amsterdam.In 1682 verkocht Zeeland de kolonie Suriname aan de West-Indische Compagnie (WIC). Vanaf 1792 nam de Nederlandse Staat het bestuur zelf in handen. Van Sommelsdijck werd de eerste gouverneur van Suriname. Hij sloot vrede met de indianen en hij regelde in samenwerking met de WIC de invoer van slaven.
In 1808 werd dit verboden, toch werden er nog illegaal slaven binnen gesmokkeld.
Er waren zoveel slaven, dat er op sommige plantages maar 1 blanke was op 65 slaven.
Als de slaven in opstand zouden komen, waren de blanken kansloos. Daarom behandelden de meeste planters hun slaven hardhandig, om de schrik erin te houden.
Men was dus bang voor elkaar, de slaven voor de planters en de planters voor de slaven. Veel blanken voelden zich wel superieur.
Sommige onderzoekers zeggen dat de slaven de slavernij als iets normaals beschouwden. Anderen zijn daar fel tegenin gegaan.4
Er waren ook slaven die vluchtten. Meestal alleen of in groepjes, soms kwam een hele plantage in opstand. De slaven vluchtten naar de moerassen van het kustgebied of trokken via rivieren landinwaarts. Daar zaten ze vrij veilig achter de watervallen De gevluchte slaven werden marrons genoemd. Ruim 10 % van alle slaven in de 18e eeuw werd marron.
Om aan wapens, werktuigen en vrouwen te komen ondernamen de marrons overvallen op plantages. Zo bleven zij een voortdurende dreiging voor de slavenhouders. Regelmatig werden er soldaten op hen afgestuurd, maar meestal waas dit zonder succes. Vaak waren de marrons van tevoren op de hoogte van de komst van de soldaten. Daarom streefden de kolonisten naar vrede met de marrons. Deze kwam er ook, voor het eerst in 1761. Er werd afgesproken dat de marrons met rust gelaten zouden worden en dat weglopers van de plantages uitgeleverd zouden worden. Marrons met wie vrede was gesloten werden voortaan bosnegers genoemd. De bosnegers leefden van akkerbouw, visvangst en jacht. De nederzettingen van de marrons zijn een duidelijk voorbeeld van verzet tegen de blanken. Men had dus geen positief beeld tegenover de Nederlanders.4
In 1863 werd de slavernij afgeschaft. Dit bracht grote gevolgen met zich mee.
Er ontstonden verschillende bevolkingsgroepen:1
De bosnegers of marrons, de creolen, de Hindostanen de Javanen, Joden, franse hugenoten en verbannen criminelen uit Europa.
De creolen zijn de oorspronkelijk uit Afrika afkomstige slaven. Na de afschaffing van de slavernij bleven sommigen achter op de plantages om daar als vrij man te werken. De meesten echter gingen naar de stad om daar diensten voor stadsbewoners te verrichten. Zij leefden van stukjes land aan de rand van Paramaribo. Weer anderen leefden alleen van de landbouw en werden boer. Zij leefden van hun eigen verbouwde voedsel en verkochten bijna niets. Op dat moment is het beeld van de creolen ten op zichten van de Nederlanders zeer veranderd, hoewel ze nog steeds als minderwaardig werden beschouwd en andere rechten hadden dan de blanken, hadden ze het nu toch een stuk beter. Ze hadden niet zo'n hekel maar aan de Nederlanders.
Nu veel slaven waren vertrokken van de plantages, waren veel planters op zoek naar contractarbeiders. Werving van Brits-Indiërs lag het meest voor de hand. Deze mensen werden in Suriname Hindostanen genoemd. Om voor de immigratie niet langer afhankelijk te zijn van de Britten had men in Nederland besloten migratie van Javaanse contractanten mogelijk te maken. Deze Javanen kwamen vanaf 1890 naar Suriname. De Hindostanen en Javanen hadden economische motieven om naar Suriname te komen. Ze waren van plan om 5 jaar geld te gaan verdienen in Suriname en daarna terug te keren naar hun geboorteland. Velen van hen bleven echter achter in Suriname. De Javanen en Hindostanen keken heel anders tegen de Nederlanders aan dan de creolen en de bosnegers. De Nederlanders verschaften hen immers werk tegen een redelijke vergoeding. Zij hadden er zelf voor gekozen om naar Suriname te komen.
Toen de kolonie in Zuid-Amerika in handen kwam van de Nederlanders bleek dat men er niet veel aan had. Het werd gebruikt als een plek om misdadigers heen te sturen, waar dezen tot eerlijke mensen zouden worden gemaakt.
De Surinaamse immigranten kwamen echter lang niet allemaal uit Nederland, ook Franse hugenoten gingen naar Suriname.
De meest serieuze kolonisten waren de Spaanse en Portugese joden, van wie velen op de vlucht voor de inquisitie al eerder naar de Nieuwe Wereld waren getrokken. Hun nakomelingen spelen nog altijd een vooraanstaande rol in de Surinaamse samenleving.
Tussen deze verschillende bevolkingsgroepen bestonden etnische, sociale en economische verschillen. Het echte nationalistische gevoel was er dus niet.
Uiteindelijk kan men dus zeggen dat de Nederlanders ongelooflijk veel hebben veranderd aan de Surinaamse samenleving. Toen ze er aankwamen waren er alleen een aantal indianen en een paar eeuwen later waren er, door hun toedoen, indianen, creolen (Afrikaanse afkomst), bosnegers, Javanen, Hindostanen en Nederlanders. Verder natuurlijk ook nog Fransen, Spaanse- en Portugese joden, maar dat was niet door toedoen van de Nederlanders. In de loop der tijd is men de Surinamers menswaardiger gaan behandelen, waardoor er een steeds positiever beeld van de Nederlanders kwam. De Nederlanders voelden zich nog steeds superieur.
Hoofdvraag:
Hoe veranderde het beeld van de Surinamers ten opzichte van de Nederlanders
en van de Nederlanders ten opzichte van de Surinamers?
Deelvragen:
1. Hoe verliep de kolonisatie en wat veranderden de Nederlanders aan de
Surinaamse samenleving?
2. Hoe was de situatie vlak voor de dekolonisatie en hoe was die situatie
veranderd sinds het begin van de kolonisatie?
3. Hoe verliep de dekolonisatie?
4. Wat veranderde er sinds Suriname onafhankelijk is geworden?
Wij hebben gekozen om ons bezig te houden met de dekolonisatie van Suriname. We vonden dat het meest interessante land, omdat het vroeger van Nederland is geweest en niet van een ander Europees land, het allemaal nog niet zo lang geleden is en we nu nog steeds veel te maken hebben met Suriname. Suriname is een vrij actueel onderwerp.
De verschillende deelvragen houden een chronologische volgorde aan. In alle deelvragen wordt er in gegaan op het beeld van de Surinamers ten opzichte van de Nederlanders en van de Nederlanders ten opzichte van de Surinamers.
Toen er nog geen Europeanen naar Zuid-Amerika waren gekomen, leefden er verschillende soorten indianen. Door de komst van de kolonisten zijn velen van hen overleden en is de hele samenstellig van de bevolking veranderd. Er zijn vanuit Europa verscheidene kolonisten gekomen, de Nederlanders hebben vanuit Afrika slaven aangevoerd en later zijn ook nog Javanen en Hindoestanen als contractanten aangetrokken. Dit zorgde ervoor dat Suriname niet echt een natie vormde.
Ongeveer tijdens de tweede wereldoorlog begon het nationalisme onder de verschillende bevolkingsgroepen op te komen. De tweede wereldoorlog had ook andere gevolgen. De economie onderging grote veranderingen. Er was veel vraag naar bauxiet, waarvan wapens gemaakt konden worden.
Verder werd er na de tweede wereldoorlog het algemeen kiesrecht ingesteld en ontstonden er politieke partijen die door de verschillende etnische groepen werden gevormd.
Uiteindelijk werd onder leiding van Henck Arron de onafhankelijkheid op 25 november 1975 uitgeroepen.
Na de onafhankelijkheid ging het alleen maar slechter met Suriname en ook met de verhouding tussen Suriname en Nederland. De dictator Desi Bouterse kwam aan de macht die erg anti-Nederland was. Onder hem nam ook de drugshandel toe en hij wordt er ook van verdacht daaraan meegewerkt te hebben.
Inhoudsoverzicht:
Onderdeel Pagina
Inleiding 2
Deelvraag 1 3
Deelvraag 2 6
Deelvraag 3 10
Deelvraag 4 13
Conclusie 16
Logboek 17
Deelvraag 1: Hoe verliep de kolonisatie van Suriname en wat veranderden de Nederlanders aan de Surinaamse samenleving?
Voordat de Europeanen naar Zuid-Amerika kwamen leefden er indianen in het gebied dat wij nu Suriname noemen.
Eerst leefden daar de Arowakken. Dezen vestigden zich daar in de 5e eeuw. Ze leefden van jacht en visvangst en bedreven ook zeer primitieve landbouw.
Rond de 10e eeuw drongen de Caraïben Suriname binnen en zij verdreven de Arowakken. Ze introduceerden verder gevorderde landbouw. De belangrijkste gewassen waren cassave tabak, katoen en peper.1
De toename van de landbouw leidde tot een grotere groei van de bevolking en er ontstonden grote nederzettingen, die vaak werden bestuurd door religieuze leiders.2 ( De indianen beleden een natuurgodsdienst.)
In 1593 werd Suriname door de Spaanse kroon in bezit genomen, maar ook spoedig weer verlaten, omdat de Spanjaarden vonden dat Suriname niet veel waard was.3 Toen de Britten in 1651 kwamen stierven vele indianen als gevolg van door de Europeanen geïntroduceerde besmettelijke ziekten en als gevolg van de mensonwaardige behandeling die ze als slaven kregen in de goud- en zilvermijnen en op de plantages.
Verspreid levende indianen werden gedwongen zich in grote dorpen (reducciones) te vestigen, zodat de militaire controle evenals de missionering efficiënter kon geschieden.
De Nederlanders beschouwden de indianen als minderwaardigen en als slaven. De indianen beschouwden de Nederlanders als vreselijke mensen die ervoor zorgde dat velen van hen overleden. Ze hadden een hekel aan de Nederlanders, omdat ze hen mensonwaardig behandelden.
Tijdens een oorlog tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië (1665-1667) veroverde een Zeeuwse vloot de Britse kolonie Suriname. Bij de Vrede van Breda werd Suriname geruild tegen de Nederlandse kolonie Nieuw-Amsterdam.In 1682 verkocht Zeeland de kolonie Suriname aan de West-Indische Compagnie (WIC). Vanaf 1792 nam de Nederlandse Staat het bestuur zelf in handen. Van Sommelsdijck werd de eerste gouverneur van Suriname. Hij sloot vrede met de indianen en hij regelde in samenwerking met de WIC de invoer van slaven.
In 1808 werd dit verboden, toch werden er nog illegaal slaven binnen gesmokkeld.
Er waren zoveel slaven, dat er op sommige plantages maar 1 blanke was op 65 slaven.
Als de slaven in opstand zouden komen, waren de blanken kansloos. Daarom behandelden de meeste planters hun slaven hardhandig, om de schrik erin te houden.
Men was dus bang voor elkaar, de slaven voor de planters en de planters voor de slaven. Veel blanken voelden zich wel superieur.
Sommige onderzoekers zeggen dat de slaven de slavernij als iets normaals beschouwden. Anderen zijn daar fel tegenin gegaan.4
Er waren ook slaven die vluchtten. Meestal alleen of in groepjes, soms kwam een hele plantage in opstand. De slaven vluchtten naar de moerassen van het kustgebied of trokken via rivieren landinwaarts. Daar zaten ze vrij veilig achter de watervallen De gevluchte slaven werden marrons genoemd. Ruim 10 % van alle slaven in de 18e eeuw werd marron.
Om aan wapens, werktuigen en vrouwen te komen ondernamen de marrons overvallen op plantages. Zo bleven zij een voortdurende dreiging voor de slavenhouders. Regelmatig werden er soldaten op hen afgestuurd, maar meestal waas dit zonder succes. Vaak waren de marrons van tevoren op de hoogte van de komst van de soldaten. Daarom streefden de kolonisten naar vrede met de marrons. Deze kwam er ook, voor het eerst in 1761. Er werd afgesproken dat de marrons met rust gelaten zouden worden en dat weglopers van de plantages uitgeleverd zouden worden. Marrons met wie vrede was gesloten werden voortaan bosnegers genoemd. De bosnegers leefden van akkerbouw, visvangst en jacht. De nederzettingen van de marrons zijn een duidelijk voorbeeld van verzet tegen de blanken. Men had dus geen positief beeld tegenover de Nederlanders.4
In 1863 werd de slavernij afgeschaft. Dit bracht grote gevolgen met zich mee.
Er ontstonden verschillende bevolkingsgroepen:1
De bosnegers of marrons, de creolen, de Hindostanen de Javanen, Joden, franse hugenoten en verbannen criminelen uit Europa.
De creolen zijn de oorspronkelijk uit Afrika afkomstige slaven. Na de afschaffing van de slavernij bleven sommigen achter op de plantages om daar als vrij man te werken. De meesten echter gingen naar de stad om daar diensten voor stadsbewoners te verrichten. Zij leefden van stukjes land aan de rand van Paramaribo. Weer anderen leefden alleen van de landbouw en werden boer. Zij leefden van hun eigen verbouwde voedsel en verkochten bijna niets. Op dat moment is het beeld van de creolen ten op zichten van de Nederlanders zeer veranderd, hoewel ze nog steeds als minderwaardig werden beschouwd en andere rechten hadden dan de blanken, hadden ze het nu toch een stuk beter. Ze hadden niet zo'n hekel maar aan de Nederlanders.
Nu veel slaven waren vertrokken van de plantages, waren veel planters op zoek naar contractarbeiders. Werving van Brits-Indiërs lag het meest voor de hand. Deze mensen werden in Suriname Hindostanen genoemd. Om voor de immigratie niet langer afhankelijk te zijn van de Britten had men in Nederland besloten migratie van Javaanse contractanten mogelijk te maken. Deze Javanen kwamen vanaf 1890 naar Suriname. De Hindostanen en Javanen hadden economische motieven om naar Suriname te komen. Ze waren van plan om 5 jaar geld te gaan verdienen in Suriname en daarna terug te keren naar hun geboorteland. Velen van hen bleven echter achter in Suriname. De Javanen en Hindostanen keken heel anders tegen de Nederlanders aan dan de creolen en de bosnegers. De Nederlanders verschaften hen immers werk tegen een redelijke vergoeding. Zij hadden er zelf voor gekozen om naar Suriname te komen.
Toen de kolonie in Zuid-Amerika in handen kwam van de Nederlanders bleek dat men er niet veel aan had. Het werd gebruikt als een plek om misdadigers heen te sturen, waar dezen tot eerlijke mensen zouden worden gemaakt.
De Surinaamse immigranten kwamen echter lang niet allemaal uit Nederland, ook Franse hugenoten gingen naar Suriname.
De meest serieuze kolonisten waren de Spaanse en Portugese joden, van wie velen op de vlucht voor de inquisitie al eerder naar de Nieuwe Wereld waren getrokken. Hun nakomelingen spelen nog altijd een vooraanstaande rol in de Surinaamse samenleving.
Tussen deze verschillende bevolkingsgroepen bestonden etnische, sociale en economische verschillen. Het echte nationalistische gevoel was er dus niet.
Uiteindelijk kan men dus zeggen dat de Nederlanders ongelooflijk veel hebben veranderd aan de Surinaamse samenleving. Toen ze er aankwamen waren er alleen een aantal indianen en een paar eeuwen later waren er, door hun toedoen, indianen, creolen (Afrikaanse afkomst), bosnegers, Javanen, Hindostanen en Nederlanders. Verder natuurlijk ook nog Fransen, Spaanse- en Portugese joden, maar dat was niet door toedoen van de Nederlanders. In de loop der tijd is men de Surinamers menswaardiger gaan behandelen, waardoor er een steeds positiever beeld van de Nederlanders kwam. De Nederlanders voelden zich nog steeds superieur.