Werkstuk: Stotteren
Inhoud
H 1. Inleiding: Hoofd- en Deelvragen
H 2. Wat is stotteren?
H 3. Fysieke- en sociale gevolgen van het stotteren
H 4. Hoe ontstaat stotteren?
H 5. Wat is eraan te doen?
H 6. Conclusie
H 7. Bronvermelding
Cijfers over stotteren
Ongeveer 1 % van de bevolking stottert.
De kans dat kinderen ooit stotteren bedraagt gemiddeld 4,2 %.
Stotteren komt drie keer meer voor in families van stotteraars.
Een mannelijke stotteraar wiens vader ook stottert heeft 35 % kans dat zijn zoon zal stotteren en 9 % dat zijn dochter zal stotteren. Een man die stottert en wiens ouders niet stotteren heeft 21 % kans dat zijn zoon zal stotteren en 9 % dat zijn dochter zal stotteren.
Een vrouwelijke stotteraar wiens vader ook stottert heeft 71 % kans dat haar zoon zal stotteren en 0 % dat haar dochter zal stotteren. Een vrouw die stottert en wiens ouders niet stotteren heeft 33 % kans dat haar zoon zal stotteren en 13 % kans dat haar dochter zal stotteren.
4 mannen op 1 vrouw stotteren.
In Belgi? stotteren ongeveer 100.000 volwassenen. In Engeland of Frankrijk zijn er dat 570.000, in de USA 2.565.000, in Europa 3.600.000, in de hele wereld ongeveer 50.000.000.
In vergelijking met het fenomeen "autisme" stellen we vast dat ongeveer 1 mens op duizend autisme vertoont. In Belgi? zijn er ongeveer 10.000 mensen met autisme.
Ongeveer 15 op 10.000 mensen vertonen bepaalde vormen van autisme of verwante stoornissen. Voor Vlaanderen betekent dit 9.000 mensen.
H 1. Inleiding
Iedereen verslikt zich wel eens in zijn woorden, of heeft de neiging om te snel te praten. Dat is normaal, maar er zijn een heleboel mensen waarbij deze eigenschap zich heeft ontwikkelt tot een ziekte. Dit heet stotteren, voor deze mensen is spreken niet zo vanzelfsprekend.
Over het algemeen wordt het stotteren niet erkend als een serieuze afwijking. wij willen graag proberen om in dit werkstuk duidelijk te maken dat stotteren behalve op het fysieke- ook een grote invloed op het sociale leven van een stotteraar heeft.
H 1. Hoofd- en Deelvragen
Hoofdvraag:
- Welke invloed heeft stotteren op het sociaal leven van iemand die stottert?
Deelvraag 1.
- Ligt de oorzaak van stotteren altijd bij een trauma?
Deelvraag 2.
- Is stotteren een chronische ziekte, of kan het weer over gaan?
H 2. Wat is stotteren?
Ieder mens wat stottert kan ook normaal praten. De stembanden en de spieren die gebruikt worden om te kunnen praten zijn namelijk nog wel bruikbaar, alleen functioneren ze niet goed meer. Spreken is het belangrijkste communicatiemiddel en daarom is het zo belangrijk dat je goed kan praten.
Van de ‘buitenkant’ lijkt het stotteren alleen een hapering van het spreken, maar het stotteren heeft ook invloed voor de binnenkant van de stotteraar.
Bij stotteren ontstaat een spanning, waardoor de stotterende persoon een verhoogde hartslag krijgt en hij gaat zweten. Ook ontstaat er een bepaalde spanning op de borst- buik- en keelspieren.
Stotteren is niet alleen voor het lichaam vervelend, maar ook voor de persoon zelf ondervind er vervelende gevolgen aan, de persoon is vaak bang om te stotteren, hij is bang voor de vernedering, de frustratie en het verdriet. Doordat hij hier bang voor is, gaat de stotteraar in een isolement leven. Hij denkt: hoe minder ik met mensen om ga, hoe minder ik met ze hoef te praten.
Er zijn veel stotteraars die geen baan hebben, omdat ze bang zijn dat ze dan moeten praten en dat mensen dan merken dat ze stotteren. Hierdoor worden ze onzeker en dit stralen ze dan ook uit.
Doordat stotteraars het spreken ontwijken, omdat ze bang zijn voor de vernedering, maken ze hun probleem alleen maar erger dan dat het al is. Als stotteraars gaan praten zijn ze vaak zo gespannen dat ze juist gaan stotteren. Dit wordt de stottercirkel genoemd, omdat het stotteren steeds weer terug komt.
Je hebt ook verschillen tussen primair en secundair stotteren.
Primair stotteren is zoals het woord zegt, beginnend stotteren. Primair stotteren komt voor in de eerste levensjaren, wanneer het kind begint met praten. Bij primair stotteren kunnen de kinderen last hebben van woordjes herhalen of ze kunnen blijven hangen op een klinker of medeklinker.
Secundair stotteren is een aangeleerd gedrag dat zeer ingewikkeld in elkaar zit en verschilt van mens tot mens. Dit is voor de stotteraar zelf het vervelendst.
Secundair stotteren komt voort uit primair stotteren, dit komt als een kind zich ertegen verzet of er krampachtig voor op de vlucht gaat.
Een paar voorbeelden van secundair stotteren:
* zich isoleren
* De eigen persoonlijkheid verdringen.
* Fysiologische problemen zoals: buikkrampen, stress, hartkloppingen, zweten
* Synoniemen gebruiken.
* Situaties uit de weg gaan.
* Andere zinsconstructies aanwenden.
H 3. Fysieke- en sociale gevolgen van het stotteren.
Er is bij de stotteraar ook sprake van angst. Bang om te stotteren, bang voor vernedering, verdriet en frustratie. Daarnaast schaamt een stotteraar zich vaak voor zijn spraak, hij wil dan ook vaak zo min mogelijk praten. Dit werkt juist averechts, hoe minder je praat hoe slechter je spraak wordt.
Al deze dingen maken dat de stotteraar in een isolement raakt.
Een persoon die stottert gaat vaak meer stotteren in de periode dat hij zich niet goed voelt.
Randproblemen van het stotteren:
Behalve dat stotteraars niet vloeiend kunnen spreken wordt ook hun gedrag voor een heel groot deel be?nvloed door het stotteren.
* vertonen vaak isolatiegedrag
* werken onder het behaalde diploma
* vermijden relationele kontakten
* maken hun studies niet af
* ervaren een grote orgaanminderwaardigheid.
* krijgen last van hoofdbewegingen, hevige tics enz…
* voelen zich niet gewaardeerd * kunnen het leven soms niet aan en zoeken hun heil in drugs en alcohol.
De psychische kant van de stotteraar is wellicht de meest moeilijkste kant om te veranderen in een positief gedrag. Zichzelf aanvaarden, positief tegen het leven en zichzelf aankijken, kortom echt positief leven is voor de meeste stotteraars een moeilijke opgave.
H 4. Hoe ontstaat stotteren?
Het ontstaan van stotteren kan verschillende factoren hebben. Er zijn biologische en omgevingsfactoren.
Biologische factoren zijn de factoren die al sinds de geboorte in het lichaam zitten. Er is veel onderzoek gedaan naar de factor die het stotteren zou veroorzaken, maar dit is nooit gevonden. Wel denkt men dat het zo is dat er bij stotteraars iets mis is met de co?rdinatie. Je gebruikt namelijk 110 spiergroepen om vloeiend te kunnen spreken.
Ook is het mogelijk dat een stotteraar heftiger reageert op geluid. Het zou dan zo zijn dat stotteraars lichamelijk sterker reageren op het roepen van hun naam, of het rinkelen van de telefoon. Ze gaan dan sneller ademhalen, ze zijn meer gespannen en struikelen over hun woorden. Toch is het zo dat bij deze factoren het stotteren alleen zal ontstaan onder invloed van omgevingsfactoren.
Mensen kunnen ook gaan stotteren door spanning of emotie die ze ervaren. Veel kinderen die nog bezig zijn met het leren praten gaan door opwinding herhalen of hakkelen. Doordat ze met hun kleine woordenschat veel willen vertellen gaan ze door gehaastheid struikelen over hun woorden. Meestal gaat dit gewoon weer over. Gebeurt dit niet dan heeft dit vaak te maken met spanningen thuis (bijv. ruzies), op school (bijv. het gaat niet zo goed), of met vriendjes (hij/zij heeft moeite in de omgang). Dit geeft eigenlijk al aan dat stotteren aangeeft dat het kind zich ergens niet prettig voelt.
H 5. Wat is er aan te doen?
Als je stottert kun je therapie gaan volgen om eraf te komen, maar je omgeving kan je er ook heel erg veel bij helpen. Stotteren is geen gebrek maar een verkeerde manier van aanleren van spreken, de stotteraar zelf kan dus ook al veel aan het stotteren doen.
Als eerste moet de stotteraar stoppen met het vermijden van praten. Hij moet contact leggen met andere mensen en zeggen wat hij wil. De stotteraar moet er ook voor uit komen dat hij stottert. Spanning is vaak een probleem voor de stotteraar, hij moet dan ook zoveel mogelijk spanning vermijden.
Niet alleen de stotteraar zelf kan er wat aan doen, ook de luisteraar moet de stotteraar helpen. Laat de stotteraar uitspreken, als je hem namelijk de hele tijd aanvult, voelt hij zich alleen maar opgelaten dat hij het niet goed doet. De luisteraar moet de tijd nemen om te luisteren, dan hoeft de stotteraar ook niet te snel te praten, als de stotteraar namelijk sneller moet gaan praten, gaat hij alleen maar meer stotteren.
Soms kun je zelf niet je problemen oplossen en moet je therapie gaan volgen.
Er zijn verschillende soorten therapie, maar de meest voorkomende is de therapie dat er in een groep wordt gesproken met elkaar, er zitten dan allemaal mensen bij elkaar die stotteren en zij gaan met elkaar een discussie voeren. Deze mensen hoeven zich dan niet te schamen omdat iedereen in de groep stottert.
H 1. Inleiding: Hoofd- en Deelvragen
H 2. Wat is stotteren?
H 3. Fysieke- en sociale gevolgen van het stotteren
H 4. Hoe ontstaat stotteren?
H 5. Wat is eraan te doen?
H 6. Conclusie
H 7. Bronvermelding
Cijfers over stotteren
Ongeveer 1 % van de bevolking stottert.
De kans dat kinderen ooit stotteren bedraagt gemiddeld 4,2 %.
Stotteren komt drie keer meer voor in families van stotteraars.
Een mannelijke stotteraar wiens vader ook stottert heeft 35 % kans dat zijn zoon zal stotteren en 9 % dat zijn dochter zal stotteren. Een man die stottert en wiens ouders niet stotteren heeft 21 % kans dat zijn zoon zal stotteren en 9 % dat zijn dochter zal stotteren.
Een vrouwelijke stotteraar wiens vader ook stottert heeft 71 % kans dat haar zoon zal stotteren en 0 % dat haar dochter zal stotteren. Een vrouw die stottert en wiens ouders niet stotteren heeft 33 % kans dat haar zoon zal stotteren en 13 % kans dat haar dochter zal stotteren.
4 mannen op 1 vrouw stotteren.
In Belgi? stotteren ongeveer 100.000 volwassenen. In Engeland of Frankrijk zijn er dat 570.000, in de USA 2.565.000, in Europa 3.600.000, in de hele wereld ongeveer 50.000.000.
In vergelijking met het fenomeen "autisme" stellen we vast dat ongeveer 1 mens op duizend autisme vertoont. In Belgi? zijn er ongeveer 10.000 mensen met autisme.
Ongeveer 15 op 10.000 mensen vertonen bepaalde vormen van autisme of verwante stoornissen. Voor Vlaanderen betekent dit 9.000 mensen.
H 1. Inleiding
Iedereen verslikt zich wel eens in zijn woorden, of heeft de neiging om te snel te praten. Dat is normaal, maar er zijn een heleboel mensen waarbij deze eigenschap zich heeft ontwikkelt tot een ziekte. Dit heet stotteren, voor deze mensen is spreken niet zo vanzelfsprekend.
Over het algemeen wordt het stotteren niet erkend als een serieuze afwijking. wij willen graag proberen om in dit werkstuk duidelijk te maken dat stotteren behalve op het fysieke- ook een grote invloed op het sociale leven van een stotteraar heeft.
H 1. Hoofd- en Deelvragen
Hoofdvraag:
- Welke invloed heeft stotteren op het sociaal leven van iemand die stottert?
Deelvraag 1.
- Ligt de oorzaak van stotteren altijd bij een trauma?
Deelvraag 2.
- Is stotteren een chronische ziekte, of kan het weer over gaan?
H 2. Wat is stotteren?
Ieder mens wat stottert kan ook normaal praten. De stembanden en de spieren die gebruikt worden om te kunnen praten zijn namelijk nog wel bruikbaar, alleen functioneren ze niet goed meer. Spreken is het belangrijkste communicatiemiddel en daarom is het zo belangrijk dat je goed kan praten.
Van de ‘buitenkant’ lijkt het stotteren alleen een hapering van het spreken, maar het stotteren heeft ook invloed voor de binnenkant van de stotteraar.
Bij stotteren ontstaat een spanning, waardoor de stotterende persoon een verhoogde hartslag krijgt en hij gaat zweten. Ook ontstaat er een bepaalde spanning op de borst- buik- en keelspieren.
Stotteren is niet alleen voor het lichaam vervelend, maar ook voor de persoon zelf ondervind er vervelende gevolgen aan, de persoon is vaak bang om te stotteren, hij is bang voor de vernedering, de frustratie en het verdriet. Doordat hij hier bang voor is, gaat de stotteraar in een isolement leven. Hij denkt: hoe minder ik met mensen om ga, hoe minder ik met ze hoef te praten.
Er zijn veel stotteraars die geen baan hebben, omdat ze bang zijn dat ze dan moeten praten en dat mensen dan merken dat ze stotteren. Hierdoor worden ze onzeker en dit stralen ze dan ook uit.
Doordat stotteraars het spreken ontwijken, omdat ze bang zijn voor de vernedering, maken ze hun probleem alleen maar erger dan dat het al is. Als stotteraars gaan praten zijn ze vaak zo gespannen dat ze juist gaan stotteren. Dit wordt de stottercirkel genoemd, omdat het stotteren steeds weer terug komt.
Je hebt ook verschillen tussen primair en secundair stotteren.
Primair stotteren is zoals het woord zegt, beginnend stotteren. Primair stotteren komt voor in de eerste levensjaren, wanneer het kind begint met praten. Bij primair stotteren kunnen de kinderen last hebben van woordjes herhalen of ze kunnen blijven hangen op een klinker of medeklinker.
Secundair stotteren is een aangeleerd gedrag dat zeer ingewikkeld in elkaar zit en verschilt van mens tot mens. Dit is voor de stotteraar zelf het vervelendst.
Secundair stotteren komt voort uit primair stotteren, dit komt als een kind zich ertegen verzet of er krampachtig voor op de vlucht gaat.
Een paar voorbeelden van secundair stotteren:
* zich isoleren
* De eigen persoonlijkheid verdringen.
* Fysiologische problemen zoals: buikkrampen, stress, hartkloppingen, zweten
* Synoniemen gebruiken.
* Situaties uit de weg gaan.
* Andere zinsconstructies aanwenden.
H 3. Fysieke- en sociale gevolgen van het stotteren.
Er is bij de stotteraar ook sprake van angst. Bang om te stotteren, bang voor vernedering, verdriet en frustratie. Daarnaast schaamt een stotteraar zich vaak voor zijn spraak, hij wil dan ook vaak zo min mogelijk praten. Dit werkt juist averechts, hoe minder je praat hoe slechter je spraak wordt.
Al deze dingen maken dat de stotteraar in een isolement raakt.
Een persoon die stottert gaat vaak meer stotteren in de periode dat hij zich niet goed voelt.
Randproblemen van het stotteren:
Behalve dat stotteraars niet vloeiend kunnen spreken wordt ook hun gedrag voor een heel groot deel be?nvloed door het stotteren.
* vertonen vaak isolatiegedrag
* werken onder het behaalde diploma
* vermijden relationele kontakten
* maken hun studies niet af
* ervaren een grote orgaanminderwaardigheid.
* krijgen last van hoofdbewegingen, hevige tics enz…
* voelen zich niet gewaardeerd * kunnen het leven soms niet aan en zoeken hun heil in drugs en alcohol.
De psychische kant van de stotteraar is wellicht de meest moeilijkste kant om te veranderen in een positief gedrag. Zichzelf aanvaarden, positief tegen het leven en zichzelf aankijken, kortom echt positief leven is voor de meeste stotteraars een moeilijke opgave.
H 4. Hoe ontstaat stotteren?
Het ontstaan van stotteren kan verschillende factoren hebben. Er zijn biologische en omgevingsfactoren.
Biologische factoren zijn de factoren die al sinds de geboorte in het lichaam zitten. Er is veel onderzoek gedaan naar de factor die het stotteren zou veroorzaken, maar dit is nooit gevonden. Wel denkt men dat het zo is dat er bij stotteraars iets mis is met de co?rdinatie. Je gebruikt namelijk 110 spiergroepen om vloeiend te kunnen spreken.
Ook is het mogelijk dat een stotteraar heftiger reageert op geluid. Het zou dan zo zijn dat stotteraars lichamelijk sterker reageren op het roepen van hun naam, of het rinkelen van de telefoon. Ze gaan dan sneller ademhalen, ze zijn meer gespannen en struikelen over hun woorden. Toch is het zo dat bij deze factoren het stotteren alleen zal ontstaan onder invloed van omgevingsfactoren.
Mensen kunnen ook gaan stotteren door spanning of emotie die ze ervaren. Veel kinderen die nog bezig zijn met het leren praten gaan door opwinding herhalen of hakkelen. Doordat ze met hun kleine woordenschat veel willen vertellen gaan ze door gehaastheid struikelen over hun woorden. Meestal gaat dit gewoon weer over. Gebeurt dit niet dan heeft dit vaak te maken met spanningen thuis (bijv. ruzies), op school (bijv. het gaat niet zo goed), of met vriendjes (hij/zij heeft moeite in de omgang). Dit geeft eigenlijk al aan dat stotteren aangeeft dat het kind zich ergens niet prettig voelt.
H 5. Wat is er aan te doen?
Als je stottert kun je therapie gaan volgen om eraf te komen, maar je omgeving kan je er ook heel erg veel bij helpen. Stotteren is geen gebrek maar een verkeerde manier van aanleren van spreken, de stotteraar zelf kan dus ook al veel aan het stotteren doen.
Als eerste moet de stotteraar stoppen met het vermijden van praten. Hij moet contact leggen met andere mensen en zeggen wat hij wil. De stotteraar moet er ook voor uit komen dat hij stottert. Spanning is vaak een probleem voor de stotteraar, hij moet dan ook zoveel mogelijk spanning vermijden.
Niet alleen de stotteraar zelf kan er wat aan doen, ook de luisteraar moet de stotteraar helpen. Laat de stotteraar uitspreken, als je hem namelijk de hele tijd aanvult, voelt hij zich alleen maar opgelaten dat hij het niet goed doet. De luisteraar moet de tijd nemen om te luisteren, dan hoeft de stotteraar ook niet te snel te praten, als de stotteraar namelijk sneller moet gaan praten, gaat hij alleen maar meer stotteren.
Soms kun je zelf niet je problemen oplossen en moet je therapie gaan volgen.
Er zijn verschillende soorten therapie, maar de meest voorkomende is de therapie dat er in een groep wordt gesproken met elkaar, er zitten dan allemaal mensen bij elkaar die stotteren en zij gaan met elkaar een discussie voeren. Deze mensen hoeven zich dan niet te schamen omdat iedereen in de groep stottert.