Werkstuk: Spanje
Geschiedenis
Het Spaanse grondgebied is in de loop der eeuwen nogal veranderd. Spanje is tegenwoordig ook tamelijk welvarend land. Dat is niet altijd zo geweest. Om het Spanje van nu te kunnen verklaren, moet je iets weten van de geschiedenis.
In de 8e eeuw vielen de moren het land binnen. De hoog ontwikkelende Moren het land binnen. De hoog ontwikkelde Moren waren nakomelingen van de Berbers die nu nog in Noord-Afrika wonen. De Moren brachten de Arabische cultuur naar Spanje. Ze stichtten een groot aantal steden en brachten die tot grote aantal steden en brachten die tot grote bloei. Vooral in het zuidelijk deel van het Iberisch Schiereiland vind je nog veel uit de Moorse tijd terug. Zeer bekend zijn Cordoba en Granada met bezienswaardigheden uit de Moorse tijd. De bewoners van Zuid-Spanje worden nu nog wel de ‘Moros’ genoemd.
De Moren hadden onder andere veel kennis van de landbouw. Suikerriet, dat in Zuid-Spanje wordt verbouwd, is daar door de moren naar toe gebracht. In de kustvlakte van Valencia wordt nog bevloeid op de manier zoals die door de Moren is bedacht. Ook sommige regels voor het gebruik van het irrigatiewater komen nog uit de Moorse tijd.
De berggebieden van Noord-Spanje zijn nooit door de Moren veroverd. Vandaar uit begon vanaf de twaalfde eeuw de herovering van Spanje door de christelijke koningen van kastili? en Arag?n. Deze twee gebieden vormden in die tijd Spanje. De Moren werden steeds teruggedreven naar het Zuiden. In 1492 werden de laatste Moorse gebieden door de Spaanse Koning veroverd. Vanaf die tijd werd het hele land centraal geregeerd vanuit Madrid.
De Spaanse koningen waren streng rooms-katholiek. Het rooms-katholieke geloof werd de enig toegestane godsdienst in het land. Dit betekent het einde van vreedzaam naast elkaar leven van christenen, islamieten en joden.
In 1492 was heel Spanje onder het bestuur van de Spaanse koningsfamilie gebracht. Toen dat binnenlandse probleem was opgelost, ging men de aandacht op het buitenland richten.
Columbus kreeg van de Spaanse koningsfamilie de beschikking over drie schepen om de weg naar Indi? te zoeken. Columbus vond Indi? niet maar ontdekte Amerika.
Met deze ontdekking begon de opbouw van het Spaanse wereldrijk. In korte tijd werden grote delen van Amerika Spaans bezit. Veel rijkdommen werden naar europa gebracht. Toch steeg de welvaart er nauwelijks. Het geld hadden de Spaanse koningen nodig om alle oorlogen te kunnen betelen. Veel Spanjaarden trokken naar Zuid- en Midden Amerika, zodat de Spaanse invloed daar zeer groot werd.
In het begin van de 19e eeuw verklaarden de koloni? in Amerika zich onafhankelijk. Vanaf die tijd was Spanje geen wereldrijk meer. Wat overbleef was een dunbevolkt en arm land.
Een periode van binnenlandse onrust brak aan. Een dieptepunt in de geschiedenis is de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Deze oorlog koste honderdduizenden mensen het leven en maakte van het land ??n grote ruЇne. De oorlog eindigde met de overwinning van het leger onder leiding van generaal Franco. Deze dictator bleef er tot aan zijn dood, in 1975, de baas.
Toen Franco in 1975 stierf, werd Spanje een democratie. Net als in Nederland is het staatshoofd er een koning en wordt de regering door het volk gekozen
Lange tijd bleven de Spanjaarden arm. Eerst, tot 1959, probeerde de regering het land zoveel mogelijk zelfvoorzienend te maken. Omdat de armoede groot bleef, werd toen een plan gemaakt om de welvaart te vergroten: er werden contacten met het buitenland gezocht. De regering moedigde buitenlandse ondernemingen aan om in Spanje nieuwe bedrijven te stichten. Het toeristenverkeer werd bevorderd en veel arme Spanjaarden gingen als gastarbeider in West-Europa werken. Dit alles bracht natuurlijk veel geld in het laatje. Hierdoor veranderde Spanje na 1960 van een arm, agrarisch land in een land waar industrie en diensten de hoofdrol gingen spelen.
? De geschiedenis van Spanje vestigen van Griekse handelsnederzettingen bod, zilver, kwik, en koper
? Periode 300 v. Chr. en 500 n.Chr. DE Romeinen zorgden voor de eerste grote steden, -irrigatiekanalen, -de mediteren Trias (tarwe, olijven, wijndruiven) –Latifundia (=grootgrondbezit)
? 500 n. Chr. en 700 n. Chr. periode van verval
? De Moorse periode 8ste eeuw tot 15e eeuw ontwikkeling van de steden Cordoba, Granada ontwikkeling handel en ambacht en de ontwikkeling van de irrigatie Huerta’s (intensief) geirigeerde tuinbouw grond Reconquista -> de herrovering vanuit het noorden van het land
? Conquista 1500 tot 1700 verovering Midden- en Zuid Amerika, veel emigranten naar de koloni?n, extensieve schapen verteelt (=transhumans)
? De periode van verval 1700 tot1900 de vroegere koloni? worden onafhankelijk Spanje wordt ontwikkelingsland. Exporteren van landbouw producten maar het importeren van industrieproducten.
? Periode na 1959 zeer snelle ontwikkeling er heerst een politieke rust in het land (wel een dictator) Groei van de wereld economie ontwikkeling van het toerisme herstel demokrasie (Franko dictatuur weg)
Landschappen
De landbouw zijn voor Spanje erg belangrijk. In 1983 werkte nog 16% van alle mensen met een baan in de landbouw. Dat lijkt misschien weinig maar in Nederland was dat maar 5%.
Het aantal boeren daalt snel. Het klimaat van Spanje is erg droog. Landbouw is vaak alleen mogelijk door bevloeiing met water. In Spanje graaft men sloten om water aan te voeren. Gelukkig is het klimaat warm. Daardoor kunnen er in Spanje planten, groenten en fruit groeien die ergens anders in Europa niet groeien. Beroemd zijn de sinaasappels. Ieder jaar worden er vele miljoenen tonnen naar de andere landen in Europa uitgevoerd. Ook ander fruit wordt veel gekweekt. Denk maar eens aan citroenen, mandarijnen, grapefruits, appels, perziken, abrikozen en vijgen. Spanje is ook de grootste producent van olijfolie in de wereld. Iemand die niks te doen had, heeft precies uitgerekend dat er op de wereld 800 miljoen olijfbomen te vinden zijn. Een kwart daarvan (200 miljoen) wortelt zich in de Spaanse grond.
Bijna overal in Spanje worden druiven verbouwd. Van deze druiven maakt men meestal wijn. De Sherry is een bekende wijn. Hij komt uit de buurt van Jerez. Die streek ligt in het zuiden van Spanje.
Ook wordt er in Spanje veel graan verbouwd. Op veel akkers staat tarwe of gerst.
In het noordwesten vind je veel melkveeteelt. Daar regent het vaak en het gras kan er goed groeien.
In zuid Spanje is het vaak te droog voor gras. Daar vind je wel schapen en geiten. Die lusten ook andere planten. Wol is een heel belangrijk product.
Toch zijn er door de warmte milieuproblemen ontstaan. Zoals in de Meseta (een groot gebied midden in Spanje). Daar is het vaak te droog voor de landbouw.
Er groeit bijna niets. Veel begroeiing is er verdwenen.
Op andere plekken wordt de grond niet meer door de wortels vast gehouden. Meestal regent het daar hard en de regen spoelt de vruchtbare grond weg. Dat komt in rivieren terecht. Daardoor ontstaan er weer overstromingen. Omdat de droogte voor de landbouw een groot probleem kan zijn, maken we in Spanje bij de beschrijving van de bodem gebruik een tweedeling. We bekijken eerst de landbouw in de gebieden waar niet of weinig wordt ge?rrigeerd. Daarna gaan we kijken in de gebieden waar het klimaat op veel plaatsen ‘een handje wordt geholpen’.
We beginnen met de landbouw in de gebieden waar niet of weinig wordt ge?rrigeerd. Hier doet men aan akkerbouw en veeteelt. Omdat daar bij akkerbouw niet bevloeid wordt, spreekt men van droge akkerbouw.
Intensieve veeteelt is in Spanje maar spaarzaam te vinden. Alleen in het vochtige noordwesten hebben de boeren zich gespecialiseerd in de zuivelveeteelt. De neerslag is ruim voldoende voor de productie van veevoer (gras). Het noordelijk kustgebied is dichtbevolkt, dus is er in de buurt een goede afzetmarkt voor hun producten. De vlakkere delen worden ook wel gebruikt voor akkerbouw. De meeste gewassen die hier verbouwd worden, kennen we ook in Nederland: tarwe, rogge, suikerbieten, aardappelen en ma?s.
De Meseta is vooral het land van de droge akkerbouw. Wintertarwe en –gerst zijn hier het hoofdgewas. Dit zijn producten die goed houdbaar zijnen ook op verder weg gelegen markten verkocht kunnen worden. Deze graansoorten worden in de herfst gezaaid. Ze profiteren dan van de winterregens en de oogst vindt plaats eind mei, begin juni: voordat de hete droge zomer begint.
Behalve graanteelt is ook de wijnbouw belangrijk in dit gebied. Door de warme, zonnige zomer rijpen de druiven goed en wordt de wijn van goed kwaliteit. Ook dit product kan goed vervoerd worden en hoeft daarom niet dicht bij de afzetmarkt geproduceerd te worden.
Waar het voor graanteelt en wijnbouw te droog wordt, is extensieve veeteelt het belangrijkste agrarische bestaansmiddel. Al eeuwenlang worden hier schapen gehouden. Sommige grote bedrijven (in Spanje heten die haciendas) hebben zich gespecialiseerd in het fokken van vleeskoeien. Hier komen ook de stierengevechten vandaan.
Op de droge oostzijde van de Meseta is eigenlijk alleen maar extensieve veeteelt mogelijk. Schapen en geiten nemen genoegen met armzalige plantengroei.
In de ge?rrigeerde gebieden wordt het tekort aan neerslag aangevuld door de mens. Hoe komt men aan dat extra water voor irrigatie? Veel irrigatiewater wordt uit de rivieren gehaald. Om te voorkomen dat het rivierwater ongebruikt wegstroomt, bouwt men stuwdammen. Ook van veraf gelegen rivieren kan water worden aangevoerd. Hiervoor zijn dan vaak pijpleidingen en kanalen nodig. Een andere mogelijkheid is het oppompen van grondwater. Grondwater is overtollige neerslag die in het verleden in de verweringslaag is weggezakt. In Spanje maakt men zowel van de rivieren als van het grondwater gebruik.
Irrigatie is al heel oud. Het waren de Moren die in de oostelijke kustvlakten en in Andalusi? al veel zorg besteedden aan de irrigatie. De kanalen en waterleidingen in de buurt van Valencia dateren nog voor een deel uit de Moorse tijd. Ook veel regels voor het watergebruik zijn al opgesteld door de Moren.
De Spaanse regering steekt veel geld in inrichtingselementen voor de watervoorziening. Een modern irrigatie project is het taag-Segura-kanaal. Dit kanaal zorgt ervoor dat een deel van het water uit de Taag omgeleid wordt naar de Segura.
Een tweede beroemd irrigatiegebied is het boven genoemde ‘Plan Badajoz’ in Extremadura. Dankzij een groot aantal stuwdammen wordt hier het water van de Guadiana vastgehouden. Met het water uit de stuwmeren kan maar liefst 1000 km land bevloeid worden.
Wanneer er bevloeid kan worden is intensieve landbouw mogelijk. Vooral de kustvlakten, in het bijzonder die van Valencia, zijn beroemd om hun tuinbouw. Deze intensief gebruikte groenten- en fruitgebieden noemt men hier huertas.
Bij Valencia en Murcia worden erg veel citrusvruchten geteeld. Ook verbouwt men hier veel groenten. De afzetmarkt ligt een behoorlijk eind weg: veel van deze producten worden uitgevoerd naar West-Europa. Door het warme klimaat kunnen groente en fruit er eerder geoogst worden dan in West-Europa. Ze brengen zodoende erg veel op. Dat moet ook wel, want de bedrijven zijn hier in het algemeen niet erg groot.
Behalve het begrip huertas komen we in Spanje nog een begrip tegen dat met bevloeiing te maken heeft: vega. Vega is een oud Moors woord dat vooral in Andalusi? gebruikt wordt. Men bedoelt er een bevloeid, vlak gebied naast een rivier mee. Zo spreekt men over het ‘Vega van Sevilla’. Daarmee bedoelt men dat het vlakke gebied aan weerszijden van de Guadalquivir bij Sevilla.
In Andalusi? is, dankzij irrigatie, de verbouw mogelijk van katoen, suikerriet en zonnebloemen. In gebieden waar niet bevloeid wordt, is de olijfteelt belangrijk. Olijfolie wordt in alle landen rond de Middellandse Zee erg veel gebruikt bij het eten koken. De afzet is dus meestal geen probleem.
E?n belangrijk irrigatiegebied ligt in het noorden: het Ebro-dal. Veel akkerbouwers hebben zich daar gespecialiseerd in de rijstteelt. Op plaatsen in het dal waar een tekort aan water is, is de olijfteelt nummer ??n. De afzetmarkt ligt hier dichtbij: Cataloni? en de steden van het Noorden.
Feesten
Spanjaarden houden van gezelligheid. Na hun werk zoeken ze meestal hun vrienden of kennissen op. Op de pleinen en de terrassen is het dan overal druk.
In veel Spaanse steden worden FIESTAS georganiseerd. Dat zijn feesten met veel zang, dans en optochten. Veel mensen lopen dan verkleed.
Sommige FIESTAS worden in heel Spanje gehouden. Andere alleen in een bepaalde stad. Meestal worden ze gehouden op de feestdag van een heilige.
Bij een FIESTA hoort meestal een CORRIDA (stierengevecht). De stierengevechten horen bij de nationale sporten van Spanje. Meestal is het eerder een volksvermaak dan een nationale sport. Toch zijn er erg veel mensen die bezwaar tegen het stierengevechten maken. Ze vinden het maar een wreed gevecht. Vaak eindigt het gevecht met de dood. Soms is de MATADOR (de stierenvechter) het slachtoffer. Maar meestal is het de EL TORO (de stier). Voor het gevecht is er in de meeste steden een arena gemaakt. Een arena is een stuk grond met tribunes eromheen.
Behalve het stierengevecht (als een hele aparte sport) zijn er veel andere sporten.
Een zeer bijzondere sport is PELOTA VASCA. Het is een soort kaatsspel. De bal wordt met een rieten racket tegen de muur geslingerd. Dit is daarom niet zo'n populaire sport.
Net zoals in Nederland is voetbal de populairste sport in Spanje. De Spanjaarden zijn dol op voetbal. De meeste mensen gaan iedere week naar een voetbalwedstrijd.
Politiek
De opvolgers van Franco maakten van het land een democratie naar West europees voorbeeld. Het land werd vrijer en vrijer: er kwamen verkiezingen met echte politieke partijen, vakbonden werden opgericht en er kwam vrijheid van meningsuiting.
In het buitenland kreeg het nieuwe Spanje daardoor veel aanzien. De handel nam toe en de welvaart bleef groeien. Hierdoor kreeg de overheid geld voor sociale voorzieningen. Mensen die het nodig hebben, krijgen nu een uitkering. Door deze zorg van de overheid is de ergste armoede nu verdwenen.
Net als Nederland is Spanje verdeeld in provincies. In zo’n groot land is de kans natuurlijk groot dat er verschillen zijn tussen de landsdelen en de inwoners daarvan. Toen het land na de periode Franco vrijer werd, durfde een aantal provincies hardop te zeggen dat de regering in Madrid hen niet goed bestuurde. Ze vonden dat de centrale regering niet genoeg rekening hield met verschillen binnen het land. Ze wilden veel meer dingen zelf kunnen regelen, zonder inmenging van Madrid.
Wanneer een landsdeel (=een regio) veel bestuurszaken zelf regelt spreken we van regionale autonomie. Vier provincies: Galici?, Baskenland, Cataloni? en Andalusi?, zijn sinds 1978 autonoom.
Lang niet alle Basken en Catalanen zijn tevreden met de autonomie. In beide provincies zijn groepen die nog een stap verder willen. Ze willen helemaal zelfstandig worden, ze willen helemaal zelfstandig worden, ze willen zich dus afscheiden van Madrid. Omdat de Spaanse regering daar niet voor voelt, proberen sommigen door middel van aanslagen op Spaanse gebouwen of personen de regering te dwingen over zelfstandigheid te praten. In Baskenland is ??n groepering daarom zeer berucht: de ETA
Het Spaanse grondgebied is in de loop der eeuwen nogal veranderd. Spanje is tegenwoordig ook tamelijk welvarend land. Dat is niet altijd zo geweest. Om het Spanje van nu te kunnen verklaren, moet je iets weten van de geschiedenis.
In de 8e eeuw vielen de moren het land binnen. De hoog ontwikkelende Moren het land binnen. De hoog ontwikkelde Moren waren nakomelingen van de Berbers die nu nog in Noord-Afrika wonen. De Moren brachten de Arabische cultuur naar Spanje. Ze stichtten een groot aantal steden en brachten die tot grote aantal steden en brachten die tot grote bloei. Vooral in het zuidelijk deel van het Iberisch Schiereiland vind je nog veel uit de Moorse tijd terug. Zeer bekend zijn Cordoba en Granada met bezienswaardigheden uit de Moorse tijd. De bewoners van Zuid-Spanje worden nu nog wel de ‘Moros’ genoemd.
De Moren hadden onder andere veel kennis van de landbouw. Suikerriet, dat in Zuid-Spanje wordt verbouwd, is daar door de moren naar toe gebracht. In de kustvlakte van Valencia wordt nog bevloeid op de manier zoals die door de Moren is bedacht. Ook sommige regels voor het gebruik van het irrigatiewater komen nog uit de Moorse tijd.
De berggebieden van Noord-Spanje zijn nooit door de Moren veroverd. Vandaar uit begon vanaf de twaalfde eeuw de herovering van Spanje door de christelijke koningen van kastili? en Arag?n. Deze twee gebieden vormden in die tijd Spanje. De Moren werden steeds teruggedreven naar het Zuiden. In 1492 werden de laatste Moorse gebieden door de Spaanse Koning veroverd. Vanaf die tijd werd het hele land centraal geregeerd vanuit Madrid.
De Spaanse koningen waren streng rooms-katholiek. Het rooms-katholieke geloof werd de enig toegestane godsdienst in het land. Dit betekent het einde van vreedzaam naast elkaar leven van christenen, islamieten en joden.
In 1492 was heel Spanje onder het bestuur van de Spaanse koningsfamilie gebracht. Toen dat binnenlandse probleem was opgelost, ging men de aandacht op het buitenland richten.
Columbus kreeg van de Spaanse koningsfamilie de beschikking over drie schepen om de weg naar Indi? te zoeken. Columbus vond Indi? niet maar ontdekte Amerika.
Met deze ontdekking begon de opbouw van het Spaanse wereldrijk. In korte tijd werden grote delen van Amerika Spaans bezit. Veel rijkdommen werden naar europa gebracht. Toch steeg de welvaart er nauwelijks. Het geld hadden de Spaanse koningen nodig om alle oorlogen te kunnen betelen. Veel Spanjaarden trokken naar Zuid- en Midden Amerika, zodat de Spaanse invloed daar zeer groot werd.
In het begin van de 19e eeuw verklaarden de koloni? in Amerika zich onafhankelijk. Vanaf die tijd was Spanje geen wereldrijk meer. Wat overbleef was een dunbevolkt en arm land.
Een periode van binnenlandse onrust brak aan. Een dieptepunt in de geschiedenis is de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Deze oorlog koste honderdduizenden mensen het leven en maakte van het land ??n grote ruЇne. De oorlog eindigde met de overwinning van het leger onder leiding van generaal Franco. Deze dictator bleef er tot aan zijn dood, in 1975, de baas.
Toen Franco in 1975 stierf, werd Spanje een democratie. Net als in Nederland is het staatshoofd er een koning en wordt de regering door het volk gekozen
Lange tijd bleven de Spanjaarden arm. Eerst, tot 1959, probeerde de regering het land zoveel mogelijk zelfvoorzienend te maken. Omdat de armoede groot bleef, werd toen een plan gemaakt om de welvaart te vergroten: er werden contacten met het buitenland gezocht. De regering moedigde buitenlandse ondernemingen aan om in Spanje nieuwe bedrijven te stichten. Het toeristenverkeer werd bevorderd en veel arme Spanjaarden gingen als gastarbeider in West-Europa werken. Dit alles bracht natuurlijk veel geld in het laatje. Hierdoor veranderde Spanje na 1960 van een arm, agrarisch land in een land waar industrie en diensten de hoofdrol gingen spelen.
? De geschiedenis van Spanje vestigen van Griekse handelsnederzettingen bod, zilver, kwik, en koper
? Periode 300 v. Chr. en 500 n.Chr. DE Romeinen zorgden voor de eerste grote steden, -irrigatiekanalen, -de mediteren Trias (tarwe, olijven, wijndruiven) –Latifundia (=grootgrondbezit)
? 500 n. Chr. en 700 n. Chr. periode van verval
? De Moorse periode 8ste eeuw tot 15e eeuw ontwikkeling van de steden Cordoba, Granada ontwikkeling handel en ambacht en de ontwikkeling van de irrigatie Huerta’s (intensief) geirigeerde tuinbouw grond Reconquista -> de herrovering vanuit het noorden van het land
? Conquista 1500 tot 1700 verovering Midden- en Zuid Amerika, veel emigranten naar de koloni?n, extensieve schapen verteelt (=transhumans)
? De periode van verval 1700 tot1900 de vroegere koloni? worden onafhankelijk Spanje wordt ontwikkelingsland. Exporteren van landbouw producten maar het importeren van industrieproducten.
? Periode na 1959 zeer snelle ontwikkeling er heerst een politieke rust in het land (wel een dictator) Groei van de wereld economie ontwikkeling van het toerisme herstel demokrasie (Franko dictatuur weg)
Landschappen
De landbouw zijn voor Spanje erg belangrijk. In 1983 werkte nog 16% van alle mensen met een baan in de landbouw. Dat lijkt misschien weinig maar in Nederland was dat maar 5%.
Het aantal boeren daalt snel. Het klimaat van Spanje is erg droog. Landbouw is vaak alleen mogelijk door bevloeiing met water. In Spanje graaft men sloten om water aan te voeren. Gelukkig is het klimaat warm. Daardoor kunnen er in Spanje planten, groenten en fruit groeien die ergens anders in Europa niet groeien. Beroemd zijn de sinaasappels. Ieder jaar worden er vele miljoenen tonnen naar de andere landen in Europa uitgevoerd. Ook ander fruit wordt veel gekweekt. Denk maar eens aan citroenen, mandarijnen, grapefruits, appels, perziken, abrikozen en vijgen. Spanje is ook de grootste producent van olijfolie in de wereld. Iemand die niks te doen had, heeft precies uitgerekend dat er op de wereld 800 miljoen olijfbomen te vinden zijn. Een kwart daarvan (200 miljoen) wortelt zich in de Spaanse grond.
Bijna overal in Spanje worden druiven verbouwd. Van deze druiven maakt men meestal wijn. De Sherry is een bekende wijn. Hij komt uit de buurt van Jerez. Die streek ligt in het zuiden van Spanje.
Ook wordt er in Spanje veel graan verbouwd. Op veel akkers staat tarwe of gerst.
In het noordwesten vind je veel melkveeteelt. Daar regent het vaak en het gras kan er goed groeien.
In zuid Spanje is het vaak te droog voor gras. Daar vind je wel schapen en geiten. Die lusten ook andere planten. Wol is een heel belangrijk product.
Toch zijn er door de warmte milieuproblemen ontstaan. Zoals in de Meseta (een groot gebied midden in Spanje). Daar is het vaak te droog voor de landbouw.
Er groeit bijna niets. Veel begroeiing is er verdwenen.
Op andere plekken wordt de grond niet meer door de wortels vast gehouden. Meestal regent het daar hard en de regen spoelt de vruchtbare grond weg. Dat komt in rivieren terecht. Daardoor ontstaan er weer overstromingen. Omdat de droogte voor de landbouw een groot probleem kan zijn, maken we in Spanje bij de beschrijving van de bodem gebruik een tweedeling. We bekijken eerst de landbouw in de gebieden waar niet of weinig wordt ge?rrigeerd. Daarna gaan we kijken in de gebieden waar het klimaat op veel plaatsen ‘een handje wordt geholpen’.
We beginnen met de landbouw in de gebieden waar niet of weinig wordt ge?rrigeerd. Hier doet men aan akkerbouw en veeteelt. Omdat daar bij akkerbouw niet bevloeid wordt, spreekt men van droge akkerbouw.
Intensieve veeteelt is in Spanje maar spaarzaam te vinden. Alleen in het vochtige noordwesten hebben de boeren zich gespecialiseerd in de zuivelveeteelt. De neerslag is ruim voldoende voor de productie van veevoer (gras). Het noordelijk kustgebied is dichtbevolkt, dus is er in de buurt een goede afzetmarkt voor hun producten. De vlakkere delen worden ook wel gebruikt voor akkerbouw. De meeste gewassen die hier verbouwd worden, kennen we ook in Nederland: tarwe, rogge, suikerbieten, aardappelen en ma?s.
De Meseta is vooral het land van de droge akkerbouw. Wintertarwe en –gerst zijn hier het hoofdgewas. Dit zijn producten die goed houdbaar zijnen ook op verder weg gelegen markten verkocht kunnen worden. Deze graansoorten worden in de herfst gezaaid. Ze profiteren dan van de winterregens en de oogst vindt plaats eind mei, begin juni: voordat de hete droge zomer begint.
Behalve graanteelt is ook de wijnbouw belangrijk in dit gebied. Door de warme, zonnige zomer rijpen de druiven goed en wordt de wijn van goed kwaliteit. Ook dit product kan goed vervoerd worden en hoeft daarom niet dicht bij de afzetmarkt geproduceerd te worden.
Waar het voor graanteelt en wijnbouw te droog wordt, is extensieve veeteelt het belangrijkste agrarische bestaansmiddel. Al eeuwenlang worden hier schapen gehouden. Sommige grote bedrijven (in Spanje heten die haciendas) hebben zich gespecialiseerd in het fokken van vleeskoeien. Hier komen ook de stierengevechten vandaan.
Op de droge oostzijde van de Meseta is eigenlijk alleen maar extensieve veeteelt mogelijk. Schapen en geiten nemen genoegen met armzalige plantengroei.
In de ge?rrigeerde gebieden wordt het tekort aan neerslag aangevuld door de mens. Hoe komt men aan dat extra water voor irrigatie? Veel irrigatiewater wordt uit de rivieren gehaald. Om te voorkomen dat het rivierwater ongebruikt wegstroomt, bouwt men stuwdammen. Ook van veraf gelegen rivieren kan water worden aangevoerd. Hiervoor zijn dan vaak pijpleidingen en kanalen nodig. Een andere mogelijkheid is het oppompen van grondwater. Grondwater is overtollige neerslag die in het verleden in de verweringslaag is weggezakt. In Spanje maakt men zowel van de rivieren als van het grondwater gebruik.
Irrigatie is al heel oud. Het waren de Moren die in de oostelijke kustvlakten en in Andalusi? al veel zorg besteedden aan de irrigatie. De kanalen en waterleidingen in de buurt van Valencia dateren nog voor een deel uit de Moorse tijd. Ook veel regels voor het watergebruik zijn al opgesteld door de Moren.
De Spaanse regering steekt veel geld in inrichtingselementen voor de watervoorziening. Een modern irrigatie project is het taag-Segura-kanaal. Dit kanaal zorgt ervoor dat een deel van het water uit de Taag omgeleid wordt naar de Segura.
Een tweede beroemd irrigatiegebied is het boven genoemde ‘Plan Badajoz’ in Extremadura. Dankzij een groot aantal stuwdammen wordt hier het water van de Guadiana vastgehouden. Met het water uit de stuwmeren kan maar liefst 1000 km land bevloeid worden.
Wanneer er bevloeid kan worden is intensieve landbouw mogelijk. Vooral de kustvlakten, in het bijzonder die van Valencia, zijn beroemd om hun tuinbouw. Deze intensief gebruikte groenten- en fruitgebieden noemt men hier huertas.
Bij Valencia en Murcia worden erg veel citrusvruchten geteeld. Ook verbouwt men hier veel groenten. De afzetmarkt ligt een behoorlijk eind weg: veel van deze producten worden uitgevoerd naar West-Europa. Door het warme klimaat kunnen groente en fruit er eerder geoogst worden dan in West-Europa. Ze brengen zodoende erg veel op. Dat moet ook wel, want de bedrijven zijn hier in het algemeen niet erg groot.
Behalve het begrip huertas komen we in Spanje nog een begrip tegen dat met bevloeiing te maken heeft: vega. Vega is een oud Moors woord dat vooral in Andalusi? gebruikt wordt. Men bedoelt er een bevloeid, vlak gebied naast een rivier mee. Zo spreekt men over het ‘Vega van Sevilla’. Daarmee bedoelt men dat het vlakke gebied aan weerszijden van de Guadalquivir bij Sevilla.
In Andalusi? is, dankzij irrigatie, de verbouw mogelijk van katoen, suikerriet en zonnebloemen. In gebieden waar niet bevloeid wordt, is de olijfteelt belangrijk. Olijfolie wordt in alle landen rond de Middellandse Zee erg veel gebruikt bij het eten koken. De afzet is dus meestal geen probleem.
E?n belangrijk irrigatiegebied ligt in het noorden: het Ebro-dal. Veel akkerbouwers hebben zich daar gespecialiseerd in de rijstteelt. Op plaatsen in het dal waar een tekort aan water is, is de olijfteelt nummer ??n. De afzetmarkt ligt hier dichtbij: Cataloni? en de steden van het Noorden.
Feesten
Spanjaarden houden van gezelligheid. Na hun werk zoeken ze meestal hun vrienden of kennissen op. Op de pleinen en de terrassen is het dan overal druk.
In veel Spaanse steden worden FIESTAS georganiseerd. Dat zijn feesten met veel zang, dans en optochten. Veel mensen lopen dan verkleed.
Sommige FIESTAS worden in heel Spanje gehouden. Andere alleen in een bepaalde stad. Meestal worden ze gehouden op de feestdag van een heilige.
Bij een FIESTA hoort meestal een CORRIDA (stierengevecht). De stierengevechten horen bij de nationale sporten van Spanje. Meestal is het eerder een volksvermaak dan een nationale sport. Toch zijn er erg veel mensen die bezwaar tegen het stierengevechten maken. Ze vinden het maar een wreed gevecht. Vaak eindigt het gevecht met de dood. Soms is de MATADOR (de stierenvechter) het slachtoffer. Maar meestal is het de EL TORO (de stier). Voor het gevecht is er in de meeste steden een arena gemaakt. Een arena is een stuk grond met tribunes eromheen.
Behalve het stierengevecht (als een hele aparte sport) zijn er veel andere sporten.
Een zeer bijzondere sport is PELOTA VASCA. Het is een soort kaatsspel. De bal wordt met een rieten racket tegen de muur geslingerd. Dit is daarom niet zo'n populaire sport.
Net zoals in Nederland is voetbal de populairste sport in Spanje. De Spanjaarden zijn dol op voetbal. De meeste mensen gaan iedere week naar een voetbalwedstrijd.
Politiek
De opvolgers van Franco maakten van het land een democratie naar West europees voorbeeld. Het land werd vrijer en vrijer: er kwamen verkiezingen met echte politieke partijen, vakbonden werden opgericht en er kwam vrijheid van meningsuiting.
In het buitenland kreeg het nieuwe Spanje daardoor veel aanzien. De handel nam toe en de welvaart bleef groeien. Hierdoor kreeg de overheid geld voor sociale voorzieningen. Mensen die het nodig hebben, krijgen nu een uitkering. Door deze zorg van de overheid is de ergste armoede nu verdwenen.
Net als Nederland is Spanje verdeeld in provincies. In zo’n groot land is de kans natuurlijk groot dat er verschillen zijn tussen de landsdelen en de inwoners daarvan. Toen het land na de periode Franco vrijer werd, durfde een aantal provincies hardop te zeggen dat de regering in Madrid hen niet goed bestuurde. Ze vonden dat de centrale regering niet genoeg rekening hield met verschillen binnen het land. Ze wilden veel meer dingen zelf kunnen regelen, zonder inmenging van Madrid.
Wanneer een landsdeel (=een regio) veel bestuurszaken zelf regelt spreken we van regionale autonomie. Vier provincies: Galici?, Baskenland, Cataloni? en Andalusi?, zijn sinds 1978 autonoom.
Lang niet alle Basken en Catalanen zijn tevreden met de autonomie. In beide provincies zijn groepen die nog een stap verder willen. Ze willen helemaal zelfstandig worden, ze willen helemaal zelfstandig worden, ze willen zich dus afscheiden van Madrid. Omdat de Spaanse regering daar niet voor voelt, proberen sommigen door middel van aanslagen op Spaanse gebouwen of personen de regering te dwingen over zelfstandigheid te praten. In Baskenland is ??n groepering daarom zeer berucht: de ETA