Werkstuk: Softbal
Geschiedenis en ontstaan van het spel
Softbal is ontstaan in de middeleeuwen. Europeanen deden veel aan sport eerst sloeg men de bal en moest naar verschillende punten van het veld lopen.
In de 19de eeuw gingen veel Europeanen naar Amerika en daar groeide het spel van vroeger uit tot honkbal. Honkbal wordt al zo?n 150 jaar gespeeld en Softbal is zo ongeveer het vervolg op honkbal.
12 maart 1912 de eerste Nederlandse honkbalbond.
Het spel werd in 1911 gespeeld in Amsterdam op het ijsclubterrein. Toen die tijd waren er nog geen echte wedstrijden. Dat ontwikkelde zich later.
In 1922 kwam daar verandering in toen AHC Quick, de club van Bleesing, de eerste Nederlandse kampioen werd.
Hij zocht een zomersport voor zijn sportschool en vond honkbal te moeilijk en te gevaarlijk. Daarom bedacht hij een variatie. Een handschoenenfabriek leverde hem een zachtere en grotere bal, een timmerfabriek wat kleinere en lichtere knuppels en een zeilmakerij kussens en een werp- en een thuisplaat van linoleum. Zijn school telde tien teams, die onderling gezellig speelden. Voor belangrijke softbalwedstrijden werden zelfs wel demonstraties gegeven.
Op het EDO-terrein zag Kammeijer Canadezen softbal spelen en dat bleek ongeveer dezelfde sport, die hij ontwikkeld had. Jules is toch doorgegaan en werd later de eerste voorzitter van de Nederlandse Dames Softbalbond.
Overigens was softbal zeker niet voor alle dames te lastig, want al in de dertiger jaren werd het door HC Haarlem gespeeld.
spelregels
Zoals bij alle sporten geldt ook voor softbal dat je moet weten wat de spelregels zijn om het goed te kunnen spelen, en dat het ook leuker wordt om naar een wedstrijd te kijken wanneer je de spelregels een beetje kent. Wanneer je de spelregels begrijpt kun je voorstellen wat de tactiek van de teams in spelsituaties kan zijn, en wordt een wedstrijd een stuk spannender.
Het veld:
Het veld wordt bepaald door twee in een rechthoek staande foutlijnen. Op het kruispunt van deze lijnen bevindt zich de thuisplaat. In het veld zijn nog 3 honken neergelegd, die samen met de thuisplaat de vier hoeken van een vierkant vormen.
Iedereen op zijn plek, het spel kan beginnen.
-De pitcher werpt onderhands.
Komt de bal door de slagzone, over de werpplaat bij de slagman tussen knie - en schouderhoogte, is het een slag. Lukt dit niet is het een wijd.
-De slagman slaat als de geworpen bal een slag is. Wordt deze slag goed gerekend loopt de slagman naar het eerste honk.
Iedere bal die na de slag binnen de foutlijnen blijft is een goede slag. Ook een geslagen bal die over de foutlijnen rolt of stuit, kan als goede slag worden gerekend. Wordt de bal bv. via het foutgebied het binnenveld ingeslagen of als de bal via het binnenveld naar het foutgebied rolt is de slag goed. Voor het binnenveld geldt de regel waar de bal blijft liggen en voor het buitenveld geldt de regel waar komt de bal voor het eerst binnen. De bal moet altijd over of in het binnenveld gaan.
Wordt de bal uit geslagen heet dat een nul. Bij drie keer missen moet de slagman lopen.
Wordt de geslagen bal door een veldspeler gevangen is de slagman meteen uit.
Bij 4 wijdworpen krijgt de slagman een vrije loop. Hij mag dan naar het eerste honk lopen zonder uitgemaakt te worden.
-De catcher zit achter de slagman en probeert alle ballen is de slagman uit. Raakt die bal de grond krijgt de slagman een vrije loop naar het eerste honk.
Wordt een geslagen bal door een veldspeler terug naar de catcher gegooid, kan hij ook eventuele honklopers uitbranden.
-De honklopers moeten elk honk aanraken. Komt een honkloper bij het thuishonk zonder uitgetikt of uitgebrand te worden scoort hij een punt. Honklopers mogen elkaar niet inhalen of op hetzelfde honk staan. Bij iedere slag is er een gedwongen loop. Op het eerste en vierde honk mag de honkloper recht doorlopen zonder uitgebrand te worden, op de ander honken is hij alleen safe als hij het honk vast heeft.
Op het moment dat de pitcher de bal los laat mag de honkloper naar het volgende honk trekken. Als de bal wijd wordt gegooid of mis wordt geslagen kan de honkloper een honk stelen. Bij een foutslag moet hij terug naar zijn laatste honk (Bij een vangbal bij wedstrijden mogen de honklopers pas lopen als de bal gevangen is. Als ze eerder het honk hebben losgelaten, moeten ze na de vangbal eerst terug naar het honk waar ze vandaan kwamen.)
-De verdedigers staan in het veld en proberen de geslagen bal te vangen of in ieder geval zo snel mogelijk in handen te krijgen. Veldspelers kunnen op drie manieren honklopers uit spelen. Met een vangbal of ze kunnen een honkloper uitbranden door met de bal het honk aan te raken waar die honkloper naar toe gaat, als die gedwongen loopt of ze kunnen een honkloper uittikken door de loper aan te raken met de bal.
Veldspelers mogen de honklopers niet in de weg staan of hinderen. In dat geval krijgt de honkloper een vrije loop naar het volgende honk.
Softbal is ontstaan in de middeleeuwen. Europeanen deden veel aan sport eerst sloeg men de bal en moest naar verschillende punten van het veld lopen.
In de 19de eeuw gingen veel Europeanen naar Amerika en daar groeide het spel van vroeger uit tot honkbal. Honkbal wordt al zo?n 150 jaar gespeeld en Softbal is zo ongeveer het vervolg op honkbal.
12 maart 1912 de eerste Nederlandse honkbalbond.
Het spel werd in 1911 gespeeld in Amsterdam op het ijsclubterrein. Toen die tijd waren er nog geen echte wedstrijden. Dat ontwikkelde zich later.
In 1922 kwam daar verandering in toen AHC Quick, de club van Bleesing, de eerste Nederlandse kampioen werd.
Hij zocht een zomersport voor zijn sportschool en vond honkbal te moeilijk en te gevaarlijk. Daarom bedacht hij een variatie. Een handschoenenfabriek leverde hem een zachtere en grotere bal, een timmerfabriek wat kleinere en lichtere knuppels en een zeilmakerij kussens en een werp- en een thuisplaat van linoleum. Zijn school telde tien teams, die onderling gezellig speelden. Voor belangrijke softbalwedstrijden werden zelfs wel demonstraties gegeven.
Op het EDO-terrein zag Kammeijer Canadezen softbal spelen en dat bleek ongeveer dezelfde sport, die hij ontwikkeld had. Jules is toch doorgegaan en werd later de eerste voorzitter van de Nederlandse Dames Softbalbond.
Overigens was softbal zeker niet voor alle dames te lastig, want al in de dertiger jaren werd het door HC Haarlem gespeeld.
spelregels
Zoals bij alle sporten geldt ook voor softbal dat je moet weten wat de spelregels zijn om het goed te kunnen spelen, en dat het ook leuker wordt om naar een wedstrijd te kijken wanneer je de spelregels een beetje kent. Wanneer je de spelregels begrijpt kun je voorstellen wat de tactiek van de teams in spelsituaties kan zijn, en wordt een wedstrijd een stuk spannender.
Het veld:
Het veld wordt bepaald door twee in een rechthoek staande foutlijnen. Op het kruispunt van deze lijnen bevindt zich de thuisplaat. In het veld zijn nog 3 honken neergelegd, die samen met de thuisplaat de vier hoeken van een vierkant vormen.
Iedereen op zijn plek, het spel kan beginnen.
-De pitcher werpt onderhands.
Komt de bal door de slagzone, over de werpplaat bij de slagman tussen knie - en schouderhoogte, is het een slag. Lukt dit niet is het een wijd.
-De slagman slaat als de geworpen bal een slag is. Wordt deze slag goed gerekend loopt de slagman naar het eerste honk.
Iedere bal die na de slag binnen de foutlijnen blijft is een goede slag. Ook een geslagen bal die over de foutlijnen rolt of stuit, kan als goede slag worden gerekend. Wordt de bal bv. via het foutgebied het binnenveld ingeslagen of als de bal via het binnenveld naar het foutgebied rolt is de slag goed. Voor het binnenveld geldt de regel waar de bal blijft liggen en voor het buitenveld geldt de regel waar komt de bal voor het eerst binnen. De bal moet altijd over of in het binnenveld gaan.
Wordt de bal uit geslagen heet dat een nul. Bij drie keer missen moet de slagman lopen.
Wordt de geslagen bal door een veldspeler gevangen is de slagman meteen uit.
Bij 4 wijdworpen krijgt de slagman een vrije loop. Hij mag dan naar het eerste honk lopen zonder uitgemaakt te worden.
-De catcher zit achter de slagman en probeert alle ballen is de slagman uit. Raakt die bal de grond krijgt de slagman een vrije loop naar het eerste honk.
Wordt een geslagen bal door een veldspeler terug naar de catcher gegooid, kan hij ook eventuele honklopers uitbranden.
-De honklopers moeten elk honk aanraken. Komt een honkloper bij het thuishonk zonder uitgetikt of uitgebrand te worden scoort hij een punt. Honklopers mogen elkaar niet inhalen of op hetzelfde honk staan. Bij iedere slag is er een gedwongen loop. Op het eerste en vierde honk mag de honkloper recht doorlopen zonder uitgebrand te worden, op de ander honken is hij alleen safe als hij het honk vast heeft.
Op het moment dat de pitcher de bal los laat mag de honkloper naar het volgende honk trekken. Als de bal wijd wordt gegooid of mis wordt geslagen kan de honkloper een honk stelen. Bij een foutslag moet hij terug naar zijn laatste honk (Bij een vangbal bij wedstrijden mogen de honklopers pas lopen als de bal gevangen is. Als ze eerder het honk hebben losgelaten, moeten ze na de vangbal eerst terug naar het honk waar ze vandaan kwamen.)
-De verdedigers staan in het veld en proberen de geslagen bal te vangen of in ieder geval zo snel mogelijk in handen te krijgen. Veldspelers kunnen op drie manieren honklopers uit spelen. Met een vangbal of ze kunnen een honkloper uitbranden door met de bal het honk aan te raken waar die honkloper naar toe gaat, als die gedwongen loopt of ze kunnen een honkloper uittikken door de loper aan te raken met de bal.
Veldspelers mogen de honklopers niet in de weg staan of hinderen. In dat geval krijgt de honkloper een vrije loop naar het volgende honk.