Werkstuk: Luipaard of Panter
Inhoudsopgave:
Hoofdstuk 1 : Luipaard of Panter?
Hoofdstuk 2 : De Panter
Hoofdstuk 3 : De Jachtluipaard
Hoofdstuk 4 : De Sneeuwpanter
Hoofdstuk 5 : De Nevelpanter
Informatie over de Zwarte Panter
Nawoord
Boekenlijst
Voorwoord:
Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat ik het mooie dieren vind. Ook omdat ik wel wat meer over Panters wil weten want je hoort er ook weinig over. Ik vind het leuk dat er veel verschillende Panters zijn.
Zwarte Panter:
Van de Zwarte Panter werd ooit gezegd dat het een ander soort was. Nu weet men dat het een gewone Panter is met een zwarte vacht. Door de manier waarop het zonlicht op de kop van dit dier valt, tekenen de bekende Panterstippen zich duidelijk op de zwarte vacht af.
Omdat de Zwarte Panter heel weinig te zien en te herkennen is, is er heel weinig informatie.
Hoofdstuk 1 Luipaard of Panter? :
Er heeft een lange tijd verwarring bestaan rond de Panters. Zelfs de naam gaf al problemen, omdat heel veel andere katachtige met die naam werden aangeduid. De Afrikaanse soorten van de Panters worden ook Luipaard genoemd, maar in de vorige eeuw was men het er nog niet over eens of Panter en Luipaard afzonderlijke soorten waren. Er zijn ooit zo’n 30 ondersoorten onderscheiden, maar nu zijn het er slechts 7. De meest voorkomende soort is de Noord-Afrikaanse Luipaard, die in vrijwel het hele verspreidingsgebied van de Panter voorkomt. Wat lichaamsbouw betreft zit de Panter tussen de andere grote katten in: slank en tenger vergeleken met de jaguar en stevig en robuust vergeleken met het Jachtluipaard.
In dit verslag gebruik ik het meest het woord Panter.
Hoofdstuk 2 De Panter:
De panter is een groot, sierlijk maar robuust dier. Hij heeft een korte, dikke zachte vacht die geelbruin van kleur is. De grote vlekken zijn verdeeld over heel de vacht. Deze vlekken zien er als rozetten uit met een lichtere plek in het midden. De lange staart is ook helemaal gevlekt. Er komen ook Panters voor die helemaal zwart zijn. En vanwege die verschillende kleuren, vlekken en haarlengte van de vacht heeft men de panter onderverdeeld in niet minder dan 31 soorten. Panters kunnen heel goed klimmen. Vaak brengen ze de dag door op een tak van een boom. Het zijn nachtdieren, die jagen op kleine antilopen, gazellen, wrattenzwijnen, bavianen en allerlei knaagdieren en vogels. Over het algemeen leven Panters alleen. Ze zoeken alleen contact met soortgenoten in de paartijd. De draagtijd is ongeveer 92 dagen, waarna er 2 tot 3 jongen worden geboren.
Hoofdstuk 3 Het Jachtluipaard:
Het snelste landdier is het Jachtluipaard (of cheeta). Het kan bijna 100 km per uur halen tijdens een korte sprint als hij op jacht is. Hij komt nog voor in grote delen van Afrika, maar in Zuid-Azi? (waar het dier waarschijnlijk oorspronkelijk vandaan komt) en het Midden-Oosten is hij nagenoeg verdwenen. Het Jachtluipaard is gemakkelijk van andere grote katten te onderscheiden, niet alleen door de vlekken op zijn vacht, maar ook door dat slanke en lange lichaam. Hij heeft een kleine kop, hooggeplaatste ogen en kleine platte oren. Zijn normale prooi bestaat uit gazelle's, impala’s, gnoekalfjes en andere hoefdieren. In sommige gebieden eet hij ook hazen. Hij besluipt zijn prooi soms maar een paar seconden, in andere gevallen is hij er verschillende uren mee bezig, tot hij hem op zo’n 30 meter genaderd is slaat hij toe. Ongeveer de helft van de pogingen heeft succes en een gemiddelde achtervolging bestaat uit 170 meter en duurt 20 seconden. De prooi stikt door een beet in de keel. Gemiddeld eet een volwassen jachtluipaard 2.8 kilo vlees per dag. Het dier drinkt zelden vaker dan 1 keer in de 4 dagen en soms eens in de 10 dagen. Deze dieren zijn met 20 tot 23 dagen geslachtsrijp. De mannetjes en vrouwtjes die een paar vormen kennen elkaar meestal wel doordat hun woongebieden elkaar overlappen. Bronstige vrouwtjes sproeien urine op struiken, boomstammen en rotsen om de mannetjes aan te trekken, die dan snel het spoor gaan volgen waarbij ze keffende geluiden maken. Het bronstige vrouwtje gaat dan op die geluiden af. Soms wordt er meteen gepaard, wat niet langer dan 1 minuutje duurt. Ze blijven een paar dagen bij elkaar en paren dan een paar keer. Er is geen vast paarseizoen en in alle maanden worden er wel jongen geboren. Een worp varieert van 1 tot 8 jongen, met een gemiddelde van 3. Pasgeboren jongen wegen 250 tot 300 gram en zijn ongeveer 30 centimeter lang (gemeten van neus tot staartwortel). De ogen gaan pas open als ze 2 tot 11 dagen oud zijn. De jongen blijven verborgen onder struiken of in dicht gras. Als ze 5 tot 6 weken oud zijn kunnen ze hun moeder volgen en beginnen ze mee te eten van de prooi die de moeder vangt. Mannetjes helpen niet bij het groot brengen van de jongen. Met zogen wordt gestopt als de jongen ongeveer 3 maanden oud zijn. De sterfte kans is groot: nog geen derde van de welpen wordt volwassen.
Hoofdstuk 4 De Sneeuwpanter:
In tegenstelling tot de tropische jaguar is de sneeuwpanter, die vroeger ook wel irbis werd genoemd, een echte bergbewoner. Hij is te vinden in de Himalaya, de Pamir, de Hindoeskoej en andere bergketens diep in Azi?. Daar leeft hij namelijk boven de boomgrens, op een hoogte van 3000 tot 4000 meter. De sneeuwpanter is kleiner dan de normale Panter (of luipaard). Hij ziet er ook duidelijk anders uit met zijn lichte, bijzondere dikke vacht met grote, rookgrijze ringvlekken, zijn lange staart en zijn brede voetzolen. De dikke vacht beschermt hem tegen de kou en zorgt er ook voor dat hij niet opvalt tussen de rotsen. De lange staart helpt hem zich in evenwicht te houden als hij als een koorddanser over de rotsen loopt of wanneer hij verre sprongen maakt over afgronden. En dankzij zijn grote voetzolen kan hij zich ook op de steilste rotswanden staande houden en zakt hij niet te diep weg in de sneeuw.
Tot voor kort was over de leefwijze van de sneeuwpanter zo goed als niets bekend. Dat is geen wonder omdat hij zo afgelegen woont, zo schuw is en weinig opvalt kregen zelfs de bewoners van die streken hem bijna nooit te zien. Maar sinds de onderzoeker Rodney Jackson hem van 1982 tot 1985 in Nepal heeft bestudeerd, weten we eindelijk wat meer over deze geheimzinnige grote kat. De sneeuwpanter leeft alleen. In de buurt van dorpen gaat hij alleen ’s nachts op jacht. Maar in afgelegen gebieden is hij op de dag ook actief. Hij gaat graag op een rotsblok zitten, vanaf die plaats speurt hij dan de omgeving af naar een buit. Meestal klimt hij niet echt op zo’n rotsblok, maar springt er met 1 machtige sprong bovenop. De sneeuwpanter is echt een fantastische springer, hij maakt wel sprongen van 15 meter. Dat is in de dierenwereld wel een wereldrecord. Vroeger dacht men dat de sneeuwpanter een onvermoeibare zwerver was, die almaar door de eindeloze bergen van Midden - Azi? trok. Dat is niet zo. Net als hun familieleden hebben ook sneeuwpanters een vast jachtgebied.
Hoofdstuk 5 De Nevelpanter:
Omdat de nevelpanter geen echte grote kat is en geen kleine kat is, vormt hij een overbrugging tussen de geslachten Panthera (leeuw, tijger enz) en Acinonyx (jachtluipaard) aan de ene kant en het geslacht Felis (kleine katten) aan de andere kant. Hij heeft dus met beide groepen eigenschappen gemeen. De nevelpanter verschilt van de grote katten door zijn onbuigzame tongbeen, waardoor hij niet kan brullen. Van de kleine kat verschilt hij doordat hij zich veel minder wast en door zijn houding bij het rusten. Want bij het rusten ligt hij met zijn staart recht naar achteren en zijn voorpoten uitgestrekt. De nevelpanter is zwaar gebouwd en heeft korte poten en een lange staart. De snuit is erg breed hoewel de kop erg smal is. De nevelpanter leeft in bomen en jaagt het meest op apen, eekhoorns en vogels die hij meestal doodslaat met zijn brede lepelvormige klauwen. Hij is een goede klimmer en kan met de kop naar beneden gericht langs een boomstam omlaag lopen. Hij kan ook onderste boven langs takken klauteren en aan 1 achterpoot hangen voor hij zich op een hert of wild zwijn laat vallen. De nevelpanter is actief tijdens de schemering en rust en slaapt de rest van de tijd in boomtoppen. Er worden 2 tot 4 blinde jongen geboren. De kleur van hun vacht verschillen van de kleur van een volwassen dier. Want de grote stippen zijn helemaal zwart. De jongen openen hun ogen na 1 tot 12 dagen en zijn met 5 weken al zeer actief. De jonge nevelpanter wordt waarschijnlijk onafhankelijk als hij 9 maanden is.
Nawoord:
Ik vond het leuk om dit verslag te maken, en ik heb er veel van geleerd. Het was wel moeilijk om te maken want er is heel weinig informatie over Panters. Daarom had ik naar het WNF gebeld.
Boekenlijst:
Titel: Schrijver(ster):
Dieren van de hele wereld Jenny Wormer.
Katachtige Roofdieren W.J van den Brink.
Internet
Hoofdstuk 1 : Luipaard of Panter?
Hoofdstuk 2 : De Panter
Hoofdstuk 3 : De Jachtluipaard
Hoofdstuk 4 : De Sneeuwpanter
Hoofdstuk 5 : De Nevelpanter
Informatie over de Zwarte Panter
Nawoord
Boekenlijst
Voorwoord:
Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat ik het mooie dieren vind. Ook omdat ik wel wat meer over Panters wil weten want je hoort er ook weinig over. Ik vind het leuk dat er veel verschillende Panters zijn.
Zwarte Panter:
Van de Zwarte Panter werd ooit gezegd dat het een ander soort was. Nu weet men dat het een gewone Panter is met een zwarte vacht. Door de manier waarop het zonlicht op de kop van dit dier valt, tekenen de bekende Panterstippen zich duidelijk op de zwarte vacht af.
Omdat de Zwarte Panter heel weinig te zien en te herkennen is, is er heel weinig informatie.
Hoofdstuk 1 Luipaard of Panter? :
Er heeft een lange tijd verwarring bestaan rond de Panters. Zelfs de naam gaf al problemen, omdat heel veel andere katachtige met die naam werden aangeduid. De Afrikaanse soorten van de Panters worden ook Luipaard genoemd, maar in de vorige eeuw was men het er nog niet over eens of Panter en Luipaard afzonderlijke soorten waren. Er zijn ooit zo’n 30 ondersoorten onderscheiden, maar nu zijn het er slechts 7. De meest voorkomende soort is de Noord-Afrikaanse Luipaard, die in vrijwel het hele verspreidingsgebied van de Panter voorkomt. Wat lichaamsbouw betreft zit de Panter tussen de andere grote katten in: slank en tenger vergeleken met de jaguar en stevig en robuust vergeleken met het Jachtluipaard.
In dit verslag gebruik ik het meest het woord Panter.
Hoofdstuk 2 De Panter:
De panter is een groot, sierlijk maar robuust dier. Hij heeft een korte, dikke zachte vacht die geelbruin van kleur is. De grote vlekken zijn verdeeld over heel de vacht. Deze vlekken zien er als rozetten uit met een lichtere plek in het midden. De lange staart is ook helemaal gevlekt. Er komen ook Panters voor die helemaal zwart zijn. En vanwege die verschillende kleuren, vlekken en haarlengte van de vacht heeft men de panter onderverdeeld in niet minder dan 31 soorten. Panters kunnen heel goed klimmen. Vaak brengen ze de dag door op een tak van een boom. Het zijn nachtdieren, die jagen op kleine antilopen, gazellen, wrattenzwijnen, bavianen en allerlei knaagdieren en vogels. Over het algemeen leven Panters alleen. Ze zoeken alleen contact met soortgenoten in de paartijd. De draagtijd is ongeveer 92 dagen, waarna er 2 tot 3 jongen worden geboren.
Hoofdstuk 3 Het Jachtluipaard:
Het snelste landdier is het Jachtluipaard (of cheeta). Het kan bijna 100 km per uur halen tijdens een korte sprint als hij op jacht is. Hij komt nog voor in grote delen van Afrika, maar in Zuid-Azi? (waar het dier waarschijnlijk oorspronkelijk vandaan komt) en het Midden-Oosten is hij nagenoeg verdwenen. Het Jachtluipaard is gemakkelijk van andere grote katten te onderscheiden, niet alleen door de vlekken op zijn vacht, maar ook door dat slanke en lange lichaam. Hij heeft een kleine kop, hooggeplaatste ogen en kleine platte oren. Zijn normale prooi bestaat uit gazelle's, impala’s, gnoekalfjes en andere hoefdieren. In sommige gebieden eet hij ook hazen. Hij besluipt zijn prooi soms maar een paar seconden, in andere gevallen is hij er verschillende uren mee bezig, tot hij hem op zo’n 30 meter genaderd is slaat hij toe. Ongeveer de helft van de pogingen heeft succes en een gemiddelde achtervolging bestaat uit 170 meter en duurt 20 seconden. De prooi stikt door een beet in de keel. Gemiddeld eet een volwassen jachtluipaard 2.8 kilo vlees per dag. Het dier drinkt zelden vaker dan 1 keer in de 4 dagen en soms eens in de 10 dagen. Deze dieren zijn met 20 tot 23 dagen geslachtsrijp. De mannetjes en vrouwtjes die een paar vormen kennen elkaar meestal wel doordat hun woongebieden elkaar overlappen. Bronstige vrouwtjes sproeien urine op struiken, boomstammen en rotsen om de mannetjes aan te trekken, die dan snel het spoor gaan volgen waarbij ze keffende geluiden maken. Het bronstige vrouwtje gaat dan op die geluiden af. Soms wordt er meteen gepaard, wat niet langer dan 1 minuutje duurt. Ze blijven een paar dagen bij elkaar en paren dan een paar keer. Er is geen vast paarseizoen en in alle maanden worden er wel jongen geboren. Een worp varieert van 1 tot 8 jongen, met een gemiddelde van 3. Pasgeboren jongen wegen 250 tot 300 gram en zijn ongeveer 30 centimeter lang (gemeten van neus tot staartwortel). De ogen gaan pas open als ze 2 tot 11 dagen oud zijn. De jongen blijven verborgen onder struiken of in dicht gras. Als ze 5 tot 6 weken oud zijn kunnen ze hun moeder volgen en beginnen ze mee te eten van de prooi die de moeder vangt. Mannetjes helpen niet bij het groot brengen van de jongen. Met zogen wordt gestopt als de jongen ongeveer 3 maanden oud zijn. De sterfte kans is groot: nog geen derde van de welpen wordt volwassen.
Hoofdstuk 4 De Sneeuwpanter:
In tegenstelling tot de tropische jaguar is de sneeuwpanter, die vroeger ook wel irbis werd genoemd, een echte bergbewoner. Hij is te vinden in de Himalaya, de Pamir, de Hindoeskoej en andere bergketens diep in Azi?. Daar leeft hij namelijk boven de boomgrens, op een hoogte van 3000 tot 4000 meter. De sneeuwpanter is kleiner dan de normale Panter (of luipaard). Hij ziet er ook duidelijk anders uit met zijn lichte, bijzondere dikke vacht met grote, rookgrijze ringvlekken, zijn lange staart en zijn brede voetzolen. De dikke vacht beschermt hem tegen de kou en zorgt er ook voor dat hij niet opvalt tussen de rotsen. De lange staart helpt hem zich in evenwicht te houden als hij als een koorddanser over de rotsen loopt of wanneer hij verre sprongen maakt over afgronden. En dankzij zijn grote voetzolen kan hij zich ook op de steilste rotswanden staande houden en zakt hij niet te diep weg in de sneeuw.
Tot voor kort was over de leefwijze van de sneeuwpanter zo goed als niets bekend. Dat is geen wonder omdat hij zo afgelegen woont, zo schuw is en weinig opvalt kregen zelfs de bewoners van die streken hem bijna nooit te zien. Maar sinds de onderzoeker Rodney Jackson hem van 1982 tot 1985 in Nepal heeft bestudeerd, weten we eindelijk wat meer over deze geheimzinnige grote kat. De sneeuwpanter leeft alleen. In de buurt van dorpen gaat hij alleen ’s nachts op jacht. Maar in afgelegen gebieden is hij op de dag ook actief. Hij gaat graag op een rotsblok zitten, vanaf die plaats speurt hij dan de omgeving af naar een buit. Meestal klimt hij niet echt op zo’n rotsblok, maar springt er met 1 machtige sprong bovenop. De sneeuwpanter is echt een fantastische springer, hij maakt wel sprongen van 15 meter. Dat is in de dierenwereld wel een wereldrecord. Vroeger dacht men dat de sneeuwpanter een onvermoeibare zwerver was, die almaar door de eindeloze bergen van Midden - Azi? trok. Dat is niet zo. Net als hun familieleden hebben ook sneeuwpanters een vast jachtgebied.
Hoofdstuk 5 De Nevelpanter:
Omdat de nevelpanter geen echte grote kat is en geen kleine kat is, vormt hij een overbrugging tussen de geslachten Panthera (leeuw, tijger enz) en Acinonyx (jachtluipaard) aan de ene kant en het geslacht Felis (kleine katten) aan de andere kant. Hij heeft dus met beide groepen eigenschappen gemeen. De nevelpanter verschilt van de grote katten door zijn onbuigzame tongbeen, waardoor hij niet kan brullen. Van de kleine kat verschilt hij doordat hij zich veel minder wast en door zijn houding bij het rusten. Want bij het rusten ligt hij met zijn staart recht naar achteren en zijn voorpoten uitgestrekt. De nevelpanter is zwaar gebouwd en heeft korte poten en een lange staart. De snuit is erg breed hoewel de kop erg smal is. De nevelpanter leeft in bomen en jaagt het meest op apen, eekhoorns en vogels die hij meestal doodslaat met zijn brede lepelvormige klauwen. Hij is een goede klimmer en kan met de kop naar beneden gericht langs een boomstam omlaag lopen. Hij kan ook onderste boven langs takken klauteren en aan 1 achterpoot hangen voor hij zich op een hert of wild zwijn laat vallen. De nevelpanter is actief tijdens de schemering en rust en slaapt de rest van de tijd in boomtoppen. Er worden 2 tot 4 blinde jongen geboren. De kleur van hun vacht verschillen van de kleur van een volwassen dier. Want de grote stippen zijn helemaal zwart. De jongen openen hun ogen na 1 tot 12 dagen en zijn met 5 weken al zeer actief. De jonge nevelpanter wordt waarschijnlijk onafhankelijk als hij 9 maanden is.
Nawoord:
Ik vond het leuk om dit verslag te maken, en ik heb er veel van geleerd. Het was wel moeilijk om te maken want er is heel weinig informatie over Panters. Daarom had ik naar het WNF gebeld.
Boekenlijst:
Titel: Schrijver(ster):
Dieren van de hele wereld Jenny Wormer.
Katachtige Roofdieren W.J van den Brink.
Internet