Werkstuk: Labrador Retriever
Inleiding
Ik maak mijn werkstuk over de Labrador omdat ik dol op honden ben. Mijn nicht
heeft een chocolade kleurige labrador en ik ga vaak met haar mee naar
tentoonstellingen. Ook speel ik vaak met haar hond en gaan we naar het bos en
het strand.
Index
Hoofdstuk 1
De Geschiedenis
Hoofdstuk 2
Rasbeschrijving Labrador Retriever
Hoofdstuk 3
De opvoeding
Hoofdstuk 4
De verzorging van kop tot staart
Hoofdstuk 5
De voeding
Hoofdstuk 6
De Labrador als blindengeleidehond
Hoofdstuk 1
De geschiedenis
De Labrador Retriever komt oorspronkelijk niet uit Labrador maar uit de Canadese
stad New Foundland. Doordat deze eilanden vlak bij elkaar liggen is er een
naamsverwisseling ontstaan. Er waren in die tijd twee soorten van de retriever
namelijk de grote langharige en de kleinere gladharige. De Britse kolonisten die
in de 17e eeuw op het eiland woonden, namen de honden mee naar Engeland. Daar
werden de grote langharige (Newfoundlanders) gebruikt om lasten te trekken. De
kleinere gladharige (Labrador) werden door de vissers gebruikt om netten binnen
te halen en voor het apporteren (terug halen) van vissen die door het net waren
gevallen.
De Labrador komt aan zijn dikke vacht en dikke otterstaart omdat hij van
oorsprong uit een zeer koud gebied komt. De plaatselijke Engelse adel was al
snel zeer onder de indruk van de Labrador omdat hij zeer goed luisterde. Ze
werden al gauw gebruikt voor de jacht. Later ging men zelfs kampioenschappen met
de honden houden. In die tijd was het echter niet ondenkbaar dat door het
kruisen van Labradors met andere honden niet raszuivere Labradors meededen. Hier
werd in 1903 een eind aan gemaakt doordat men de Engelse Labrador Retriever club
oprichte. Hierna ging het snel en is de Labrador uitgegroeid tot een fijne
jachthond en een prettige huisgenoot.
Hoofdstuk 2
Rasbeschrijving Labrador Retriever
Herkomst: Engeland
Aanleg/ontwikkeling:
Jachthond, blindgeleidehond, drugs en gezinshond. Deze honden zijn zeer goede
zwemmers, maar ook goede jachthonden.
Ook worden de labradors veel gebruikt als blindegeleidehonden en omdat ze zo?n
goede neus hebben worden ze ook als speurhond bij de politie gebruikt.
Schofthoogte/gewicht:
54-62 cm hoog en gewicht tussen de 25 en 34 kg.
Vacht/verzorging:
De vacht bestaat uit kort en dicht haar. De vacht is tevens waterbe-
stendig. De labrador komt voor in de kleuren: geel, zwart, chocolade en wit. De
labrador heeft niet zo veel vachtverzorging nodig, eens in de week goed
doorborstelen is genoeg.
Aard:
Een intelligente vriendelijk en levendige hond erg sociaal en werkwillig. De
labrador is een zeer intelligente hond. Hij is erg volgzaam en betrouwbaar en
heeft een zeer goed karakter niet agrasief of schuw naar andere mensen toe.
Labradors zijn wel wat laat volwassen. Labrador zijn gek op kinderen en andere
huisdieren geven ook geen probleem. Het is geen hond voor bij de kachel. De
labrador is graag bezig. Hij heeft ook de ruimte nodig om zijn energie kwijt te
kunnen.
Bijzonderheden:
Labradors zijn gek op water en apporteren. Deze hond is niet een echte waakhond,
dat is ook niet zo vreemd want het is een echte mensenvriend.
Hoofdstuk 3
De opvoeding
De opvoeding van een pup gebeurt zodra hij geboren is. De moederhond zal hem al
gauw leren wat wel en niet mag. Zodra het puppy naar een gezin gaat (ongeveer
met 8 weken) neemt het gezin waar hij komt de opvoeding over. Wanneer het puppy
in huis zijn behoefte doet zeg je
"foei stoute hond" daarna moet je gelijk met de pup naar buiten gaan en als de
pup daar zijn behoefte doet zeg je "brave hond" je moet hem dan ook goed belonen
door een aai of iets lekkers. Wanneer een puppy heeft gegeten moet je meteen met
hem naar buiten om hem een kans te geven om zijn behoefte te doen. Ook wanneer
een puppy heeft geslapen moet hij meteen naar buiten zodra hij wakker wordt. Dan
zal het puppy gauw begrijpen dat hij zijn behoefte buiten moet doen en zal hij
zelf duidelijk gaan maken wanneer hij naar buiten moet.
Als de pup naast je staat om op zijn eten te wachten druk dan met je achterhand
zijn bips naar beneden en zeg "zit". Door dit telkens te herhalen zal hij het
gauw begrijpen. Het commando kom kun je hem leren door wanneer de hond een
eindje verderop staat te roepen bij zijn naam en daarachter aan te zeggen "kom".
Als de hond komt moet je hem goed belonen zodat het leuk is als hij bij je komt.
Het is ook zeer belangrijk dat je veel speelt met je puppy. Op deze manier kun
je hem veel dingen leren. Geschrikt speelgoed is:
· een bal
· een dummy
· gewoon gras
· sokken
· andere dieren (vooral honden)
· in het water
· piep poppen
· en met mensen
Een dummy is een soort kruik maar dan met hele kleine balletjes erin. Met de
dummy kan de labrador ook iets leren. Iemand gooit de dummy weg en dan krijgt de
labrador de opdracht de dummy te gaan halen als hij hem heeft moet hij hem terug
brengen naar het baasje en dan krijgt hij iets lekkers. Dit heet apporteren. Het
is belangrijk dat de hond zijn eigen speelgoed heeft, anders pakt hij alles wat
hij op de grond kan vinden. Als de hond iets pakt wat niet van hem is pak het
dan zachtjes af en zeg "foei stoute hond" geef hem gelijk speelgoed van hem zelf
en zeg "braaf".
Een puppy staat er om bekend om alles wat hij vind in zijn bek te nemen, je moet
dus goed oppassen dat gevaarlijke voorwerpen buiten bereik van de hond blijven.
Let er ook goed op dat er geen elektriciteitssnoer over de grond ligt waar hij
in zou kunnen bijten. Het allerbelangrijkste is dat je geduldig blijft als je
puppy niet meteen begrijpt wat je bedoelt. Hij is nog maar klein en alleen met
veel aandacht en geduld zal hij opgroeien tot een aardige hond. Bij het opvoeden
van de hond is belonen het allerbelangrijkste. Een aai over zijn hoofd of een
klein beloningshapje doen vaak al wonderen.
Hoofdstuk 4
De verzorging van kop tot staart.
Een hond heeft niet alleen voeding en een warm plekje nodig, maar ook
verzorging. De Labrador retriever is een makkelijk te verzorgen hond. Hij heeft
geen lange haren dus hij hoeft nooit naar de hondentrimsalon.
Toch zijn er een aantal dingen die goed in de gaten moeten worden gehouden.
De Oren:
De oren hebben weinig verzorging nodig, maar je moet er toch goed op letten. Als
het zichtbare gedeelte van de oren vies zijn kun je dit met een watje
voorzichtig schoonmaken. Ga nooit met een wattenstaafje het inwendige gedeelte
van het oor te lijf. Anders wordt het zodra je merkt dat de hond:
· zijn kop erg vaak scheef houd en er veel mee schud
· dat hij vaak aan zijn oor krabt
· zijn oren vies ruiken
· er veel oorsmeer uit komt dat er soms korrelig uitziet.
In deze gevallen kun je beter naar de dierenarts gaan om te kijken wat er aan de
hand is.
De Neus:
Een hondenneus hoort bij normale omstandigheden koud en vochtig te zijn. Als dit
niet zo is kan het zijn dat de hond een beetje ziek zijn.
De Ogen:
Sommige honden hebben regelmatig vieze ogen. Wanneer het vuil zich ophoopt in de
binnenooghoek kunt je dit eenvoudig verwijderen met een schoon vochtig doekje of
watje. Blijft het vuil regelmatig terugkomen dan is een bezoekje aan de
dierenarts gewenst.
Gebit:
De melktandjes van een pup zijn heel scherp, maar met een maand of vier begint
hij te wisselen. Het gebit van een hond moet regelmatig worden gecontroleerd op
tandsteen. Tandsteen is een harde gele aanslag op tanden en kiezen die
ontsteking van het tandvlees kunnen veroorzaken. Wanneer je je hond speciale
kauwbotjes, buffelhuid of kauwhoefjes geeft om op te kauwen help je hem zijn
gebit schoon te houden.
Nagels en voetverzorging:
De nagels van een hond moeten regelmatig geknipt worden met een speciale
nageltang die je bij de dierenwinkel kunt kopen. Ook moet je de haren tussen de
tenen wegknippen omdat er anders kauwgom of ander vuil tussen blijft zitten.
Vachtverzorging:
Voor de vachtverzorging van de labrador heb je een rubberen
massage borstel nodig met metalen pinnen. Pinnen die zijn
bedekt met een kunststof hoesje ontzien de huid en zijn dan ook
de voorkeur. Je kunt de labrador ongeveer 1x per week doorborstelen
om de lossen haren en schilfertjes te verwijderen. Tijdens de periode
dat ze verharen kun je beter een rubberen borstel gebruiken, omdat
door het stroeve stuk van het rubber de dode haren sneller uit de vacht
verwijderd worden. Eigelijk is 1x per week niet alleen noodzakelijk om
de vacht te verzorgen. Je masseert gelijk de huid, waardoor een betere
doorbloeding ontstaat.
Hoofdstuk 5
De Voeding
Honden zijn van oorsprong aaseters (eters van dood vlees). In het wild zou de
hond van zijn prooi niet alleen het vlees eten, maar ook de ingewanden waarin
plantaardige stoffen zitten, de huid en de hoeven. Miniralen en water zijn
absoluut nodig voor de retriever om tot een gezond dier met stevige botten uit
te groeien. Je moet je de eerste tijd houden aan de voedingslijst van de fokker.
Daarop staan twee vlees- en twee papmaaltijden zoals bijvoorbeeld in het
volgende voedingslijstje voor een pup van acht weken:
7 uur: een papmaaltijd van melk en kleuterpap
10 uur: 1 ons rauw rundvlees met 3 ons puppiebrokjes en miniralen vitamine en kalk (voor de botten)
2 uur: bruin brood met melk en ei
6 uur: hetzelfde als om 10 uur.
?s-Avonds nog wat stukjes oud bruin brood om aan te knabbelen. Het lijstje bevat
alles wat een puppy nodig heeft om uit te groeien tot een volwassen hond met een
goede conditie.
Het is logisch dat honden, net als bij
mensen van wat afwisseling houden en
daarin kun je op verschillende manieren rekening mee houden. Er zijn veel merken complete voeding te koop waar alles in zit wat de hond nodig heeft. De hoeveelheid die de hond nodig heeft staat er precies op. Gekookte vis, kaas, pens, boekmaag en kopvlees zijn een goede vlees-
voeding voor de hond. Dit is geen volledig voer maar met groente en mineralen
kan de hond dit heel goed eten. In de winkel kun je ook diepvriesvoeding voor de hond kopen. Vaak zijn dit ook complete maaltijden. Wel moet je er op letten dat er geen varkens vlees in de verwerkt. Een hond kan zeer slecht tegen varkensvlees. Van dit vlees krijgen de meeste honden erg veel jeuk. Een volwassen labrador eet ongeveer een pond vlees per dag met daarbij nog een portie brokken. Het eten word over twee tot drie maaltijden per dag verdeeld. Je moet er altijd voor
zorgen dat naast het voer een bak vers water staat.
Hoofdstuk 6
De Labrador als blindengeleidehond.
Omdat de labrador een goede werkhond is die heel goed kan luisteren en leren
wordt hij vaak gebruikt als geleidehond.
Je kunt een geleidehond niet even gaan halen bij een dierenwinkel of bij een
dierenasiel. Zo?n hond kun je alleen maar aanvragen bij het "Koninklijk
Nederlands Geleidehonden Fonds" (K.N.G.F.).
Er worden drie hondenrassen gebruikt voor het opleiden van blindengeleidenhonden: Labrador Retrievers, Duitse Herders en Golden Retrievers.
De honden waarmee gewerkt wordt leren snel gehoorzaam te zijn. Ze doen hun baas
graag een plezier. Dat is precies wat een blinde nodig heeft. Het K.N.G.F. kiest
lieve, gezonde honden uit om mee te fokken. Fokken is: zorgen dat er gezonde,
jonge dieren geboren worden. Er zijn mannetjes- en vrouwtjeshonden. We noemen ze
reuen en teven. Als een reu en een teef samen paren, kan er een nest puppy?s
geboren worden. De pasgeboren pups blijven bij hun moeder tot ze zeven weken oud
zijn. Dan gaan de puppy?s naar een "pleeggezin". Een pleeggezin is een gewoon
gezin. Er zijn ouders, kinderen en huisdieren. De mensen in dat gezin zorgen een
tijd voor een pup. Ze krijgen daarvoor niets betaald. Zo helpen ze het
geleidehondenfonds. In Nederland zijn ongeveer zeventig puppy-pleeggezinnen. Het
pupy moet eerst de dingen leren die elke jonge hond moet leren. Gehoorzaam zijn
en zich goed gedragen. Het pupy moet ook vriendelijk zijn voor mensen. Hij mag
later niet meer schrikken van gillende kinderen verkeer en andere gewonen dingen
die op straat gebeuren.
Met 14 maanden gaat de hond naar de school voor blindengeleidehonden in
Amstelveen. Eerst moet de hond naar de dierenarts die bij de school werkt. Hij
bekijkt de hond heel erg goed. Hij onderzoekt of de ogen van de hond goed zijn.
Ook maakt hij foto?s waarop je de botten van de hond kunt zien. Zo kan hij zien
of de heupen van de hond goed zijn. Ook wordt bekeken of de hond goed luistert.
Bij de school hebben de honden een binnen- en een buitenkooi. Ze zitten met zijn
tweetjes in één kooi. Dat is gezelliger voor de dieren. Elke dag gaan ze oefenen
met een instructeur. Een instructeur is iemand die de hond alles leert.
Allereerst leert de hond dat hij een "tuig" aankrijgt.
Het tuig is gemaakt van leer. Het gaat onder de buik van de hond door. Aan dat
tuig zit een beugel vast. Een beugel is een soort handvat. Je kunt aan de beugel
voelen wat de hond doet. Als de beugel uit gaat, is de hond weer een gewone
hond. Stoeien, rennen en dollen hoort er ook elke dag bij.
Het leren gaat op een leuke manier. De instructeur roept heel vaak: "Brave hond,
goed gedaan!" Of hij geeft de hond een aai over zijn kop. Zo krijgt de hond er
echt plezier in. De eerste tijd duurt het oefenen maar kort: ongeveer een
kwartier. Maar de oefentijd wordt steeds wat langer. Net zo lang tot de hond wel
een paar uur achter elkaar kan werken. Dat moet hij later ook kunnen! Al vlug
gaan de instructeur en de hond op een andere plaats oefenen. In een woonwijk, op
de markt of in het winkelcentrum. De hond leert om bij iedere stoeprand even te
stoppen. Dat is voor de blinde een teken om op te letten. Zo struikelt een
blinde niet bij een stoeprand. De hond leert ook commando?s. Een commando is een
bevel: Doe dit of doe dat.
Zulke commando?s zijn:
· Vooraan
· Links
· Rechts
· Zoek de zebra
· Zoek plaats
De hond moet ook leren om dingen níet te doen voor zijn baas. Hij leert
commando?s te weigeren. Dat klinkt erg raar, maar het is toch zo. Hij mag zijn
baas nooit in gevaar brengen. Het baasje weet als de hond een commando weigert
er iets niet goed is en zegt dan . "Zoek het links" Of: "Zoek het rechts" zodat
de hond een veilige weg kan vinden. Later moet de blinde er namelijk op kunnen
vertrouwen dat de hond hem altijd op een veilige manier leidt.
Na ongeveer een half jaar oefenen krijgt de hond een blinde baas. Elk jaar komen
er ongeveer vijftig blindengeleidehonden bij.
Als je een geleidehond aanvraagt, moet je volwassen zijn. Anders krijg je er
geen. Dat komt omdat de hond één baas moet hebben. Eén baas naar wie hij moet
luisteren.
Een blinde die niet goed kan lopen, kan ook geen hond krijgen. Als je niet goed
kan lopen, kun je zeker niet vier keer per dag je hond uitlaten. En natuurlijk
moet je niet echt bang zijn voor honden. Geleidehonden zijn erg duur. Dat komt
omdat het rashonden zijn. Het fokken kost geld. Want de reu en de teef moeten
gezond en sterk zijn. Goed voer is duur. De honden moeten op tijd naar de
dierenarts. Dat is ook niet gratis.
En de honden moeten een lange tijd leren voordat ze kunnen gaan werken. De
instructeur verdient geld met zijn beroep. Dat alles bij elkaar maakt een hond
erg duur. De nieuwe baas van de hond hoeft de hond niet te betalen wel tekent
hij een contract dat hij goed voor de hond zal zorgen. De mensen van de school
kiezen een hond die klaar is met zijn opleiding. De hond en zijn nieuwe baas
moeten elkaar goed leren kennen. De nieuwe baas komt logeren op de
blindengeleidehonden-school in Amstelveen. Hij krijgt daar een kamertje om te
slapen. Wanneer hij en de hond elkaar goed kennen (ongeveer na drie weken
oefenen) en goed met elkaar kunnen werken is de hond klaar om met zijn nieuwe
baas mee naar huis te gaan. De instructeur komt nog wel een tijdje thuis bij de
nieuwe baas thuis om te kijken hoe het gaat.
Ik maak mijn werkstuk over de Labrador omdat ik dol op honden ben. Mijn nicht
heeft een chocolade kleurige labrador en ik ga vaak met haar mee naar
tentoonstellingen. Ook speel ik vaak met haar hond en gaan we naar het bos en
het strand.
Index
Hoofdstuk 1
De Geschiedenis
Hoofdstuk 2
Rasbeschrijving Labrador Retriever
Hoofdstuk 3
De opvoeding
Hoofdstuk 4
De verzorging van kop tot staart
Hoofdstuk 5
De voeding
Hoofdstuk 6
De Labrador als blindengeleidehond
Hoofdstuk 1
De geschiedenis
De Labrador Retriever komt oorspronkelijk niet uit Labrador maar uit de Canadese
stad New Foundland. Doordat deze eilanden vlak bij elkaar liggen is er een
naamsverwisseling ontstaan. Er waren in die tijd twee soorten van de retriever
namelijk de grote langharige en de kleinere gladharige. De Britse kolonisten die
in de 17e eeuw op het eiland woonden, namen de honden mee naar Engeland. Daar
werden de grote langharige (Newfoundlanders) gebruikt om lasten te trekken. De
kleinere gladharige (Labrador) werden door de vissers gebruikt om netten binnen
te halen en voor het apporteren (terug halen) van vissen die door het net waren
gevallen.
De Labrador komt aan zijn dikke vacht en dikke otterstaart omdat hij van
oorsprong uit een zeer koud gebied komt. De plaatselijke Engelse adel was al
snel zeer onder de indruk van de Labrador omdat hij zeer goed luisterde. Ze
werden al gauw gebruikt voor de jacht. Later ging men zelfs kampioenschappen met
de honden houden. In die tijd was het echter niet ondenkbaar dat door het
kruisen van Labradors met andere honden niet raszuivere Labradors meededen. Hier
werd in 1903 een eind aan gemaakt doordat men de Engelse Labrador Retriever club
oprichte. Hierna ging het snel en is de Labrador uitgegroeid tot een fijne
jachthond en een prettige huisgenoot.
Hoofdstuk 2
Rasbeschrijving Labrador Retriever
Herkomst: Engeland
Aanleg/ontwikkeling:
Jachthond, blindgeleidehond, drugs en gezinshond. Deze honden zijn zeer goede
zwemmers, maar ook goede jachthonden.
Ook worden de labradors veel gebruikt als blindegeleidehonden en omdat ze zo?n
goede neus hebben worden ze ook als speurhond bij de politie gebruikt.
Schofthoogte/gewicht:
54-62 cm hoog en gewicht tussen de 25 en 34 kg.
Vacht/verzorging:
De vacht bestaat uit kort en dicht haar. De vacht is tevens waterbe-
stendig. De labrador komt voor in de kleuren: geel, zwart, chocolade en wit. De
labrador heeft niet zo veel vachtverzorging nodig, eens in de week goed
doorborstelen is genoeg.
Aard:
Een intelligente vriendelijk en levendige hond erg sociaal en werkwillig. De
labrador is een zeer intelligente hond. Hij is erg volgzaam en betrouwbaar en
heeft een zeer goed karakter niet agrasief of schuw naar andere mensen toe.
Labradors zijn wel wat laat volwassen. Labrador zijn gek op kinderen en andere
huisdieren geven ook geen probleem. Het is geen hond voor bij de kachel. De
labrador is graag bezig. Hij heeft ook de ruimte nodig om zijn energie kwijt te
kunnen.
Bijzonderheden:
Labradors zijn gek op water en apporteren. Deze hond is niet een echte waakhond,
dat is ook niet zo vreemd want het is een echte mensenvriend.
Hoofdstuk 3
De opvoeding
De opvoeding van een pup gebeurt zodra hij geboren is. De moederhond zal hem al
gauw leren wat wel en niet mag. Zodra het puppy naar een gezin gaat (ongeveer
met 8 weken) neemt het gezin waar hij komt de opvoeding over. Wanneer het puppy
in huis zijn behoefte doet zeg je
"foei stoute hond" daarna moet je gelijk met de pup naar buiten gaan en als de
pup daar zijn behoefte doet zeg je "brave hond" je moet hem dan ook goed belonen
door een aai of iets lekkers. Wanneer een puppy heeft gegeten moet je meteen met
hem naar buiten om hem een kans te geven om zijn behoefte te doen. Ook wanneer
een puppy heeft geslapen moet hij meteen naar buiten zodra hij wakker wordt. Dan
zal het puppy gauw begrijpen dat hij zijn behoefte buiten moet doen en zal hij
zelf duidelijk gaan maken wanneer hij naar buiten moet.
Als de pup naast je staat om op zijn eten te wachten druk dan met je achterhand
zijn bips naar beneden en zeg "zit". Door dit telkens te herhalen zal hij het
gauw begrijpen. Het commando kom kun je hem leren door wanneer de hond een
eindje verderop staat te roepen bij zijn naam en daarachter aan te zeggen "kom".
Als de hond komt moet je hem goed belonen zodat het leuk is als hij bij je komt.
Het is ook zeer belangrijk dat je veel speelt met je puppy. Op deze manier kun
je hem veel dingen leren. Geschrikt speelgoed is:
· een bal
· een dummy
· gewoon gras
· sokken
· andere dieren (vooral honden)
· in het water
· piep poppen
· en met mensen
Een dummy is een soort kruik maar dan met hele kleine balletjes erin. Met de
dummy kan de labrador ook iets leren. Iemand gooit de dummy weg en dan krijgt de
labrador de opdracht de dummy te gaan halen als hij hem heeft moet hij hem terug
brengen naar het baasje en dan krijgt hij iets lekkers. Dit heet apporteren. Het
is belangrijk dat de hond zijn eigen speelgoed heeft, anders pakt hij alles wat
hij op de grond kan vinden. Als de hond iets pakt wat niet van hem is pak het
dan zachtjes af en zeg "foei stoute hond" geef hem gelijk speelgoed van hem zelf
en zeg "braaf".
Een puppy staat er om bekend om alles wat hij vind in zijn bek te nemen, je moet
dus goed oppassen dat gevaarlijke voorwerpen buiten bereik van de hond blijven.
Let er ook goed op dat er geen elektriciteitssnoer over de grond ligt waar hij
in zou kunnen bijten. Het allerbelangrijkste is dat je geduldig blijft als je
puppy niet meteen begrijpt wat je bedoelt. Hij is nog maar klein en alleen met
veel aandacht en geduld zal hij opgroeien tot een aardige hond. Bij het opvoeden
van de hond is belonen het allerbelangrijkste. Een aai over zijn hoofd of een
klein beloningshapje doen vaak al wonderen.
Hoofdstuk 4
De verzorging van kop tot staart.
Een hond heeft niet alleen voeding en een warm plekje nodig, maar ook
verzorging. De Labrador retriever is een makkelijk te verzorgen hond. Hij heeft
geen lange haren dus hij hoeft nooit naar de hondentrimsalon.
Toch zijn er een aantal dingen die goed in de gaten moeten worden gehouden.
De Oren:
De oren hebben weinig verzorging nodig, maar je moet er toch goed op letten. Als
het zichtbare gedeelte van de oren vies zijn kun je dit met een watje
voorzichtig schoonmaken. Ga nooit met een wattenstaafje het inwendige gedeelte
van het oor te lijf. Anders wordt het zodra je merkt dat de hond:
· zijn kop erg vaak scheef houd en er veel mee schud
· dat hij vaak aan zijn oor krabt
· zijn oren vies ruiken
· er veel oorsmeer uit komt dat er soms korrelig uitziet.
In deze gevallen kun je beter naar de dierenarts gaan om te kijken wat er aan de
hand is.
De Neus:
Een hondenneus hoort bij normale omstandigheden koud en vochtig te zijn. Als dit
niet zo is kan het zijn dat de hond een beetje ziek zijn.
De Ogen:
Sommige honden hebben regelmatig vieze ogen. Wanneer het vuil zich ophoopt in de
binnenooghoek kunt je dit eenvoudig verwijderen met een schoon vochtig doekje of
watje. Blijft het vuil regelmatig terugkomen dan is een bezoekje aan de
dierenarts gewenst.
Gebit:
De melktandjes van een pup zijn heel scherp, maar met een maand of vier begint
hij te wisselen. Het gebit van een hond moet regelmatig worden gecontroleerd op
tandsteen. Tandsteen is een harde gele aanslag op tanden en kiezen die
ontsteking van het tandvlees kunnen veroorzaken. Wanneer je je hond speciale
kauwbotjes, buffelhuid of kauwhoefjes geeft om op te kauwen help je hem zijn
gebit schoon te houden.
Nagels en voetverzorging:
De nagels van een hond moeten regelmatig geknipt worden met een speciale
nageltang die je bij de dierenwinkel kunt kopen. Ook moet je de haren tussen de
tenen wegknippen omdat er anders kauwgom of ander vuil tussen blijft zitten.
Vachtverzorging:
Voor de vachtverzorging van de labrador heb je een rubberen
massage borstel nodig met metalen pinnen. Pinnen die zijn
bedekt met een kunststof hoesje ontzien de huid en zijn dan ook
de voorkeur. Je kunt de labrador ongeveer 1x per week doorborstelen
om de lossen haren en schilfertjes te verwijderen. Tijdens de periode
dat ze verharen kun je beter een rubberen borstel gebruiken, omdat
door het stroeve stuk van het rubber de dode haren sneller uit de vacht
verwijderd worden. Eigelijk is 1x per week niet alleen noodzakelijk om
de vacht te verzorgen. Je masseert gelijk de huid, waardoor een betere
doorbloeding ontstaat.
Hoofdstuk 5
De Voeding
Honden zijn van oorsprong aaseters (eters van dood vlees). In het wild zou de
hond van zijn prooi niet alleen het vlees eten, maar ook de ingewanden waarin
plantaardige stoffen zitten, de huid en de hoeven. Miniralen en water zijn
absoluut nodig voor de retriever om tot een gezond dier met stevige botten uit
te groeien. Je moet je de eerste tijd houden aan de voedingslijst van de fokker.
Daarop staan twee vlees- en twee papmaaltijden zoals bijvoorbeeld in het
volgende voedingslijstje voor een pup van acht weken:
7 uur: een papmaaltijd van melk en kleuterpap
10 uur: 1 ons rauw rundvlees met 3 ons puppiebrokjes en miniralen vitamine en kalk (voor de botten)
2 uur: bruin brood met melk en ei
6 uur: hetzelfde als om 10 uur.
?s-Avonds nog wat stukjes oud bruin brood om aan te knabbelen. Het lijstje bevat
alles wat een puppy nodig heeft om uit te groeien tot een volwassen hond met een
goede conditie.
Het is logisch dat honden, net als bij
mensen van wat afwisseling houden en
daarin kun je op verschillende manieren rekening mee houden. Er zijn veel merken complete voeding te koop waar alles in zit wat de hond nodig heeft. De hoeveelheid die de hond nodig heeft staat er precies op. Gekookte vis, kaas, pens, boekmaag en kopvlees zijn een goede vlees-
voeding voor de hond. Dit is geen volledig voer maar met groente en mineralen
kan de hond dit heel goed eten. In de winkel kun je ook diepvriesvoeding voor de hond kopen. Vaak zijn dit ook complete maaltijden. Wel moet je er op letten dat er geen varkens vlees in de verwerkt. Een hond kan zeer slecht tegen varkensvlees. Van dit vlees krijgen de meeste honden erg veel jeuk. Een volwassen labrador eet ongeveer een pond vlees per dag met daarbij nog een portie brokken. Het eten word over twee tot drie maaltijden per dag verdeeld. Je moet er altijd voor
zorgen dat naast het voer een bak vers water staat.
Hoofdstuk 6
De Labrador als blindengeleidehond.
Omdat de labrador een goede werkhond is die heel goed kan luisteren en leren
wordt hij vaak gebruikt als geleidehond.
Je kunt een geleidehond niet even gaan halen bij een dierenwinkel of bij een
dierenasiel. Zo?n hond kun je alleen maar aanvragen bij het "Koninklijk
Nederlands Geleidehonden Fonds" (K.N.G.F.).
Er worden drie hondenrassen gebruikt voor het opleiden van blindengeleidenhonden: Labrador Retrievers, Duitse Herders en Golden Retrievers.
De honden waarmee gewerkt wordt leren snel gehoorzaam te zijn. Ze doen hun baas
graag een plezier. Dat is precies wat een blinde nodig heeft. Het K.N.G.F. kiest
lieve, gezonde honden uit om mee te fokken. Fokken is: zorgen dat er gezonde,
jonge dieren geboren worden. Er zijn mannetjes- en vrouwtjeshonden. We noemen ze
reuen en teven. Als een reu en een teef samen paren, kan er een nest puppy?s
geboren worden. De pasgeboren pups blijven bij hun moeder tot ze zeven weken oud
zijn. Dan gaan de puppy?s naar een "pleeggezin". Een pleeggezin is een gewoon
gezin. Er zijn ouders, kinderen en huisdieren. De mensen in dat gezin zorgen een
tijd voor een pup. Ze krijgen daarvoor niets betaald. Zo helpen ze het
geleidehondenfonds. In Nederland zijn ongeveer zeventig puppy-pleeggezinnen. Het
pupy moet eerst de dingen leren die elke jonge hond moet leren. Gehoorzaam zijn
en zich goed gedragen. Het pupy moet ook vriendelijk zijn voor mensen. Hij mag
later niet meer schrikken van gillende kinderen verkeer en andere gewonen dingen
die op straat gebeuren.
Met 14 maanden gaat de hond naar de school voor blindengeleidehonden in
Amstelveen. Eerst moet de hond naar de dierenarts die bij de school werkt. Hij
bekijkt de hond heel erg goed. Hij onderzoekt of de ogen van de hond goed zijn.
Ook maakt hij foto?s waarop je de botten van de hond kunt zien. Zo kan hij zien
of de heupen van de hond goed zijn. Ook wordt bekeken of de hond goed luistert.
Bij de school hebben de honden een binnen- en een buitenkooi. Ze zitten met zijn
tweetjes in één kooi. Dat is gezelliger voor de dieren. Elke dag gaan ze oefenen
met een instructeur. Een instructeur is iemand die de hond alles leert.
Allereerst leert de hond dat hij een "tuig" aankrijgt.
Het tuig is gemaakt van leer. Het gaat onder de buik van de hond door. Aan dat
tuig zit een beugel vast. Een beugel is een soort handvat. Je kunt aan de beugel
voelen wat de hond doet. Als de beugel uit gaat, is de hond weer een gewone
hond. Stoeien, rennen en dollen hoort er ook elke dag bij.
Het leren gaat op een leuke manier. De instructeur roept heel vaak: "Brave hond,
goed gedaan!" Of hij geeft de hond een aai over zijn kop. Zo krijgt de hond er
echt plezier in. De eerste tijd duurt het oefenen maar kort: ongeveer een
kwartier. Maar de oefentijd wordt steeds wat langer. Net zo lang tot de hond wel
een paar uur achter elkaar kan werken. Dat moet hij later ook kunnen! Al vlug
gaan de instructeur en de hond op een andere plaats oefenen. In een woonwijk, op
de markt of in het winkelcentrum. De hond leert om bij iedere stoeprand even te
stoppen. Dat is voor de blinde een teken om op te letten. Zo struikelt een
blinde niet bij een stoeprand. De hond leert ook commando?s. Een commando is een
bevel: Doe dit of doe dat.
Zulke commando?s zijn:
· Vooraan
· Links
· Rechts
· Zoek de zebra
· Zoek plaats
De hond moet ook leren om dingen níet te doen voor zijn baas. Hij leert
commando?s te weigeren. Dat klinkt erg raar, maar het is toch zo. Hij mag zijn
baas nooit in gevaar brengen. Het baasje weet als de hond een commando weigert
er iets niet goed is en zegt dan . "Zoek het links" Of: "Zoek het rechts" zodat
de hond een veilige weg kan vinden. Later moet de blinde er namelijk op kunnen
vertrouwen dat de hond hem altijd op een veilige manier leidt.
Na ongeveer een half jaar oefenen krijgt de hond een blinde baas. Elk jaar komen
er ongeveer vijftig blindengeleidehonden bij.
Als je een geleidehond aanvraagt, moet je volwassen zijn. Anders krijg je er
geen. Dat komt omdat de hond één baas moet hebben. Eén baas naar wie hij moet
luisteren.
Een blinde die niet goed kan lopen, kan ook geen hond krijgen. Als je niet goed
kan lopen, kun je zeker niet vier keer per dag je hond uitlaten. En natuurlijk
moet je niet echt bang zijn voor honden. Geleidehonden zijn erg duur. Dat komt
omdat het rashonden zijn. Het fokken kost geld. Want de reu en de teef moeten
gezond en sterk zijn. Goed voer is duur. De honden moeten op tijd naar de
dierenarts. Dat is ook niet gratis.
En de honden moeten een lange tijd leren voordat ze kunnen gaan werken. De
instructeur verdient geld met zijn beroep. Dat alles bij elkaar maakt een hond
erg duur. De nieuwe baas van de hond hoeft de hond niet te betalen wel tekent
hij een contract dat hij goed voor de hond zal zorgen. De mensen van de school
kiezen een hond die klaar is met zijn opleiding. De hond en zijn nieuwe baas
moeten elkaar goed leren kennen. De nieuwe baas komt logeren op de
blindengeleidehonden-school in Amstelveen. Hij krijgt daar een kamertje om te
slapen. Wanneer hij en de hond elkaar goed kennen (ongeveer na drie weken
oefenen) en goed met elkaar kunnen werken is de hond klaar om met zijn nieuwe
baas mee naar huis te gaan. De instructeur komt nog wel een tijdje thuis bij de
nieuwe baas thuis om te kijken hoe het gaat.