Werkstuk: Indonesie
Indonesie
1.1 Inleiding.
De Republiek Indonesië, met als hoofdstad Jakarta, ligt in Zuidoost-Azië, tussen het Aziatische vasteland en Australië. Indonesië omvat 13677 (delen van) eilanden, waarvan circa 990 bewoond. Samen is dat ongeveer 6/7 van de grootste archipel, een groep van eilanden, ter wereld. De rest behoort tot de Filippijnen. De oppervlakte van al deze eilanden samen is 1.904.569 km2.
De naam Indonesië, die het eerst gebruikt is door de Britse etnoloog G. R. Logan in 1850, is afgeleid van het het Latijnse India en het Griekse nèsos (= eiland) en betekent Indische archipel. De munteenheid is de Rupiah (Rp), onderverdeeld 100 sen. De nationale feestdag is 17 augustus, Onafhankelijkheidsdag. De officiële taal is Bahasa Indonesia, handelstalen zijn Engels en in afnemende mate Nederlands. De overgrote meerderheid van de bevolking hangt de soennitische richting binnen de islam aan (ruim 87%). Ongeveer 10% is christelijk (waarvan tweederde protestants en één derde rooms-katholiek), 5% hangt plaatselijke religies aan. Op Bali overheerst het hindoeÏsme. De grondwet garandeert vrijheid van godsdienst.
1.2 De archipel.
De Indonesische eilanden omvatten, zoals eerder gezegd, het grootste deel van de archipel tussen het zuidoosten van het vasteland van Azië en het werelddeel Australië. Er zijn meer dan 13.000 eilanden en eilandjes. De vijf grootste eilanden zijn: Nieuw-Guinea (voor iets meer dan de helft Indonesisch grondgebied: Irian Jaya), Borneo (voor ongeveer twee derde Indonesisch grondgebied: Kalimantan), Sumatera, Sulawesi (Celebes) en Djawa (Java). Tezamen beslaan zij meer dan 90% van het totale grondgebied van de republiek. Het grootste deel van het overige gebied valt binnen twee eilandengroepen: Nusa Tenggara (Kleine Sunda-eilanden) en Maluku (Molukken). De afzonderlijke eilanden vertonen grote verschillen, niet alleen in grootte, maar ook in hoogte, hoewel zij met uitzondering van de kleinste, alle bergachtig zijn en in vele gebieden vulkanische activiteit heerst. De grote vruchtbaarheid van Indonesië hangt voor een belangrijk deel samen met de bodemgesteldheid. Vooral bodems van vulkanische herkomst kunnen zeer vruchtbaar zijn.
Indonesië is gelegen in de Austraalaziatische Middelzee tussen de Indische en de Grote Oceaan. Deze zee bestaat uit een aantal kleinere zeeën (o.a. Javazee, Zuid-Chinese Zee, Arafurazee). Door de getijbeweging in de Grote en de Indische Oceaan hebben de getijden in deze zee een zeer gecompliceerd verloop: de Javazee bijv. heeft maar eenmaal per 24 uur hoog- en laagwater. De grote rivieren van Sumatera en Borneo zijn vrij goed bevaarbaar; Java kent slechts één bevaarbare rivier: de Solo. De eilanden tussen het Sundaplat en het Sahulplat hebben korte, snelstromende rivieren.
De geschiedenis van Indonesië.
2.1 De prehistorie.
De vroegste bewoners van Indonesië zijn volgens de meest waarschijnlijke theorie verwant met de tegenwoordige bewoners van de Zuidzee-eilanden. Zij werden vermoedelijk verdreven door volken van de zgn. Austronesische taalfamilie, waartoe ook de Indonesiërs behoren. Deze Indonesiërs behoren, met o.a. grote delen van de bevolking van Achter-Indië, tot de Mongoliden. De zuiverheid van deze Indonesische afkomst is het best bewaard bij volken als de Bataks, Dajaks en Alfoeren. De Indonesiërs zijn zonder twijfel sinds de neolithische tijd, het laatste deel van de steentijd, in de archipel gevestigd. Waarschijnlijk waren ook zij de brengers van de cultuurvorm die onder de naam Dong Son bekend is. Deze naam wijst erop dat deze cultuurstroom in Tonkin zijn oorsprong heeft gevonden. In prehistorische tijden, voorafgaande aan de Hindoe-periode, kende men de landbouw op sawa's.
2.2 HindoeÏsering.
Sinds het begin van de westerse jaartelling werd Indonesië door de Hindoe-cultuur beïnvloed. Indische zeelieden, handelaars, geleerden en priesters kwamen in de archipel en brachten elementen van hun eigen beschaving (zeden, wetten, alfabet, taal, sociale en religieuze vormen) mee. Er werden brahmaanse en boeddhistische heiligdommen gesticht en inscripties in het Sanskriet opgesteld. Uit deze individuele Hindoe-vestigingen ontstonden ? zo moet men zich voorstellen ? de latere Hindoe-rijken. De geïntroduceerde Hindoe-beschaving onderging in sociaal en religieus opzicht door het contact met de inheemse culturen sterke wijzigingen. Speciaal op Java ontwikkelde zich op den duur een mengbeschaving, de zgn. Hindoe-Javaanse. De Hindoe-godsdiensten oefenden in Indonesië een belangrijke invloed uit. Overigens leefden de aanhangers van hindoeïsme en boeddhisme vreedzaam naast elkaar en gingen de diverse vereringsvormen soms in elkaar op.
2.3 De komst van de islam en van de Europeanen.
De islam, uigaande van Voor-Indië, vond spoedig een staatkundig centrum in Malakka en van daaruit volgde het vooral de handelswegen: de kusten van Sumatera, Java en Maluku waren het eerst tot de nieuwe godsdienst overgegaan en m.n. op Java maakten zich toen de kuststreken los van het centrale gezag. Ongeveer in dezelfde tijd kwamen de Portugezen naar het huidige Indonesië.
In 1511 viel Malakka in hun handen. Zij streefden zowel naar het monopolie van de specerijhandel, waarvoor zij gebruik maakten van de tussen de inheemse machthebbers bestaande langdurige vijandschappen, als naar de verbreiding van het christendom. Na de vereniging van het Portugese rijk met Spanje in 1580 kregen de Portugezen hulp van de Spanjaarden uit de Filippijnen.
2.4 De compagniestijd.
In 1596 verschenen in de Indonesische archipel de eerste Nederlanders (expeditie van Cornelis De Houtman). Hun spoedig concurrerende handelsondernemingen werden in 1602 verenigd tot de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In 1605 maakte deze zich meester van haar eerste territoriaal bezit: het Portugese fort op Ambon; in 1610 concentreerde zij haar krachten door de instelling van een Indische regering onder een gouverneur-generaal en in 1619 verschafte Jan Pieterszoon Coen haar een hoofdstad in het veroverde Jacatra, omgedoopt in Batavia. In de loop van de 17de eeuw kwamen de door de Portugezen bezette gebieden in handen van de Nederlanders en in 1641 werd ook Malakka, het laatste steunpunt van de Portugezen ingenomen.
De 18de eeuw deed de bezwaren van het handelssysteem van de Compagnie steeds meer aan het licht komen, en de hervormingspogingen van gouverneur-generaal Van Imhoff (1743) hadden geen succes, de concurrentie van de Engelsen werd voortdurend gevaarlijker en de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog leidde de ondergang van de Compagnie in; haar bezittingen en lasten werden bij de staatsregeling van 1798 door de staat overgenomen.
2.5 Nederlands-Indië tot 1942.
Van 1798 tot tot 1942 was het huidige Indonesië in bezit van de Nederlanders, met uitzondering van het Engelse tussenbewind van 1811 tot 1816. Na de eeuwwisseling van de 19e naar de 20e eeuw, na een periode waarin o.a. een grondwetsherziening plaatsvond en het cultuur- stelsel werd ingevoerd, kreeg het onderwijs en de welvaartszorg in Neder- lands-Indië meer aan- dacht. Vooral door verbetering van het onderwijs voor de inheemse bevolking ?ook al profiteerde daarvan verhoudingsgewijs maar een kleine groep- won de nationalistische beweging in de volgende jaren snel terrein. In 1908 werd de Boedi Oetomo (het schone streven) opgericht, nog in hoofdzaak Javaans-cultureel gericht, in 1912 de Sarekat Islam, een massabeweging op islamitische grondslag, in 1920 de communistische partij (PKI). In 1926?1927 kwam het tot door de communisten geïnspireerd gewapend verzet tegen het Nederlandse bestuur in West-Java (Bantam) en op de Westkust van Sumatera (Minangkabau), waarna de PKI werd verboden (ze herleefde pas in 1945). Ten slotte stichtte Soekarno in 1927 de PNI (Partai Nasionalis Indonesia), die zich op het standpunt van volledige onafhankelijkheid (Merdeka) voor Indonesië stelde.
2.6 De Japanse bezetting.
In het voorjaar van 1942 bezetten de Japanners geheel Nederlands-Indië. De Nederlanders werden in kampen gestopt, waar velen om het leven kwamen, onder andere tal van gevangenen die aan de Birma-Siamspoorweg moesten werken.
Er ontstond een oorlog en in september 1944 beloofde de Japanse premier Koiso, toen de oorlog voor zijn land steeds slechter begon te verlopen, aan Indonesië een spoedige onafhankelijkheid, zoals die ook was verleend aan het door de Japanners bezette Birma en de Filippijnen. Op 15 augustus 1945 gaf Japan zich over. Twee dagen later riepen Soekarno en Hatta de Repubkliek Indonesië uit, waarvan Soekarno president werd.
2.7 Indonesië als onafhankelijke staat.
Vanaf 1945 is Indonesië een onafhankelijk land. Soekarno werd in 1965 afgezet en kwam er een militair bewind. Dat zou niet lang duren, want in 1967 werd Soeharto, die de commandant van de strategische reserve in het leger was geweest, president. Er kwam financiële hulp door landen als de Verenigde Staten en Neder- land. Hoewel Soeharto steeds beloofde dat het o.a. economisch beter zou gaan, kreeg Soeharto steeds weer veel kritiek. Onder druk van hevige oproer die in mei 1998 uitbrak en 1200 mensen het leven kostte, trad Soeharto op 21 mei af en droeg zijn ambt over aan Habibie.
Indonesië als ontwikkelingsland
de problemen
3.1 Economische problemen.
3.1.1 Verschil in consumptie en productie.
Indonesië kun je onderverdelen in aan de ene kant het overbevolkte, consumerende Java en aan de andere kant de dunbevolkte, deviezenproducerende buitengewesten, de buiten-Javaanse eilanden. Omdat de bevolking nog steeds zeer sterk groeit is er een tekort aan voedsel, vooral op Java, ondanks het feit dat er steeds meer geproduceerd wordt buiten Java. De hogere productie is onder meer een gevolg van de Groene Revolutie. Dit is een manier om vaker te kunnen oogsten. Deze manier wordt voornamelijk gebruikt bij het verbouwen van rijst. Riist verbouwen is zeer arbeidsintensief. Dat houdt in dat door middel van veel arbeiders een zo groot mogelijke productie wordt behaald. Die arbeidsintensiviteit is goed te zien aan de terrassen die met de hand worden aange-legd en de zeer precies ingeplante rijstplantjes. Het verschil tussen consumptie en produc-tie wordt langzamer-hand kleiner, maar eerst zal er meer moeten worden gedaan aan geboortenbeperking, zodat de geboortengroei niet groter is dan de jaarlijkse produktie. Daarover meer in het laatste hoofdstuk ?oplossingen?.
3.1.2. Overige economische problemen.
Buiten het verschil in consumptie en productie zijn er nog twee andere economische problemen. Maar die zijn in vergelijking tot dit grote probleem te verwaarlozen. Dat zijn:
-grote werkeloosheid ten gevolge van een grote bevolkingsgroei.
-grote uitgaven van het leger.
3.2 politieke problemen.
3.2.1 verschillende politieke meningen.
Tussen de belangrijkste twee politieke partijen in Indonesië bestaan al jarenlang grote en scherpe tegenstellingen, met name op het gebied van meningen. Dit zijn de islamitische pro-westelijke Masjumi en Soekarno?s oude partij, de Javaans getinte nationalistische en neutralistische PNI. Ook het leger is politiek scherp verdeeld. Andere belangrijke politieke partijen in Indonesië zijn de PKI, de Indonesische communistische partij en de PDI, de Indonesische democratische partij.
3.2.2 overige politieke problemen
Naast het probleem dat de verschillende politieke partijen onderling sterk verdeeld zijn, zijn er ook nog andere politieke problemen. Maar die zijn in tegenstelling tot het hoofdprobleem te verwaarlozen. Dit zijn twee kleine problemen:
- De nationalisaties vanaf 1957.
- Veel geld nodig voor overheidsambtenaren.
Dit laatste probleem is ook voor een deel een economisch probleem.
Eventuele oplossingen voor de problemen in Indonesië.
4.1 oplossingen voor economische problemen.
4.1.1 oplossing voor het verschil in consumptie en productie.
Om het verschil in consumptie en productie kleiner te maken of zelfs op te heffen is het nodig dat de bevolking een stuk minder snel groeit. Om dat te kunnen bereiken zijn geboortebeperkingen nodig! Deze zullen moeten worden gepromoot door met name de westerse wereld.
4.1.2 oplossingen voor de overige economische problemen.
Probleem 1:
Om ook dit probleem op te kunnen lossen is geboortebeperking nodig.
Probleem 2:
Om dit probleem op te kunnen lossen zouden bv. wetten moeten komen waarin staat hoeveel de maximale uitgaven het leger mogen zijn.
4.2 oplossingen voor de politieke problemen.
4.2.1 oplossingen voor verschillende politieke meningen.
Als oplossing voor dit probleem zullen alle politieke partijen een beetje water bij de wijn moeten doen. Ze zullen moeten gaan samenwerken, hoewel dat zeer moeilijk is.
4.2.2 oplossing voor de overige politieke problemen.
Probleem 1: Dit probleem heeft zichzelf in de loop der jaren opgelost.
Probleem 2: Minder overheidsambtenaren aanstellen en hen wellicht minder salaris,
want dit is relatief een hoog salaris.
Bronvermelding.
De tekst hebben we:
- uit Microsoft Winkler Prins Encarta 99 Encyclopedie
- uit het boek Het Verre Oosten
- uit het boek Indonesië
- uit de reisfolder SOC-Reizen
De illustraties hebben we :
- uit Microsoft Winkler Prins Encarta 99 Encyclopedie
1.1 Inleiding.
De Republiek Indonesië, met als hoofdstad Jakarta, ligt in Zuidoost-Azië, tussen het Aziatische vasteland en Australië. Indonesië omvat 13677 (delen van) eilanden, waarvan circa 990 bewoond. Samen is dat ongeveer 6/7 van de grootste archipel, een groep van eilanden, ter wereld. De rest behoort tot de Filippijnen. De oppervlakte van al deze eilanden samen is 1.904.569 km2.
De naam Indonesië, die het eerst gebruikt is door de Britse etnoloog G. R. Logan in 1850, is afgeleid van het het Latijnse India en het Griekse nèsos (= eiland) en betekent Indische archipel. De munteenheid is de Rupiah (Rp), onderverdeeld 100 sen. De nationale feestdag is 17 augustus, Onafhankelijkheidsdag. De officiële taal is Bahasa Indonesia, handelstalen zijn Engels en in afnemende mate Nederlands. De overgrote meerderheid van de bevolking hangt de soennitische richting binnen de islam aan (ruim 87%). Ongeveer 10% is christelijk (waarvan tweederde protestants en één derde rooms-katholiek), 5% hangt plaatselijke religies aan. Op Bali overheerst het hindoeÏsme. De grondwet garandeert vrijheid van godsdienst.
1.2 De archipel.
De Indonesische eilanden omvatten, zoals eerder gezegd, het grootste deel van de archipel tussen het zuidoosten van het vasteland van Azië en het werelddeel Australië. Er zijn meer dan 13.000 eilanden en eilandjes. De vijf grootste eilanden zijn: Nieuw-Guinea (voor iets meer dan de helft Indonesisch grondgebied: Irian Jaya), Borneo (voor ongeveer twee derde Indonesisch grondgebied: Kalimantan), Sumatera, Sulawesi (Celebes) en Djawa (Java). Tezamen beslaan zij meer dan 90% van het totale grondgebied van de republiek. Het grootste deel van het overige gebied valt binnen twee eilandengroepen: Nusa Tenggara (Kleine Sunda-eilanden) en Maluku (Molukken). De afzonderlijke eilanden vertonen grote verschillen, niet alleen in grootte, maar ook in hoogte, hoewel zij met uitzondering van de kleinste, alle bergachtig zijn en in vele gebieden vulkanische activiteit heerst. De grote vruchtbaarheid van Indonesië hangt voor een belangrijk deel samen met de bodemgesteldheid. Vooral bodems van vulkanische herkomst kunnen zeer vruchtbaar zijn.
Indonesië is gelegen in de Austraalaziatische Middelzee tussen de Indische en de Grote Oceaan. Deze zee bestaat uit een aantal kleinere zeeën (o.a. Javazee, Zuid-Chinese Zee, Arafurazee). Door de getijbeweging in de Grote en de Indische Oceaan hebben de getijden in deze zee een zeer gecompliceerd verloop: de Javazee bijv. heeft maar eenmaal per 24 uur hoog- en laagwater. De grote rivieren van Sumatera en Borneo zijn vrij goed bevaarbaar; Java kent slechts één bevaarbare rivier: de Solo. De eilanden tussen het Sundaplat en het Sahulplat hebben korte, snelstromende rivieren.
De geschiedenis van Indonesië.
2.1 De prehistorie.
De vroegste bewoners van Indonesië zijn volgens de meest waarschijnlijke theorie verwant met de tegenwoordige bewoners van de Zuidzee-eilanden. Zij werden vermoedelijk verdreven door volken van de zgn. Austronesische taalfamilie, waartoe ook de Indonesiërs behoren. Deze Indonesiërs behoren, met o.a. grote delen van de bevolking van Achter-Indië, tot de Mongoliden. De zuiverheid van deze Indonesische afkomst is het best bewaard bij volken als de Bataks, Dajaks en Alfoeren. De Indonesiërs zijn zonder twijfel sinds de neolithische tijd, het laatste deel van de steentijd, in de archipel gevestigd. Waarschijnlijk waren ook zij de brengers van de cultuurvorm die onder de naam Dong Son bekend is. Deze naam wijst erop dat deze cultuurstroom in Tonkin zijn oorsprong heeft gevonden. In prehistorische tijden, voorafgaande aan de Hindoe-periode, kende men de landbouw op sawa's.
2.2 HindoeÏsering.
Sinds het begin van de westerse jaartelling werd Indonesië door de Hindoe-cultuur beïnvloed. Indische zeelieden, handelaars, geleerden en priesters kwamen in de archipel en brachten elementen van hun eigen beschaving (zeden, wetten, alfabet, taal, sociale en religieuze vormen) mee. Er werden brahmaanse en boeddhistische heiligdommen gesticht en inscripties in het Sanskriet opgesteld. Uit deze individuele Hindoe-vestigingen ontstonden ? zo moet men zich voorstellen ? de latere Hindoe-rijken. De geïntroduceerde Hindoe-beschaving onderging in sociaal en religieus opzicht door het contact met de inheemse culturen sterke wijzigingen. Speciaal op Java ontwikkelde zich op den duur een mengbeschaving, de zgn. Hindoe-Javaanse. De Hindoe-godsdiensten oefenden in Indonesië een belangrijke invloed uit. Overigens leefden de aanhangers van hindoeïsme en boeddhisme vreedzaam naast elkaar en gingen de diverse vereringsvormen soms in elkaar op.
2.3 De komst van de islam en van de Europeanen.
De islam, uigaande van Voor-Indië, vond spoedig een staatkundig centrum in Malakka en van daaruit volgde het vooral de handelswegen: de kusten van Sumatera, Java en Maluku waren het eerst tot de nieuwe godsdienst overgegaan en m.n. op Java maakten zich toen de kuststreken los van het centrale gezag. Ongeveer in dezelfde tijd kwamen de Portugezen naar het huidige Indonesië.
In 1511 viel Malakka in hun handen. Zij streefden zowel naar het monopolie van de specerijhandel, waarvoor zij gebruik maakten van de tussen de inheemse machthebbers bestaande langdurige vijandschappen, als naar de verbreiding van het christendom. Na de vereniging van het Portugese rijk met Spanje in 1580 kregen de Portugezen hulp van de Spanjaarden uit de Filippijnen.
2.4 De compagniestijd.
In 1596 verschenen in de Indonesische archipel de eerste Nederlanders (expeditie van Cornelis De Houtman). Hun spoedig concurrerende handelsondernemingen werden in 1602 verenigd tot de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In 1605 maakte deze zich meester van haar eerste territoriaal bezit: het Portugese fort op Ambon; in 1610 concentreerde zij haar krachten door de instelling van een Indische regering onder een gouverneur-generaal en in 1619 verschafte Jan Pieterszoon Coen haar een hoofdstad in het veroverde Jacatra, omgedoopt in Batavia. In de loop van de 17de eeuw kwamen de door de Portugezen bezette gebieden in handen van de Nederlanders en in 1641 werd ook Malakka, het laatste steunpunt van de Portugezen ingenomen.
De 18de eeuw deed de bezwaren van het handelssysteem van de Compagnie steeds meer aan het licht komen, en de hervormingspogingen van gouverneur-generaal Van Imhoff (1743) hadden geen succes, de concurrentie van de Engelsen werd voortdurend gevaarlijker en de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog leidde de ondergang van de Compagnie in; haar bezittingen en lasten werden bij de staatsregeling van 1798 door de staat overgenomen.
2.5 Nederlands-Indië tot 1942.
Van 1798 tot tot 1942 was het huidige Indonesië in bezit van de Nederlanders, met uitzondering van het Engelse tussenbewind van 1811 tot 1816. Na de eeuwwisseling van de 19e naar de 20e eeuw, na een periode waarin o.a. een grondwetsherziening plaatsvond en het cultuur- stelsel werd ingevoerd, kreeg het onderwijs en de welvaartszorg in Neder- lands-Indië meer aan- dacht. Vooral door verbetering van het onderwijs voor de inheemse bevolking ?ook al profiteerde daarvan verhoudingsgewijs maar een kleine groep- won de nationalistische beweging in de volgende jaren snel terrein. In 1908 werd de Boedi Oetomo (het schone streven) opgericht, nog in hoofdzaak Javaans-cultureel gericht, in 1912 de Sarekat Islam, een massabeweging op islamitische grondslag, in 1920 de communistische partij (PKI). In 1926?1927 kwam het tot door de communisten geïnspireerd gewapend verzet tegen het Nederlandse bestuur in West-Java (Bantam) en op de Westkust van Sumatera (Minangkabau), waarna de PKI werd verboden (ze herleefde pas in 1945). Ten slotte stichtte Soekarno in 1927 de PNI (Partai Nasionalis Indonesia), die zich op het standpunt van volledige onafhankelijkheid (Merdeka) voor Indonesië stelde.
2.6 De Japanse bezetting.
In het voorjaar van 1942 bezetten de Japanners geheel Nederlands-Indië. De Nederlanders werden in kampen gestopt, waar velen om het leven kwamen, onder andere tal van gevangenen die aan de Birma-Siamspoorweg moesten werken.
Er ontstond een oorlog en in september 1944 beloofde de Japanse premier Koiso, toen de oorlog voor zijn land steeds slechter begon te verlopen, aan Indonesië een spoedige onafhankelijkheid, zoals die ook was verleend aan het door de Japanners bezette Birma en de Filippijnen. Op 15 augustus 1945 gaf Japan zich over. Twee dagen later riepen Soekarno en Hatta de Repubkliek Indonesië uit, waarvan Soekarno president werd.
2.7 Indonesië als onafhankelijke staat.
Vanaf 1945 is Indonesië een onafhankelijk land. Soekarno werd in 1965 afgezet en kwam er een militair bewind. Dat zou niet lang duren, want in 1967 werd Soeharto, die de commandant van de strategische reserve in het leger was geweest, president. Er kwam financiële hulp door landen als de Verenigde Staten en Neder- land. Hoewel Soeharto steeds beloofde dat het o.a. economisch beter zou gaan, kreeg Soeharto steeds weer veel kritiek. Onder druk van hevige oproer die in mei 1998 uitbrak en 1200 mensen het leven kostte, trad Soeharto op 21 mei af en droeg zijn ambt over aan Habibie.
Indonesië als ontwikkelingsland
de problemen
3.1 Economische problemen.
3.1.1 Verschil in consumptie en productie.
Indonesië kun je onderverdelen in aan de ene kant het overbevolkte, consumerende Java en aan de andere kant de dunbevolkte, deviezenproducerende buitengewesten, de buiten-Javaanse eilanden. Omdat de bevolking nog steeds zeer sterk groeit is er een tekort aan voedsel, vooral op Java, ondanks het feit dat er steeds meer geproduceerd wordt buiten Java. De hogere productie is onder meer een gevolg van de Groene Revolutie. Dit is een manier om vaker te kunnen oogsten. Deze manier wordt voornamelijk gebruikt bij het verbouwen van rijst. Riist verbouwen is zeer arbeidsintensief. Dat houdt in dat door middel van veel arbeiders een zo groot mogelijke productie wordt behaald. Die arbeidsintensiviteit is goed te zien aan de terrassen die met de hand worden aange-legd en de zeer precies ingeplante rijstplantjes. Het verschil tussen consumptie en produc-tie wordt langzamer-hand kleiner, maar eerst zal er meer moeten worden gedaan aan geboortenbeperking, zodat de geboortengroei niet groter is dan de jaarlijkse produktie. Daarover meer in het laatste hoofdstuk ?oplossingen?.
3.1.2. Overige economische problemen.
Buiten het verschil in consumptie en productie zijn er nog twee andere economische problemen. Maar die zijn in vergelijking tot dit grote probleem te verwaarlozen. Dat zijn:
-grote werkeloosheid ten gevolge van een grote bevolkingsgroei.
-grote uitgaven van het leger.
3.2 politieke problemen.
3.2.1 verschillende politieke meningen.
Tussen de belangrijkste twee politieke partijen in Indonesië bestaan al jarenlang grote en scherpe tegenstellingen, met name op het gebied van meningen. Dit zijn de islamitische pro-westelijke Masjumi en Soekarno?s oude partij, de Javaans getinte nationalistische en neutralistische PNI. Ook het leger is politiek scherp verdeeld. Andere belangrijke politieke partijen in Indonesië zijn de PKI, de Indonesische communistische partij en de PDI, de Indonesische democratische partij.
3.2.2 overige politieke problemen
Naast het probleem dat de verschillende politieke partijen onderling sterk verdeeld zijn, zijn er ook nog andere politieke problemen. Maar die zijn in tegenstelling tot het hoofdprobleem te verwaarlozen. Dit zijn twee kleine problemen:
- De nationalisaties vanaf 1957.
- Veel geld nodig voor overheidsambtenaren.
Dit laatste probleem is ook voor een deel een economisch probleem.
Eventuele oplossingen voor de problemen in Indonesië.
4.1 oplossingen voor economische problemen.
4.1.1 oplossing voor het verschil in consumptie en productie.
Om het verschil in consumptie en productie kleiner te maken of zelfs op te heffen is het nodig dat de bevolking een stuk minder snel groeit. Om dat te kunnen bereiken zijn geboortebeperkingen nodig! Deze zullen moeten worden gepromoot door met name de westerse wereld.
4.1.2 oplossingen voor de overige economische problemen.
Probleem 1:
Om ook dit probleem op te kunnen lossen is geboortebeperking nodig.
Probleem 2:
Om dit probleem op te kunnen lossen zouden bv. wetten moeten komen waarin staat hoeveel de maximale uitgaven het leger mogen zijn.
4.2 oplossingen voor de politieke problemen.
4.2.1 oplossingen voor verschillende politieke meningen.
Als oplossing voor dit probleem zullen alle politieke partijen een beetje water bij de wijn moeten doen. Ze zullen moeten gaan samenwerken, hoewel dat zeer moeilijk is.
4.2.2 oplossing voor de overige politieke problemen.
Probleem 1: Dit probleem heeft zichzelf in de loop der jaren opgelost.
Probleem 2: Minder overheidsambtenaren aanstellen en hen wellicht minder salaris,
want dit is relatief een hoog salaris.
Bronvermelding.
De tekst hebben we:
- uit Microsoft Winkler Prins Encarta 99 Encyclopedie
- uit het boek Het Verre Oosten
- uit het boek Indonesië
- uit de reisfolder SOC-Reizen
De illustraties hebben we :
- uit Microsoft Winkler Prins Encarta 99 Encyclopedie