Werkstuk: IJSBEER
IJSBEER
IJsbeer:
Dit is een grote, witte beersoort, die leeft langs de randen van het noordpoolijs. Hij zwemt veel en is erg nieuwsgierig.
Afmetingen:
De ijsbeer is net niet de grootste soort beer; dat zijn twee ondersoorten van de bruine beer (de Kodiakbeer en de Kamtsjatkabeer). De ijsbeer wordt maximaal 2½ meter lang. De ijsbeer kan wel zwaarder worden dan alle andere beren: bij uitzondering tot 1000 kg. Vrouwtjes blijven een stuk kleiner en lichter: tot ongeveer 2,10 meter en 450 kg. De Blijdorp-ijsberen halen die grootte niet.
Levensduur:
De twee in Blijdorp levende vrouwtjes zijn in 1971 geboren. Ze zijn nu dus al 28 jaar oud. Waarschijnlijk kunnen ijsberen tussen de 30 en 40 jaar oud worden.
Geslachtsverschillen:
Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes.
Voortplanting:
IJsberinnen kunnen als ze vier jaar zijn zelf jongen krijgen; mannelijke ijsberen pas met een jaar of zeven. De dieren paren meestal in april. In de herfst graaft een drachtig vrouwtje een sneeuwhol, waarin ze overwintert. Ze teert de hele winter op haar vet en eet af en toe wat sneeuw. In december worden een of twee jongen geboren, die maar 30 centimeter groot en volkomen hulpeloos zijn. De rest van de winter zoogt de moeder haar jong(en), zonder zelf te eten! In maart komt het gezin naar buiten. De jongen wegen dan ongeveer tien kilogram.
Voedsel:
Jongen drinken melk bij de moeder. Een volwassen ijsbeer eet vooral zeehonden. Hij slaat de zeehond met zijn sterke klauw uit het water als hij boven komt om te ademen. Soms stampt de ijsbeer het dak van een sneeuwhol kapot om de zeehond in dat hol te vangen. In de zomer eten ijsberen lemmingen, zalmen en allerlei bessen.
Woongebied:
Het kustgebied van de Noordelijke IJszee; dat zijn dus de eilanden en de randen van het drijfijs rondom de noordpool.
Leefomgeving:
Drijvende ijsvelden en ijsschotsen (het leefgebied van verschillende soorten zeehonden) en kustgebieden binnen de noordpoolcirkel (waar in de zomer besdragende heide groeit en waar ?s winters een dik pak sneeuw ligt om te overwinteren).
Voortbeweging:
IJsberen hebben vacht onder hun poten, waardoor ze gemakkelijker over sneeuw en ijs kunnen lopen. Ze zijn enorm snel: tot 40 km per uur! Lopend leggen ze enorme afstanden af. Zwemmen doen ze met de voorpoten. Zonder aarzelen duiken ze in het ijskoude water om een barst in het ijs over te zwemmen. Als ze weer op de kant staan, schudden ze het water uit de vacht. De haren laten het water zeer gemakkelijk los, waardoor de vacht weer snel droog en warm is. Sneeuwhellingen glijdt een ijsbeer af op zijn buik.
Bedreiging:
De ijsbeer is in de natuur niet bedreigd, hoewel de bedreiging toeneemt. De soort is gevoelig voor vervuiling. Als er zich gifstoffen ophopen in vissen, komen die in nog grotere hoeveelheden terecht in zeehonden (omdat die vis eten). De ijsbeer eet zeehonden en krijgt dan dus nóg meer gif in zijn lijf. Een tweede risico is de opwarming van de aarde, waardoor het noordpoolijs kleiner wordt.
IJsbeer:
Dit is een grote, witte beersoort, die leeft langs de randen van het noordpoolijs. Hij zwemt veel en is erg nieuwsgierig.
Afmetingen:
De ijsbeer is net niet de grootste soort beer; dat zijn twee ondersoorten van de bruine beer (de Kodiakbeer en de Kamtsjatkabeer). De ijsbeer wordt maximaal 2½ meter lang. De ijsbeer kan wel zwaarder worden dan alle andere beren: bij uitzondering tot 1000 kg. Vrouwtjes blijven een stuk kleiner en lichter: tot ongeveer 2,10 meter en 450 kg. De Blijdorp-ijsberen halen die grootte niet.
Levensduur:
De twee in Blijdorp levende vrouwtjes zijn in 1971 geboren. Ze zijn nu dus al 28 jaar oud. Waarschijnlijk kunnen ijsberen tussen de 30 en 40 jaar oud worden.
Geslachtsverschillen:
Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes.
Voortplanting:
IJsberinnen kunnen als ze vier jaar zijn zelf jongen krijgen; mannelijke ijsberen pas met een jaar of zeven. De dieren paren meestal in april. In de herfst graaft een drachtig vrouwtje een sneeuwhol, waarin ze overwintert. Ze teert de hele winter op haar vet en eet af en toe wat sneeuw. In december worden een of twee jongen geboren, die maar 30 centimeter groot en volkomen hulpeloos zijn. De rest van de winter zoogt de moeder haar jong(en), zonder zelf te eten! In maart komt het gezin naar buiten. De jongen wegen dan ongeveer tien kilogram.
Voedsel:
Jongen drinken melk bij de moeder. Een volwassen ijsbeer eet vooral zeehonden. Hij slaat de zeehond met zijn sterke klauw uit het water als hij boven komt om te ademen. Soms stampt de ijsbeer het dak van een sneeuwhol kapot om de zeehond in dat hol te vangen. In de zomer eten ijsberen lemmingen, zalmen en allerlei bessen.
Woongebied:
Het kustgebied van de Noordelijke IJszee; dat zijn dus de eilanden en de randen van het drijfijs rondom de noordpool.
Leefomgeving:
Drijvende ijsvelden en ijsschotsen (het leefgebied van verschillende soorten zeehonden) en kustgebieden binnen de noordpoolcirkel (waar in de zomer besdragende heide groeit en waar ?s winters een dik pak sneeuw ligt om te overwinteren).
Voortbeweging:
IJsberen hebben vacht onder hun poten, waardoor ze gemakkelijker over sneeuw en ijs kunnen lopen. Ze zijn enorm snel: tot 40 km per uur! Lopend leggen ze enorme afstanden af. Zwemmen doen ze met de voorpoten. Zonder aarzelen duiken ze in het ijskoude water om een barst in het ijs over te zwemmen. Als ze weer op de kant staan, schudden ze het water uit de vacht. De haren laten het water zeer gemakkelijk los, waardoor de vacht weer snel droog en warm is. Sneeuwhellingen glijdt een ijsbeer af op zijn buik.
Bedreiging:
De ijsbeer is in de natuur niet bedreigd, hoewel de bedreiging toeneemt. De soort is gevoelig voor vervuiling. Als er zich gifstoffen ophopen in vissen, komen die in nog grotere hoeveelheden terecht in zeehonden (omdat die vis eten). De ijsbeer eet zeehonden en krijgt dan dus nóg meer gif in zijn lijf. Een tweede risico is de opwarming van de aarde, waardoor het noordpoolijs kleiner wordt.