Werkstuk: Het Oog
Wij hebben het oog als onderwerp voor ons werkstuk gekozen.
Wij vinden dat het oog heel belangrijk zintuig is, omdat je er mee moet zien. Het zou zonde zijn als je niks van deze mooie wereld zou kunnen zien.
Het oog zit bijzonder in elkaar met allemaal verschillende delen. Ook heb je veel verschillende kleuren ogen, ook is er nog een aparte soort de albino.
Inleiding
Inhoud
De bouw van de ogen
Het pupilreflex
Werking van de ogen
Verschillende kleuren ogen
Gezichtsbedrog
Afwijkingen
De ogen:
In de ogen liggen de gezichtszintuigen. Je ogen zijn kwetsbare organen en daarom liggen ze ook goed beschermd in je oogkassen. De wenkbrauwen zorgen ervoor dat er geen vuil of vocht in je ogen komt. De wimpers beschermen je ogen ook tegen vuil en tegen vel licht.
De uitwendige bouw:
Het witte gedeelte van je oog noemen we het harde oogvlies. Het oog heeft ook een gekleurd gedeelte dat heet iris of regenboogvlies. De iris zit in de pupil en de pupil is een gat waar licht door naar binnen komt, daarover heen ligt het hoornvlies.
Je traanklieren zitten onder de huid boven de ogen, de traanklieren zorgen voor traanvocht. Het traanvocht zorgt ervoor dat je ogen niet uitdrogen en het zorgt ervoor dat je ogen schoon blijven.
Je traanvocht spoelt ook nog stoffen die prikkelen weg, zoals de geur van de ui. In de hoeken van je oog zitten kleine openingen het traanvocht komt door de opening in je traanbuizen, en daarna gaat het naar je neusholte.
De inwendige bouw:
In allebei de oogkassen zitten verschillende oogspieren en die zitten aan het harde oogvlies vast. De oogspieren zorgen ervoor dat de ogen ronddraaien in de richting die jij wilt. Allebei je ogen zijn bolvormig. De wand van een oog bestaat uit 3 lagen, in die lagen zit een geleiachtige massa en dat noemen we het glasachtige lichaam.
De buitenste laag van een oog noemen we het harde oogvlies, het harde oogvlies is heel stevig en zorgt ook nog voor bescherming van je oog. Het doorzichtige laagje noemen we het hoornvlies.
Het vaatvlies is de middelste laag in deze laag zitten veel bloedvaten. Dat vlies zorgt voor voeding van het oog. Het vaatvlies gaat aan de voorkant van je oog over in de iris, of in het regenboogvlies.
De binnenste laag van het oog heet het netvlies, de zintuigcellen liggen hierin. De cellen worden geprikkeld als licht het oog binnenkomt, in de cellen ontstaan dan impulsen. De oogzenuw geleid de impulsen naar de hersenen. Met de zintuigcellen die in het centrum van het netvlies liggen, kan je het scherpst zien. In het netvlies ligt een gele vlek. De blinde vlek is de plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat. Het glasachtig lichaam zorgt ervoor dat het netvlies blijft zitten. De lens zit achter de iris en de pupil die er voor zorgt dat je scherp kan zien.
Niet altijd valt er evenveel licht in je oog. De zintuigcellen lopen gevaar als er teveel licht op het netvlies valt. Het oog dreigt dat te beschadigen. Bij te fel licht knijp je, je ogen bijna dicht. Het pupilreflex beschermd te zintuigcellen ook tegen te fel licht.
Door het pupilreflex word het pupil groter of kleiner. Met het pupilreflex word ook de hoeveelheid licht geregeld die op het netvlies komt. De pupil is klein als er fel licht op het netvlies valt.
De pupil is dan groot als er geen fel licht op het netvlies valt. Dat groter en kleiner worden van de pupil gebeurd door spieren in de iris.
De kringspieren zitten in de iris en die lopen straalsgewijs. Rondom de pupil lopen de kringspieren. De pupil word kleiner als die spieren zich samentrekken. Van de pupil naar de buitenkant van de iris lopen de straalsgewijze spieren. Als die zich samentrekken word de pupil groter.
De werking van het oog kan je vergelijken met de werking van een fototoestel. Net zoals bij het oog en het fototoestel word een voorwerp omgekeerd en verkleind. Bij het fototoestel staat het beeld dan op de film en bij het oog staat het op het netvlies. De impulsen worden via de oogzenuw naar de hersenen geleid. De hersenen zorgen ervoor dat je het omgekeerde, verkleinde beeld toch normaal gaat zien. Met het fototoestel kun je die foto?s van dichtbij maar ook van veraf maken. Bij de meeste fototoestellen moet je dam de afstand van de lens tot de film veranderen. De lens stel je dan in op bijv. inzoomen of uitzoomen. Daardoor krijg je een scherp beeld op de film en ook dus scherpere foto?s. Met je ogen kun je meestal automatisch voorwerpen van dichtbij en van veraf zien, dat kan niet als je bijziend of verziend bent of een andere afwijking hebt. Het ene moment kan je iets van dichtbij zien en het andere moment iets van veraf, je lens veranderd dan van vorm. In de allebei de gevallen word op het netvlies een scherp beeld gevormd, je lens zorgt daarvoor. Als je voorwerpen van veraf ziet heeft de lens een andere vorm dan waarneer je voorwerpen van dichtbij ziet. Als je naar een voorwerp kijkt wordt in het linkeroog en in het rechteroog op het netvlies een beeld gevormd. Het linkeroog ziet het voorwerp uit een andere hoek dan het rechteroog. Beide beelden verschillen van elkaar. De beelden worden doorgeseind naar de hersenen, en de hersenen maken de 2 beelden weer 1. De hersenen vergelijken beide beelden met elkaar. Daaruit kunnen de hersenen afleiden op welke afstand een voorwerp zicht bevindt. Je kan daardoor diepte en afstand schatten. De gele vlek licht in het centrum van het netvlies met de zintuigcellen in de gele vlek kan je scherp zien. Als je naar een voorwerp kijkt richten je ogen zo dat het beeld op de gele vlek valt. In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen daardoor kan je er ook niet mee zien.
De kleur van de iris wordt bepaald door de hoeveelheid pigment in je iris. Pigment is een kleurstof in de weefsels van mensen, dieren of planten. Als je blauwe ogen hebt heb je weinig pigment, en als je bruine ogen hebt heb je veel pigment in je ogen zitten.
De Iris is niet plat, maar heeft een patroon van streepjes en lijntjes
Als baby heb je blauwe ogen maar later wordt dat vanzelf anders door het pigment wat je ge?rfd hebt van je ouders.
Verschillende kleuren:
Soms kunnen je ogen een beeld geven van iets wat er niet is, dat heet gezichtsbedrog. Gezichtsbedrog ontstaat ergens in ons systeem. Ons systeem bestaat uit je ogen, je oogzenuwen en je hersenen. Wat je ogen opnemen gaat naar de hersenen via de oogzenuwen. Om echt goed te kunnen zien heb je al die drie dingen nodig. Je hersenen bepalen het uiteindelijke beeld van wat je ziet. Als je naar een voorwerp of abeelding kijkt met verschillende lijnen die scheef staan of door elkaar krijg je vaak een ander beeld op je netvlies, dan dat het in werkelijkheid is. Dat beeld sturen de zenuwen naar de hersenen. Je denkt dat je iets ziet wat er niet is, maar als je lang genoeg naar het plaatje kijkt zie je soms wat het echt is. Plaatjes met gezichtsbedrog kunnen ook jou ogen testen of je wel heel duidelijk kan zien. Door bijv. veel rondjes van een andere grootte te laten zien. Elk rondje heeft ook zijn eigen opening die elke keer weer op een andere plek staat.
Voorbeelden van gezichtsbedrog:
Wat zie je een heks of een jonge vrouw?
Zie je een muis en een hoofd?
Verziend:
Verziendheid is een afwijking waarbij iemand in de verte wel scherp zien,maar dichtbij niet.
Bij verziend word de afwijking verholpen met een bolle lens.
Bijziend:
Bijziendheid is een afwijking waarbij iemand van dichtbij wel scherp ziet,maar van veraf niet
Bij bijziend word de afwijking verholpen met een holle lens.
Blindheid:
Er zijn mensen die helemaal niets zien. Dat zijn blinde mensen.
Blinde mensen worden ingedeeld in 2 groepen:
1.) absoluut blinden,die mensen zien helemaal niks.
2.) Maatschappelijk blinden: deze mensen kunnen door hun slechtziendheid (ze zien dus nog wel, maar heel slecht) niet meer werken zonder gebruik te maken van bijzondere hulpmiddelen en ze kunnen niet meer deelnemen aan het verkeer.
Er zijn ook mensen die heel weinig zien, zij worden slechtziende genoemd.
Blind of Slechtziend kan op verschillende manieren ontstaan. Al voor je geboorte kan dit ontstaan door bepaalde ziektes, zoals rode hond of zuurstofgebrek.
Vaak is het ook erfelijk, dat wil zeggen dat het in de familie zit.
Scheelzien bij kinderen:
Scheelzien komt door de stand van je ogen. Dit komt voor bij 3 tot 5 % van de mensen in de wereld. Het ontstaat vaak op kinderleeftijd maar kan ook bij volwassenen voorkomen. De belangrijkste reden om scheelzien te behandelen is om te voorkomen dat er een lui oog ontstaat. Een lui oog ziet heel erg slecht en is alleen bij kinderen makkelijk te behandelen.
Scheelzien kan veroorzaakt worden door:
-zuurstofgebrek bij de geboorte
-doordat je het ge?rfd hebt
-of doordat je bij het ene oog een hele andere brilsterkte hebt dan bij de andere
-lui oog
Als een kindje al op jonge leeftijd gaat scheel kijken dan zal het nooit met 2 ogen kunnen zien. Het beeld van het schele oog wordt uitgeschakeld. Daardoor kan het schele oog zich niet zo goed ontwikkelen en dan gaat het gezichtsvermogen achteruit! Dit noemen ze een lui oog. Een lui oog gaat niet vanzelf over. Bij het behandelen van het luie oog zijn er 2 mogelijkheden:
-er wordt een bril voorgeschreven om het oog zo goed mogelijk te laten zien.
-Het goede oog wordt afgeplakt met een pleister om het zien van het luie oog te verbeteren.
Een bril dragen:
Bij sommige mensen kunnen de ogen niet scherp zien. Sommige mensen zijn verziend, dat betekent dat ze ver goed zien en dichtbij wazig. Andere mensen zijn bijziend, dat betekent dat ze dichtbij goed zien en ver wazig. De vorm van een oogbol bepaalt hoe scherp je ziet.
Als je verziend bent is je oogbol te kort. Dan wordt het licht te weinig gebroken en valt het licht achter je netvlies in plaats van erop.
Met een bril met bolle glazen kan je dit oplossen. Het bolle glas zorgt ervoor dat de lichtstralen meer naar binnen buigen zodat het voorwerp scherp op het netvlies komt. Dit zijn positiever glazen.
Hoe hoger het plus getal van je bril is hoe boller de glazen zijn.
Als je bijziend bent is je oogbol te lang. Dan wordt het licht te sterk gebroken zodat de lichtstraal niet op, maar voor je netvlies valt. Met een bril met holle glazen kan je dit oplossen. Het holle glas zorgt ervoor dat de lichtstralen meer naar buiten buigen zodat het voorwerp scherp op het netvlies komt. Dit zijn negatieve glazen. Hoe hoger het min getal van je bril is hoe holler de glazen zijn.
Kleurenblindheid:
Ook bestaat er kleurenblindheid. Dat komt doordat er een klein deeltje van een kleur ontbreekt in het netvlies. Kleurenblindheid komt ongeveer bij 8% van de mannen voor en bij 4% van de vrouwen. vaker voor bij mannen (8%) dan bij vrouwen (4%). Het meeste komt voor dat het verschil tussen rood of groen niet gezien wordt.