Werkstuk: Geschiedenis economie
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave.............. 1
Inleiding. 2
Bijvraag 1 4
Juridisch 4
Economisch............ 5
Sociaal. 6
Politiek 8
Bijvraag 2 14
Juridisch............ 14
Economisch.......... 15
Sociaal 16
Politiek 17
Bijvraag 3 22
Juridisch............ 22
Economisch.......... 22
Sociaal 24
Politiek 25
Bijvraag 4 28
Juridisch............ 28
Economisch.......... 28
Sociaal 29
Politiek 30
Bijlage... 32
Literatuuropgave....... 33
Inleiding
Wanneer je na een kortstondig verblijf in het buitenland, ook wel vakantie genoemd, weer voet op eigen bodem zet zal een uitspraak als: ?Eindelijk alles weer op z?n Nederlands!? vast wel eens gevallen zijn. Weer lekker de eigen moerstaal, de ?Hollandsche pot? en de Nederlandse gewoonten die ons zo eigen zijn.
Maar wat is er nu écht Nederlands? De taal? Daarvan is bewezen dat hij weer van allerlei stromingen, en uiteindelijk van één moedertaal afkomstig is. Het volk? Bij dit vraagteken hoeft eigenlijk al niet eens meer vermeld te worden dat Nederland tegenwoordig een multiculturele samenleving is. Onze staatsinrichting dan? Griekse democratie?
Dankzij de kolonisatie, de bezettingen en de verschillende vorsten en heersers die allemaal zo hun eigen indruk hebben achtergelaten, hebben onze lage landen aan veel invloeden blootgestaan. Bijvoorbeeld aan de invloed van de Franse bezetting.
Ik heb gekozen mij voor deze scriptie bezig te houden met Nederland tussen ± 1780 en ± 1830. Nederland vóór, tijdens en na de Franse bezetting. Welke veranderingen zijn er allemaal doorgevoerd in die periode op juridisch, sociaal, economisch en politiek vlak als gevolg van de Franse overheersing?
Hierbij heb ik de hoofdvraag als volgt geformuleerd: Welke gevolgen had de Franse bezetting voor Nederland?
Naast de hoofdvraag heb ik nog vier bijvragen geformuleerd die zo goed mogelijk uitgewerkt zullen worden in de scriptie:
1. Wat waren de ontwikkelingen in de ?eerste periode? in zowel Nederland als Frankrijk? Waarbij ik let op het juridische, het economische, het sociale en het politieke vlak.
2. Wat was het beleid van de Franse bezetters? Waarbij wederom aandacht wordt besteed aan de vier al eerder genoemde punten. Omdat dit gedeelte echter een ?zeer historisch verhaal? betreft zal ik dit hoofdstuk wat minder uitgebreid behandelen.
3. Wat is er ?overgebleven? van de Franse bezetting? Waarbij de vier al eerder genoemde punten wederom uitgebreid behandeld zullen worden.
4. Een algemene vergelijking en een eindconclusie.
Aan elke bijvraag heb ik meteen een bepaalde periode gekoppeld, om het geheel overzichtelijk te houden:
1. de periode ±1780 tot ±1795
2. de periode ±1795 tot ±1814
3. de periode ±1814 tot ±1830
4. een algehele vergelijking van de drie perioden en een eindconclusie
Verder hoop ik de scriptie zo goed mogelijk af te handelen. Ik wil proberen de zes verschillende bronnen die ik verzameld heb optimaal te benutten en de gestelde vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden.
Bijvraag 1
Wat waren de ontwikkelingen in de ?eerste? periode (± 1780 tot ± 1795) in zowel Nederland als Frankrijk?
Juridisch
Omstreeks 1780 waren mensen in de Republiek juridisch gezien ongelijk. Er was dus sprake van juridische discriminatie. Bij die discriminatie werd er niet alleen verschil gemaakt tussen arm of rijk, maar ook tussen mannen en vrouwen, tussen bewoners van verschillende gewesten of steden en tussen stad en platteland. Wanneer je bijvoorbeeld burger van een bepaalde stad wilde worden, terzijde of je een migrant of een immigrant was, werd het je moeilijk gemaakt. De enige manier om als buitenstaander burger van een stad te worden en te blijven was namelijk door je in te laten schrijven bij de poortwachter en door veel belasting te blijven betalen.
Binnen de staat vormden de gewesten aparte staatjes met alles wat daar bij hoort. De gewesten hadden heel eigen wetten, op zichzelf staande rechtspraak en de eigen financiën werden met behulp van het zogenaamde muntrecht geregeld. Omdat er zoveel verschillende regels en wetten waren en omdat de macht en dus ook de rechtspraak altijd bij dezelfden lag, was er in veel gevallen van eerlijke berechting geen sprake.
Iets waarvan in de Republiek ook geen sprake was, was het kiesrecht. De steden werden eeuwenlang bestuurd door dezelfde families. Omdat je niet in het stadsbestuur terecht kon komen wanneer je niet ingeschreven stond, of van geboorte inwoner van de stad was, waren altijd dezelfde families aan de macht, die onderling ook wel zorgden dat ze aan de macht bleven. Ook op wat hoger niveau was het onmogelijk iets aan de machtverhoudingen te veranderen als je zelf geen macht bezat. Het gewone volk had helemaal niets in te brengen. Alle gewesten van de Republiek vielen onder het bestuur van de Staten Generaal. De stadhouder, bestuurder van een gewest, had het laatste woord in de Staten-Generaal, bij benoemingen en was opperbevelhebber van leger en vloot. De functie van stadhouder werd sinds de opstand bekleed door een lid van het Huis van Oranje. Zolang de machthebbers elkaar de bal toespeelden, was er geen sprake van inspraak bij het bestuur. De enigen die kiesrecht hadden in de Republiek, waren de mensen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, de wat rijkere Republikeinen, en zo wilden de bestuurders het graag houden.
In Frankrijk werd het gebrek van inspraak in bepaalde zaken bij de derde stand ook een probleem. Tijdens een bijeenkomst van de Staten-Generaal in 1789, iets wat de koning al lang niet meer gedaan had, riep de derde stand zich uit tot Nationale vergadering en weigerde daar iets aan te veranderen voordat Lodewijk XVI besloot een grondwet op te stellen.
Economisch
Na de Gouden Eeuw was er een gevoel van malaise ontstaan dat zich ook handhaafde op economisch vlak. Men vergeleek alle zaken constant met die uit de Gouden Eeuw en constateerde dat de welvaart ongelooflijk was afgenomen. Ook bezoekers uit het buitenland meenden dat de Republiek haar beste tijd gehad had. De Engelsman James Boswell schreef in een brief aan zijn vriend William Temple:
?De meest grote steden verkeren in een droeve staat van verval en in plaats van werk voor elke sterveling kom je horden arme drommels tegen die in ledigheid van honger omkomen. Utrecht is opmerkelijk verkommerd. Er zijn hele stegen vol stumpers die zich met niets anders in leven kunnen houden dan met aardappelen, jenever en iets dat ze thee en koffie noemen? Je ziet dat de zaken er hier heel anders voorstaan dan de meeste mensen in Engeland denken. Zou de heer William Temple sr. deze gewesten opnieuw bezoeken, dan zou hij nauwelijks kunnen geloven welke verbazingwekkende veranderingen ze hebben ondergaan.? [1]
Toch heerste er nog veel welvaart. De geldhandel kwam tot bloei en steeds meer kapitaal werd gestoken in buitenlandse effecten. De Republiek was wezenlijk niet armer dan voorheen, maar omdat de omstandigheden veranderd waren, was de oude glorie niet meer te herstellen.
De economie van de Republiek was in de 17e eeuw berust op de stapelmarkt. Het gewest Holland en dan vooral Amsterdam had de functie van een soort tussenmarkt gehad. Schepen vanuit de hele wereld losten hun goederen in Amsterdam, daar werden ze opgeslagen, voordat ze verkocht werden. Soms werden de goederen ook nog eerst bewerkt voordat ze wederom verscheept werden; Amsterdam was een waar distributiecentrum. Niet alleen Amsterdam had baat bij deze vorm van handel drijven, de nijverheid in de verre omtrek van Amsterdam kon een graantje meepikken. Toen de omstandigheden veranderden had de industrie veel moeite zich aan te passen, omdat deze altijd op de stapelmarkt gericht was geweest. De economische veranderingen leidden tot een heel andere welvaartsverdeling, waardoor de nijverheid en de visserij het niet meer bij konden benen. Dit leidde tot een grote toename van het aantal werklozen, vooral in het westen. Omdat de mensen dachten dat ze het op het platteland beter zouden hebben, liep het inwoneraantal van de steden terug. Een andere reden voor de toename van de werkloosheid was dat, nu de economie veranderde, mensen zich op geldhandel en commissiehandel gingen richten. Bij deze vorm van handel heb je weinig mankracht nodig en omdat het geld nu helemaal geconcentreerd raakte bij een kleine groep mensen, werden de verschillen in inkomsten en bezit steeds groter. Bij deze vorm van handel kregen vooral de kleine bankiers, veel kooplieden en de middenstand het zwaar te verduren.
De verandering in de economie was ontstaan toen de Europese landen besloten het heft in eigen handen te nemen. Handelsvloten werden gebouwd, en de goederen werden zelf van het ene naar het andere punt vervoerd, zonder nog aan te meren in het veel te dure Amsterdam. Hoewel het vooral voor buitenstaanders slecht leek te gaan met de Republiek viel het allemaal best mee. Het aantal schepen was niet afgenomen, en de in- en uitvoer waren nog steeds hetzelfde. Het ging alleen relatief slecht met Nederland omdat alles met de verhoudingen van de Gouden Eeuw vergeleken werd. Engeland bijvoorbeeld vervijfvoudigde de in- en uitvoer. De handel in de Republiek stagneerde en de goede ouwe tijd zou zeker niet meer overtroffen worden.
In Frankrijk was de economische situatie zeer slecht tot de Franse Revolutie. Het volk leed honger terwijl de koning en zijn hofhouding er warmpjes bijzaten. Vooral onder het bewind van de ?Zonnekoning? Lodewijk XIV had het volk het zwaar te verduren. Hoe het precies zat met de economie en wat voor verbeteringen er precies ontstonden na de Franse Revolutie kan ik niet opmaken uit mijn bronnen.
Sociaal
Nederland werd een calvinistische, gereformeerde staat na de opstand tegen Spanje. De andere gelovigen mochten hun geloof uitoefenen maar konden bijvoorbeeld een bestuurlijke functie uit hun hoofd zetten. Geloven als katholicisme, jodendom, lutheranen, wederdopers en doopsgezinnen werden gediscrimineerd.
Het was ook niet mogelijk om gewoon te gaan en staan waar je maar wilde, je kon niet zomaar van het ene naar het andere gewest reizen. Ook was het onmogelijk je zomaar ergens anders te vestigen en je beroep uit te oefenen, want je kon alleen werken als je lid was van een gilde. Dit systeem van meesters en leerlingen was een handige truc om de concurrentie te beperken en te voorkomen dat een bepaald beroep oververtegenwoordigd werd.
In de 18e eeuw drongen de denkwijzen van de Verlichting door tot heel Europa. De ontwikkelde bovenlaag van de bevolking geloofde dat de maatschappij iets was dat je zelf kon vormen en dat het vormen tot doel moest hebben iedereen gelukkig te maken. Het geloof van mensen in vooruitgang en toekomst en het pleiten voor verdraagzaamheid was een duidelijk kenmerk van degenen die in de Verlichting geloofden en zich niet, zoals de staatskerk, achtergesteld voelden. De belangstelling voor de vorming van de maatschappij uitte zich bijvoorbeeld in de nieuwe ideeën over de opvoeding van kinderen en de nieuwe kijk op politiek, wetenschap, natuur en economie. Ook pleitte de Verlichting voor een andere bestuursvorm dan de originele door adel, regenten en de kerk. Er ontstonden allerlei nieuwe groepen en machtsverhoudingen; de regenten, de boeren en het lage volk uit de steden versus de intellectuelen en de burgerij.
Ook het nationale gevoel van malaise kan, naast de onrust over het regeersysteem, een oorzaak geweest zijn van het succes van de Verlichte manier van denken. Dit gevoel was sinds 1784 allen maar versterkt omdat er gedroomd werd van een lang vergane tijd; de Gouden Eeuw. Door de Vierde Engelse Zeeoorlog (1780-1784) -wellicht verloren door het sterke Engelse leger, door de jarenlange strijd tussen Nederlandse land- en zeegewesten over het besteden van de defensiegelden aan een vloot of landleger en door het sterk verwaarloosde leger en vloot- leed de Republiek zowel psychologisch als wezenlijk leed. De Engelsen dwongen uiteindelijk vrije vaart af op Oost-Indië, waar Nederland grote koloniën had, en nam definitief de plaats van de Republiek in als grootste zeevarende natie. Dit alles kwetste de trots van de natie en veroorzaakte een gevoel dat er veranderingen moesten plaatsvinden. De Republiek wilde niet overheerst worden door de grote mogendheden Frankrijk en Engeland en dit mondde uit in een binnenlandse strijd tussen Frans- en Engelsgezinden, die in een revolutie uit zou lopen.
Dat het hele concept van het Verlichtingsdenken in Frankrijk was ontstaan is niet vreemd, aangezien de koning daar een almachtig alleenheerser was. De Franse koningen, en dan vooral Lodewijk XIV, regeerden volgens het ?droit divin?, iets wat betekende dat ze geen verantwoording aan het volk af hoefde te leggen omdat God hen rechtstreeks de macht had verschaft. Alleen aan God zelf zou de vorst verantwoording af moeten leggen. Verlichte denkers vonden dit een zaak waar drastisch verandering in moest worden gebracht. Ook de belangrijke Verlichtingsdenkers Diderot en d?Alembert trokken het idee van het ?droit divin? en de daarmee samengaande ongelijkheid in twijfel. Zij stelden samen met alle verlichte Franse schrijvers een encyclopedie samen, die een kritische ondertoon op de samenleving en de verhoudingen van toen bevatte (deze encyclopedie was de eerste encyclopedie die ooit geschreven is). De Verlichte denkers wilden de macht van de koning beperken door een parlement op te richten waar de koning echt rekening mee diende te houden. En niet alleen in Frankrijk wilde men een verdeling van de macht, in alle Europese landen die met de Verlichting in aanraking kwamen verlangde men naar beter onderwijs, rechtvaardige rechtspraak en een bestuur waar medezeggenschap was door middel van kiescolleges.
Een wat ironisch aspect was dat de Verlichtingsdenkers de Republiek als voorbeeld zagen, terwijl de Republiek zich op Parijs concentreerde. Het onafhankelijkheidsbesef van de Republiek, de tolerantie van de verschillende godsdiensten en het feit dat er geen heersend vorst aan de macht was, werden geroemd door bijvoorbeeld Denis Diderot die in de 18e eeuw Nederland een bezoek bracht. Hij schreef:
??hier is iedereen zijn eigen heer en meester; de burgerlijke vrijheid plaatst alle inwoners op gelijke voet; de onaanzienlijke kant kan niet door de machtige worden onderdrukt, noch de arme door de rijke.? [2]
In Frankrijk leidde het Verlichtingsdenken tot de Franse Revolutie, waar het gezag op verschrikkelijke wijze de macht ontnomen werd onder de leus: ?liberté, égalité et fraternité? ofwel ?vrijheid, gelijkheid en broederschap?. In de Zuidelijke Nederlanden kwam er opstand ?Allez les Belges, weg met de keizer? (Keizer Jozef II van Oostenrijk) en men richtte burgerwachten op. In de Republiek werden vrijkorpsen opgericht en men richtte zich op Parijs.
Politiek
Omstreeks 1780 zorgde het systeem van burgers in een stad ervoor dat het bestuur eeuwenlang in de handen van dezelfde families lag. Je was burger door geboorte en anders kon je het worden door betaling en door je in te laten schrijven in het poortersboek. Als je geen burger was, had je niet de rechten van het stadsrecht, maar moest je je wel aan de plichten houden. Ook was het onmogelijk deel uit te maken van het stadsbestuur.
De verschillende gewesten van de Republiek werden bestuurd door de Staten-Generaal, een college van afgevaardigden uit de 7 gewesten. De Staten-Generaal zetelden in Den Haag en daar werden zaken van algemeen belang besproken zoals: buitenlands beleid, defensie, de toestand van de staatskas, het bestuur van de generaliteitslanden en het Landschap Drenthe en de zaken rondom de Verenigde Oost- en West-Indische Compagnie.
Per gewest werd een stadhouder benoemd. Die werd door de Staten-Generaal als opperbevelhebber benoemd van leger en vloot en de stadhouder kreeg op zijn beurt het laatste woord bij benoemingen en in de Staten-Generaal. Ondanks het feit dat de stadhouder in dienst van de Staten-Generaal was, kreeg hij, door het laatste woord te hebben, een zeer machtige positie toegeschoven. Het Huis van Oranje heeft sinds de opstand tegen Spanje gezorgd voor de stadhouders, waarvan Willem V de laatste was.
Door de evenredige vertegenwoordiging van de gewesten (één afgevaardigde per gewest) had elk gewest in theorie evenveel te vertellen. Daarbij kwam dat de gewesten op zichzelf staande staatjes waren, met hun eigen wetgeving, rechtspraak en muntrecht (het recht van steden en gewesten om een eigen munt te slaan), belastingen en tol. In de praktijk stonden de zaken er heel anders voor. Het gewest met het meeste geld was het gewest met de meeste macht. Omdat het gewest Holland meer dan de helft van de defensiekosten van de Republiek betaalde, kon het meestal zijn zin wel doordrijven, omdat het anders gewoon dreigde de financiering stop te zetten.
Elk gewest werd op zijn beurt weer bestuurd door een Staten-Provinciaal. De Staten-Provinciaal waren vergelijkbaar met de Staten-Generaal. Het bestond uit de plaatselijke adel en het bestuur van de steden, die dan een afgezant stuurden om over een bepaalde kwestie te stemmen. Zo?n opdracht werd een last genoemd en wanneer er in de Staten-Generaal iets besproken werd waarvoor de afgezant geen last had, moest hij weer helemaal terug om verslag uit te brengen aan de Staten-Provinciaal, wat ruggespraak werd genoemd. Deze werkwijze mag dan zeer omslachtig overkomen, het voorkwam dat de macht in de handen van de afgezant kwam te liggen.
Een factor dat moest helpen de besluiten van de Staten-Generaal zo eerlijk mogelijk te houden was het vetorecht. Als een van de gewesten het niet eens was met het te nemen besluit om welke reden dan ook, kon het besluit simpelweg niet genomen worden. Echter, omdat het gewest Holland constant financiële druk uitoefende op een dwarsliggend gewest om zijn zin te krijgen, werkte dit vetorecht niet helemaal zoals het hoorde.
Ondertussen werden de Zuidelijke Nederlanden door keizer Jozef II van Oostenrijk bestuurd. De ideeën van de Verlichting die door heel Europa de kop opstaken werden op heel eigen wijze toegepast door de keizer. Hij was hard tegen de kerk en gebruikte het geld, gewonnen door het opheffen van kloosters, voor het leger, de armenzorg en het onderwijs. Jozef II had zijn zinnen op een nieuw plan gezet; hij wilde nieuwe grenzen voor Zeeuws Vlaanderen, hij wilde Maastricht en hij wilde een open Schelde. Omdat Amsterdam vreesde voor haar eerste positie als belangrijke haven riep deze de hulp in van Frankrijk en het escaleerde bijna. Uiteindelijk mondde het onder leiding van Frankrijk uit op een verdrag en de Schelde bleef gesloten.
Vooral gedurende de 17e en 18e eeuw was de Republiek verdeeld in twee kampen, namelijk de prinsgezinden en de staatsgezinden. De staatsgezinden waren het niet eens met het centrale gezag van de stadhouder. Zij wilden een handhaving van de macht van de gewestelijke staten. Vooral de lokale bestuurders, de regenten en de intellectuelen stonden achter deze mening en zij gingen zichzelf in het eind van de 18e eeuw patriotten noemen. Ze wilden de maatschappij democratischer maken en keerden zich zowel tegen de stadhouder als tegen de corrupte regenten. De staatsgezinden konden onderling ook nog in 2 groepen onderverdeeld worden, namelijk een groep die werkelijk uit was op veranderingen en een groep die alleen maar de macht van de stadhouders wilden beperken.
De reden van de middenstanders om de patriotten aan te hangen was, dat ze vreesden elk moment zelf de consequenties van de slechte economie te ondergaan. Intellectuelen vonden hun drijfveer meer in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring, voortgekomen uit de Amerikaanse Revolutie (1776), waarin alle verlichte ideeën goed waren weergegeven.
Een persoon die al ruim voor het wezenlijke ontstaan van de twee kampen de gevoelens van onvrede , waarschijnlijk alleen maar versterkt door de Engelse Zeeoorlog, verwoordde, was de Overijsselse baron Joan van Derk van der Capellen tot den Pol. Hij vereenvoudigde de ingewikkelde kwestie tot een simpele tegenstelling: de natie, het volk, tegenover de almachtige stadhouder die voorrechten aan bepaalde groepen verstrekte. Het begon in 1781 met een pamflet wat onrust in de gehele Republiek veroorzaakte. Een anonieme schrijver had ?Aan het volk van Nederland? gepubliceerd en verspreid in de grote steden. De beloning die de Staten van Holland uitloofden omdat zij vonden dat hun gezag ondermijnd werd, vergrootte de aantrekkingskracht van het illegale pamflet alleen maar. Het opvallende van het pamflet was dat het een uiting was van een eenheid, een natie. Met het volk van Nederland bedoelde van der Capellen niet de eerste de beste arbeider, hij doelde op ambachtslieden, winkeliers en kooplieden. In het pamflet werd met 4 belangrijke punten opgeroepen tot opstand tegen Oranje:
1. Ten eerste meende van der Capellen dat het onjuist was voor het volk een voorbeeld te nemen aan hun voorouders. Die hadden zich immers alleen maar laten knechten door de prinsen van Oranje. Het was beter het vrije volk der Bataven als voorbeeld te nemen, die hadden tenminste gevochten voor hun vrijheid (Dat de opstand was neergeslagen deed er verder niet toe).
2. Ten tweede wilde van der Capellen dat de bewoners van de steden en dorpen voor vertegenwoordigers kozen, zodat de prins gecontroleerd zou worden (Dit punt was opgesteld omdat Willem V zijn pro-Engelse hofhouding de schuld had gegeven van het verloop van de Engelse Zeeoorlog).
3. Ook eiste de baron vrijheid van de drukpers. Wanneer iedereen kon schrijven wat hij wilde kon het volk op de hoogte blijven van de (wan)daden van de volksvertegenwoordigers.
4. Als laatste wilde de baron dat het volk zichzelf ging bewapenen. Als het volk goed bewapend was, was het tenminste niet meer voor zijn vrijheid en veiligheid afhankelijk van het huurleger van Willem V.
Wat misschien nog wel belangrijker was dan de 4 punten was, dat de baron op deze manier eindelijk de vele tegenstanders in de Republiek verenigd had, door de gevoelens die nog nooit zo duidelijk op een rijtje gezet waren uit te spreken.
Een van de punten had van der Capellen al snel min of meer voor elkaar. De patriotten richtten allerlei blaadjes op zoals de ?Politieke Kruijer? en de ?Post van den Neder-Rhijn? waarin zijn ideeën verspreid werden. De schrijvers die genoeg lef hadden om hun naam onder de teksten te zetten werden echter onmiddellijk bestraft.
De prinsgezinden hadden een centrale rol voor de stadhouders in gedachten. Deze groep bestond uit de adel, het lagere, armere volk en natuurlijk de stadhouders. Het armere volk was het hier mee eens omdat het in het Oranjehuis een tegenwicht voor de regenten, die hen over het algemeen slecht behandelden, zag. Het Oranjehuis zelf, en dan met name Willem V, houdt zich gedekt en moet niets hebben van de patriotten. Het Oranjehuis heeft de steun van Engeland verloren en ook de Oranjeklanten zijn zwak en verdeeld. Teveel oranjegezindheid wordt uiteraard niet gewaardeerd door de stadhouders.
De tegenstelling tussen prins- en staatsgezind werd des te meer benadrukt wanneer, na rellen en plunderingen van de patriotten, Frankrijk tegen de Prins ijvert en Engeland Pruisen opstookt. Een andere tegenstelling werd hierdoor zichtbaar: de landgewesten waren omstreeks 1780 prinsgezind terwijl de zeegewesten staatsgezind waren. Dit was ontstaan omdat de landgewesten, en dan met name Gelderland Groningen en Overijssel, een sterk landleger wilden en voldoende macht voor de pro-Engelse prins. Het landleger was van belang omdat de landzijde een bedreiging vormde. Omdat de zeegewesten zich meer druk maakte om hun handelsbelangen wilden zij alles investeren in een sterke vloot, en, omdat Engeland als concurrent werd gezien, de banden aanhalen met Frankrijk. En dat gebeurde ook. Frankrijk steunde de patriotten, Engeland de prinsgezinden en de spanning liep op. En dit alles alleen omdat er onenigheid was over het buitenlandse beleid dat er gevoerd moest worden. Er ontstonden rellen en de kleur Oranje wordt verboden. Een leuk voorbeeld daarvan is dat de oranjewortels voortaan peentjes genoemd moeten worden en prinsessenboontjes heten voortaan slaboontjes.
Sommigen waren het niet eens met het beleid van Willem, die niets deed. Hij was besluiteloos en miste staatkundig inzicht. De Staten van Holland onthieven hem zelfs van zijn commando over het garnizoen van Den Haag in 1785. Uiteindelijk trok hij met een leger op tegen Hattum en Elburg, waar de patriotten in opstand waren gekomen. Er werden in verschillende steden exercitiegenootschappen opgericht om de woorden in daden om te zetten. De vrijwilligers die zich in de dorpen gevestigd hadden, sloegen op de vlucht en de troepen van de Prins gingen aan het plunderen. Ondanks dat Hollandse troepen naar de Prins overliepen (hier kregen ze wel soldij) twijfelde de prins of hij Holland moest binnenvallen.
Ondertussen hadden de leiders van de burgerij een aantal eisen op tafel gelegd, omdat ze een einde wilden maken aan de eenzijdige macht van het bevoorrechte groepje van de prins dat onderling de macht verdeelde. Door de onrust die hierdoor ontstond durfde Willem V niet meer terug te gaan naar Den Haag. Wilhelmina ging wel en werd tegengehouden op de weg naar Gouda. Wilhelmina?s broer, Frederik Willem II van Pruisen, eiste genoegdoening voor het beledigen van zijn zus en stelde een ultimatum aan Holland. September 1787 herstelde het Pruisische leger het gezag van Willem en de patriotten trokken naar het buitenland na een aanval op Amsterdam. Door de ontwikkelingen in Frankrijk maakten de jonge patriotten plannen voor een nieuwe opstand.
Dat er veranderingen moesten komen wist iedereen, maar omdat Pruisen en Engeland het stadhouderschap van Willem garandeerden, zou de eerste stoot vanuit Frankrijk moeten komen. De drang naar verandering was ook de enige overeenkomst tussen de 2 kampen: de staatsgezinden en de prinsgezinden.
En die verandering werd in beweging gezet met het aanvangen van de Franse Revolutie. De regering van Lodewijk XVI ging bergafwaarts; zelfs de boeren kwamen in opstand tegen de pacht en de belasting. Lodewijk besloot in 1789 de Staten-Generaal bij elkaar te roepen, iets wat sinds 1614 niet meer voorgekomen was, om te overleggen in de zaal van Versailles. De adel en de geestelijkheid begrepen nog steeds niet dat er een nieuwe periode aangebroken was en bleven vasthouden aan de oude voorrechten. Omdat de derde stand niet kreeg wat ze wilden, riepen ze zich uit tot Nationale Vergadering om een grondwet af te dwingen. In juli 1789 bestormde het volk de Bastille en de Revolutie was in alle hevigheid losgebarsten. Naast de Bastille werden vele kastelen bestormd en de horigheid werd afgeschaft. Omdat het nationale gevoel van de Fransen weer opgelaaid was en de buitenlandse houding hen tegenzat, verklaarde Frankrijk in 1792 de oorlog aan Oostenrijk.
Omdat de Republiek nu een pro-Pruisische en een pro-Engelse koers volgde en daarbij goede betrekkingen met Oostenrijk onderhield, raakte ook Nederland in oorlog met Frankrijk. Na aanvankelijke verliezen bezetten de Fransen de Zuidelijke Nederlanden in 1792 en de Oostenrijkers ontruimden Brussel. De Belgen bereidden verkiezingen voor, maar omdat zij niet wisten hoe en op wie te stemmen namen de Fransen het voogdijschap over België op zich. Dit veroorzaakt natuurlijk protesten en de chaos nam toe. Ondertussen rukten de Fransen op naar de Republiek onder leiding van de patriot Daendels. De Engelsen boden hulp aan de Republiek en de Oostenrijkers begonnen een nieuw tegenoffensief. De Franse troepen trokken zich terug en de Oostenrijkers bezetten België.
In Frankrijk openden lang niet alle steden hun poorten voor de revolutie en bijvoorbeeld Toulon werd gebombardeerd door de jonge Napoleon Bonaparte. Een Engels expeditieleger ging aan land bij Duinkerken en ook Pruisen en Oostenrijk maakten zich op voor een nieuwe aanval op Frankrijk. Maar dan worden de Engelsen uit Duinkerken verdreven in een bewonderenswaardige onverzettelijkheid en Frankrijk startte een nieuw offensief tegen het noorden. De generaals Jourdan en Pichegru werden ingezet en onder de leiding van Pichegru vielen de Fransen de Republiek binnen in de winter van 1794-1795. De Staten-Generaal hadden nog steeds liever een rechtvaardige oorlog dan de vrede, ondanks de wankele positie van vrijheid en godsdienst. En de oorlog ging ook door. In december nam Pichegru Staats-Brabant en Staats-Vlaanderen in en trok de bevroren rivieren over richting Utrecht. Ondertussen hield Jourdan zich met de Oostenrijkers bezig die, net als de Engelsen, steeds verder verdreven werden. Zij aan zij met de Fransen vocht een Bataafs legioen van patriotten die in 1787 in ballingschap waren gegaan. In tal van plaatsen namen geheime revolutionaire clubs de macht over en namen de plaatsen in van de zittende regenten. Zij noemden zich representanten van het volk. De patriotten zagen de komst van de Fransen als een bevrijding, een nieuw tijdperk. Op 18 Januari 1795 ging het Huis van Oranje in ballingschap.
Bijvraag 2
Wat was het beleid van de Franse bezetters? (periode ± 1795 tot ± 1814)
Juridisch
In 1795 werden er 9 departementen gevormd, met commissarissen aan het hoofd. Omdat er nu sprake was van Franse overheersing kwam er ook een nieuwe grondwet. Er kwamen Franse wetten op: het lokale bestuur, de registratierechten, het douanewezen, de gendarmerie, het zegelrecht en de rechtbanken. Omdat er zoveel nieuwe ambten zijn ontstaan was het moeilijk om geschikte kandidaten te vinden die de posities konden bekleden. Het ?nieuwe Regime? kwam tot stand en zaken als feodale / heerlijke rechten, adellijke titels, gilden, galeistraf en verbanning vervielen.
Ook werd de dienstplicht ingevoerd, zowel als verschillende belastingen (bijvoorbeeld voor grond, voor personen, op roerende zaken, douanerechten, op patentrechten en accijns op tabak wijn en bier).
Zodra de nieuwe grondwet was ingevoerd, was de nationale eenheid een feit. De patriotten hebben heel wat tot stand gebracht. Er kwamen wetten als de (inkomens)belastingwet en het onderwijs werd verbeterd. Ook kwam er een trapsgewijs kiesstelsel.
Generaal Bonaparte deed in 1799 een greep naar de macht en hij betrok uiteindelijk de herstelde Tuilerieën, de vertrekken van de oude Franse koningen. Onder zijn bewind kregen de rechters geen geld en werden er veel archieven vernield. Dit onder het mom dat ze volgens de Fransen geen nut hadden voor de maatschappij. Er was sprake van Franse willekeur, van schendingen van het briefgeheim en de kranten werden aan banden gelegd. Ook werd de conscriptie ingesteld, waarbij door loting aan alle 20-jarige mannen dienstplicht konden worden opgelegd.
Ook stelde Napoleon zich boven de regering die het land zo onbestuurbaar had gemaakt en toonde zich nationaal. Het strafrecht, burgerlijk recht en het handelsrecht kregen een hele nieuwe koers: de ?Code Napoleon?. Deze code bleef tot ver in de 19e eeuw en bevatte de belangrijke onderwerpen: de garantie van persoonlijke vrijheid, de rechtsgelijkheid van burgers, recht van particulier eigendom, burgerlijk huwelijk en echtscheiding. Er kwam eenheid in het muntstelsel en de posterijen werden naar Frans voorbeeld gevormd. Ook kwamen eindelijk nationale zaken aan de orde, zoals de ontginning van de woeste gronden, de verbetering van het gevangeniswezen en de drooglegging van het Haarlemmermeer.
Omdat het kiesrecht van 1798 tot 1805 steeds meer beperkt werd, was het voor de Amsterdamse advocaat R.J. Schimmelpenninck mogelijk min of meer als dictator te regeren. De beperking van het kiesrecht uitte zich in het feit dat alleen mensen die een bepaald bedrag aan directe belastingen betaalden, mochten stemmen. Maar sinds de stemmingen niet meer in het geheim plaatsvonden, was de interesse drastisch gedaald.
Economisch
Door de Franse maatregelen was de armoede ontstellend. De Franse troepen hadden de zuidelijke Nederlanden leeggeplunderd. In de landbouwstreken was er een groot gebrek aan arbeidskrachten en in Amsterdam waren duizenden werklozen. Door geldgebrek in Parijs werd er beslag gelegd op kerkelijk bezit wat niet vreemd was, aangezien men in Parijs dacht dat er vele rijkdommen in de Republiek te halen waren. Leden van de Franse Nationale Conventie kwamen naar Den Haag en dienden forse declaraties in, wat kwaad bloed zette bij het volk.
De verarming werd vooral veroorzaakt door het stilliggen van de handel en het verkeer. Ondertussen had Engeland Ceylon ingenomen en de bezittingen in (Oost-)Indië en de Kaap zouden weldra volgen. Door deze overname waren de Engelsen oppermachtig in dat gebied.
De Fransen besloten dat ze Engeland aan wilden vallen via Ierland en vroegen een geldsom van 3.000.000 aan de Bataafse Republiek in ruil voor steun bij de verdediging van de Kaap.
Dan komt er rond 1799 een nieuw bewind; de Republiek kreeg de status van een Franse provincie. Parijs bepaalde nog wel de lijnen van de buitenlandse politiek en het binnenlandse bestuur. Door het nieuwe bewind was de Republiek nu wel vrij, maar er heerste geen welvaart. Een derde van de Amsterdamse bevolking moest van de bedeling leven en werkloosheid heerste alom. Ondertussen legde Lieven Bauwens uit Gent de basis voor de industrialisatie en onder Napoleon bloeide de nijverheid op onder de stelregel: leven en laten leven. Engeland als machtige handelsnatie voelde zich bedreigd door de opbloeiende industrie die in de Republiek gaande was.
Omstreeks 1806 werd het Continentaal Stelsel, een totale blokkade van Engeland, opgesteld, waarbij alle Engelse koopwaar verbeurd werd verklaard. Elk schip dat Engelse handelswaar vervoerde werd vogelvrij verklaard, wat betekende dat je je leven en je handelswaar kwijtraakte als je betrapt werd. Dit stelsel leek heel goed te zijn voor België; de mechanisatie werd doorgevoerd en de nijverheid nam toe. Voor Nederland pakte het Continentaal stelsel echter minder positief uit. In 1805 kwamen er nog 2500 schepen in de haven van Amsterdam, in 1808 slechts 390 en in 1811 geen enkel schip meer. Hierdoor ontstand een levendige smokkelhandel, waarvoor Lodewijk de ogen sloot. Eerder had hij ook al geprotesteerd tegen het Continentaal stelsel, tot ergernis van zijn broer Napoleon. Napoleon pikte het niet en Franse douaniers werden aangesteld om de Hollandse douane naar Frans voorbeeld te moderniseren.
Een andere financiële kwestie waar ook nogal wat ophef over was, was de tiërcering, de aflossing van de staatsschuld. Omdat het staatsinkomen 43 miloen gulden was en de jaarlijks te betalen rente 40 miljoen gulden, was er sprake van een wanverhouding. Omdat de staat slechts 3 miljoen gulden overhield om een jaar lang alles van te betalen, moest er opnieuw geleend worden, wat de schuld weer vergrootte. Het ontbreken van de betaling, samen met de invoering van een hoop belastingen, riep veel protesten op. Napoleon maalde hier helemaal niet om, zijn beleid werd niet veranderd.
In januari 1807 werd Daendels tot gouverneur-generaal van Indië benoemd en kreeg tot doel de Engelsen weren uit Java. Met behulp van dwangarbeiders bouwde hij kazernes en forten bij Batavia. Bij de aanleg van een 1000 kilometer lange postweg over Java crepeerden veel inlanders en daarbij verprutst hij ook nog eens de handel. Omdat hij toch veel winst opstreek wordt hij ontheven en ging terug naar de Republiek.
In 1810 stond er een proclamatie in de krant waaruit een vrije economie voortkwam. Door de vrije lonen en prijzen kwam er veel uitbuiting voor en de werkloosheid nam toe.
Sociaal
Zelfs na de Franse ingrepen betreffende de staatsgrepen van 1795, was de publieke opinie nog steeds niet anti-Frans. In het noorden waren de patriotten zelfs nog in de waan dat zijzelf een nieuwe maatschappij gingen grondvesten en dat de Fransen de onafhankelijkheid van de natie zouden eerbiedigen. Een uiting van de bijna pro-Franse instelling kwam voor in 1799 toen de Engelsen met de Russen op Noord-Holland landden. De Engelsen hadden een spontane opstand tegen de Fransen verwacht, maar het volk leek niet van plan ook maar iets aan de Fransen te doen. Na een aantal gevechten aan de kust scheepten de Engelsen weer in om nog geen twee maanden na de aankomst weer naar Engeland te vertrekken.
Toch namen de Fransen de macht over, dit keer zonder veel geweld. Dat is ook de reden dat er onder de Fransen over de ?Fluwelen Revolutie? gesproken werd; geen bloed en guillotines, geen opgezweepte menigte die regeringsgebouwen bestormde, geen gejoel en geen brandstichting. Daarbij kwam dat de mensen die nu de macht in handen kregen, de rijke burgers, zelf ook niets moesten hebben van geweld en vooral de godsdienst wilden ontzien. En dat lukte ook, doordat de paus en Napoleon een verdrag sloten, waardoor de kerken weer opengingen.
Wel ontstond er een tweedeling; namelijk de unitaristen, die het land als één en ondeelbaar beschouwden, en de federalisten, die ondanks de eenheid de zelfstandigheid van de gewesten wilden handhaven. Door de diversiteit onder de volksvertegenwoordigers kwamen ze niet tot een grondwet en er was geen brood op de plank.
Omdat het kiesrecht steeds meer beknot werd, in de periode van 1798 tot 1805, en het stemmen niet meer in het geheim gebeurde, had de bevolking alle interesse verloren. Die onverschilligheid laat de onvrede van het volk zien.
Omdat Schimmelpenninck niet voldeed aan de eisen van Napoleon, dwong hij de Republiek zijn broer Louis aan te stellen als koning. In plaats van protest tegen de bonapartische monarchie, reageerde het volk gelaten. Het had in de afgelopen periode genoeg te verduren gehad en door de moeite die het volk had haar hoofd boven water te houden, hielden ze zich niet ook nog eens met politiek bezig. Iets wat Louis wel versterkte was het gevoel van nationale saamhorigheid door het ?Algemeen Rijksarchief?, een nationale ?Koninklijke Bibliotheek? en een ?Rijksmuseum? op te richten. Ook de betrokkenheid van de koning, die twee rampen tot nationale ramp uitriep, geld inzamelde, de gebieden een bezoek bracht en een handje hielp, versterkte dat gevoel alleen maar. De betrokkenheid van Louis, die ondertussen zijn naam in Lodewijk had veranderd en de Nederlandse taal onder de knie probeerde te krijgen, maakte dat hij populair werd bij de bevolking. Wel werd hij eerst de lamme koning genoemd, omdat hij als een marionet van Napoleon werd gezien.
In de jaren 1810 tot 1813 was Nederland min of meer ingelijfd bij het bonapartische rijk, maar er is nooit sprake geweest van een volledige inlijving bij Frankrijk. De positieve en negatieve maatregelen die in die periode genomen zijn, hebben echter alleen maar het gevoel van saamhorigheid onder de Nederlandse bevolking versterkt.
De patriotten uit de tijd van de Franse overheersing beschouwden het patriottisme niet als landverraad, omdat de begrippen nationalisme en vaderlandsliefde nog niet zulke vaststaande begrippen waren. Het enige doel was geweest de Republiek de glorietijd van de Gouden Eeuw te laten herleven. En omdat men ook niet zat te wachten op een Engelse overheersing waarbij Willem V de Republiek weer zou leiden, was er weinig keuze. En de patriotten hebben toch het een en ander tot stand gebracht. Er zijn nieuwe wetten ingevoerd betreffende belasting, onderwijs en kiesrecht, alleen de onafhankelijkheid ging, door toedoen van buitenaf, verloren. Aan de andere kant, toen de idealen waar de patriotten voor gestreden hadden verloren gingen, vervielen zij in de gewoonten die zij eerst zo fel bestreden.
Politiek
Omdat er armoede heerste, door de plunderingen van het Franse leger, deden de Fransen een stapje terug en voerden ze hervormingen door. Op 1 oktober 1795 werden het prinsbisdom Luik, de Oostenrijkse en de Spaanse Nederlanden ingelijfd. Er werden 9 departementen, geleid door commissarissen, samengesteld en er kwam een nieuwe grondwet. Het lokale bestuur, de registratierechten, het douanewezen, de gendarmerie, het zegelrecht en de rechtbanken werden aangepakt. Daardoor ontstond het probleem alle nieuwe ambten op een geschikte wijze in te vullen.
Het ?Nieuwe Regime? was ontstaan en allerlei oude zaken, als heerlijke rechten, adellijke titels, pijnbanken, verbanning en galeistraffen, werden afgeschaft, samen met de aanschaffing van de dienstplicht en de belastingen en accijns. Omdat mensen steeds een grotere hekel kregen aan het Regime, werden in België (beperkte) verkiezingen gehouden om hogere rechters en ambtenaren in elk departement te benoemen. Hierdoor viel het volk de echt Fransgezinden af en kwamen op de bestuurlijke plekken alleen gematigd pro-Fransen te zitten.
Dan komt er, door de staatsgreep van 1797, een harder bewind. De gematigde bestuurders werden overrompeld en de verkiezingen werden ongeldig verklaard.
In het noorden geloofden de patriotten nog steeds dat de Fransen niet op een overheersing uit waren en ze brachten de revolutie tot stand. Dit keer geen gewelddadige slachtpartij, maar, volgens de Fransen, een ?Fluwelen Revolutie? zonder guillotines, bestormingen van regeringsgebouwen en vernielingen. Bij de Fransen werd alleen aangedrongen op het behoud van de godsdienst en het oude regeringssysteem werd voortgezet onder Franse leuzen.
Voor de viering van de nieuwe tijd plantten de patriotten een vrijheidsboom op de Dam (Plein van de Revolutie) en er werden verschillende comités opgericht; Révolutionaire, Algemene Waakzaamheid, Algemeen Welzijn, Koophandel en Zeevaart.
Ook de rechten van de mens werden afgekondigd zodat iedereen een stem kreeg in de wetgevende vergadering van de nieuwe maatschappij. Maar, zo hebben de volksvertegenwoordigers al snel besloten, met voorwaarde dat alleen de gegoede burgerij stemrecht had. Wel was er godsdienstvrijheid in plaats van de bevoorrechte positie van de Hervormde Kerk. Het stadhouderschap, het livrei, het Wilhelmus en Oranje werden afgeschaft.
De Fransen onderhandelden ondertussen over de onafhankelijkheid van de Republiek en men kwam tot een verdrag (Haags verdrag) in mei 1795. Hierin staat dat er afstand gedaan moest worden van Staats-Vlaanderen, Venlo en Maastricht; dat er een garnizoen kwam bij Vlissingen en dat ze van de haven gebruik mochten maken. Verder moest de Republiek 100.000.000 bijdragen aan de Franse zaak en er kwam een alliantie met Frankrijk, dus oorlog met Oostenrijk en Engeland. Ook moesten 25.000 Franse soldaten onderhouden worden.
In Den Haag verliep alles traag en er was onrust. Alle ambtenaren moesten een eed van de revolutie afleggen en de Oranjegezinden werden ontslagen. Er moest eigenlijk een Nationale Vergadering komen, maar dat werd bemoeilijkt door de verdeeldheid tussen Federalisten, Unitaristen en Moderisten. Uiteindelijk kwam de Nationale Vergadering met 126 districten, elk met 30 grondvergaderingen waarin het volk de kiesmannen en hun plaatsvervangers aan mochten wijzen. Op de eerste echte Vergadering werd het vormen van een grondwet bemoeilijkt door de kleurrijke samenstelling en het uiteindelijke resultaat was een compromis van compromissen.
Parijs had besloten dat er een aanval op Engeland gedaan moest worden via Ierland en dat Nederland daar 3.000.000 (weliswaar voor steun bij de Kaap) aan bij zou dragen. De Hollanders besloten zelf een vloot op te brengen en het uiteindelijke uitvaren liep uit op de slag bij Kamperduin (oktober 1797).
De unitaristen pleegden een staatsgreep, de federalisten werden verdreven en er kwam een Uitvoerend Bewind naar Frans model. Na veel gepruts en beïnvloeding van de grondvergaderingen werd de nieuwe grondwet aangenomen en daarmee was de nationale eenheid een feit. Ondertussen ging er voor de 2e maal een delegatie naar Parijs om toestemming te vragen voor een staatsgreep.
Ondertussen werden enkele gevechten gevoerd tussen Daendels en de Russen en de Engelsen. De Nationale Garde verjoeg de Oranjegezinden en de prins keerde terug naar Engeland. Dan komt er een nieuw bewind: de Republiek kreeg de status van een Franse provincie en Parijs betaalde de buitenlandse politiek en het binnenlandse bestuur.
De Zuidelijke Nederlanden, die niet als provincie beschouwd werden, werden ingelijfd nadat Napoleon de Tuilerieën betrok in februari 1799 [3] . De commissarissen legden hun wil op in de departementen. Na een opstand volgde de staat van beleg en de conscriptie, dienstplicht door loting voor alle 20-jarige mannen, werd streng nageleefd. Deze situatie verbeterde enigszins toen Napoleon aan de macht kwam. Hij stelde zich boven de partijen en toonde zich nationaal. Het strafrecht, burgerlijk recht en het handelsrecht werden herzien in de Code Napoleon. Ook verbeterde hij de infrastructuur en werd de onderwijsvernieuwing voorbereid. Maar de Belgische departementen bleven deel van de politiestaat en er was geen vrijheid van drukpers meer.
In maart 1802 dwong Napoleon de vrede van Amiens af, na Oostenrijk en Engeland verslagen te hebben. Napoleon werd consul en de ontwikkelingen van de Franse Revolutie kwamen tot een eind. Van een Nationale Vergadering is men naar 1 Consul, Napoleon, gegaan; een dictatuur ontstand. Vergelijkbare ontwikkelingen volgden in de Republiek: steeds meer centralisatie in plaats van democratie en steeds meer verzoening tussen de patriotten en de Oranjegezinden.
Willem V nam genoegen met het leiderschap over Oranje-Fulda, een gebied wat Napoleon hem heeft gegeven, en stierf in 1806. Ondertussen maakte Napoleon het de Republiek veel te moeilijk met zijn zware verplichtingen, de enorme staatsschuld en het ruime begrotingstekort. Hij wilde Antwerpen op alle mogelijke manieren versterken voor een aanval op Engeland. Hij wilde daarbij de hulp van de Republiek, die protesteerde omdat deze neutraal wilde blijven. Er was geen geld voor de steun aan Napoleon. Napoleon stelde tiërcering van de staatsschuld vast, zodat nog slechts 1/3 van de rente betaald hoefde te worden, de belasting ging omlaag en de huizen van hen die de belasting nog steeds niet konden betalen werden geveild.
Napoleon kreeg genoeg van de tegensputterende Republiek en gaf de leiding aan Rutger Jan Schimmelpenninck. Onder zijn bewind werden allerlei maatregelen voor de invasie van Engeland getroffen, maar Napoleon was nog steeds niet tevreden. Hij dwong de Republiek Louis als koning te accepteren, want anders was inlijving het gevolg. Op 5 juni 1806 werd hij koning.
Ondanks zijn goede bedoelingen met het Nederlandse volk (hij veranderde zijn naam van Louis in Lodewijk, hij richtte allerlei culturele instellingen op en wierp zich bij nationale rampen op als beschermer van het volk) kon hij niet tegen het bewind van zijn broer op en het volk noemde hem de ?Lamme Koning?. Toch ging hij op zijn manier wel tegen Napoleon in. Door het Continentaal Stelsel was er veel smokkel van Engelse goederen langs de kust, en Lodewijk sloot de ogen. Napoleon had er genoeg van en vormde de Nederlandse douane naar het Franse voorbeeld.
Daendels werd benoemd tot gouverneur-generaal van Java en voerde daar een aantal drastische veranderingen door, waar de bevolking heel wat van te lijden had. Toen hij terugging naar de Republiek namen de Engelsen Java over, en de bevolking daar kwam van de regen in de drup (1810).
Met de Republiek zelf ging het ook wat minder. Parijs werd steeds strenger en wilde een strikte nakoming van de blokkade en 30.000 soldaten. Hoewel Lodewijk zich zo nu en dan verzette tegen Napoleon, werd inlijving bij Frankrijk onafwendbaar. Na een paar gevechten in het huidige Zeeland, waarbij de Engelsen bijna een stuk van de Fransen bevrijdden, vond Napoleon het tijd voor drastischer maatregelen. Lodewijk en Napoleon hadden ruzie en toen Napoleon met een flink leger op de proppen kwam, nam Lodewijk de benen en werd de Republiek ingelijfd. In juli 1810 stond de proclamatie in de ?Koninklijke Courant?: Holland is verenigd met het keizerrijk; Amsterdam is de derde stad van het keizerrijk; de senaat telt 6 leden, de staatsraad ook, het wetgevend lichaam telt 25 leden en er komen 2 rechters voor het hof van cassatie.
Nederland werd ingedeeld en er volgde een strakke administratie. De armoede nam weer toe en ook de problemen tussen Napoleon en de kerk speelden weer op.
Dan trekt het Grande Armee in 1812 op naar Rusland en burgers gaven overal hulp aan deserteurs. Na voornamelijk gewonnen te hebben - tsaar Alexander negeerde Napoleon zelfs toen hij Moskou in brand stak - viel de winter in en sloegen de Russen terug. Napoleon vluchtte naar Parijs en er heerste onrust in het rijk. Hij herstelde dat door ditmaal een Garde d?Honneur op te richten, een leger bestaande uit 600 rijkeluiskinderen. Ondertussen sloten Rusland, Oostenrijk en Pruisen een verbond, waardoor Napoleon op 16 oktober 1813 de terugtocht baval.
Rond 1813 namen Van Hogendorp, Van Limburg Stirum en Van der Duin van Maasdam een initiatief tot het maken van een grondwet. Van Limburg Stirum werd gouverneur van Den Haag. De Engelsen en de Pruisen wonnen langzaam terrein op het keizerrijk en Prins Willem kwam aan in Scheveningen. In Frankrijk trokken de geallieerde troepen al plunderend naar Parijs en Napoleon vertrok (april 1814). Alhoewel de Russen, de Engelsen, de Pruisen en de Oostenrijkers hem zijn keizerstitel niet afnamen, werd hij verbannen naar het eilandje Elba.
Bijvraag 3
Wat is er ?overgebleven? van de Franse bezetting? (periode ± 1814 tot ± 1830)
Juridisch
Toen Napoleon in 1814 naar Elba verbannen werd en er voorbereidingen voor de ontvangst van Prins Willem Frederik getroffen werden, zette Van Hogendorp zijn plannen voor de nieuwe grondwet door en het voorstel werd aangenomen door een Vergadering van notabelen die door de provincies was aangewezen.
De Staten-Generaal werden voortaan gekozen door de Provinciale Staten en de stadsbesturen door kiescolleges bestaande uit adel en gegoede burgerij. Willem handhaafde de leden van de voormalige staatssecretarie van Lodewijk Napoleon en haalde de voormalige ambtenaren van de keizer in de regering. Echter, de aanhangers van Napoleon werden niet bestraft voor hun daden.
Wel heerste er nog steeds ongelijkheid onder de bevolking. Joden bijvoorbeeld zijn pas in 1825 voor de wet gelijk.
België werd op 4 oktober 1830 een onafhankelijke natie en de verkiezingen voor een Nationaal Congres volgden (wederom ligt het stemrecht alleen bij de gegoede burgerij). Op 10 november werd voor een parlementaire monarchie gekozen en in de nieuwe grondwet stond dat de koning onschendbaar is en de ministers voor hem verantwoordelijk zijn, dat de ministers gekozen worden uit de meerderheid van het parlement en dat kamerleden het recht krijgen zich over de begroting uit te spreken.
Deze grondwet zou later model staan voor andere Europese landen die hun eigen grondwet wilden herzien. De gemeenten werden zelfstandiger, en de zelfstandigheid van de provincies werd, uit angst voor decentralisatie, beperkt. Oranje zou niet meer in België aan de macht komen.
Uit de Franse periode is verder op juridisch gebied een Algemene wetgeving voortgekomen. Dezelfde belastingen en hetzelfde onderwijs waren voortaan in het gehele land geldig. Ook gold eenheid in rechtsbedeling, wat wil zeggen dat één en hetzelfde recht voortaan voor alle mensen geldig was en dat iedereen voor de wet gelijk was, zonder onderscheid te maken tussen stand of godsdienst.
Economisch
Toen na de verschillende overheersingen Noord en Zuid-Nederland weer verenigd zouden worden, zagen de bewoners zelf daar tegenop. Zij waren bang dat er onderling teveel tegenstellingen bestonden om de hele zaak soepel te laten verlopen. Bijvoorbeeld economische tegenstellingen. De mensen in het Noorden waren bang dat de nijverheid in het Zuiden bevoordeeld zou worden, wat weer ten koste zou gaan van het handelsbelangen van het Noorden. Een ander economisch bezwaar was dat het Noorden grote staatsschulden heeft.
Ook wilde bijvoorbeeld de bisschop van Gent dat alle kerkelijke bezittingen die in de periode van bezetting afhandig zijn gemaakt weer teruggegeven worden, waardoor fabrikanten en rijke burgers die in die tijd de kerkelijke bezittingen van de Fransen gekocht hadden behoorlijk schrokken. Maar verscheidene kooplieden en reders vonden het geen probleem de bezittingen van de geschrokken kopers over te nemen.
Er was sprake van een ernstige economische crisis waarbij de Engelsen de Europese markt overspoelen met producten. Omdat er maar heel weinig scheepsbouw was en de textielindustrie niet tegen Engeland op kon boksen, was er veel werkeloosheid. De arbeiders moesten genoegen nemen met lage lonen en daarbij kwam ook nog eens de concurrentie van de stoommachine. Omdat de arbeiders in erbarmelijke toestanden moesten leven, ging de werkkracht en de energie van deze mensen achteruit en de werkgevers wilden niet met zulke mensen werken. Na het binnenhalen van gastarbeiders uit Zwitserland en Duitsland volgde er nog meer armoede waardoor er een vicieuze cirkel ontstond.
Dan besluit Willem rond 1913 dat er wegen aangelegd moesten worden waarover tol geheven ging worden. Ook maakte hij een welvaartsplan ter bevordering van de productie en hij maakte een plan dat de export zou moeten bevorderen. In de 17e en 18e eeuw werd er veel gewerkt met de zogenaamde stapelmarkt, waar je het product kon komen bekijken, maar nu werd er gewerkt met monsters en de producten moesten in het productieland opgehaald worden.
In 1824 werd de Nederlandse Handel Maatschappij opgericht voor import en export met Indië. Door een opstand, waarbij veel doden vielen, werd een cultuurstelsel ingevoerd: 1/5 van de grond is voor verbouwing van producten die het gouvernement opeist en de mensen hoeven maar 66 dagen betaald voor de Nederlanders te werken.
In het Noorden van Nederland leek het wel of de tijd stilstond. Er waren veel kleine bedrijfjes met maar een paar man in dienst; huisnijverheid was aan de orde van de dag. Kinderen en ouders werkten gezamenlijk in bijvoorbeeld textielnijverheid. De ondernemers lieten al het werk over aan een meester-knecht en vertoefden zelf al rentenierend in de sociëteit. Wel werden er initiatieven genomen zoals de Amsterdamse Stoomboot Maatschappij, de voorloper van Werkspoor (een machinefabriek), en de Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw ?Feyenoord?. In het Zuiden van het land ging het wat beter omdat Antwerpen opbloeide, maar door de uitbuiting van arbeiders leefde toch 14,5% in bittere armoede. Op een gegeven moment leidde deze economische crisis tot een opstand. Door de protectie van eigen goederen door andere Europese landen was er geen buitenlandse afzetmarkt waar de goederen verkocht konden worden en door de overproductie volgde er faillissement.
Sociaal
Een sociaal gevolg van de Franse periode iwass de scheiding van Kerk en Staat. De bevoorrechte positie van de gereformeerde kerk als staatskerk was afgeschaft, waardoor de verschillende godsdiensten vrij waren voor de overheid en, wat nog veel belangrijker was, ook nog gelijk. De gelijkheid was ook al door Van Hogendorp aangegeven in de nieuwe grondwet. Dezelfde Van Hogendorp schreef een proclamatie ?Oranje Boven? genaamd:
?Oranje Boven!
Holland is vry.
De Bondgenooten trekken op Utrecht.
De Engelschen worden geroepen.
De Franschen vlugten aan alle kanten.
De zee is open.
De koophandel herleeft.
Alle partijschap heeft opgehouden,
Al het geledene is vergeeten
En vergeeven.
Alle de aanzienlijken komen in de regeering.
De regeering roept den Prins uit
Tot Hoge Overheid.
Wij voegen ons bij de bondgenooten
En dwingen den vijand tot vrede.
Het volk krijgt een vrolyken dag
Op gemeene kosten.
Zonder plundering noch mishandeling.
Elk dankt GOD.
De oude tijden komen wederom.
Oranje Boven!? [4]
Een zaak waar niet iedereen blij mee was, was de samenvoeging van Noord en Zuid-Nederland. Met name de kerk had er bezwaren tegen omdat België in plaats van protestants katholiek is en men vreesde voor de godsdienstvrijheid. Het Noorden kende een protestantse meerderheid en was daarbij ook nog eens in het bezit van flinke staatsschulden. Willem I stond daarbij recht tegenover de uitbundige zuidelijke levensstijl met zijn zuinige calvinistische houding.
?De praatgrage, vrijpostige Belgen staan daarmee tegenover de Hollandse nuchterheid en fatsoen.? [5]
En de tegenstellingen tussen Noord en Zuid namen toe. De openbare posities werden voornamelijk bekleed door Noord Nederlanders en dan is de taal er nog. In een land met 2 miljoen Walen, 2 miljoen Vlamingen, 2 miljoen Nederlanders en 0,5 miljoen Friezen hadden Franstaligen een probleem. In een land waar Nederlands de vaderlandse taal is konden de Franstaligen geen openbare functies bekleden en mochten zij geen rechter of notaris zijn.
De oppositie tegen de koning en de regering leidde tot een vervelende toestand in het Zuiden. Louis de Potter eiste scheiding van Noord en Zuid. De minister van justitie eiste de eed van gehoorzaamheid op de bestaande grondwet van alle ambtenaren en verschillende mensen werden vastgezet. De reactie van de Belgen op het Noorden was dat ze niets van het Noorden wilden weten en de mening van veel Noord Nederlanders was dat ze best zonder het Zuiden konden.
In Parijs woedde een ware revolutie rond 1830; Koning Karel de zoveelste van Bourbon werd van de troon gejaagd en het sloeg over naar het Noorden. In het Zuiden van het land marcheerden de arbeiders terwijl ze verkondigden dat ze Willem weg wilden hebben. De gegoede burgerij snelde toe om te proberen of ze nog meer macht konden krijgen. Op 24 augustus verschenen er allemaal pamfletten waarin tot revolutie werd aangezet en op 25 augustus kwam er een grote menigte op de been die het huis van de minister plunderden. Op 26 deden ook de arbeiders mee, niet zozeer tegen Willem, maar voor hogere lonen en een menswaardiger bestaan. Na een aantal schermutselingen was het volk van België vastberaden: voor hen alleen nog maar afscheiding van Nederland.
Politiek
Na het vertrek van Napoleon maakten de kozakken samen met de Pruisen de dienst uit. Overal vonden plunderingen en brandstichtingen plaats en totdat Napoleons ondergang bevestigd was, beslisten de geallieerden over het doen en laten van de Belgen. In april 1814 trokken de geallieerde troepen door Frankrijk, op weg naar Parijs. Napoleon werd door Pruisen, Engeland, Rusland en Oostenrijk verbannen naar het eilandje Elba en zijn keizerstitel mocht hij houden. Napoleon maakte een korte ?comeback? in maart 1815 en had de Fransen zó weer aan zijn voeten. Hij stelde een leger samen en verloor uiteindelijk bij de slag om Waterloo in 1815. Hij werd voorgoed verbannen naar het eiland St. Helena.
Nadat een Vergadering van notabelen het nieuwe grondwetsvoorstel had goedgekeurd wed Prins Willem Frederik koning van Nederland. Min of meer bij toeval is Nederland een monarchie geworden en na de proclamatie van Van Hogendorp was er ook geen terugweg meer.
?Alzoo de Regeeringloosheid veel is voorkomen in de meeste steden, door vrije voorzieningen van de notabelste Ingezetenen, maar het Algemeen Bestuur geheel verwaarloosd en in niemands handen is, terwijl het geroep van alle zijden om zulk een Bestuur tot redding van het Vaderland, onze harten diep heeft getroffen; Zoo is het dat wij besloten hebben hetzelve op te vatten tot de komst van Zijne Hoogheid toe. Bezwerende alle de brave Nederlanders om zich te vereenigen tot ondersteuning van dit ons cordaat besluit. God helpt die genen, die zich zelve helpen.? [6]
Willem I kreeg de volgende rechten en plichten toegewezen: hij is verantwoordelijk voor de buitenlandse betrekkingen, hij heeft de leiding over leger en vloot en hij vormt het opperbestuur over de geldmiddelen en de koloniale bezittingen. De 2e Kamer wordt getrapt gekozen en dus zijn er 8 ministers met, alle 8, nauwelijks enige verantwoordelijkheid. Er volgden veel Koninklijke Besluiten buiten de Kamer om.
Willem I en Van Hogendorp hebben hun zinnen gezet op de vereniging van Nederland en België. Omdat vooral Willem I vastberaden was het plan door te zetten, liet hij de Engelsen weten wat hij van plan was. Omdat Engeland België in ieder geval los wilde maken van Frankrijk om zo de macht van het land te beperken, kwam het idee van Willem goed van pas. Toen daarna Oostenrijk ook nog liet weten niet meer bijzonder geïnteresseerd te zijn in de Zuidelijke Nederlanden, wanneer het gebied elders gecompenseerd zou worden, werd de situatie helemaal vergemakkelijkt.
Op het vredescongres van Wenen (eind 1814 begin 1815) werd besloten over de toekomst van de Nederlanden. Omdat Frankrijk in het vervolg door flinke staten omgeven moest zijn, werd er een Koninkrijk der Nederlanden gevormd, dat bestond uit Nederland, België en Luxemburg. Indië keerde weer terug in Nederlandse handen en Willem I mocht zich nu officieel koning van Nederland noemen. Omdat Nederland haar Duitse bezittingen aan Pruisen af moest staan kreeg het Luxemburg ter compensatie. De Franstaligen in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden hadden een probleem, want zij mochten geen openbare functies meer bekleden en zij mochten ook geen rechter of notaris zijn. Het ging om de taalkwestie, het onderwijs en de vrijheid van de pers. Omdat er nog geen vrijheid van vergadering was, volgde er een petitie van de geestelijkheid naar de Staten-Generaal.
Willem trachtte de strijd met de katholieken te winnen en uit onderhandelingen met de paus komen kwam de sluiting van bisschoppelijke seminaries voort. Ook werd in 1825 het Collegium Philosophicum opgericht om te proberen het onderwijs losser van de kerk te maken.
Toen er steeds meer verzet kwam tegen de vereniging van het Noorden en het Zuiden liep de spanning op. Willem deed echter helemaal niets. Thorbecke meende dat dit in de zwakheid van de regering weergaf en Groen van Prinsterer (een Oranjegezinde) was het daar roerend mee eens. Beiden hadden ze geen respect voor het regeringssysteem met onbeperkte heerschappij. Voordat er overlegd werd over deze lastige situatie wilde Willem dat de orde hersteld wordt. Ondertussen stond er een leger klaar om naar het Zuiden, te gaan onder leiding van zijn zoons Willem en Frederik. Omdat het tegen zijn koninklijke waardigheid was toe te geven, hield hij halsstarrig vol en al snel werd de scheiding van Noord en Zuid geëist. Voordat de hele zaak escaleerde -in Brussel werden al barricades opgeworpen- nam Willem plotsklaps zijn garnizoen met hem mee terug. Hij stemde niet in met de scheiding van Noord en Zuid en de Belgen besloten het met geweld te proberen. Er werd steeds meer gevochten en uiteindelijk werd op 26 september een Voorlopige Regering uitgeroepen en Prins Frederik gaf zich gewonnen. Op 4 oktober riepen de Belgen de onafhankelijkheid uit en werd er op een Nationale Vergadering voor een parlementaire monarchie gekozen. In de nieuwe grondwet krijgt de koning onschendbaarheid, zijn de ministers verantwoordelijk voor de koning, worden de ministers gekozen uit de meerderheid van het parlement en krijgen kamerleden het recht zich uit te spreken over de begroting. De gemeenten werden zelfstandiger gemaakt en uit angst voor decentralisatie de provincies onzelfstandiger. Oranje maakte geen kans meer in België.
<
Inhoudsopgave.............. 1
Inleiding. 2
Bijvraag 1 4
Juridisch 4
Economisch............ 5
Sociaal. 6
Politiek 8
Bijvraag 2 14
Juridisch............ 14
Economisch.......... 15
Sociaal 16
Politiek 17
Bijvraag 3 22
Juridisch............ 22
Economisch.......... 22
Sociaal 24
Politiek 25
Bijvraag 4 28
Juridisch............ 28
Economisch.......... 28
Sociaal 29
Politiek 30
Bijlage... 32
Literatuuropgave....... 33
Inleiding
Wanneer je na een kortstondig verblijf in het buitenland, ook wel vakantie genoemd, weer voet op eigen bodem zet zal een uitspraak als: ?Eindelijk alles weer op z?n Nederlands!? vast wel eens gevallen zijn. Weer lekker de eigen moerstaal, de ?Hollandsche pot? en de Nederlandse gewoonten die ons zo eigen zijn.
Maar wat is er nu écht Nederlands? De taal? Daarvan is bewezen dat hij weer van allerlei stromingen, en uiteindelijk van één moedertaal afkomstig is. Het volk? Bij dit vraagteken hoeft eigenlijk al niet eens meer vermeld te worden dat Nederland tegenwoordig een multiculturele samenleving is. Onze staatsinrichting dan? Griekse democratie?
Dankzij de kolonisatie, de bezettingen en de verschillende vorsten en heersers die allemaal zo hun eigen indruk hebben achtergelaten, hebben onze lage landen aan veel invloeden blootgestaan. Bijvoorbeeld aan de invloed van de Franse bezetting.
Ik heb gekozen mij voor deze scriptie bezig te houden met Nederland tussen ± 1780 en ± 1830. Nederland vóór, tijdens en na de Franse bezetting. Welke veranderingen zijn er allemaal doorgevoerd in die periode op juridisch, sociaal, economisch en politiek vlak als gevolg van de Franse overheersing?
Hierbij heb ik de hoofdvraag als volgt geformuleerd: Welke gevolgen had de Franse bezetting voor Nederland?
Naast de hoofdvraag heb ik nog vier bijvragen geformuleerd die zo goed mogelijk uitgewerkt zullen worden in de scriptie:
1. Wat waren de ontwikkelingen in de ?eerste periode? in zowel Nederland als Frankrijk? Waarbij ik let op het juridische, het economische, het sociale en het politieke vlak.
2. Wat was het beleid van de Franse bezetters? Waarbij wederom aandacht wordt besteed aan de vier al eerder genoemde punten. Omdat dit gedeelte echter een ?zeer historisch verhaal? betreft zal ik dit hoofdstuk wat minder uitgebreid behandelen.
3. Wat is er ?overgebleven? van de Franse bezetting? Waarbij de vier al eerder genoemde punten wederom uitgebreid behandeld zullen worden.
4. Een algemene vergelijking en een eindconclusie.
Aan elke bijvraag heb ik meteen een bepaalde periode gekoppeld, om het geheel overzichtelijk te houden:
1. de periode ±1780 tot ±1795
2. de periode ±1795 tot ±1814
3. de periode ±1814 tot ±1830
4. een algehele vergelijking van de drie perioden en een eindconclusie
Verder hoop ik de scriptie zo goed mogelijk af te handelen. Ik wil proberen de zes verschillende bronnen die ik verzameld heb optimaal te benutten en de gestelde vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden.
Bijvraag 1
Wat waren de ontwikkelingen in de ?eerste? periode (± 1780 tot ± 1795) in zowel Nederland als Frankrijk?
Juridisch
Omstreeks 1780 waren mensen in de Republiek juridisch gezien ongelijk. Er was dus sprake van juridische discriminatie. Bij die discriminatie werd er niet alleen verschil gemaakt tussen arm of rijk, maar ook tussen mannen en vrouwen, tussen bewoners van verschillende gewesten of steden en tussen stad en platteland. Wanneer je bijvoorbeeld burger van een bepaalde stad wilde worden, terzijde of je een migrant of een immigrant was, werd het je moeilijk gemaakt. De enige manier om als buitenstaander burger van een stad te worden en te blijven was namelijk door je in te laten schrijven bij de poortwachter en door veel belasting te blijven betalen.
Binnen de staat vormden de gewesten aparte staatjes met alles wat daar bij hoort. De gewesten hadden heel eigen wetten, op zichzelf staande rechtspraak en de eigen financiën werden met behulp van het zogenaamde muntrecht geregeld. Omdat er zoveel verschillende regels en wetten waren en omdat de macht en dus ook de rechtspraak altijd bij dezelfden lag, was er in veel gevallen van eerlijke berechting geen sprake.
Iets waarvan in de Republiek ook geen sprake was, was het kiesrecht. De steden werden eeuwenlang bestuurd door dezelfde families. Omdat je niet in het stadsbestuur terecht kon komen wanneer je niet ingeschreven stond, of van geboorte inwoner van de stad was, waren altijd dezelfde families aan de macht, die onderling ook wel zorgden dat ze aan de macht bleven. Ook op wat hoger niveau was het onmogelijk iets aan de machtverhoudingen te veranderen als je zelf geen macht bezat. Het gewone volk had helemaal niets in te brengen. Alle gewesten van de Republiek vielen onder het bestuur van de Staten Generaal. De stadhouder, bestuurder van een gewest, had het laatste woord in de Staten-Generaal, bij benoemingen en was opperbevelhebber van leger en vloot. De functie van stadhouder werd sinds de opstand bekleed door een lid van het Huis van Oranje. Zolang de machthebbers elkaar de bal toespeelden, was er geen sprake van inspraak bij het bestuur. De enigen die kiesrecht hadden in de Republiek, waren de mensen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, de wat rijkere Republikeinen, en zo wilden de bestuurders het graag houden.
In Frankrijk werd het gebrek van inspraak in bepaalde zaken bij de derde stand ook een probleem. Tijdens een bijeenkomst van de Staten-Generaal in 1789, iets wat de koning al lang niet meer gedaan had, riep de derde stand zich uit tot Nationale vergadering en weigerde daar iets aan te veranderen voordat Lodewijk XVI besloot een grondwet op te stellen.
Economisch
Na de Gouden Eeuw was er een gevoel van malaise ontstaan dat zich ook handhaafde op economisch vlak. Men vergeleek alle zaken constant met die uit de Gouden Eeuw en constateerde dat de welvaart ongelooflijk was afgenomen. Ook bezoekers uit het buitenland meenden dat de Republiek haar beste tijd gehad had. De Engelsman James Boswell schreef in een brief aan zijn vriend William Temple:
?De meest grote steden verkeren in een droeve staat van verval en in plaats van werk voor elke sterveling kom je horden arme drommels tegen die in ledigheid van honger omkomen. Utrecht is opmerkelijk verkommerd. Er zijn hele stegen vol stumpers die zich met niets anders in leven kunnen houden dan met aardappelen, jenever en iets dat ze thee en koffie noemen? Je ziet dat de zaken er hier heel anders voorstaan dan de meeste mensen in Engeland denken. Zou de heer William Temple sr. deze gewesten opnieuw bezoeken, dan zou hij nauwelijks kunnen geloven welke verbazingwekkende veranderingen ze hebben ondergaan.? [1]
Toch heerste er nog veel welvaart. De geldhandel kwam tot bloei en steeds meer kapitaal werd gestoken in buitenlandse effecten. De Republiek was wezenlijk niet armer dan voorheen, maar omdat de omstandigheden veranderd waren, was de oude glorie niet meer te herstellen.
De economie van de Republiek was in de 17e eeuw berust op de stapelmarkt. Het gewest Holland en dan vooral Amsterdam had de functie van een soort tussenmarkt gehad. Schepen vanuit de hele wereld losten hun goederen in Amsterdam, daar werden ze opgeslagen, voordat ze verkocht werden. Soms werden de goederen ook nog eerst bewerkt voordat ze wederom verscheept werden; Amsterdam was een waar distributiecentrum. Niet alleen Amsterdam had baat bij deze vorm van handel drijven, de nijverheid in de verre omtrek van Amsterdam kon een graantje meepikken. Toen de omstandigheden veranderden had de industrie veel moeite zich aan te passen, omdat deze altijd op de stapelmarkt gericht was geweest. De economische veranderingen leidden tot een heel andere welvaartsverdeling, waardoor de nijverheid en de visserij het niet meer bij konden benen. Dit leidde tot een grote toename van het aantal werklozen, vooral in het westen. Omdat de mensen dachten dat ze het op het platteland beter zouden hebben, liep het inwoneraantal van de steden terug. Een andere reden voor de toename van de werkloosheid was dat, nu de economie veranderde, mensen zich op geldhandel en commissiehandel gingen richten. Bij deze vorm van handel heb je weinig mankracht nodig en omdat het geld nu helemaal geconcentreerd raakte bij een kleine groep mensen, werden de verschillen in inkomsten en bezit steeds groter. Bij deze vorm van handel kregen vooral de kleine bankiers, veel kooplieden en de middenstand het zwaar te verduren.
De verandering in de economie was ontstaan toen de Europese landen besloten het heft in eigen handen te nemen. Handelsvloten werden gebouwd, en de goederen werden zelf van het ene naar het andere punt vervoerd, zonder nog aan te meren in het veel te dure Amsterdam. Hoewel het vooral voor buitenstaanders slecht leek te gaan met de Republiek viel het allemaal best mee. Het aantal schepen was niet afgenomen, en de in- en uitvoer waren nog steeds hetzelfde. Het ging alleen relatief slecht met Nederland omdat alles met de verhoudingen van de Gouden Eeuw vergeleken werd. Engeland bijvoorbeeld vervijfvoudigde de in- en uitvoer. De handel in de Republiek stagneerde en de goede ouwe tijd zou zeker niet meer overtroffen worden.
In Frankrijk was de economische situatie zeer slecht tot de Franse Revolutie. Het volk leed honger terwijl de koning en zijn hofhouding er warmpjes bijzaten. Vooral onder het bewind van de ?Zonnekoning? Lodewijk XIV had het volk het zwaar te verduren. Hoe het precies zat met de economie en wat voor verbeteringen er precies ontstonden na de Franse Revolutie kan ik niet opmaken uit mijn bronnen.
Sociaal
Nederland werd een calvinistische, gereformeerde staat na de opstand tegen Spanje. De andere gelovigen mochten hun geloof uitoefenen maar konden bijvoorbeeld een bestuurlijke functie uit hun hoofd zetten. Geloven als katholicisme, jodendom, lutheranen, wederdopers en doopsgezinnen werden gediscrimineerd.
Het was ook niet mogelijk om gewoon te gaan en staan waar je maar wilde, je kon niet zomaar van het ene naar het andere gewest reizen. Ook was het onmogelijk je zomaar ergens anders te vestigen en je beroep uit te oefenen, want je kon alleen werken als je lid was van een gilde. Dit systeem van meesters en leerlingen was een handige truc om de concurrentie te beperken en te voorkomen dat een bepaald beroep oververtegenwoordigd werd.
In de 18e eeuw drongen de denkwijzen van de Verlichting door tot heel Europa. De ontwikkelde bovenlaag van de bevolking geloofde dat de maatschappij iets was dat je zelf kon vormen en dat het vormen tot doel moest hebben iedereen gelukkig te maken. Het geloof van mensen in vooruitgang en toekomst en het pleiten voor verdraagzaamheid was een duidelijk kenmerk van degenen die in de Verlichting geloofden en zich niet, zoals de staatskerk, achtergesteld voelden. De belangstelling voor de vorming van de maatschappij uitte zich bijvoorbeeld in de nieuwe ideeën over de opvoeding van kinderen en de nieuwe kijk op politiek, wetenschap, natuur en economie. Ook pleitte de Verlichting voor een andere bestuursvorm dan de originele door adel, regenten en de kerk. Er ontstonden allerlei nieuwe groepen en machtsverhoudingen; de regenten, de boeren en het lage volk uit de steden versus de intellectuelen en de burgerij.
Ook het nationale gevoel van malaise kan, naast de onrust over het regeersysteem, een oorzaak geweest zijn van het succes van de Verlichte manier van denken. Dit gevoel was sinds 1784 allen maar versterkt omdat er gedroomd werd van een lang vergane tijd; de Gouden Eeuw. Door de Vierde Engelse Zeeoorlog (1780-1784) -wellicht verloren door het sterke Engelse leger, door de jarenlange strijd tussen Nederlandse land- en zeegewesten over het besteden van de defensiegelden aan een vloot of landleger en door het sterk verwaarloosde leger en vloot- leed de Republiek zowel psychologisch als wezenlijk leed. De Engelsen dwongen uiteindelijk vrije vaart af op Oost-Indië, waar Nederland grote koloniën had, en nam definitief de plaats van de Republiek in als grootste zeevarende natie. Dit alles kwetste de trots van de natie en veroorzaakte een gevoel dat er veranderingen moesten plaatsvinden. De Republiek wilde niet overheerst worden door de grote mogendheden Frankrijk en Engeland en dit mondde uit in een binnenlandse strijd tussen Frans- en Engelsgezinden, die in een revolutie uit zou lopen.
Dat het hele concept van het Verlichtingsdenken in Frankrijk was ontstaan is niet vreemd, aangezien de koning daar een almachtig alleenheerser was. De Franse koningen, en dan vooral Lodewijk XIV, regeerden volgens het ?droit divin?, iets wat betekende dat ze geen verantwoording aan het volk af hoefde te leggen omdat God hen rechtstreeks de macht had verschaft. Alleen aan God zelf zou de vorst verantwoording af moeten leggen. Verlichte denkers vonden dit een zaak waar drastisch verandering in moest worden gebracht. Ook de belangrijke Verlichtingsdenkers Diderot en d?Alembert trokken het idee van het ?droit divin? en de daarmee samengaande ongelijkheid in twijfel. Zij stelden samen met alle verlichte Franse schrijvers een encyclopedie samen, die een kritische ondertoon op de samenleving en de verhoudingen van toen bevatte (deze encyclopedie was de eerste encyclopedie die ooit geschreven is). De Verlichte denkers wilden de macht van de koning beperken door een parlement op te richten waar de koning echt rekening mee diende te houden. En niet alleen in Frankrijk wilde men een verdeling van de macht, in alle Europese landen die met de Verlichting in aanraking kwamen verlangde men naar beter onderwijs, rechtvaardige rechtspraak en een bestuur waar medezeggenschap was door middel van kiescolleges.
Een wat ironisch aspect was dat de Verlichtingsdenkers de Republiek als voorbeeld zagen, terwijl de Republiek zich op Parijs concentreerde. Het onafhankelijkheidsbesef van de Republiek, de tolerantie van de verschillende godsdiensten en het feit dat er geen heersend vorst aan de macht was, werden geroemd door bijvoorbeeld Denis Diderot die in de 18e eeuw Nederland een bezoek bracht. Hij schreef:
??hier is iedereen zijn eigen heer en meester; de burgerlijke vrijheid plaatst alle inwoners op gelijke voet; de onaanzienlijke kant kan niet door de machtige worden onderdrukt, noch de arme door de rijke.? [2]
In Frankrijk leidde het Verlichtingsdenken tot de Franse Revolutie, waar het gezag op verschrikkelijke wijze de macht ontnomen werd onder de leus: ?liberté, égalité et fraternité? ofwel ?vrijheid, gelijkheid en broederschap?. In de Zuidelijke Nederlanden kwam er opstand ?Allez les Belges, weg met de keizer? (Keizer Jozef II van Oostenrijk) en men richtte burgerwachten op. In de Republiek werden vrijkorpsen opgericht en men richtte zich op Parijs.
Politiek
Omstreeks 1780 zorgde het systeem van burgers in een stad ervoor dat het bestuur eeuwenlang in de handen van dezelfde families lag. Je was burger door geboorte en anders kon je het worden door betaling en door je in te laten schrijven in het poortersboek. Als je geen burger was, had je niet de rechten van het stadsrecht, maar moest je je wel aan de plichten houden. Ook was het onmogelijk deel uit te maken van het stadsbestuur.
De verschillende gewesten van de Republiek werden bestuurd door de Staten-Generaal, een college van afgevaardigden uit de 7 gewesten. De Staten-Generaal zetelden in Den Haag en daar werden zaken van algemeen belang besproken zoals: buitenlands beleid, defensie, de toestand van de staatskas, het bestuur van de generaliteitslanden en het Landschap Drenthe en de zaken rondom de Verenigde Oost- en West-Indische Compagnie.
Per gewest werd een stadhouder benoemd. Die werd door de Staten-Generaal als opperbevelhebber benoemd van leger en vloot en de stadhouder kreeg op zijn beurt het laatste woord bij benoemingen en in de Staten-Generaal. Ondanks het feit dat de stadhouder in dienst van de Staten-Generaal was, kreeg hij, door het laatste woord te hebben, een zeer machtige positie toegeschoven. Het Huis van Oranje heeft sinds de opstand tegen Spanje gezorgd voor de stadhouders, waarvan Willem V de laatste was.
Door de evenredige vertegenwoordiging van de gewesten (één afgevaardigde per gewest) had elk gewest in theorie evenveel te vertellen. Daarbij kwam dat de gewesten op zichzelf staande staatjes waren, met hun eigen wetgeving, rechtspraak en muntrecht (het recht van steden en gewesten om een eigen munt te slaan), belastingen en tol. In de praktijk stonden de zaken er heel anders voor. Het gewest met het meeste geld was het gewest met de meeste macht. Omdat het gewest Holland meer dan de helft van de defensiekosten van de Republiek betaalde, kon het meestal zijn zin wel doordrijven, omdat het anders gewoon dreigde de financiering stop te zetten.
Elk gewest werd op zijn beurt weer bestuurd door een Staten-Provinciaal. De Staten-Provinciaal waren vergelijkbaar met de Staten-Generaal. Het bestond uit de plaatselijke adel en het bestuur van de steden, die dan een afgezant stuurden om over een bepaalde kwestie te stemmen. Zo?n opdracht werd een last genoemd en wanneer er in de Staten-Generaal iets besproken werd waarvoor de afgezant geen last had, moest hij weer helemaal terug om verslag uit te brengen aan de Staten-Provinciaal, wat ruggespraak werd genoemd. Deze werkwijze mag dan zeer omslachtig overkomen, het voorkwam dat de macht in de handen van de afgezant kwam te liggen.
Een factor dat moest helpen de besluiten van de Staten-Generaal zo eerlijk mogelijk te houden was het vetorecht. Als een van de gewesten het niet eens was met het te nemen besluit om welke reden dan ook, kon het besluit simpelweg niet genomen worden. Echter, omdat het gewest Holland constant financiële druk uitoefende op een dwarsliggend gewest om zijn zin te krijgen, werkte dit vetorecht niet helemaal zoals het hoorde.
Ondertussen werden de Zuidelijke Nederlanden door keizer Jozef II van Oostenrijk bestuurd. De ideeën van de Verlichting die door heel Europa de kop opstaken werden op heel eigen wijze toegepast door de keizer. Hij was hard tegen de kerk en gebruikte het geld, gewonnen door het opheffen van kloosters, voor het leger, de armenzorg en het onderwijs. Jozef II had zijn zinnen op een nieuw plan gezet; hij wilde nieuwe grenzen voor Zeeuws Vlaanderen, hij wilde Maastricht en hij wilde een open Schelde. Omdat Amsterdam vreesde voor haar eerste positie als belangrijke haven riep deze de hulp in van Frankrijk en het escaleerde bijna. Uiteindelijk mondde het onder leiding van Frankrijk uit op een verdrag en de Schelde bleef gesloten.
Vooral gedurende de 17e en 18e eeuw was de Republiek verdeeld in twee kampen, namelijk de prinsgezinden en de staatsgezinden. De staatsgezinden waren het niet eens met het centrale gezag van de stadhouder. Zij wilden een handhaving van de macht van de gewestelijke staten. Vooral de lokale bestuurders, de regenten en de intellectuelen stonden achter deze mening en zij gingen zichzelf in het eind van de 18e eeuw patriotten noemen. Ze wilden de maatschappij democratischer maken en keerden zich zowel tegen de stadhouder als tegen de corrupte regenten. De staatsgezinden konden onderling ook nog in 2 groepen onderverdeeld worden, namelijk een groep die werkelijk uit was op veranderingen en een groep die alleen maar de macht van de stadhouders wilden beperken.
De reden van de middenstanders om de patriotten aan te hangen was, dat ze vreesden elk moment zelf de consequenties van de slechte economie te ondergaan. Intellectuelen vonden hun drijfveer meer in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring, voortgekomen uit de Amerikaanse Revolutie (1776), waarin alle verlichte ideeën goed waren weergegeven.
Een persoon die al ruim voor het wezenlijke ontstaan van de twee kampen de gevoelens van onvrede , waarschijnlijk alleen maar versterkt door de Engelse Zeeoorlog, verwoordde, was de Overijsselse baron Joan van Derk van der Capellen tot den Pol. Hij vereenvoudigde de ingewikkelde kwestie tot een simpele tegenstelling: de natie, het volk, tegenover de almachtige stadhouder die voorrechten aan bepaalde groepen verstrekte. Het begon in 1781 met een pamflet wat onrust in de gehele Republiek veroorzaakte. Een anonieme schrijver had ?Aan het volk van Nederland? gepubliceerd en verspreid in de grote steden. De beloning die de Staten van Holland uitloofden omdat zij vonden dat hun gezag ondermijnd werd, vergrootte de aantrekkingskracht van het illegale pamflet alleen maar. Het opvallende van het pamflet was dat het een uiting was van een eenheid, een natie. Met het volk van Nederland bedoelde van der Capellen niet de eerste de beste arbeider, hij doelde op ambachtslieden, winkeliers en kooplieden. In het pamflet werd met 4 belangrijke punten opgeroepen tot opstand tegen Oranje:
1. Ten eerste meende van der Capellen dat het onjuist was voor het volk een voorbeeld te nemen aan hun voorouders. Die hadden zich immers alleen maar laten knechten door de prinsen van Oranje. Het was beter het vrije volk der Bataven als voorbeeld te nemen, die hadden tenminste gevochten voor hun vrijheid (Dat de opstand was neergeslagen deed er verder niet toe).
2. Ten tweede wilde van der Capellen dat de bewoners van de steden en dorpen voor vertegenwoordigers kozen, zodat de prins gecontroleerd zou worden (Dit punt was opgesteld omdat Willem V zijn pro-Engelse hofhouding de schuld had gegeven van het verloop van de Engelse Zeeoorlog).
3. Ook eiste de baron vrijheid van de drukpers. Wanneer iedereen kon schrijven wat hij wilde kon het volk op de hoogte blijven van de (wan)daden van de volksvertegenwoordigers.
4. Als laatste wilde de baron dat het volk zichzelf ging bewapenen. Als het volk goed bewapend was, was het tenminste niet meer voor zijn vrijheid en veiligheid afhankelijk van het huurleger van Willem V.
Wat misschien nog wel belangrijker was dan de 4 punten was, dat de baron op deze manier eindelijk de vele tegenstanders in de Republiek verenigd had, door de gevoelens die nog nooit zo duidelijk op een rijtje gezet waren uit te spreken.
Een van de punten had van der Capellen al snel min of meer voor elkaar. De patriotten richtten allerlei blaadjes op zoals de ?Politieke Kruijer? en de ?Post van den Neder-Rhijn? waarin zijn ideeën verspreid werden. De schrijvers die genoeg lef hadden om hun naam onder de teksten te zetten werden echter onmiddellijk bestraft.
De prinsgezinden hadden een centrale rol voor de stadhouders in gedachten. Deze groep bestond uit de adel, het lagere, armere volk en natuurlijk de stadhouders. Het armere volk was het hier mee eens omdat het in het Oranjehuis een tegenwicht voor de regenten, die hen over het algemeen slecht behandelden, zag. Het Oranjehuis zelf, en dan met name Willem V, houdt zich gedekt en moet niets hebben van de patriotten. Het Oranjehuis heeft de steun van Engeland verloren en ook de Oranjeklanten zijn zwak en verdeeld. Teveel oranjegezindheid wordt uiteraard niet gewaardeerd door de stadhouders.
De tegenstelling tussen prins- en staatsgezind werd des te meer benadrukt wanneer, na rellen en plunderingen van de patriotten, Frankrijk tegen de Prins ijvert en Engeland Pruisen opstookt. Een andere tegenstelling werd hierdoor zichtbaar: de landgewesten waren omstreeks 1780 prinsgezind terwijl de zeegewesten staatsgezind waren. Dit was ontstaan omdat de landgewesten, en dan met name Gelderland Groningen en Overijssel, een sterk landleger wilden en voldoende macht voor de pro-Engelse prins. Het landleger was van belang omdat de landzijde een bedreiging vormde. Omdat de zeegewesten zich meer druk maakte om hun handelsbelangen wilden zij alles investeren in een sterke vloot, en, omdat Engeland als concurrent werd gezien, de banden aanhalen met Frankrijk. En dat gebeurde ook. Frankrijk steunde de patriotten, Engeland de prinsgezinden en de spanning liep op. En dit alles alleen omdat er onenigheid was over het buitenlandse beleid dat er gevoerd moest worden. Er ontstonden rellen en de kleur Oranje wordt verboden. Een leuk voorbeeld daarvan is dat de oranjewortels voortaan peentjes genoemd moeten worden en prinsessenboontjes heten voortaan slaboontjes.
Sommigen waren het niet eens met het beleid van Willem, die niets deed. Hij was besluiteloos en miste staatkundig inzicht. De Staten van Holland onthieven hem zelfs van zijn commando over het garnizoen van Den Haag in 1785. Uiteindelijk trok hij met een leger op tegen Hattum en Elburg, waar de patriotten in opstand waren gekomen. Er werden in verschillende steden exercitiegenootschappen opgericht om de woorden in daden om te zetten. De vrijwilligers die zich in de dorpen gevestigd hadden, sloegen op de vlucht en de troepen van de Prins gingen aan het plunderen. Ondanks dat Hollandse troepen naar de Prins overliepen (hier kregen ze wel soldij) twijfelde de prins of hij Holland moest binnenvallen.
Ondertussen hadden de leiders van de burgerij een aantal eisen op tafel gelegd, omdat ze een einde wilden maken aan de eenzijdige macht van het bevoorrechte groepje van de prins dat onderling de macht verdeelde. Door de onrust die hierdoor ontstond durfde Willem V niet meer terug te gaan naar Den Haag. Wilhelmina ging wel en werd tegengehouden op de weg naar Gouda. Wilhelmina?s broer, Frederik Willem II van Pruisen, eiste genoegdoening voor het beledigen van zijn zus en stelde een ultimatum aan Holland. September 1787 herstelde het Pruisische leger het gezag van Willem en de patriotten trokken naar het buitenland na een aanval op Amsterdam. Door de ontwikkelingen in Frankrijk maakten de jonge patriotten plannen voor een nieuwe opstand.
Dat er veranderingen moesten komen wist iedereen, maar omdat Pruisen en Engeland het stadhouderschap van Willem garandeerden, zou de eerste stoot vanuit Frankrijk moeten komen. De drang naar verandering was ook de enige overeenkomst tussen de 2 kampen: de staatsgezinden en de prinsgezinden.
En die verandering werd in beweging gezet met het aanvangen van de Franse Revolutie. De regering van Lodewijk XVI ging bergafwaarts; zelfs de boeren kwamen in opstand tegen de pacht en de belasting. Lodewijk besloot in 1789 de Staten-Generaal bij elkaar te roepen, iets wat sinds 1614 niet meer voorgekomen was, om te overleggen in de zaal van Versailles. De adel en de geestelijkheid begrepen nog steeds niet dat er een nieuwe periode aangebroken was en bleven vasthouden aan de oude voorrechten. Omdat de derde stand niet kreeg wat ze wilden, riepen ze zich uit tot Nationale Vergadering om een grondwet af te dwingen. In juli 1789 bestormde het volk de Bastille en de Revolutie was in alle hevigheid losgebarsten. Naast de Bastille werden vele kastelen bestormd en de horigheid werd afgeschaft. Omdat het nationale gevoel van de Fransen weer opgelaaid was en de buitenlandse houding hen tegenzat, verklaarde Frankrijk in 1792 de oorlog aan Oostenrijk.
Omdat de Republiek nu een pro-Pruisische en een pro-Engelse koers volgde en daarbij goede betrekkingen met Oostenrijk onderhield, raakte ook Nederland in oorlog met Frankrijk. Na aanvankelijke verliezen bezetten de Fransen de Zuidelijke Nederlanden in 1792 en de Oostenrijkers ontruimden Brussel. De Belgen bereidden verkiezingen voor, maar omdat zij niet wisten hoe en op wie te stemmen namen de Fransen het voogdijschap over België op zich. Dit veroorzaakt natuurlijk protesten en de chaos nam toe. Ondertussen rukten de Fransen op naar de Republiek onder leiding van de patriot Daendels. De Engelsen boden hulp aan de Republiek en de Oostenrijkers begonnen een nieuw tegenoffensief. De Franse troepen trokken zich terug en de Oostenrijkers bezetten België.
In Frankrijk openden lang niet alle steden hun poorten voor de revolutie en bijvoorbeeld Toulon werd gebombardeerd door de jonge Napoleon Bonaparte. Een Engels expeditieleger ging aan land bij Duinkerken en ook Pruisen en Oostenrijk maakten zich op voor een nieuwe aanval op Frankrijk. Maar dan worden de Engelsen uit Duinkerken verdreven in een bewonderenswaardige onverzettelijkheid en Frankrijk startte een nieuw offensief tegen het noorden. De generaals Jourdan en Pichegru werden ingezet en onder de leiding van Pichegru vielen de Fransen de Republiek binnen in de winter van 1794-1795. De Staten-Generaal hadden nog steeds liever een rechtvaardige oorlog dan de vrede, ondanks de wankele positie van vrijheid en godsdienst. En de oorlog ging ook door. In december nam Pichegru Staats-Brabant en Staats-Vlaanderen in en trok de bevroren rivieren over richting Utrecht. Ondertussen hield Jourdan zich met de Oostenrijkers bezig die, net als de Engelsen, steeds verder verdreven werden. Zij aan zij met de Fransen vocht een Bataafs legioen van patriotten die in 1787 in ballingschap waren gegaan. In tal van plaatsen namen geheime revolutionaire clubs de macht over en namen de plaatsen in van de zittende regenten. Zij noemden zich representanten van het volk. De patriotten zagen de komst van de Fransen als een bevrijding, een nieuw tijdperk. Op 18 Januari 1795 ging het Huis van Oranje in ballingschap.
Bijvraag 2
Wat was het beleid van de Franse bezetters? (periode ± 1795 tot ± 1814)
Juridisch
In 1795 werden er 9 departementen gevormd, met commissarissen aan het hoofd. Omdat er nu sprake was van Franse overheersing kwam er ook een nieuwe grondwet. Er kwamen Franse wetten op: het lokale bestuur, de registratierechten, het douanewezen, de gendarmerie, het zegelrecht en de rechtbanken. Omdat er zoveel nieuwe ambten zijn ontstaan was het moeilijk om geschikte kandidaten te vinden die de posities konden bekleden. Het ?nieuwe Regime? kwam tot stand en zaken als feodale / heerlijke rechten, adellijke titels, gilden, galeistraf en verbanning vervielen.
Ook werd de dienstplicht ingevoerd, zowel als verschillende belastingen (bijvoorbeeld voor grond, voor personen, op roerende zaken, douanerechten, op patentrechten en accijns op tabak wijn en bier).
Zodra de nieuwe grondwet was ingevoerd, was de nationale eenheid een feit. De patriotten hebben heel wat tot stand gebracht. Er kwamen wetten als de (inkomens)belastingwet en het onderwijs werd verbeterd. Ook kwam er een trapsgewijs kiesstelsel.
Generaal Bonaparte deed in 1799 een greep naar de macht en hij betrok uiteindelijk de herstelde Tuilerieën, de vertrekken van de oude Franse koningen. Onder zijn bewind kregen de rechters geen geld en werden er veel archieven vernield. Dit onder het mom dat ze volgens de Fransen geen nut hadden voor de maatschappij. Er was sprake van Franse willekeur, van schendingen van het briefgeheim en de kranten werden aan banden gelegd. Ook werd de conscriptie ingesteld, waarbij door loting aan alle 20-jarige mannen dienstplicht konden worden opgelegd.
Ook stelde Napoleon zich boven de regering die het land zo onbestuurbaar had gemaakt en toonde zich nationaal. Het strafrecht, burgerlijk recht en het handelsrecht kregen een hele nieuwe koers: de ?Code Napoleon?. Deze code bleef tot ver in de 19e eeuw en bevatte de belangrijke onderwerpen: de garantie van persoonlijke vrijheid, de rechtsgelijkheid van burgers, recht van particulier eigendom, burgerlijk huwelijk en echtscheiding. Er kwam eenheid in het muntstelsel en de posterijen werden naar Frans voorbeeld gevormd. Ook kwamen eindelijk nationale zaken aan de orde, zoals de ontginning van de woeste gronden, de verbetering van het gevangeniswezen en de drooglegging van het Haarlemmermeer.
Omdat het kiesrecht van 1798 tot 1805 steeds meer beperkt werd, was het voor de Amsterdamse advocaat R.J. Schimmelpenninck mogelijk min of meer als dictator te regeren. De beperking van het kiesrecht uitte zich in het feit dat alleen mensen die een bepaald bedrag aan directe belastingen betaalden, mochten stemmen. Maar sinds de stemmingen niet meer in het geheim plaatsvonden, was de interesse drastisch gedaald.
Economisch
Door de Franse maatregelen was de armoede ontstellend. De Franse troepen hadden de zuidelijke Nederlanden leeggeplunderd. In de landbouwstreken was er een groot gebrek aan arbeidskrachten en in Amsterdam waren duizenden werklozen. Door geldgebrek in Parijs werd er beslag gelegd op kerkelijk bezit wat niet vreemd was, aangezien men in Parijs dacht dat er vele rijkdommen in de Republiek te halen waren. Leden van de Franse Nationale Conventie kwamen naar Den Haag en dienden forse declaraties in, wat kwaad bloed zette bij het volk.
De verarming werd vooral veroorzaakt door het stilliggen van de handel en het verkeer. Ondertussen had Engeland Ceylon ingenomen en de bezittingen in (Oost-)Indië en de Kaap zouden weldra volgen. Door deze overname waren de Engelsen oppermachtig in dat gebied.
De Fransen besloten dat ze Engeland aan wilden vallen via Ierland en vroegen een geldsom van 3.000.000 aan de Bataafse Republiek in ruil voor steun bij de verdediging van de Kaap.
Dan komt er rond 1799 een nieuw bewind; de Republiek kreeg de status van een Franse provincie. Parijs bepaalde nog wel de lijnen van de buitenlandse politiek en het binnenlandse bestuur. Door het nieuwe bewind was de Republiek nu wel vrij, maar er heerste geen welvaart. Een derde van de Amsterdamse bevolking moest van de bedeling leven en werkloosheid heerste alom. Ondertussen legde Lieven Bauwens uit Gent de basis voor de industrialisatie en onder Napoleon bloeide de nijverheid op onder de stelregel: leven en laten leven. Engeland als machtige handelsnatie voelde zich bedreigd door de opbloeiende industrie die in de Republiek gaande was.
Omstreeks 1806 werd het Continentaal Stelsel, een totale blokkade van Engeland, opgesteld, waarbij alle Engelse koopwaar verbeurd werd verklaard. Elk schip dat Engelse handelswaar vervoerde werd vogelvrij verklaard, wat betekende dat je je leven en je handelswaar kwijtraakte als je betrapt werd. Dit stelsel leek heel goed te zijn voor België; de mechanisatie werd doorgevoerd en de nijverheid nam toe. Voor Nederland pakte het Continentaal stelsel echter minder positief uit. In 1805 kwamen er nog 2500 schepen in de haven van Amsterdam, in 1808 slechts 390 en in 1811 geen enkel schip meer. Hierdoor ontstand een levendige smokkelhandel, waarvoor Lodewijk de ogen sloot. Eerder had hij ook al geprotesteerd tegen het Continentaal stelsel, tot ergernis van zijn broer Napoleon. Napoleon pikte het niet en Franse douaniers werden aangesteld om de Hollandse douane naar Frans voorbeeld te moderniseren.
Een andere financiële kwestie waar ook nogal wat ophef over was, was de tiërcering, de aflossing van de staatsschuld. Omdat het staatsinkomen 43 miloen gulden was en de jaarlijks te betalen rente 40 miljoen gulden, was er sprake van een wanverhouding. Omdat de staat slechts 3 miljoen gulden overhield om een jaar lang alles van te betalen, moest er opnieuw geleend worden, wat de schuld weer vergrootte. Het ontbreken van de betaling, samen met de invoering van een hoop belastingen, riep veel protesten op. Napoleon maalde hier helemaal niet om, zijn beleid werd niet veranderd.
In januari 1807 werd Daendels tot gouverneur-generaal van Indië benoemd en kreeg tot doel de Engelsen weren uit Java. Met behulp van dwangarbeiders bouwde hij kazernes en forten bij Batavia. Bij de aanleg van een 1000 kilometer lange postweg over Java crepeerden veel inlanders en daarbij verprutst hij ook nog eens de handel. Omdat hij toch veel winst opstreek wordt hij ontheven en ging terug naar de Republiek.
In 1810 stond er een proclamatie in de krant waaruit een vrije economie voortkwam. Door de vrije lonen en prijzen kwam er veel uitbuiting voor en de werkloosheid nam toe.
Sociaal
Zelfs na de Franse ingrepen betreffende de staatsgrepen van 1795, was de publieke opinie nog steeds niet anti-Frans. In het noorden waren de patriotten zelfs nog in de waan dat zijzelf een nieuwe maatschappij gingen grondvesten en dat de Fransen de onafhankelijkheid van de natie zouden eerbiedigen. Een uiting van de bijna pro-Franse instelling kwam voor in 1799 toen de Engelsen met de Russen op Noord-Holland landden. De Engelsen hadden een spontane opstand tegen de Fransen verwacht, maar het volk leek niet van plan ook maar iets aan de Fransen te doen. Na een aantal gevechten aan de kust scheepten de Engelsen weer in om nog geen twee maanden na de aankomst weer naar Engeland te vertrekken.
Toch namen de Fransen de macht over, dit keer zonder veel geweld. Dat is ook de reden dat er onder de Fransen over de ?Fluwelen Revolutie? gesproken werd; geen bloed en guillotines, geen opgezweepte menigte die regeringsgebouwen bestormde, geen gejoel en geen brandstichting. Daarbij kwam dat de mensen die nu de macht in handen kregen, de rijke burgers, zelf ook niets moesten hebben van geweld en vooral de godsdienst wilden ontzien. En dat lukte ook, doordat de paus en Napoleon een verdrag sloten, waardoor de kerken weer opengingen.
Wel ontstond er een tweedeling; namelijk de unitaristen, die het land als één en ondeelbaar beschouwden, en de federalisten, die ondanks de eenheid de zelfstandigheid van de gewesten wilden handhaven. Door de diversiteit onder de volksvertegenwoordigers kwamen ze niet tot een grondwet en er was geen brood op de plank.
Omdat het kiesrecht steeds meer beknot werd, in de periode van 1798 tot 1805, en het stemmen niet meer in het geheim gebeurde, had de bevolking alle interesse verloren. Die onverschilligheid laat de onvrede van het volk zien.
Omdat Schimmelpenninck niet voldeed aan de eisen van Napoleon, dwong hij de Republiek zijn broer Louis aan te stellen als koning. In plaats van protest tegen de bonapartische monarchie, reageerde het volk gelaten. Het had in de afgelopen periode genoeg te verduren gehad en door de moeite die het volk had haar hoofd boven water te houden, hielden ze zich niet ook nog eens met politiek bezig. Iets wat Louis wel versterkte was het gevoel van nationale saamhorigheid door het ?Algemeen Rijksarchief?, een nationale ?Koninklijke Bibliotheek? en een ?Rijksmuseum? op te richten. Ook de betrokkenheid van de koning, die twee rampen tot nationale ramp uitriep, geld inzamelde, de gebieden een bezoek bracht en een handje hielp, versterkte dat gevoel alleen maar. De betrokkenheid van Louis, die ondertussen zijn naam in Lodewijk had veranderd en de Nederlandse taal onder de knie probeerde te krijgen, maakte dat hij populair werd bij de bevolking. Wel werd hij eerst de lamme koning genoemd, omdat hij als een marionet van Napoleon werd gezien.
In de jaren 1810 tot 1813 was Nederland min of meer ingelijfd bij het bonapartische rijk, maar er is nooit sprake geweest van een volledige inlijving bij Frankrijk. De positieve en negatieve maatregelen die in die periode genomen zijn, hebben echter alleen maar het gevoel van saamhorigheid onder de Nederlandse bevolking versterkt.
De patriotten uit de tijd van de Franse overheersing beschouwden het patriottisme niet als landverraad, omdat de begrippen nationalisme en vaderlandsliefde nog niet zulke vaststaande begrippen waren. Het enige doel was geweest de Republiek de glorietijd van de Gouden Eeuw te laten herleven. En omdat men ook niet zat te wachten op een Engelse overheersing waarbij Willem V de Republiek weer zou leiden, was er weinig keuze. En de patriotten hebben toch het een en ander tot stand gebracht. Er zijn nieuwe wetten ingevoerd betreffende belasting, onderwijs en kiesrecht, alleen de onafhankelijkheid ging, door toedoen van buitenaf, verloren. Aan de andere kant, toen de idealen waar de patriotten voor gestreden hadden verloren gingen, vervielen zij in de gewoonten die zij eerst zo fel bestreden.
Politiek
Omdat er armoede heerste, door de plunderingen van het Franse leger, deden de Fransen een stapje terug en voerden ze hervormingen door. Op 1 oktober 1795 werden het prinsbisdom Luik, de Oostenrijkse en de Spaanse Nederlanden ingelijfd. Er werden 9 departementen, geleid door commissarissen, samengesteld en er kwam een nieuwe grondwet. Het lokale bestuur, de registratierechten, het douanewezen, de gendarmerie, het zegelrecht en de rechtbanken werden aangepakt. Daardoor ontstond het probleem alle nieuwe ambten op een geschikte wijze in te vullen.
Het ?Nieuwe Regime? was ontstaan en allerlei oude zaken, als heerlijke rechten, adellijke titels, pijnbanken, verbanning en galeistraffen, werden afgeschaft, samen met de aanschaffing van de dienstplicht en de belastingen en accijns. Omdat mensen steeds een grotere hekel kregen aan het Regime, werden in België (beperkte) verkiezingen gehouden om hogere rechters en ambtenaren in elk departement te benoemen. Hierdoor viel het volk de echt Fransgezinden af en kwamen op de bestuurlijke plekken alleen gematigd pro-Fransen te zitten.
Dan komt er, door de staatsgreep van 1797, een harder bewind. De gematigde bestuurders werden overrompeld en de verkiezingen werden ongeldig verklaard.
In het noorden geloofden de patriotten nog steeds dat de Fransen niet op een overheersing uit waren en ze brachten de revolutie tot stand. Dit keer geen gewelddadige slachtpartij, maar, volgens de Fransen, een ?Fluwelen Revolutie? zonder guillotines, bestormingen van regeringsgebouwen en vernielingen. Bij de Fransen werd alleen aangedrongen op het behoud van de godsdienst en het oude regeringssysteem werd voortgezet onder Franse leuzen.
Voor de viering van de nieuwe tijd plantten de patriotten een vrijheidsboom op de Dam (Plein van de Revolutie) en er werden verschillende comités opgericht; Révolutionaire, Algemene Waakzaamheid, Algemeen Welzijn, Koophandel en Zeevaart.
Ook de rechten van de mens werden afgekondigd zodat iedereen een stem kreeg in de wetgevende vergadering van de nieuwe maatschappij. Maar, zo hebben de volksvertegenwoordigers al snel besloten, met voorwaarde dat alleen de gegoede burgerij stemrecht had. Wel was er godsdienstvrijheid in plaats van de bevoorrechte positie van de Hervormde Kerk. Het stadhouderschap, het livrei, het Wilhelmus en Oranje werden afgeschaft.
De Fransen onderhandelden ondertussen over de onafhankelijkheid van de Republiek en men kwam tot een verdrag (Haags verdrag) in mei 1795. Hierin staat dat er afstand gedaan moest worden van Staats-Vlaanderen, Venlo en Maastricht; dat er een garnizoen kwam bij Vlissingen en dat ze van de haven gebruik mochten maken. Verder moest de Republiek 100.000.000 bijdragen aan de Franse zaak en er kwam een alliantie met Frankrijk, dus oorlog met Oostenrijk en Engeland. Ook moesten 25.000 Franse soldaten onderhouden worden.
In Den Haag verliep alles traag en er was onrust. Alle ambtenaren moesten een eed van de revolutie afleggen en de Oranjegezinden werden ontslagen. Er moest eigenlijk een Nationale Vergadering komen, maar dat werd bemoeilijkt door de verdeeldheid tussen Federalisten, Unitaristen en Moderisten. Uiteindelijk kwam de Nationale Vergadering met 126 districten, elk met 30 grondvergaderingen waarin het volk de kiesmannen en hun plaatsvervangers aan mochten wijzen. Op de eerste echte Vergadering werd het vormen van een grondwet bemoeilijkt door de kleurrijke samenstelling en het uiteindelijke resultaat was een compromis van compromissen.
Parijs had besloten dat er een aanval op Engeland gedaan moest worden via Ierland en dat Nederland daar 3.000.000 (weliswaar voor steun bij de Kaap) aan bij zou dragen. De Hollanders besloten zelf een vloot op te brengen en het uiteindelijke uitvaren liep uit op de slag bij Kamperduin (oktober 1797).
De unitaristen pleegden een staatsgreep, de federalisten werden verdreven en er kwam een Uitvoerend Bewind naar Frans model. Na veel gepruts en beïnvloeding van de grondvergaderingen werd de nieuwe grondwet aangenomen en daarmee was de nationale eenheid een feit. Ondertussen ging er voor de 2e maal een delegatie naar Parijs om toestemming te vragen voor een staatsgreep.
Ondertussen werden enkele gevechten gevoerd tussen Daendels en de Russen en de Engelsen. De Nationale Garde verjoeg de Oranjegezinden en de prins keerde terug naar Engeland. Dan komt er een nieuw bewind: de Republiek kreeg de status van een Franse provincie en Parijs betaalde de buitenlandse politiek en het binnenlandse bestuur.
De Zuidelijke Nederlanden, die niet als provincie beschouwd werden, werden ingelijfd nadat Napoleon de Tuilerieën betrok in februari 1799 [3] . De commissarissen legden hun wil op in de departementen. Na een opstand volgde de staat van beleg en de conscriptie, dienstplicht door loting voor alle 20-jarige mannen, werd streng nageleefd. Deze situatie verbeterde enigszins toen Napoleon aan de macht kwam. Hij stelde zich boven de partijen en toonde zich nationaal. Het strafrecht, burgerlijk recht en het handelsrecht werden herzien in de Code Napoleon. Ook verbeterde hij de infrastructuur en werd de onderwijsvernieuwing voorbereid. Maar de Belgische departementen bleven deel van de politiestaat en er was geen vrijheid van drukpers meer.
In maart 1802 dwong Napoleon de vrede van Amiens af, na Oostenrijk en Engeland verslagen te hebben. Napoleon werd consul en de ontwikkelingen van de Franse Revolutie kwamen tot een eind. Van een Nationale Vergadering is men naar 1 Consul, Napoleon, gegaan; een dictatuur ontstand. Vergelijkbare ontwikkelingen volgden in de Republiek: steeds meer centralisatie in plaats van democratie en steeds meer verzoening tussen de patriotten en de Oranjegezinden.
Willem V nam genoegen met het leiderschap over Oranje-Fulda, een gebied wat Napoleon hem heeft gegeven, en stierf in 1806. Ondertussen maakte Napoleon het de Republiek veel te moeilijk met zijn zware verplichtingen, de enorme staatsschuld en het ruime begrotingstekort. Hij wilde Antwerpen op alle mogelijke manieren versterken voor een aanval op Engeland. Hij wilde daarbij de hulp van de Republiek, die protesteerde omdat deze neutraal wilde blijven. Er was geen geld voor de steun aan Napoleon. Napoleon stelde tiërcering van de staatsschuld vast, zodat nog slechts 1/3 van de rente betaald hoefde te worden, de belasting ging omlaag en de huizen van hen die de belasting nog steeds niet konden betalen werden geveild.
Napoleon kreeg genoeg van de tegensputterende Republiek en gaf de leiding aan Rutger Jan Schimmelpenninck. Onder zijn bewind werden allerlei maatregelen voor de invasie van Engeland getroffen, maar Napoleon was nog steeds niet tevreden. Hij dwong de Republiek Louis als koning te accepteren, want anders was inlijving het gevolg. Op 5 juni 1806 werd hij koning.
Ondanks zijn goede bedoelingen met het Nederlandse volk (hij veranderde zijn naam van Louis in Lodewijk, hij richtte allerlei culturele instellingen op en wierp zich bij nationale rampen op als beschermer van het volk) kon hij niet tegen het bewind van zijn broer op en het volk noemde hem de ?Lamme Koning?. Toch ging hij op zijn manier wel tegen Napoleon in. Door het Continentaal Stelsel was er veel smokkel van Engelse goederen langs de kust, en Lodewijk sloot de ogen. Napoleon had er genoeg van en vormde de Nederlandse douane naar het Franse voorbeeld.
Daendels werd benoemd tot gouverneur-generaal van Java en voerde daar een aantal drastische veranderingen door, waar de bevolking heel wat van te lijden had. Toen hij terugging naar de Republiek namen de Engelsen Java over, en de bevolking daar kwam van de regen in de drup (1810).
Met de Republiek zelf ging het ook wat minder. Parijs werd steeds strenger en wilde een strikte nakoming van de blokkade en 30.000 soldaten. Hoewel Lodewijk zich zo nu en dan verzette tegen Napoleon, werd inlijving bij Frankrijk onafwendbaar. Na een paar gevechten in het huidige Zeeland, waarbij de Engelsen bijna een stuk van de Fransen bevrijdden, vond Napoleon het tijd voor drastischer maatregelen. Lodewijk en Napoleon hadden ruzie en toen Napoleon met een flink leger op de proppen kwam, nam Lodewijk de benen en werd de Republiek ingelijfd. In juli 1810 stond de proclamatie in de ?Koninklijke Courant?: Holland is verenigd met het keizerrijk; Amsterdam is de derde stad van het keizerrijk; de senaat telt 6 leden, de staatsraad ook, het wetgevend lichaam telt 25 leden en er komen 2 rechters voor het hof van cassatie.
Nederland werd ingedeeld en er volgde een strakke administratie. De armoede nam weer toe en ook de problemen tussen Napoleon en de kerk speelden weer op.
Dan trekt het Grande Armee in 1812 op naar Rusland en burgers gaven overal hulp aan deserteurs. Na voornamelijk gewonnen te hebben - tsaar Alexander negeerde Napoleon zelfs toen hij Moskou in brand stak - viel de winter in en sloegen de Russen terug. Napoleon vluchtte naar Parijs en er heerste onrust in het rijk. Hij herstelde dat door ditmaal een Garde d?Honneur op te richten, een leger bestaande uit 600 rijkeluiskinderen. Ondertussen sloten Rusland, Oostenrijk en Pruisen een verbond, waardoor Napoleon op 16 oktober 1813 de terugtocht baval.
Rond 1813 namen Van Hogendorp, Van Limburg Stirum en Van der Duin van Maasdam een initiatief tot het maken van een grondwet. Van Limburg Stirum werd gouverneur van Den Haag. De Engelsen en de Pruisen wonnen langzaam terrein op het keizerrijk en Prins Willem kwam aan in Scheveningen. In Frankrijk trokken de geallieerde troepen al plunderend naar Parijs en Napoleon vertrok (april 1814). Alhoewel de Russen, de Engelsen, de Pruisen en de Oostenrijkers hem zijn keizerstitel niet afnamen, werd hij verbannen naar het eilandje Elba.
Bijvraag 3
Wat is er ?overgebleven? van de Franse bezetting? (periode ± 1814 tot ± 1830)
Juridisch
Toen Napoleon in 1814 naar Elba verbannen werd en er voorbereidingen voor de ontvangst van Prins Willem Frederik getroffen werden, zette Van Hogendorp zijn plannen voor de nieuwe grondwet door en het voorstel werd aangenomen door een Vergadering van notabelen die door de provincies was aangewezen.
De Staten-Generaal werden voortaan gekozen door de Provinciale Staten en de stadsbesturen door kiescolleges bestaande uit adel en gegoede burgerij. Willem handhaafde de leden van de voormalige staatssecretarie van Lodewijk Napoleon en haalde de voormalige ambtenaren van de keizer in de regering. Echter, de aanhangers van Napoleon werden niet bestraft voor hun daden.
Wel heerste er nog steeds ongelijkheid onder de bevolking. Joden bijvoorbeeld zijn pas in 1825 voor de wet gelijk.
België werd op 4 oktober 1830 een onafhankelijke natie en de verkiezingen voor een Nationaal Congres volgden (wederom ligt het stemrecht alleen bij de gegoede burgerij). Op 10 november werd voor een parlementaire monarchie gekozen en in de nieuwe grondwet stond dat de koning onschendbaar is en de ministers voor hem verantwoordelijk zijn, dat de ministers gekozen worden uit de meerderheid van het parlement en dat kamerleden het recht krijgen zich over de begroting uit te spreken.
Deze grondwet zou later model staan voor andere Europese landen die hun eigen grondwet wilden herzien. De gemeenten werden zelfstandiger, en de zelfstandigheid van de provincies werd, uit angst voor decentralisatie, beperkt. Oranje zou niet meer in België aan de macht komen.
Uit de Franse periode is verder op juridisch gebied een Algemene wetgeving voortgekomen. Dezelfde belastingen en hetzelfde onderwijs waren voortaan in het gehele land geldig. Ook gold eenheid in rechtsbedeling, wat wil zeggen dat één en hetzelfde recht voortaan voor alle mensen geldig was en dat iedereen voor de wet gelijk was, zonder onderscheid te maken tussen stand of godsdienst.
Economisch
Toen na de verschillende overheersingen Noord en Zuid-Nederland weer verenigd zouden worden, zagen de bewoners zelf daar tegenop. Zij waren bang dat er onderling teveel tegenstellingen bestonden om de hele zaak soepel te laten verlopen. Bijvoorbeeld economische tegenstellingen. De mensen in het Noorden waren bang dat de nijverheid in het Zuiden bevoordeeld zou worden, wat weer ten koste zou gaan van het handelsbelangen van het Noorden. Een ander economisch bezwaar was dat het Noorden grote staatsschulden heeft.
Ook wilde bijvoorbeeld de bisschop van Gent dat alle kerkelijke bezittingen die in de periode van bezetting afhandig zijn gemaakt weer teruggegeven worden, waardoor fabrikanten en rijke burgers die in die tijd de kerkelijke bezittingen van de Fransen gekocht hadden behoorlijk schrokken. Maar verscheidene kooplieden en reders vonden het geen probleem de bezittingen van de geschrokken kopers over te nemen.
Er was sprake van een ernstige economische crisis waarbij de Engelsen de Europese markt overspoelen met producten. Omdat er maar heel weinig scheepsbouw was en de textielindustrie niet tegen Engeland op kon boksen, was er veel werkeloosheid. De arbeiders moesten genoegen nemen met lage lonen en daarbij kwam ook nog eens de concurrentie van de stoommachine. Omdat de arbeiders in erbarmelijke toestanden moesten leven, ging de werkkracht en de energie van deze mensen achteruit en de werkgevers wilden niet met zulke mensen werken. Na het binnenhalen van gastarbeiders uit Zwitserland en Duitsland volgde er nog meer armoede waardoor er een vicieuze cirkel ontstond.
Dan besluit Willem rond 1913 dat er wegen aangelegd moesten worden waarover tol geheven ging worden. Ook maakte hij een welvaartsplan ter bevordering van de productie en hij maakte een plan dat de export zou moeten bevorderen. In de 17e en 18e eeuw werd er veel gewerkt met de zogenaamde stapelmarkt, waar je het product kon komen bekijken, maar nu werd er gewerkt met monsters en de producten moesten in het productieland opgehaald worden.
In 1824 werd de Nederlandse Handel Maatschappij opgericht voor import en export met Indië. Door een opstand, waarbij veel doden vielen, werd een cultuurstelsel ingevoerd: 1/5 van de grond is voor verbouwing van producten die het gouvernement opeist en de mensen hoeven maar 66 dagen betaald voor de Nederlanders te werken.
In het Noorden van Nederland leek het wel of de tijd stilstond. Er waren veel kleine bedrijfjes met maar een paar man in dienst; huisnijverheid was aan de orde van de dag. Kinderen en ouders werkten gezamenlijk in bijvoorbeeld textielnijverheid. De ondernemers lieten al het werk over aan een meester-knecht en vertoefden zelf al rentenierend in de sociëteit. Wel werden er initiatieven genomen zoals de Amsterdamse Stoomboot Maatschappij, de voorloper van Werkspoor (een machinefabriek), en de Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw ?Feyenoord?. In het Zuiden van het land ging het wat beter omdat Antwerpen opbloeide, maar door de uitbuiting van arbeiders leefde toch 14,5% in bittere armoede. Op een gegeven moment leidde deze economische crisis tot een opstand. Door de protectie van eigen goederen door andere Europese landen was er geen buitenlandse afzetmarkt waar de goederen verkocht konden worden en door de overproductie volgde er faillissement.
Sociaal
Een sociaal gevolg van de Franse periode iwass de scheiding van Kerk en Staat. De bevoorrechte positie van de gereformeerde kerk als staatskerk was afgeschaft, waardoor de verschillende godsdiensten vrij waren voor de overheid en, wat nog veel belangrijker was, ook nog gelijk. De gelijkheid was ook al door Van Hogendorp aangegeven in de nieuwe grondwet. Dezelfde Van Hogendorp schreef een proclamatie ?Oranje Boven? genaamd:
?Oranje Boven!
Holland is vry.
De Bondgenooten trekken op Utrecht.
De Engelschen worden geroepen.
De Franschen vlugten aan alle kanten.
De zee is open.
De koophandel herleeft.
Alle partijschap heeft opgehouden,
Al het geledene is vergeeten
En vergeeven.
Alle de aanzienlijken komen in de regeering.
De regeering roept den Prins uit
Tot Hoge Overheid.
Wij voegen ons bij de bondgenooten
En dwingen den vijand tot vrede.
Het volk krijgt een vrolyken dag
Op gemeene kosten.
Zonder plundering noch mishandeling.
Elk dankt GOD.
De oude tijden komen wederom.
Oranje Boven!? [4]
Een zaak waar niet iedereen blij mee was, was de samenvoeging van Noord en Zuid-Nederland. Met name de kerk had er bezwaren tegen omdat België in plaats van protestants katholiek is en men vreesde voor de godsdienstvrijheid. Het Noorden kende een protestantse meerderheid en was daarbij ook nog eens in het bezit van flinke staatsschulden. Willem I stond daarbij recht tegenover de uitbundige zuidelijke levensstijl met zijn zuinige calvinistische houding.
?De praatgrage, vrijpostige Belgen staan daarmee tegenover de Hollandse nuchterheid en fatsoen.? [5]
En de tegenstellingen tussen Noord en Zuid namen toe. De openbare posities werden voornamelijk bekleed door Noord Nederlanders en dan is de taal er nog. In een land met 2 miljoen Walen, 2 miljoen Vlamingen, 2 miljoen Nederlanders en 0,5 miljoen Friezen hadden Franstaligen een probleem. In een land waar Nederlands de vaderlandse taal is konden de Franstaligen geen openbare functies bekleden en mochten zij geen rechter of notaris zijn.
De oppositie tegen de koning en de regering leidde tot een vervelende toestand in het Zuiden. Louis de Potter eiste scheiding van Noord en Zuid. De minister van justitie eiste de eed van gehoorzaamheid op de bestaande grondwet van alle ambtenaren en verschillende mensen werden vastgezet. De reactie van de Belgen op het Noorden was dat ze niets van het Noorden wilden weten en de mening van veel Noord Nederlanders was dat ze best zonder het Zuiden konden.
In Parijs woedde een ware revolutie rond 1830; Koning Karel de zoveelste van Bourbon werd van de troon gejaagd en het sloeg over naar het Noorden. In het Zuiden van het land marcheerden de arbeiders terwijl ze verkondigden dat ze Willem weg wilden hebben. De gegoede burgerij snelde toe om te proberen of ze nog meer macht konden krijgen. Op 24 augustus verschenen er allemaal pamfletten waarin tot revolutie werd aangezet en op 25 augustus kwam er een grote menigte op de been die het huis van de minister plunderden. Op 26 deden ook de arbeiders mee, niet zozeer tegen Willem, maar voor hogere lonen en een menswaardiger bestaan. Na een aantal schermutselingen was het volk van België vastberaden: voor hen alleen nog maar afscheiding van Nederland.
Politiek
Na het vertrek van Napoleon maakten de kozakken samen met de Pruisen de dienst uit. Overal vonden plunderingen en brandstichtingen plaats en totdat Napoleons ondergang bevestigd was, beslisten de geallieerden over het doen en laten van de Belgen. In april 1814 trokken de geallieerde troepen door Frankrijk, op weg naar Parijs. Napoleon werd door Pruisen, Engeland, Rusland en Oostenrijk verbannen naar het eilandje Elba en zijn keizerstitel mocht hij houden. Napoleon maakte een korte ?comeback? in maart 1815 en had de Fransen zó weer aan zijn voeten. Hij stelde een leger samen en verloor uiteindelijk bij de slag om Waterloo in 1815. Hij werd voorgoed verbannen naar het eiland St. Helena.
Nadat een Vergadering van notabelen het nieuwe grondwetsvoorstel had goedgekeurd wed Prins Willem Frederik koning van Nederland. Min of meer bij toeval is Nederland een monarchie geworden en na de proclamatie van Van Hogendorp was er ook geen terugweg meer.
?Alzoo de Regeeringloosheid veel is voorkomen in de meeste steden, door vrije voorzieningen van de notabelste Ingezetenen, maar het Algemeen Bestuur geheel verwaarloosd en in niemands handen is, terwijl het geroep van alle zijden om zulk een Bestuur tot redding van het Vaderland, onze harten diep heeft getroffen; Zoo is het dat wij besloten hebben hetzelve op te vatten tot de komst van Zijne Hoogheid toe. Bezwerende alle de brave Nederlanders om zich te vereenigen tot ondersteuning van dit ons cordaat besluit. God helpt die genen, die zich zelve helpen.? [6]
Willem I kreeg de volgende rechten en plichten toegewezen: hij is verantwoordelijk voor de buitenlandse betrekkingen, hij heeft de leiding over leger en vloot en hij vormt het opperbestuur over de geldmiddelen en de koloniale bezittingen. De 2e Kamer wordt getrapt gekozen en dus zijn er 8 ministers met, alle 8, nauwelijks enige verantwoordelijkheid. Er volgden veel Koninklijke Besluiten buiten de Kamer om.
Willem I en Van Hogendorp hebben hun zinnen gezet op de vereniging van Nederland en België. Omdat vooral Willem I vastberaden was het plan door te zetten, liet hij de Engelsen weten wat hij van plan was. Omdat Engeland België in ieder geval los wilde maken van Frankrijk om zo de macht van het land te beperken, kwam het idee van Willem goed van pas. Toen daarna Oostenrijk ook nog liet weten niet meer bijzonder geïnteresseerd te zijn in de Zuidelijke Nederlanden, wanneer het gebied elders gecompenseerd zou worden, werd de situatie helemaal vergemakkelijkt.
Op het vredescongres van Wenen (eind 1814 begin 1815) werd besloten over de toekomst van de Nederlanden. Omdat Frankrijk in het vervolg door flinke staten omgeven moest zijn, werd er een Koninkrijk der Nederlanden gevormd, dat bestond uit Nederland, België en Luxemburg. Indië keerde weer terug in Nederlandse handen en Willem I mocht zich nu officieel koning van Nederland noemen. Omdat Nederland haar Duitse bezittingen aan Pruisen af moest staan kreeg het Luxemburg ter compensatie. De Franstaligen in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden hadden een probleem, want zij mochten geen openbare functies meer bekleden en zij mochten ook geen rechter of notaris zijn. Het ging om de taalkwestie, het onderwijs en de vrijheid van de pers. Omdat er nog geen vrijheid van vergadering was, volgde er een petitie van de geestelijkheid naar de Staten-Generaal.
Willem trachtte de strijd met de katholieken te winnen en uit onderhandelingen met de paus komen kwam de sluiting van bisschoppelijke seminaries voort. Ook werd in 1825 het Collegium Philosophicum opgericht om te proberen het onderwijs losser van de kerk te maken.
Toen er steeds meer verzet kwam tegen de vereniging van het Noorden en het Zuiden liep de spanning op. Willem deed echter helemaal niets. Thorbecke meende dat dit in de zwakheid van de regering weergaf en Groen van Prinsterer (een Oranjegezinde) was het daar roerend mee eens. Beiden hadden ze geen respect voor het regeringssysteem met onbeperkte heerschappij. Voordat er overlegd werd over deze lastige situatie wilde Willem dat de orde hersteld wordt. Ondertussen stond er een leger klaar om naar het Zuiden, te gaan onder leiding van zijn zoons Willem en Frederik. Omdat het tegen zijn koninklijke waardigheid was toe te geven, hield hij halsstarrig vol en al snel werd de scheiding van Noord en Zuid geëist. Voordat de hele zaak escaleerde -in Brussel werden al barricades opgeworpen- nam Willem plotsklaps zijn garnizoen met hem mee terug. Hij stemde niet in met de scheiding van Noord en Zuid en de Belgen besloten het met geweld te proberen. Er werd steeds meer gevochten en uiteindelijk werd op 26 september een Voorlopige Regering uitgeroepen en Prins Frederik gaf zich gewonnen. Op 4 oktober riepen de Belgen de onafhankelijkheid uit en werd er op een Nationale Vergadering voor een parlementaire monarchie gekozen. In de nieuwe grondwet krijgt de koning onschendbaarheid, zijn de ministers verantwoordelijk voor de koning, worden de ministers gekozen uit de meerderheid van het parlement en krijgen kamerleden het recht zich uit te spreken over de begroting. De gemeenten werden zelfstandiger gemaakt en uit angst voor decentralisatie de provincies onzelfstandiger. Oranje maakte geen kans meer in België.
<