Werkstuk: De toren van Nuenen
Analyse van kunstwerk: De toren van Nuenen.
Formele gegevens:
kunstenaar: Vincent van Gogh
Leefde van: 1853 – 1890
Naam: De toren van Nuenen
Gemaakt in: 1884
Materiaal: olieverf op doek
Formaat: 34.5x42
De beeldende middelen.
Licht.
De lichtbron:
Er wordt gebruik gemaakt van een natuurlijke lichtbron, namelijk de zon. De zon is onzichtbaar door de bewolking.
De lichtrichting:
Je ziet aan de schaduw van de toren dat het licht van de zijkant komt. Hier is dus sprake van zijlicht. Het licht komt van rechts.
Lichtsterkte:
Er wordt gebruik gemaakt van diffuus licht. Het licht is getemperd door de bewolking.
Schaduw:
Bij de toren en het huisje rechts van de toren is er sprake van eigenschaduw, de schaduw valt links op het object. Doordat het licht van rechtsboven komt valt de slagschaduw links van het object. Je ziet dat de schaduw die van het object op de grond valt kort is. Daaruit kunnen we concluderen dat er een hoogstaande lichtbron is.
Kleur.
Kleurencirkel:
Er wordt veel gebruik gemaakt van secundaire en tertiaire kleuren, zoals groen en bruin. De enige zuivere primaire kleur die erin voorkomt is rood.
Kleurmenging:
Je ziet aan de kleuren dat het grootste deel van het schilderij substantieel gemengd is. Er komen kleurtonen en kleurtinten in voor. Bij de bruine kleuren komen vooral kleurtonen voor, er zijn verhelderde en verdonkerde tonen binnen deze kleur. Bij groen wordt er gebruik gemaakt van kleurtinten, hier zie je de menging met geel goed. De lucht bestaat uit niet-kleuren, namelijk grijs. Dit is een menging van zwart en wit.
De kleurcontrasten:
Er is tegenstelling tussen warme en koude kleuren, hier is dus sprake van warm-koudkleur contrast. De warme kleuren (rood en geel) treden meer op de voorgrond dan de koude kleuren (groen en blauw). Er komt ook complementairkleurcontrast in voor, zoals rood tegenover groen. De bloemen zijn rood en het gras is groen. Het is niet direct te zien, maar ook de kleuren blauw en oranje komen er in voor. Links naast de toren bevindt zich het oranje en helemaal boven in de lucht bevindt zich het blauw.
Kleurgebruik:
Het kunstwerk is naar de werkelijkheid geschilderd, de kleuren zijn realistisch gebruikt. Eveneens komt er ook impressief kleurgebruik in voor. De werkelijke kleuren veranderen door de invloed van het licht, hierdoor ontstaat schaduw. Het schilderij is meerkleurig, omdat er van meer kleursoorten wordt uitgegaan is het dus polychroom.
Ruimte.
Tweedimensionaal:
In het schilderij is er sprake van afsnijding. Je ziet namelijk een soort omheining die wordt afgesneden. Ook zie je een horizon in het schilderij terug. Je ziet duidelijk de begrenzing van de aarde. Voor de kerk zie je het standpunt van de beschouwer (of kunstenaar). Het schilderij is een beetje op kikkerperspectief getekend, je kijkt een beetje tegen de voorstelling op. Naarmate de aspecten van de voorstelling meer in de diepte liggen vervaagt de vorm en de kleur van het landschap een beetje. Hier is sprake van atmosferisch perspectief. De rode en gele kleuren in het schilderij lijken wat meer naar voren te komen. Door de donkerbruine kleuren lijkt het alsof de toren wat verder naar achter staat. Hier is sprake van kleurperspectief.
Vorm.
Vormsoorten:
De vormen zijn heel realistisch getekend. Ze zijn weliswaar een beetje vervormd, dat zie je bijvoorbeeld aan de persoon met paard die links op het schilderij is getekend, maar ze zijn wel naar de werkelijkheid getekend.
Vormcontrasten:
De vormen van de toren met de omheining en het huisje ernaast zijn hoekig. De persoon en het paard en de vormen van het gras zijn vrij rond getekend. De vormen van de toren wekken een negatieve en gesloten indruk. Net alsof er niemand binnen gelaten mag worden. De toren is heel duidelijk en ruimtelijk getekend. Je ziet twee kanten van de toren, de ‘voorkant’waar de deuropening zit, en de linkerzijkant.
Compositie.
Compositieschema:
Het compositieschema is asymmetrisch. Het zwaartepunt van de voorstelling ligt links in de voorstelling. Dit valt meteen op als je naar het schilderij kijkt. Ook zie je in het landschap zelf veel diagonalen. Dit komt door de verschillende kleuren die er zijn gerbuikt.
Kader:
Het kader is a-tectonisch, dit zie je aan het muurtje dat naast de toren is getekend. Het muurtje loopt door buiten het schilderij. Ook het landschap loopt verder door.
Lijn.
Lijnsoorten:
Je ziet niet echt duidelijke lijnen in het schilderij terugkomen, maar de lijn die je een beetje ziet is langs de toren en langs het huisje ernaast. Dit zijn dunne, rechte lijnen.
Formele gegevens:
kunstenaar: Vincent van Gogh
Leefde van: 1853 – 1890
Naam: De toren van Nuenen
Gemaakt in: 1884
Materiaal: olieverf op doek
Formaat: 34.5x42
De beeldende middelen.
Licht.
De lichtbron:
Er wordt gebruik gemaakt van een natuurlijke lichtbron, namelijk de zon. De zon is onzichtbaar door de bewolking.
De lichtrichting:
Je ziet aan de schaduw van de toren dat het licht van de zijkant komt. Hier is dus sprake van zijlicht. Het licht komt van rechts.
Lichtsterkte:
Er wordt gebruik gemaakt van diffuus licht. Het licht is getemperd door de bewolking.
Schaduw:
Bij de toren en het huisje rechts van de toren is er sprake van eigenschaduw, de schaduw valt links op het object. Doordat het licht van rechtsboven komt valt de slagschaduw links van het object. Je ziet dat de schaduw die van het object op de grond valt kort is. Daaruit kunnen we concluderen dat er een hoogstaande lichtbron is.
Kleur.
Kleurencirkel:
Er wordt veel gebruik gemaakt van secundaire en tertiaire kleuren, zoals groen en bruin. De enige zuivere primaire kleur die erin voorkomt is rood.
Kleurmenging:
Je ziet aan de kleuren dat het grootste deel van het schilderij substantieel gemengd is. Er komen kleurtonen en kleurtinten in voor. Bij de bruine kleuren komen vooral kleurtonen voor, er zijn verhelderde en verdonkerde tonen binnen deze kleur. Bij groen wordt er gebruik gemaakt van kleurtinten, hier zie je de menging met geel goed. De lucht bestaat uit niet-kleuren, namelijk grijs. Dit is een menging van zwart en wit.
De kleurcontrasten:
Er is tegenstelling tussen warme en koude kleuren, hier is dus sprake van warm-koudkleur contrast. De warme kleuren (rood en geel) treden meer op de voorgrond dan de koude kleuren (groen en blauw). Er komt ook complementairkleurcontrast in voor, zoals rood tegenover groen. De bloemen zijn rood en het gras is groen. Het is niet direct te zien, maar ook de kleuren blauw en oranje komen er in voor. Links naast de toren bevindt zich het oranje en helemaal boven in de lucht bevindt zich het blauw.
Kleurgebruik:
Het kunstwerk is naar de werkelijkheid geschilderd, de kleuren zijn realistisch gebruikt. Eveneens komt er ook impressief kleurgebruik in voor. De werkelijke kleuren veranderen door de invloed van het licht, hierdoor ontstaat schaduw. Het schilderij is meerkleurig, omdat er van meer kleursoorten wordt uitgegaan is het dus polychroom.
Ruimte.
Tweedimensionaal:
In het schilderij is er sprake van afsnijding. Je ziet namelijk een soort omheining die wordt afgesneden. Ook zie je een horizon in het schilderij terug. Je ziet duidelijk de begrenzing van de aarde. Voor de kerk zie je het standpunt van de beschouwer (of kunstenaar). Het schilderij is een beetje op kikkerperspectief getekend, je kijkt een beetje tegen de voorstelling op. Naarmate de aspecten van de voorstelling meer in de diepte liggen vervaagt de vorm en de kleur van het landschap een beetje. Hier is sprake van atmosferisch perspectief. De rode en gele kleuren in het schilderij lijken wat meer naar voren te komen. Door de donkerbruine kleuren lijkt het alsof de toren wat verder naar achter staat. Hier is sprake van kleurperspectief.
Vorm.
Vormsoorten:
De vormen zijn heel realistisch getekend. Ze zijn weliswaar een beetje vervormd, dat zie je bijvoorbeeld aan de persoon met paard die links op het schilderij is getekend, maar ze zijn wel naar de werkelijkheid getekend.
Vormcontrasten:
De vormen van de toren met de omheining en het huisje ernaast zijn hoekig. De persoon en het paard en de vormen van het gras zijn vrij rond getekend. De vormen van de toren wekken een negatieve en gesloten indruk. Net alsof er niemand binnen gelaten mag worden. De toren is heel duidelijk en ruimtelijk getekend. Je ziet twee kanten van de toren, de ‘voorkant’waar de deuropening zit, en de linkerzijkant.
Compositie.
Compositieschema:
Het compositieschema is asymmetrisch. Het zwaartepunt van de voorstelling ligt links in de voorstelling. Dit valt meteen op als je naar het schilderij kijkt. Ook zie je in het landschap zelf veel diagonalen. Dit komt door de verschillende kleuren die er zijn gerbuikt.
Kader:
Het kader is a-tectonisch, dit zie je aan het muurtje dat naast de toren is getekend. Het muurtje loopt door buiten het schilderij. Ook het landschap loopt verder door.
Lijn.
Lijnsoorten:
Je ziet niet echt duidelijke lijnen in het schilderij terugkomen, maar de lijn die je een beetje ziet is langs de toren en langs het huisje ernaast. Dit zijn dunne, rechte lijnen.