Werkstuk: De huisarts
Ik hou m'n werkstuk over de onderzoeks vraag:
Hoe maakt een huisarts deel uit van de Gezondheidszorg?
Ik ga het hebben over hoe de situatie in de jaren 60 was, en hoe het nu is. Wie met wie te maken heeft bijvoorbeeld.
Ik ga ook het aantal pati?nten van toen en nu behandelen.
En over de toekomst wil ik het ook even hebben.
Dit alles probeer ik je duidelijk te maken aan hand van tabellen en grafieken, en gaat alleen over de streek Zeeuws-vlaanderen.
VROEGER.
In 1960 waren er veel minder huisartsen dan nu. Toen waren het ongeveer 30 in heel Zeeuws-vlaanderen. Dat geldt ook voor de specialisten. Toen waren er ongeveer 20,en nu ongeveer 60.
Iedere huisarts had in z'n eigen praktijk een apotheek zitten. De mensen hadden vroeger veel meer kinderen dus die wisten wel wanneer die ziek waren, en gingen dus veel minder snel naar de dokter toe.
Er waren toen nog 4 ziekenhuizen, in Oostburg, Sluiskil, Terneuzen en Hulst. Daar waren vooral nog nonnen in dienst.
In elk ziekenhuis was 1 chirurg en 1 internist, dus heel weinig verschillende soorten specialisten. Vaak kwam bijvoorbeeld de vrouwenarts van de overkant. De dokter deed dus meer verschillende dingen zelf.
Ook de huisarts moest veel dingen zelf oplossen, zoals moeilijke bevallingen waarbij je nu naar de vrouwenarts gaat.
De huisarts kon dus alleen maar naar de specialist en het laboratorium verwijzen. Er was toen dus veel minder keus dan nu.
Dit schema laat goed zien dat er vroeger naar weinig andere mensen verwezen kon worden. Als je bij je huisarts kwam en je had iets waarvan de huisarts je niet verder kon helpen, kon hij je alleen maar doorverwijzen naar de specialist of laboratorium. Deze 2 hadden onderling ook kontakten natuurlijk.
De specialist en het laboratorium verwijzen niet door naar de huisarts maar de specialist verwijst wel naar het laboratorium, maar andersom niet.
HEDEN.
Vervolgens wil ik het hebben over hoe de situatie nu is. Hieronder zie je de grafiek zoals het nu is.
Er zijn veel meer huisartsen (ongeveer 50) , veel meer specialisten (er zijn ongeveer 60 specialisten in totaal) en veel meer verschillende soorten specialisten. Er zijn nu ook bijvoorbeeld vrouwenartsen, orthopeden, huidartsen enz. De dokters zijn zich dus meer gaan specialiseren. Ze doen dus meer van hetzelfde werk dan vroeger. Het 'netwerk' is dus een stuk groter geworden.
Er zijn nu iets meer vrouwelijke artsen in Zeeuws-Vlaanderen en ze werken parttime. Nu zijn er 5 vrouwelijke huisartsen en 4 vrouwelijke specialisten. Het zijn er nog niet zo veel omdat het nog opgang aan het komen is.
De huisarts kan nu naar heel veel verschillende specialisten pati?nten verwijzen en er kunnen van die specialisten ook wel naar de huisarts verwijzen. En de specialisten kunnen die ook naar elkaar verwijzen maar dat gaat eigenlijk allemaal via de huisarts.
Het gebeurd ook wel dat de huisarts naar een specialist verwijst en als die klaar is met de pati?nt die terug naar de huisarts verwijst.
Ook zit de apotheek bij de meeste huisartsen nu niet meer vast in hun praktijk. In Zeeuws-Vlaanderen zijn nog ongeveer 14 huisartsen die een eigen apotheek hebben. In de grotere plaatsen is de apotheek een zelfstandig bedrijf geworden.
Van de 4 ziekenhuizen is er nog maar 1 over, in Terneuzen.Er zijn nog 2 poliklinieken in Hulst en in Oostburg.
De huisarts ziet nu ook meer pati?nten per dag als vroeger. Misschien komt dat doordat de bevolking met 20000 is toegenomen. Want hoe meer bewoners, hoe drukker de huisarts het krijgt. Die mensen zullen toch ook naar een dokter moeten? Vroeger (in 1960) waren het er 80000 en nu 100000.
De pati?nten worden trouwens ook steeds mondiger en komt vaker.
Hieronder staat een grafiek met de leeftijdsverdeling van een huisartsenpraktijk. De groep van 60 jaar en ouder wordt steeds groter en doet steeds meer beroep op de gezondheidszorg. Daarom zijn er ook zulke lange wachttijden voor verpleeghuizen.
(met toestemming overgenomen)
Het aantal verwijzingen neemt ook toe. Omdat er meer specialisten zijn kan een huisarts vaker een pati?nt doorsturen naar iemand die de kwaal van de pati?nt beter kent.
Het aantal personen dat buiten het ziekenhuis werkt is ook toegenomen:de fysiotherapeut, de logopediste, de opticien, de dieetiste bijvoorbeeld. Je hebt dus steeds meer keus naar welke (bijvoorbeeld) fysiotherapeut je wilt.
Na 1960 is trouwens de thuiszorg ontstaan. Mensen die niet meer voor hun zelf kunnen zorgen kunnen daar terecht. En ook weer naar deze instantie kan de huisarts verwijzen. De thuiszorg zorgt voor wijkzusters, gezinsverzorgsters en maatschappelijk werkers.
Dan is er ook nog een speciaal ziekenhuis in Goes. Dat is voor de psychiatrie. Als en pati?nt een geestelijk probleem heeft en hij gaat naar de huisarts kan die hem doorverwijzen naar het speciale ziekenhuis.
De huisarts is ook steeds moderner geworden. Alles werkt nu met een computer en alles staat in een computer.
Verschillende dokters werken nu samen en 'mailen' van alles naar elkaar. Er is nu ook (wat vanzelfsprekend is) moderne apparatuur.
TOEKOMST.
Het wordt steeds zeldzamer dat een huisarts in zijn eentje een praktijk heeft. Ze gaan steeds meer samenwerken. Het is zelfs zo dat ze in 1 gebouw werken. Dat heet een H.O.E.D. (huisartsen onder 1 dak)
Pati?nten zullen steeds eerder ontslagen worden, omdat er steeds minder bedden komen. Want de overheid is aan het bezuinigen.
Huisartsen krijgen eigen bedden in hun praktijk.
Bij elke praktijk zal een praktijkzuster komen die een deel van het werk van de huisarts uit handen neemt.
Er zal meer omworden gekeken naar het voorkomen van ziektes zoals hart en vaat ziekten.
Specialisten zullen vaker bij mensen thuis komen. Net als 15 jaar geleden.
CONCLUSIE
-De huisarts is en blijft de belangrijkste persoon in de gezondheidzorg.
-Er zal veel veranderen rondom de huisarts.
Ik vind dat sommige dingen er wel op verbeteren maar andere dingen ook weer niet, zoals dat er minder bedden komen en dat de mensen eerder ontslagen zullen worden.
BRONVERMELDING.
-Een jaarverslag boekje over de praktijk.
-Een huisarts.
Hoe maakt een huisarts deel uit van de Gezondheidszorg?
Ik ga het hebben over hoe de situatie in de jaren 60 was, en hoe het nu is. Wie met wie te maken heeft bijvoorbeeld.
Ik ga ook het aantal pati?nten van toen en nu behandelen.
En over de toekomst wil ik het ook even hebben.
Dit alles probeer ik je duidelijk te maken aan hand van tabellen en grafieken, en gaat alleen over de streek Zeeuws-vlaanderen.
VROEGER.
In 1960 waren er veel minder huisartsen dan nu. Toen waren het ongeveer 30 in heel Zeeuws-vlaanderen. Dat geldt ook voor de specialisten. Toen waren er ongeveer 20,en nu ongeveer 60.
Iedere huisarts had in z'n eigen praktijk een apotheek zitten. De mensen hadden vroeger veel meer kinderen dus die wisten wel wanneer die ziek waren, en gingen dus veel minder snel naar de dokter toe.
Er waren toen nog 4 ziekenhuizen, in Oostburg, Sluiskil, Terneuzen en Hulst. Daar waren vooral nog nonnen in dienst.
In elk ziekenhuis was 1 chirurg en 1 internist, dus heel weinig verschillende soorten specialisten. Vaak kwam bijvoorbeeld de vrouwenarts van de overkant. De dokter deed dus meer verschillende dingen zelf.
Ook de huisarts moest veel dingen zelf oplossen, zoals moeilijke bevallingen waarbij je nu naar de vrouwenarts gaat.
De huisarts kon dus alleen maar naar de specialist en het laboratorium verwijzen. Er was toen dus veel minder keus dan nu.
Dit schema laat goed zien dat er vroeger naar weinig andere mensen verwezen kon worden. Als je bij je huisarts kwam en je had iets waarvan de huisarts je niet verder kon helpen, kon hij je alleen maar doorverwijzen naar de specialist of laboratorium. Deze 2 hadden onderling ook kontakten natuurlijk.
De specialist en het laboratorium verwijzen niet door naar de huisarts maar de specialist verwijst wel naar het laboratorium, maar andersom niet.
HEDEN.
Vervolgens wil ik het hebben over hoe de situatie nu is. Hieronder zie je de grafiek zoals het nu is.
Er zijn veel meer huisartsen (ongeveer 50) , veel meer specialisten (er zijn ongeveer 60 specialisten in totaal) en veel meer verschillende soorten specialisten. Er zijn nu ook bijvoorbeeld vrouwenartsen, orthopeden, huidartsen enz. De dokters zijn zich dus meer gaan specialiseren. Ze doen dus meer van hetzelfde werk dan vroeger. Het 'netwerk' is dus een stuk groter geworden.
Er zijn nu iets meer vrouwelijke artsen in Zeeuws-Vlaanderen en ze werken parttime. Nu zijn er 5 vrouwelijke huisartsen en 4 vrouwelijke specialisten. Het zijn er nog niet zo veel omdat het nog opgang aan het komen is.
De huisarts kan nu naar heel veel verschillende specialisten pati?nten verwijzen en er kunnen van die specialisten ook wel naar de huisarts verwijzen. En de specialisten kunnen die ook naar elkaar verwijzen maar dat gaat eigenlijk allemaal via de huisarts.
Het gebeurd ook wel dat de huisarts naar een specialist verwijst en als die klaar is met de pati?nt die terug naar de huisarts verwijst.
Ook zit de apotheek bij de meeste huisartsen nu niet meer vast in hun praktijk. In Zeeuws-Vlaanderen zijn nog ongeveer 14 huisartsen die een eigen apotheek hebben. In de grotere plaatsen is de apotheek een zelfstandig bedrijf geworden.
Van de 4 ziekenhuizen is er nog maar 1 over, in Terneuzen.Er zijn nog 2 poliklinieken in Hulst en in Oostburg.
De huisarts ziet nu ook meer pati?nten per dag als vroeger. Misschien komt dat doordat de bevolking met 20000 is toegenomen. Want hoe meer bewoners, hoe drukker de huisarts het krijgt. Die mensen zullen toch ook naar een dokter moeten? Vroeger (in 1960) waren het er 80000 en nu 100000.
De pati?nten worden trouwens ook steeds mondiger en komt vaker.
Hieronder staat een grafiek met de leeftijdsverdeling van een huisartsenpraktijk. De groep van 60 jaar en ouder wordt steeds groter en doet steeds meer beroep op de gezondheidszorg. Daarom zijn er ook zulke lange wachttijden voor verpleeghuizen.
(met toestemming overgenomen)
Het aantal verwijzingen neemt ook toe. Omdat er meer specialisten zijn kan een huisarts vaker een pati?nt doorsturen naar iemand die de kwaal van de pati?nt beter kent.
Het aantal personen dat buiten het ziekenhuis werkt is ook toegenomen:de fysiotherapeut, de logopediste, de opticien, de dieetiste bijvoorbeeld. Je hebt dus steeds meer keus naar welke (bijvoorbeeld) fysiotherapeut je wilt.
Na 1960 is trouwens de thuiszorg ontstaan. Mensen die niet meer voor hun zelf kunnen zorgen kunnen daar terecht. En ook weer naar deze instantie kan de huisarts verwijzen. De thuiszorg zorgt voor wijkzusters, gezinsverzorgsters en maatschappelijk werkers.
Dan is er ook nog een speciaal ziekenhuis in Goes. Dat is voor de psychiatrie. Als en pati?nt een geestelijk probleem heeft en hij gaat naar de huisarts kan die hem doorverwijzen naar het speciale ziekenhuis.
De huisarts is ook steeds moderner geworden. Alles werkt nu met een computer en alles staat in een computer.
Verschillende dokters werken nu samen en 'mailen' van alles naar elkaar. Er is nu ook (wat vanzelfsprekend is) moderne apparatuur.
TOEKOMST.
Het wordt steeds zeldzamer dat een huisarts in zijn eentje een praktijk heeft. Ze gaan steeds meer samenwerken. Het is zelfs zo dat ze in 1 gebouw werken. Dat heet een H.O.E.D. (huisartsen onder 1 dak)
Pati?nten zullen steeds eerder ontslagen worden, omdat er steeds minder bedden komen. Want de overheid is aan het bezuinigen.
Huisartsen krijgen eigen bedden in hun praktijk.
Bij elke praktijk zal een praktijkzuster komen die een deel van het werk van de huisarts uit handen neemt.
Er zal meer omworden gekeken naar het voorkomen van ziektes zoals hart en vaat ziekten.
Specialisten zullen vaker bij mensen thuis komen. Net als 15 jaar geleden.
CONCLUSIE
-De huisarts is en blijft de belangrijkste persoon in de gezondheidzorg.
-Er zal veel veranderen rondom de huisarts.
Ik vind dat sommige dingen er wel op verbeteren maar andere dingen ook weer niet, zoals dat er minder bedden komen en dat de mensen eerder ontslagen zullen worden.
BRONVERMELDING.
-Een jaarverslag boekje over de praktijk.
-Een huisarts.