Werkstuk: De druk op de sociale zekerheid
Opdracht : De problematiek rond de draagkracht van de aarde bespreken
Onderwerp naar keuze : De druk op de sociale zekerheid
Voorgeschiedenis
Aan de basis van de sociale zekerheid in de verschillende landen liggen steeds
twee belangrijke grondleggers, namelijk Bismarck en Beveridge.
Bismarck, de Duitse kanselier op het einde van de 19de eeuw, heeft een sociale zekerheidssysteem uitgewerkt waarvan de financiering wordt gedragen
door de werknemers en de werkgevers, met een staatsbijdrage voor de pensioenen.
De uitkeringen zijn aan het loon gekoppeld, omdat men ernaar streefde alle arbeiders het behoud van hun levensstandaard te verzekeren als bepaalde risico's optreden. Je kan dus spreken van een solidariteit onder de werkenden.
Lord Beveridge, die we in de eerste helft van de 20ste eeuw situeren, vond dat
niet alleen de werknemers, maar de totale bevolking recht heeft op bestaanszekerheid.
Via belastingen voorziet hij, ongeacht het type tewerkstelling, in eenzelfde forfaitaire uitkering voor elke burger bij werkloosheid, ziekte, pensionering, enz.
De huidige situatie
Het Belgische systeem bevat kenmerken van beide stromingen. Zo worden de pensioenen bepaald door de bijdragen die je hiervoor hebt betaald (Bismarck), maar heeft (bijna) iedereen recht op terugbetaling van ziekenhuiskosten (Beveridge). Ook de regelingen van de sociale bijstand kunnen volledig in het Beveridge-concept worden gezien.
De sociale zekerheid wordt binnen de Europese Unie op drie niveaus tot stand gebracht:
- nationale sociale voorzieningen voor alle burgers (zoals bijvoorbeeld de bijstand in Belgi? ),
- sociale verzekeringen (die vaak per beroepsgroep zijn georganiseerd)
- priv?-verzekeringen en spaarregelingen die steeds meer welgestelde Europese burgers afsluiten om hun levensstandaard veilig te stellen in geval van ziekte, werkloosheid of ouderdom.
Wie een beroep kan doen op een sociale verzekering, ontvangt een redelijke uitkering die gerelateerd is aan het eerdere loon, maar wie daarvoor niet in aanmerking komt (bijvoorbeeld omdat hij of zij nooit betaald werk heeft gehad, gehandicapt is, of te oud), wordt verwezen naar het eerste niveau van sociale zekerheid, het 'sociale vangnet', dat meestal slechts een minimumuitkering verstrekt., in Belgi? ook wel het “leefloon” genoemd.
Wanneer mensen jarenlang van een minimumuitkering moeten rondkomen, liggen verarming en sociale marginalisatie op de loer. De solidariteit staat onder druk.
De uitdaging is gekend, de eens zo beruchte baby-boom van na de tweede wereldoorlog wordt stilaan de opa-boom: tussen 2000 en 2010 komen er honderdduizend gepensioneerden bij, in de periode 2010-2030 zelfs achthonderdduizend. De vergrijzing van de bevolking zorgt voor meer uitgaven voor pensioenen, maar ook voor de gezondheidszorgen. Daarom stelde Minister van Begroting Johan Vande Lanotte voor om begrotingsoverschotten en de opbouw van andere reserves opzij te leggen voor de kosten van de vergrijzing. Op 10 mei 2000 stelde hij daarom voor een fonds op te richten met de toepasselijke naam: Zilverfonds.
Eigen mening
Dit is een erg actueel probleem, hoewel we misschien de dag van vandaag nog niet perfect kunnen inschatten wat voor een gevolgen dit zal hebben. Oplossingen en alternatieven heb ik in het volgende punt aangebracht. Men zal er rekening mee moeten houden dat de maatschappij steeds meer zal vergrijzen, en dus zal er steeds meer geld van de begroting aan sociale zekerheid moeten gespendeerd worden. De generatie van nu zal moeten werken om de generatie van de grootouders een goede oude dag te verzekeren, zoveel is nu al zeker.
Oplossingen/Alternatieven
Het geleidelijk opbouwen van begrotingsoverschotten is noodzakelijk om de demografische druk op de sociale uitgaven, die zich vooral na 2010 zal manifesteren, te kunnen opvangen.
Volgens de berekeningen van de Afdeling “Financieringsbehoeften van de Overheid” zou het geleidelijk optrekken van het begrotingsoverschot tot ongeveer 1,5 pct. van het BBP tegen 2010, dat vervolgens nog tot 2015 aangehouden wordt, voldoende waarborgen bieden om de demografische druk op de sociale uitgaven op te vangen. De Afdeling heeft deze vereiste concreet vertaald door gedurende een aantal jaren het vorderingenoverschot exclusief toe te wijzen aan het Zilverfonds.
Ieder jaar zal de regering een Zilvernota opstellen. Hierin zal het begrotingsbeleid op middellange en lange termijn worden toegelicht, rekening houdend met de extra-uitgaven voor de pensioenen en de andere sociale zekerheidsuitgaven. De Zilvernota zal dus ieder jaar een overzicht geven van de reserves, de uitgaven en de ontvangsten van het Zilverfonds. Via de Zilvernota zal men dus ieder jaar heel duidelijk weten hoeveel middelen er in dat jaar naar het Zilverfonds moeten.
Bronnen
http://storms.org/volk/Natuurwetpartij/programma/beleidsterreinen/fes/socialezekerheid/
http://www.kdc.kun.nl/erasmusplein/3-2000/solidariteit.html
http://www.sp.be/achtergrond/programma/toekomst/koepel/koepel2.asp
http://socialsecurity.fgov.be/
http://www.begroting.be/n/h3/h3.htm
Onderwerp naar keuze : De druk op de sociale zekerheid
Voorgeschiedenis
Aan de basis van de sociale zekerheid in de verschillende landen liggen steeds
twee belangrijke grondleggers, namelijk Bismarck en Beveridge.
Bismarck, de Duitse kanselier op het einde van de 19de eeuw, heeft een sociale zekerheidssysteem uitgewerkt waarvan de financiering wordt gedragen
door de werknemers en de werkgevers, met een staatsbijdrage voor de pensioenen.
De uitkeringen zijn aan het loon gekoppeld, omdat men ernaar streefde alle arbeiders het behoud van hun levensstandaard te verzekeren als bepaalde risico's optreden. Je kan dus spreken van een solidariteit onder de werkenden.
Lord Beveridge, die we in de eerste helft van de 20ste eeuw situeren, vond dat
niet alleen de werknemers, maar de totale bevolking recht heeft op bestaanszekerheid.
Via belastingen voorziet hij, ongeacht het type tewerkstelling, in eenzelfde forfaitaire uitkering voor elke burger bij werkloosheid, ziekte, pensionering, enz.
De huidige situatie
Het Belgische systeem bevat kenmerken van beide stromingen. Zo worden de pensioenen bepaald door de bijdragen die je hiervoor hebt betaald (Bismarck), maar heeft (bijna) iedereen recht op terugbetaling van ziekenhuiskosten (Beveridge). Ook de regelingen van de sociale bijstand kunnen volledig in het Beveridge-concept worden gezien.
De sociale zekerheid wordt binnen de Europese Unie op drie niveaus tot stand gebracht:
- nationale sociale voorzieningen voor alle burgers (zoals bijvoorbeeld de bijstand in Belgi? ),
- sociale verzekeringen (die vaak per beroepsgroep zijn georganiseerd)
- priv?-verzekeringen en spaarregelingen die steeds meer welgestelde Europese burgers afsluiten om hun levensstandaard veilig te stellen in geval van ziekte, werkloosheid of ouderdom.
Wie een beroep kan doen op een sociale verzekering, ontvangt een redelijke uitkering die gerelateerd is aan het eerdere loon, maar wie daarvoor niet in aanmerking komt (bijvoorbeeld omdat hij of zij nooit betaald werk heeft gehad, gehandicapt is, of te oud), wordt verwezen naar het eerste niveau van sociale zekerheid, het 'sociale vangnet', dat meestal slechts een minimumuitkering verstrekt., in Belgi? ook wel het “leefloon” genoemd.
Wanneer mensen jarenlang van een minimumuitkering moeten rondkomen, liggen verarming en sociale marginalisatie op de loer. De solidariteit staat onder druk.
De uitdaging is gekend, de eens zo beruchte baby-boom van na de tweede wereldoorlog wordt stilaan de opa-boom: tussen 2000 en 2010 komen er honderdduizend gepensioneerden bij, in de periode 2010-2030 zelfs achthonderdduizend. De vergrijzing van de bevolking zorgt voor meer uitgaven voor pensioenen, maar ook voor de gezondheidszorgen. Daarom stelde Minister van Begroting Johan Vande Lanotte voor om begrotingsoverschotten en de opbouw van andere reserves opzij te leggen voor de kosten van de vergrijzing. Op 10 mei 2000 stelde hij daarom voor een fonds op te richten met de toepasselijke naam: Zilverfonds.
Eigen mening
Dit is een erg actueel probleem, hoewel we misschien de dag van vandaag nog niet perfect kunnen inschatten wat voor een gevolgen dit zal hebben. Oplossingen en alternatieven heb ik in het volgende punt aangebracht. Men zal er rekening mee moeten houden dat de maatschappij steeds meer zal vergrijzen, en dus zal er steeds meer geld van de begroting aan sociale zekerheid moeten gespendeerd worden. De generatie van nu zal moeten werken om de generatie van de grootouders een goede oude dag te verzekeren, zoveel is nu al zeker.
Oplossingen/Alternatieven
Het geleidelijk opbouwen van begrotingsoverschotten is noodzakelijk om de demografische druk op de sociale uitgaven, die zich vooral na 2010 zal manifesteren, te kunnen opvangen.
Volgens de berekeningen van de Afdeling “Financieringsbehoeften van de Overheid” zou het geleidelijk optrekken van het begrotingsoverschot tot ongeveer 1,5 pct. van het BBP tegen 2010, dat vervolgens nog tot 2015 aangehouden wordt, voldoende waarborgen bieden om de demografische druk op de sociale uitgaven op te vangen. De Afdeling heeft deze vereiste concreet vertaald door gedurende een aantal jaren het vorderingenoverschot exclusief toe te wijzen aan het Zilverfonds.
Ieder jaar zal de regering een Zilvernota opstellen. Hierin zal het begrotingsbeleid op middellange en lange termijn worden toegelicht, rekening houdend met de extra-uitgaven voor de pensioenen en de andere sociale zekerheidsuitgaven. De Zilvernota zal dus ieder jaar een overzicht geven van de reserves, de uitgaven en de ontvangsten van het Zilverfonds. Via de Zilvernota zal men dus ieder jaar heel duidelijk weten hoeveel middelen er in dat jaar naar het Zilverfonds moeten.
Bronnen
http://storms.org/volk/Natuurwetpartij/programma/beleidsterreinen/fes/socialezekerheid/
http://www.kdc.kun.nl/erasmusplein/3-2000/solidariteit.html
http://www.sp.be/achtergrond/programma/toekomst/koepel/koepel2.asp
http://socialsecurity.fgov.be/
http://www.begroting.be/n/h3/h3.htm
Handige opties
- Werkstukken over:De druk op de sociale zekerheid