Werkstuk: De Deltawerken
Inhoudsopgave:
Inleiding
1. De ramp van 1953
2. Het Deltaplan
3. Westerschelde niet
4. Stormvloedkering
5. De eerste dammen
6. De Oosterschelde
7. Zout en zuiver
8. Zoeken naar een oplossing
9. Betere verbindingen
10. De Zeelandbrug
11. De Tolbrug
12. De recreatie
13. Het Grevelingenmeer
14. Minder verzilting
15. Kansen voor de industrie
16. Luctor et emergo
Bronvermelding
Inleiding.
De Deltawerken zijn tot nu het grootste en langste 'bouwwerk' in ons land. Je vindt de resultaten van de Deltawerken langs onze hele kust. Zonder de Deltawerken zou ons land gevaar lopen bij stormen; de lage delen van ons land zouden dan kunnen overstromen.
1. De ramp van 1953.
In de nacht van 1 februari 1953 werd zuidwest Nederland overvallen door een zware stormvloed. Op veel plaatsen braken de dijken. Een groot gebied liep onderwater en meer dan 1800 mensen verdronken. Duizenden stuks vee zijn ook verdronken. De schade was enorm. De volgende morgen is men direct begonnen de dijken te dichten en de schade te herstellen.
2. Het Deltaplan.
Al lang voor de ramp van 1953 werd er gesproken over betere beveiliging van zuidoost Nederland. Eer waren al verschillende plannen gemaakt maar het was nooit zo ver gekomen dat ze werden uitgevoerd. De ramp van 1953 versnelde echter het gesprek over betere beveiliging. Al spoedig besloot de Tweede Kamer het zogenaamde 'Deltaplan' te laten uitvoeren. Er werden speciale wetten gemaakt om het allemaal te regelen. Volgens dit Deltaplan zouden de zeegaten in zuidwest Nederland worden afgesloten.
Westerschelde niet.
De Nieuwe Waterweg kon natuurlijk niet worden afgesloten, want dan zouden de zeeschepen niet meer vrij naar Rotterdam kunnen varen. Datzelfde gold voor de Westerschelde. Die werd niet afgesloten omdat de scheepvaart naar Antwerpen niet gehinderd mocht worden.
In de vorige eeuw hebben we met België afgesproken dat we de vaart naar Antwerpen nooit zullen sluiten.
Toch moest ook het gebied rond de Westerschelde worden beveiligd. Dat gebeurde ook door de zeedijken in dat gebied flink te verhogen. Deze dijken werden, zoals men dat noemt, op Deltahoogte gebracht. Dit betekende dat ze minstens 5 meter boven de gemiddelde stand van het zeewater moesten uitkomen.
3. Stormvloedkering.
Bij de stormvloed van 1953 liep ook een belangrijk deel van het Zuid-Hollandse vaste land gevaar. Daar achter Rotterdam ligt een laag gebied waar heel veel mensen wonen. O die te beschermen werd de Hollandse IJssel bij Krimpen, een stormvloedkering gebouwd. Dit was het eerste Deltawerk dat klaar was. Het voornaamste onderdeel van de stormvloedkering is een grote metalen schijf. Deze wordt bij zeer hoge vloeden naar beneden gelaten om zo de Hollandse IJssel af te sluiten. Hierdoor wordt het opdringende zeewater tegengehouden. Het achterliggende land kan dat niet onder water lopen.
4. De eerste dammen.
Tussen de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden zouden dammen komen. Eerst werden de minst moeilijke dammen gebouwd. Dat was het geval met het zogenaamde 'Drie eilandenplan'. Door dammen in het Veersegat en de Zandkreek werden de eilanden Walcheren en Zuid- en Noord Beveland aan elkaar vastgemaakt. Tussen die dammen ontstond het Veersemeer. Toen dit klaar was begon men aan het moeilijke werk; de afsluiting van het Haringvliet en het Brouwershavensegat.
5. De Oosterschelde.
Bijna alle zeegaten werden volgens het Deltaplan afgesloten. Het moeilijkste karwij is de afsluiting van de grootste zeearm in dit gebied; de Oosterschelde. Inmiddels is het alweer 23 jaar geleden dat de ramp plaats vond.
Veel mensen zijn inmiddels gaan nadenken over het Deltaplan en de gevolgen daarvan. Toen het voor iedereen duidelijk was dat de Oosterschelde. dicht zou worden gemaakt, vroegen een aantal mensen zich af of dit wel een goed idee was. Want immers achter die dichte dam zou een zoetwatergebied ontstaan, een meer dus. Men had ook al een naar voor het nieuwe meer bedacht; het Zeeuwse meer. Zo'n dam die de Oosterschelde potdicht afsluit is geweldig voor de veiligheid. Het daar achterliggende gebied is zeer goed beschermd, maar aan zo'n dichte dam zitten ook nadelen.
6. Zout en zuiver.
De Oosterschelde. is een zoute zeearm gebleven, met heel zuiver zeewater. Daar moeten we heel zuinig op zijn. In deze zeearm leven veel soorten vissen, oesters en mosselen. Als er achter een dichte dam een meer zou ontstaan, met zoet water, dan zouden de zoutwater zeedieren verdwijnen. Bovendien komen veel jonge vissen naar de zuivere Oosterschelde om daar op te groeien. De Oosterschelde is dus een soort kinderkamer voor jonge vissen.
7. Zoeken naar een oplossing.
Toen besloten werd om het deltaplan uit te voeren was het doel een beteren veiligheid. En dat was nog steeds zo. Er werd echter gezocht naar een oplossing waarbij de veiligheid zeker is en Oosterschelde toch zout kon blijven. Er zijn toen plannen gemaakt voor een dam met een stormstuw erin. Die stormstuw kon voldoende zeewater doorlaten om de Oosterschelde voor een groot deel zout te houden. Men was echter nog lang niet zeker of dat zou lukken. Zo'n bijzondere dam is moeilijk te maken en bovendien heel deur. Ook mag het werk aan de dam niet te lang duren, want de Zeeuwen rond de Oosterschelde wilden zo snel mogelijk veilig wonen. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft dan ook gezegd dat als die bijzondere dam te duur zou worden, de Oosterschelde volgens het oude plan afgesloten zou worden. Dat betekende dat de Oosterschelde potdicht zou gaan. Achter de dam zou dan een zoetwatermeer ontstaan.
8. Betere verbindingen.
Tot 1959 was zuidwest Nederland een echt eilanden gebied. Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Goeree Overflakkee kon men enkel met een bood bereiken. Dat werd door de uitvoering van het Deltaplan totaal anders. Dank zij de dammen kregen deze eilanden een goede vaste verbinding met het vaste land. Voor de eilandbewoners zelf was dit erg fijn maar ook voor de toeristen die in de vakantie of in het weekend naar de eilanden trekken. Zij maken dankbaar gebruik van de nieuwe verbindingen. We zeggen dat de eilanden zijn ontsloten.
9. De Zeelandbrug.
Volgens het oorspronkelijke Delta zou het tot 1978 duren voordat de afsluiting van de Oosterschelde een feit was. Als de nieuwe plannen door zouden gaan wordt het later. Noord en Middel Zeeland zouden tot die tijd van elkaar gescheiden blijven door het brede water van de Oosterschelde. Bovendien zou een goede verbinding rechtstreeks van Rotterdam door de dam tot stand komen. Daarom besloot het Provinciaal Bestuur van Zeeland en de Gemeente besturen in het gebied rond de Oosterschelde, om een grote brug te laten bouwen van Schouwen-Duiveland naar Noord-Beveland. En dat gebeurde. Deze grote brug, de Zeelandbrug is niet door de landsregering betaald, omdat het niet bij het Deltaplan hoorde. De Zeeuwen moesten de verbinding dus zelf betalen. Zoveel geld hadden ze niet, en ze moesten gaan lenen.
10. De tolbrug.
Als je geld leent moet je rente betalen. Je moet ook het geleende bedrag in een keer terugbetalen. Om dat mogelijk te maken werd besloten van de Zeelandbrug een tolbrug te maken. Iedereen die erover heen rijdt moet geld betalen. De tolgelden worden gebruikt voor de rente en aflossing van de lening. Zolang het geleende bedrag niet is afgelost moet er dus tol betaald worden. De Zeeuwen hopen dat de brug helemaal afbetaald zal zijn als de dam door de Oosterschelde klaar is. Want over de dam, die wel door de regering wordt betaald, mag men gratis rijden. Als men dan nog voor de Zeelandbrug zou moeten betalen, zou niemand er meer gebruik van maken.
11. De recreatie.
Als gevolg van het Deltaplan is de recreatie belangrijk toegenomen. Dankzij de betere verbindingen kunnen de toeristen dit gebied beter gebruiken. Bovendien ontstonden door het Deltaplan nieuwe watersportgebieden, b.v. het Veersemeer tussen de voormalige eilanden, Walcheren, Zuid- en Noord Beveland. Langs het Veersemeer liggen watersportplaatsen als Veere, Kortegeene en Wolphaartsdijk. , waar het 's zomers een drukte van belang is.
12. Het Grevelingelingenmeer.
Door de afsluiting van het Brouwershavensegebied is nog een ander meer ontstaan; het Grevelingenmeer. Dit meer en het gebied er omheen werd ook geschikt gemaakt voor de recreatie. Er kwamen jachthavens en stranden, en er werden kleine eilandjes aangelegd. Er komen vele duizenden toeristen naar deze plaatsen. Deze toeristen komen vooral vanuit de dichtbevolkte Randstand. Bovendien is een deel van het Grevelingenmeer een beschermd natuurgebied. Hier komen dan broedplaatsen voor watervogels. Zo levert het Deltaplan recreatie gebieden op en nieuwe natuurgebieden.
13. Minder verzilting.
Voor het Deltaplan werd uitgevoerd hadden de boeren van zuidwest Nederland veel last van verzilting. Dat wil zeggen dat het zoute zeewater onder de dijken door het land binnendrong. De boeren hadden daar veel schade van. De meeste gewassen kunnen geen zoutwater verdragen. Nu is al veel water rond het eiland zoet geworden. Zoetwater is niet schadelijk voor de gewassen. De boeren zijn daarom erg tevreden met het Deltaplan. Voor hen zou het erg vervelend zijn als de Oosterschelde niet met een dichte dam afgesloten zou zijn en zout zou blijven. De verzilting zou dan immers doorgaan met alle schadelijke gevolgen voor de landbouw.
14. Kansen voor de industrie.
Voor de uitvoering van het Deltaplan was er in Zeeland maar weinig vooruitgang. Men noemde deze provincie wel eens de 'Doodlopende straat'. Veel jonge mensen trokken er weg omdat ze in de landbouw geen werk meer konden vinden. Net als overal in Nederland namen de machines de landarbeid over. Industrie was er omstreeks 1953 in Zeeland nog maar heel weinig. In elk geval niet genoeg om iedereen werk te geven. Dus moesten wel een heleboel mensen verhuizen. Zij gingen vooral naar de Randstand. Het Deltaplan bracht het zuidwesten echter midden in de belangstelling. Hierdoor en door de betere verbindingen kreeg nu ook de industrie een kans in Zeeland. Bovendien zei de Nederlandse regering dat er teveel mensen naar de Randstad kwamen; het was al vol genoeg. Daarom deed ze erg haar best om industrie naar Zeeland te brengen. En dat lukte. In verschillende plaatsen in Zeeland werden fabrieken gebouwd. Bijvoorbeeld in het Sloegebied in de buurt van Vlissingen en langs het kanaal van Gent naar Terneuzen, en vooral bij Terneuzen zelf. Door deze industrialisatie, dit betekend dat er meer fabrieken worden gebouwd, konden de Zeeuwen weer werk vinden in hun eigen Provincie. Maar ook van buiten de Provincie kwamen mensen naar Zeeland toe om er te werken. Vanaf 1966 zijn er meer mensen naar Zeeland gekomen dan eruit gingen. Door de beveiliging van Zeeland groeide het inwoneraantal weer. Dat was tot 1966 niet zo.
15. Luctor et Emergo.
Wat bleef was de strijd tegen het water. Ook al is er een Deltaplan en zijn er hoge en sterke dijken, maar het water kan nog steeds verraderlijk toeslaan. Zij die de verschrikking van 1953 hebben meegemaakt, zijn bij een zware storm nog altijd bang dat het weer gebeurt. Het Deltaplan werd speciaal ontworpen voor de veiligheid. De Zeeuwen weten van de voortdurende strijd tegen het water. Hun wapenspreuk luidt dan ook niet voor niet: 'Luctor et Emergo', wat betekend 'Ik worstel en ontkom'. Deze woorden zijn nog steeds van toepassing op Zeeland.
Bronvermelding:
1. Gevolgen van het Deltaplan, uitgeverij Pitmandruk Goes
2. De 12 Provincies, ten Brinke, Teleac
3. Het Grootste Waterwerk, Dick Schaap, uitgeverij Moussault Bussum
4. Het laatste Deltawerk, Dick Schaap, uitgeverij Moussault Bussum
Inleiding
1. De ramp van 1953
2. Het Deltaplan
3. Westerschelde niet
4. Stormvloedkering
5. De eerste dammen
6. De Oosterschelde
7. Zout en zuiver
8. Zoeken naar een oplossing
9. Betere verbindingen
10. De Zeelandbrug
11. De Tolbrug
12. De recreatie
13. Het Grevelingenmeer
14. Minder verzilting
15. Kansen voor de industrie
16. Luctor et emergo
Bronvermelding
Inleiding.
De Deltawerken zijn tot nu het grootste en langste 'bouwwerk' in ons land. Je vindt de resultaten van de Deltawerken langs onze hele kust. Zonder de Deltawerken zou ons land gevaar lopen bij stormen; de lage delen van ons land zouden dan kunnen overstromen.
1. De ramp van 1953.
In de nacht van 1 februari 1953 werd zuidwest Nederland overvallen door een zware stormvloed. Op veel plaatsen braken de dijken. Een groot gebied liep onderwater en meer dan 1800 mensen verdronken. Duizenden stuks vee zijn ook verdronken. De schade was enorm. De volgende morgen is men direct begonnen de dijken te dichten en de schade te herstellen.
2. Het Deltaplan.
Al lang voor de ramp van 1953 werd er gesproken over betere beveiliging van zuidoost Nederland. Eer waren al verschillende plannen gemaakt maar het was nooit zo ver gekomen dat ze werden uitgevoerd. De ramp van 1953 versnelde echter het gesprek over betere beveiliging. Al spoedig besloot de Tweede Kamer het zogenaamde 'Deltaplan' te laten uitvoeren. Er werden speciale wetten gemaakt om het allemaal te regelen. Volgens dit Deltaplan zouden de zeegaten in zuidwest Nederland worden afgesloten.
Westerschelde niet.
De Nieuwe Waterweg kon natuurlijk niet worden afgesloten, want dan zouden de zeeschepen niet meer vrij naar Rotterdam kunnen varen. Datzelfde gold voor de Westerschelde. Die werd niet afgesloten omdat de scheepvaart naar Antwerpen niet gehinderd mocht worden.
In de vorige eeuw hebben we met België afgesproken dat we de vaart naar Antwerpen nooit zullen sluiten.
Toch moest ook het gebied rond de Westerschelde worden beveiligd. Dat gebeurde ook door de zeedijken in dat gebied flink te verhogen. Deze dijken werden, zoals men dat noemt, op Deltahoogte gebracht. Dit betekende dat ze minstens 5 meter boven de gemiddelde stand van het zeewater moesten uitkomen.
3. Stormvloedkering.
Bij de stormvloed van 1953 liep ook een belangrijk deel van het Zuid-Hollandse vaste land gevaar. Daar achter Rotterdam ligt een laag gebied waar heel veel mensen wonen. O die te beschermen werd de Hollandse IJssel bij Krimpen, een stormvloedkering gebouwd. Dit was het eerste Deltawerk dat klaar was. Het voornaamste onderdeel van de stormvloedkering is een grote metalen schijf. Deze wordt bij zeer hoge vloeden naar beneden gelaten om zo de Hollandse IJssel af te sluiten. Hierdoor wordt het opdringende zeewater tegengehouden. Het achterliggende land kan dat niet onder water lopen.
4. De eerste dammen.
Tussen de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden zouden dammen komen. Eerst werden de minst moeilijke dammen gebouwd. Dat was het geval met het zogenaamde 'Drie eilandenplan'. Door dammen in het Veersegat en de Zandkreek werden de eilanden Walcheren en Zuid- en Noord Beveland aan elkaar vastgemaakt. Tussen die dammen ontstond het Veersemeer. Toen dit klaar was begon men aan het moeilijke werk; de afsluiting van het Haringvliet en het Brouwershavensegat.
5. De Oosterschelde.
Bijna alle zeegaten werden volgens het Deltaplan afgesloten. Het moeilijkste karwij is de afsluiting van de grootste zeearm in dit gebied; de Oosterschelde. Inmiddels is het alweer 23 jaar geleden dat de ramp plaats vond.
Veel mensen zijn inmiddels gaan nadenken over het Deltaplan en de gevolgen daarvan. Toen het voor iedereen duidelijk was dat de Oosterschelde. dicht zou worden gemaakt, vroegen een aantal mensen zich af of dit wel een goed idee was. Want immers achter die dichte dam zou een zoetwatergebied ontstaan, een meer dus. Men had ook al een naar voor het nieuwe meer bedacht; het Zeeuwse meer. Zo'n dam die de Oosterschelde potdicht afsluit is geweldig voor de veiligheid. Het daar achterliggende gebied is zeer goed beschermd, maar aan zo'n dichte dam zitten ook nadelen.
6. Zout en zuiver.
De Oosterschelde. is een zoute zeearm gebleven, met heel zuiver zeewater. Daar moeten we heel zuinig op zijn. In deze zeearm leven veel soorten vissen, oesters en mosselen. Als er achter een dichte dam een meer zou ontstaan, met zoet water, dan zouden de zoutwater zeedieren verdwijnen. Bovendien komen veel jonge vissen naar de zuivere Oosterschelde om daar op te groeien. De Oosterschelde is dus een soort kinderkamer voor jonge vissen.
7. Zoeken naar een oplossing.
Toen besloten werd om het deltaplan uit te voeren was het doel een beteren veiligheid. En dat was nog steeds zo. Er werd echter gezocht naar een oplossing waarbij de veiligheid zeker is en Oosterschelde toch zout kon blijven. Er zijn toen plannen gemaakt voor een dam met een stormstuw erin. Die stormstuw kon voldoende zeewater doorlaten om de Oosterschelde voor een groot deel zout te houden. Men was echter nog lang niet zeker of dat zou lukken. Zo'n bijzondere dam is moeilijk te maken en bovendien heel deur. Ook mag het werk aan de dam niet te lang duren, want de Zeeuwen rond de Oosterschelde wilden zo snel mogelijk veilig wonen. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft dan ook gezegd dat als die bijzondere dam te duur zou worden, de Oosterschelde volgens het oude plan afgesloten zou worden. Dat betekende dat de Oosterschelde potdicht zou gaan. Achter de dam zou dan een zoetwatermeer ontstaan.
8. Betere verbindingen.
Tot 1959 was zuidwest Nederland een echt eilanden gebied. Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Goeree Overflakkee kon men enkel met een bood bereiken. Dat werd door de uitvoering van het Deltaplan totaal anders. Dank zij de dammen kregen deze eilanden een goede vaste verbinding met het vaste land. Voor de eilandbewoners zelf was dit erg fijn maar ook voor de toeristen die in de vakantie of in het weekend naar de eilanden trekken. Zij maken dankbaar gebruik van de nieuwe verbindingen. We zeggen dat de eilanden zijn ontsloten.
9. De Zeelandbrug.
Volgens het oorspronkelijke Delta zou het tot 1978 duren voordat de afsluiting van de Oosterschelde een feit was. Als de nieuwe plannen door zouden gaan wordt het later. Noord en Middel Zeeland zouden tot die tijd van elkaar gescheiden blijven door het brede water van de Oosterschelde. Bovendien zou een goede verbinding rechtstreeks van Rotterdam door de dam tot stand komen. Daarom besloot het Provinciaal Bestuur van Zeeland en de Gemeente besturen in het gebied rond de Oosterschelde, om een grote brug te laten bouwen van Schouwen-Duiveland naar Noord-Beveland. En dat gebeurde. Deze grote brug, de Zeelandbrug is niet door de landsregering betaald, omdat het niet bij het Deltaplan hoorde. De Zeeuwen moesten de verbinding dus zelf betalen. Zoveel geld hadden ze niet, en ze moesten gaan lenen.
10. De tolbrug.
Als je geld leent moet je rente betalen. Je moet ook het geleende bedrag in een keer terugbetalen. Om dat mogelijk te maken werd besloten van de Zeelandbrug een tolbrug te maken. Iedereen die erover heen rijdt moet geld betalen. De tolgelden worden gebruikt voor de rente en aflossing van de lening. Zolang het geleende bedrag niet is afgelost moet er dus tol betaald worden. De Zeeuwen hopen dat de brug helemaal afbetaald zal zijn als de dam door de Oosterschelde klaar is. Want over de dam, die wel door de regering wordt betaald, mag men gratis rijden. Als men dan nog voor de Zeelandbrug zou moeten betalen, zou niemand er meer gebruik van maken.
11. De recreatie.
Als gevolg van het Deltaplan is de recreatie belangrijk toegenomen. Dankzij de betere verbindingen kunnen de toeristen dit gebied beter gebruiken. Bovendien ontstonden door het Deltaplan nieuwe watersportgebieden, b.v. het Veersemeer tussen de voormalige eilanden, Walcheren, Zuid- en Noord Beveland. Langs het Veersemeer liggen watersportplaatsen als Veere, Kortegeene en Wolphaartsdijk. , waar het 's zomers een drukte van belang is.
12. Het Grevelingelingenmeer.
Door de afsluiting van het Brouwershavensegebied is nog een ander meer ontstaan; het Grevelingenmeer. Dit meer en het gebied er omheen werd ook geschikt gemaakt voor de recreatie. Er kwamen jachthavens en stranden, en er werden kleine eilandjes aangelegd. Er komen vele duizenden toeristen naar deze plaatsen. Deze toeristen komen vooral vanuit de dichtbevolkte Randstand. Bovendien is een deel van het Grevelingenmeer een beschermd natuurgebied. Hier komen dan broedplaatsen voor watervogels. Zo levert het Deltaplan recreatie gebieden op en nieuwe natuurgebieden.
13. Minder verzilting.
Voor het Deltaplan werd uitgevoerd hadden de boeren van zuidwest Nederland veel last van verzilting. Dat wil zeggen dat het zoute zeewater onder de dijken door het land binnendrong. De boeren hadden daar veel schade van. De meeste gewassen kunnen geen zoutwater verdragen. Nu is al veel water rond het eiland zoet geworden. Zoetwater is niet schadelijk voor de gewassen. De boeren zijn daarom erg tevreden met het Deltaplan. Voor hen zou het erg vervelend zijn als de Oosterschelde niet met een dichte dam afgesloten zou zijn en zout zou blijven. De verzilting zou dan immers doorgaan met alle schadelijke gevolgen voor de landbouw.
14. Kansen voor de industrie.
Voor de uitvoering van het Deltaplan was er in Zeeland maar weinig vooruitgang. Men noemde deze provincie wel eens de 'Doodlopende straat'. Veel jonge mensen trokken er weg omdat ze in de landbouw geen werk meer konden vinden. Net als overal in Nederland namen de machines de landarbeid over. Industrie was er omstreeks 1953 in Zeeland nog maar heel weinig. In elk geval niet genoeg om iedereen werk te geven. Dus moesten wel een heleboel mensen verhuizen. Zij gingen vooral naar de Randstand. Het Deltaplan bracht het zuidwesten echter midden in de belangstelling. Hierdoor en door de betere verbindingen kreeg nu ook de industrie een kans in Zeeland. Bovendien zei de Nederlandse regering dat er teveel mensen naar de Randstad kwamen; het was al vol genoeg. Daarom deed ze erg haar best om industrie naar Zeeland te brengen. En dat lukte. In verschillende plaatsen in Zeeland werden fabrieken gebouwd. Bijvoorbeeld in het Sloegebied in de buurt van Vlissingen en langs het kanaal van Gent naar Terneuzen, en vooral bij Terneuzen zelf. Door deze industrialisatie, dit betekend dat er meer fabrieken worden gebouwd, konden de Zeeuwen weer werk vinden in hun eigen Provincie. Maar ook van buiten de Provincie kwamen mensen naar Zeeland toe om er te werken. Vanaf 1966 zijn er meer mensen naar Zeeland gekomen dan eruit gingen. Door de beveiliging van Zeeland groeide het inwoneraantal weer. Dat was tot 1966 niet zo.
15. Luctor et Emergo.
Wat bleef was de strijd tegen het water. Ook al is er een Deltaplan en zijn er hoge en sterke dijken, maar het water kan nog steeds verraderlijk toeslaan. Zij die de verschrikking van 1953 hebben meegemaakt, zijn bij een zware storm nog altijd bang dat het weer gebeurt. Het Deltaplan werd speciaal ontworpen voor de veiligheid. De Zeeuwen weten van de voortdurende strijd tegen het water. Hun wapenspreuk luidt dan ook niet voor niet: 'Luctor et Emergo', wat betekend 'Ik worstel en ontkom'. Deze woorden zijn nog steeds van toepassing op Zeeland.
Bronvermelding:
1. Gevolgen van het Deltaplan, uitgeverij Pitmandruk Goes
2. De 12 Provincies, ten Brinke, Teleac
3. Het Grootste Waterwerk, Dick Schaap, uitgeverij Moussault Bussum
4. Het laatste Deltawerk, Dick Schaap, uitgeverij Moussault Bussum