Werkstuk: BIO WW OEFENING C/
TAAK
BIOLOGIE
WETENSCHAPELIJK WERK
INSECTENBLOEIERS BESPREKEN IN DE HERFST
Mensen krijgen kinderen en dieren krijgen jongen. Ze planten zich voort. Daarvoor hebben ze speciale voortplantingsorganen. Ook planten zorgen voor nakomelingen. Hun voortplantingsorganen zijn hun bloemen. Die zorgen voor het zaad waaruit nieuwe planten kunnen groeien.
Mannelijke en vrouwelijke bloemen
Sommige plantensoorten hebben aan ??n plant zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De hazelaar is zo een voorbeeld.
Andere, zoals de wilg bijvoorbeeld, hebben alleen mannelijke of alleen vrouwelijke bloemen.
De meeste hebben tweeslachtige bloemen. Dit wil zeggen dat in ??n bloem tegelijk vrouwelijke en mannelijke delen aanwezig zijn. Een gekend voorbeeld is de klaproos.
Bestuiving
Om zaad, en dus nakomelingen, te kunnen vormen, moet een plant eerst bevrucht worden. Dit betekent dat het mannelijke stuifmeel de vrouwelijke stempel moet bereiken. Het stuifmeel gaat dan doorheen de stijl naar het vruchtbeginsel eronder. Dat is de plek waar de zaden zich ontwikkelen. Sommige planten kunnen zo zichzelf bevruchten. Dat noemen we dan zelfbestuiving. De meeste planten raken pas bevrucht als ze stuifmeel van andere planten van dezelfde soort ontvangen. Dit noemen we kruisbestuiving.
De wind en de insecten helpen de planten bij hun bestuiving. Zo onderscheiden we twee soorten bloeiers: windbloeiers en insectenbloeiers.
Windbloeiers
Zij hebben heel veel stuifmeel. E?n hazelaarkatje bijvoorbeeld levert 4 miljoen stuifmeelkorrels.
Insectenbloeiers
Zij laten hun stuifmeel door de insecten vervoeren. Ze hebben heel kleurrijke, geurrijke en opvallende bloemen. Dit is nodig om insecten te lokken.
Zodra de bloem bestoven is sterft ze af. De bloemblaadjes verschrompelen en vallen af. Het vruchtbeginsel zwelt op. Hierin wordt nu zaad gevormd.
Planten zonder bloemen
Niet alle planten dragen bloemen. Denken we maar aan varens en mossen. Zij vormen sporen om zich voort te planten. Of wat dacht je van de naaldbomen. Zij dragen kegels.
WINDBLOEIERS BESPREKEN IN DE HERFST
Het pampagras (Cortaderia selloana), een gekende sierplant, bloeit vanaf september met zilverwitte pluimen. Van dit tweehuizig gewas, afkomstig uit Zuid-Amerika, worden alleen de vrouwelijke exemplaren verkocht; de mannelijke zijn niet decoratief.
De pluim is opgebouwd uit aartjes, waarin 5 ? 6 bloempjes met zilverig behaarde kafjes. Hiertussen zit een lange, veervormige stempel, die bij het begin van de bloei zelfs met het blote oog te zien is. Met een handloep kan men de bouw (oppervlaktevergroting i.v.mm. het opvangen van stuifmeel) uitstekend waarnemen. Dit materiaal is bruikbaar tot de novemberstormen aan de pluimen beginnen te rukken.
Ander geschikt materiaal bekomen we van de ceder (Cedrus atlantica. Deze boom bloeit volop in september oktober. De mannelijke katjes kunnen geplukt worden, of na het afvallen verzameld. In een open doosje kunnen ze op een luchtige plek bijna onbeperkt bewaard worden.
De stuifmeelkorrels hebben luchtblazen, zodat de relatie tussen de bouw van de bloem (en van de korrel) en bestuiving kan aangetoond worden.
BIOLOGIE
WETENSCHAPELIJK WERK
INSECTENBLOEIERS BESPREKEN IN DE HERFST
Mensen krijgen kinderen en dieren krijgen jongen. Ze planten zich voort. Daarvoor hebben ze speciale voortplantingsorganen. Ook planten zorgen voor nakomelingen. Hun voortplantingsorganen zijn hun bloemen. Die zorgen voor het zaad waaruit nieuwe planten kunnen groeien.
Mannelijke en vrouwelijke bloemen
Sommige plantensoorten hebben aan ??n plant zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. De hazelaar is zo een voorbeeld.
Andere, zoals de wilg bijvoorbeeld, hebben alleen mannelijke of alleen vrouwelijke bloemen.
De meeste hebben tweeslachtige bloemen. Dit wil zeggen dat in ??n bloem tegelijk vrouwelijke en mannelijke delen aanwezig zijn. Een gekend voorbeeld is de klaproos.
Bestuiving
Om zaad, en dus nakomelingen, te kunnen vormen, moet een plant eerst bevrucht worden. Dit betekent dat het mannelijke stuifmeel de vrouwelijke stempel moet bereiken. Het stuifmeel gaat dan doorheen de stijl naar het vruchtbeginsel eronder. Dat is de plek waar de zaden zich ontwikkelen. Sommige planten kunnen zo zichzelf bevruchten. Dat noemen we dan zelfbestuiving. De meeste planten raken pas bevrucht als ze stuifmeel van andere planten van dezelfde soort ontvangen. Dit noemen we kruisbestuiving.
De wind en de insecten helpen de planten bij hun bestuiving. Zo onderscheiden we twee soorten bloeiers: windbloeiers en insectenbloeiers.
Windbloeiers
Zij hebben heel veel stuifmeel. E?n hazelaarkatje bijvoorbeeld levert 4 miljoen stuifmeelkorrels.
Insectenbloeiers
Zij laten hun stuifmeel door de insecten vervoeren. Ze hebben heel kleurrijke, geurrijke en opvallende bloemen. Dit is nodig om insecten te lokken.
Zodra de bloem bestoven is sterft ze af. De bloemblaadjes verschrompelen en vallen af. Het vruchtbeginsel zwelt op. Hierin wordt nu zaad gevormd.
Planten zonder bloemen
Niet alle planten dragen bloemen. Denken we maar aan varens en mossen. Zij vormen sporen om zich voort te planten. Of wat dacht je van de naaldbomen. Zij dragen kegels.
WINDBLOEIERS BESPREKEN IN DE HERFST
Het pampagras (Cortaderia selloana), een gekende sierplant, bloeit vanaf september met zilverwitte pluimen. Van dit tweehuizig gewas, afkomstig uit Zuid-Amerika, worden alleen de vrouwelijke exemplaren verkocht; de mannelijke zijn niet decoratief.
De pluim is opgebouwd uit aartjes, waarin 5 ? 6 bloempjes met zilverig behaarde kafjes. Hiertussen zit een lange, veervormige stempel, die bij het begin van de bloei zelfs met het blote oog te zien is. Met een handloep kan men de bouw (oppervlaktevergroting i.v.mm. het opvangen van stuifmeel) uitstekend waarnemen. Dit materiaal is bruikbaar tot de novemberstormen aan de pluimen beginnen te rukken.
Ander geschikt materiaal bekomen we van de ceder (Cedrus atlantica. Deze boom bloeit volop in september oktober. De mannelijke katjes kunnen geplukt worden, of na het afvallen verzameld. In een open doosje kunnen ze op een luchtige plek bijna onbeperkt bewaard worden.
De stuifmeelkorrels hebben luchtblazen, zodat de relatie tussen de bouw van de bloem (en van de korrel) en bestuiving kan aangetoond worden.