Werkstuk: Aids
Aids
Aids is een afkorting van Acquired Immuno-Deficiency Syndrome. Dat is Engels. Het betekent dat je afweersysteem beschadigt is. Daardoor kan je lijf zicht niet meer beschermen tegen allerlei ziektes. Als je aids hebt, word je sneller ziek dan iemand anders. En je word eerder ernstig ziek. Een verkoudheid wordt bij iemand met aids al gouw een longontsteking. Een griep kan dodelijk zijn. Je lichaam kan zich niet meer beschermen. Dat komt omdat het ge?nfecteerd is met een virus. Het is besmet met het aids-virus, oftewel het HIV-virus. De letters HIV zijn een afkorting van de Engelse woorden Human Immuno-Deficiency Virus. Dat betekend dat het een virus is dat het menselijke afweersysteem aantast.
Een virus is het kleinst levende deeltje dat we kennen. Je kunt het alleen met een elektronenmicroscoop zien. Daarmee kun je heel kleine dingen zien.
Een virus kan je lichaam binnenkomen. Je kunt het bijvoorbeeld inademen. Als een virus in je lichaam komt, maakt het meer virusdeeltjes. Je gaat je ziek voelen en je krijgt soms koorts. Griep en waterpokken zijn virusziektes. Die ziektes duren niet langer dan twee tot drie weken. Dat komt doordat je lichaam tegen het virus vecht. Dat werk wordt gedaan door je afweersysteem. Ieder mens heeft een afweersysteem. Het afweersysteem verdedigt je lichaam tegen ziektes. Als je griep krijgt, maakt je lichaam afweerstoffen tegen die ziekte. Die zorgen ervoor dat het virus geen kwaad meer kan. Daarom ben je meestal snel weer beter.
Het aids-virus of het HIV-virus werkt anders dan bijvoorbeeld het griepvirus. Als je ermee besmet bent, gebeurt er soms jarenlang niks. Veel mensen weten dan ook niet dat ze besmet zijn. Dat merken ze pas als een gewone verkoudheid opeens een longontsteking wordt. En als ze veel langer ziek blijven dan anders. Het HIV-virus is dan bezig om het afweersysteem kapot te maken. Als je besmet bent, krijg je later aids. Je weet alleen niet precies wanneer.
Hoe word je besmet?
Een virusziekte is meestal heel besmettelijk. Griep is een virusziekte, en waterpokken en mazelen ook. Als je uit dezelfde beker drinkt of in elkaars gezicht hoest, kun je het virus al van een ander krijgen. Het HIV-virus krijg je veel minder gemakkelijk. Het virus zit in bloed. Je kunt daarom ook via bloed besmet worden. Daar moet je dus voorzichtig mee zijn. Als je een wondje hebt, moet je zorgen dat daar niet het bloed van iemand anders in komt.
Bij een bloedtransfusie krijg je bloed van iemand anders. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij een operatie. Het bloed dat je krijgt, komt uit de voorraad van het ziekenhuis. Het mag natuurlijk niet besmet zijn met het HIV-virus. Tegenwoordig wordt al het bloed daar zorgvuldig op onderzocht. Vroeger gebeurde dat niet. Toen wisten artsen nog niet precies hoe het HIV-virus overging van een op de ander.
Met injectienaalden moet je ook voorzichtig zijn. Want als een dokter een injectie geeft, spuit hij iets in het bloed. Daarom mogen naalden altijd maar een keer worden gebruikt. In het ziekenhuis is dat normaal. Daar gebruiken ze meestal wegwerpnaalden. Maar mensen die drugs spuiten, zijn veel onvoorzichtiger. Ze kopen niet steeds een nieuwe naald. Ze gebruiken ook naalden van elkaar. Als de een ziek is, wordt de ander het ook. Drugsverslaafden lopen daarom meer kans op seropositief te worden.
Als een vrouw in verwachting is, krijgt de baby in haar buik voedsel door de navelstreng. Het voedsel gaat via het bloed van de moeder door de navelstreng naar het kind. Als de moeder seropositief is, is de kans groot dat het kindje het HIV-virus van de moeder krijgt. Een baby waarvan de moeder seropositief is, krijgt meteen na de geboorte medicijnen. Het virus heeft zich dan nog niet zo veel in het kind verspreid. De besmetting gaat dan vaak niet door. Seropositieve vrouwen kunnen hun baby ook tijdens de bevalling besmetten. Omdat ze tijdens de bevalling bloed verliezen. Seropositieve vrouwen moeten daarom altijd in het ziekenhuis bevallen. In het ziekenhuis kan een kindje beter tegen besmetting worden beschermd dan thuis. Baby’s kunnen ook nog besmet raken door moedermelk te drinken van een seropositieve moeder. Dat gebeurt in Nederland bijna nooit. Dokters letten er goed op dat baby’s van seropositieve moeders melk uit een fles krijgen.
Een aids-test
Als je besmet bent met het HIV-virus, krijg je niet meteen aids. Hoe weet je dan dat je besmet bent? Dat weet je pas zeker als je een test in het ziekenhuis hebt laten doen. Bij die test wordt wat bloed bij je afgenomen. Dat wordt onderzocht. Na een paar weken is duidelijk of je het HIV-virus wel of niet in je bloed hebt zitten. Zo’n aids-test laten mensen doen die twijfelen. Omdat ze drugsverslaafd zijn en geen schone naalden gebruiken. Die mensen horen bij een risicogroep. Mensen uit de risicogroep lopen meer kans om besmet raken dan andere mensen.
Als mensen horen dat ze seropositief zijn, schrikken ze. Ze weten dan dat ze een keer aids zullen krijgen. En aan aids ga je dood. Sommige seropositieven zeggen het tegen hun vrienden en familie. Maar de meesten vertellen het liever aan zo weinig mogelijk mensen. Vaak gaan mensen vreemd tegen iemand doen als ze weten dat diegene seropositief is. Veel mensen worden ban. Ze denken dat ze besmet zullen worden!
er komt nog meer .....(denk ik!)
Aids is een afkorting van Acquired Immuno-Deficiency Syndrome. Dat is Engels. Het betekent dat je afweersysteem beschadigt is. Daardoor kan je lijf zicht niet meer beschermen tegen allerlei ziektes. Als je aids hebt, word je sneller ziek dan iemand anders. En je word eerder ernstig ziek. Een verkoudheid wordt bij iemand met aids al gouw een longontsteking. Een griep kan dodelijk zijn. Je lichaam kan zich niet meer beschermen. Dat komt omdat het ge?nfecteerd is met een virus. Het is besmet met het aids-virus, oftewel het HIV-virus. De letters HIV zijn een afkorting van de Engelse woorden Human Immuno-Deficiency Virus. Dat betekend dat het een virus is dat het menselijke afweersysteem aantast.
Een virus is het kleinst levende deeltje dat we kennen. Je kunt het alleen met een elektronenmicroscoop zien. Daarmee kun je heel kleine dingen zien.
Een virus kan je lichaam binnenkomen. Je kunt het bijvoorbeeld inademen. Als een virus in je lichaam komt, maakt het meer virusdeeltjes. Je gaat je ziek voelen en je krijgt soms koorts. Griep en waterpokken zijn virusziektes. Die ziektes duren niet langer dan twee tot drie weken. Dat komt doordat je lichaam tegen het virus vecht. Dat werk wordt gedaan door je afweersysteem. Ieder mens heeft een afweersysteem. Het afweersysteem verdedigt je lichaam tegen ziektes. Als je griep krijgt, maakt je lichaam afweerstoffen tegen die ziekte. Die zorgen ervoor dat het virus geen kwaad meer kan. Daarom ben je meestal snel weer beter.
Het aids-virus of het HIV-virus werkt anders dan bijvoorbeeld het griepvirus. Als je ermee besmet bent, gebeurt er soms jarenlang niks. Veel mensen weten dan ook niet dat ze besmet zijn. Dat merken ze pas als een gewone verkoudheid opeens een longontsteking wordt. En als ze veel langer ziek blijven dan anders. Het HIV-virus is dan bezig om het afweersysteem kapot te maken. Als je besmet bent, krijg je later aids. Je weet alleen niet precies wanneer.
Hoe word je besmet?
Een virusziekte is meestal heel besmettelijk. Griep is een virusziekte, en waterpokken en mazelen ook. Als je uit dezelfde beker drinkt of in elkaars gezicht hoest, kun je het virus al van een ander krijgen. Het HIV-virus krijg je veel minder gemakkelijk. Het virus zit in bloed. Je kunt daarom ook via bloed besmet worden. Daar moet je dus voorzichtig mee zijn. Als je een wondje hebt, moet je zorgen dat daar niet het bloed van iemand anders in komt.
Bij een bloedtransfusie krijg je bloed van iemand anders. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij een operatie. Het bloed dat je krijgt, komt uit de voorraad van het ziekenhuis. Het mag natuurlijk niet besmet zijn met het HIV-virus. Tegenwoordig wordt al het bloed daar zorgvuldig op onderzocht. Vroeger gebeurde dat niet. Toen wisten artsen nog niet precies hoe het HIV-virus overging van een op de ander.
Met injectienaalden moet je ook voorzichtig zijn. Want als een dokter een injectie geeft, spuit hij iets in het bloed. Daarom mogen naalden altijd maar een keer worden gebruikt. In het ziekenhuis is dat normaal. Daar gebruiken ze meestal wegwerpnaalden. Maar mensen die drugs spuiten, zijn veel onvoorzichtiger. Ze kopen niet steeds een nieuwe naald. Ze gebruiken ook naalden van elkaar. Als de een ziek is, wordt de ander het ook. Drugsverslaafden lopen daarom meer kans op seropositief te worden.
Als een vrouw in verwachting is, krijgt de baby in haar buik voedsel door de navelstreng. Het voedsel gaat via het bloed van de moeder door de navelstreng naar het kind. Als de moeder seropositief is, is de kans groot dat het kindje het HIV-virus van de moeder krijgt. Een baby waarvan de moeder seropositief is, krijgt meteen na de geboorte medicijnen. Het virus heeft zich dan nog niet zo veel in het kind verspreid. De besmetting gaat dan vaak niet door. Seropositieve vrouwen kunnen hun baby ook tijdens de bevalling besmetten. Omdat ze tijdens de bevalling bloed verliezen. Seropositieve vrouwen moeten daarom altijd in het ziekenhuis bevallen. In het ziekenhuis kan een kindje beter tegen besmetting worden beschermd dan thuis. Baby’s kunnen ook nog besmet raken door moedermelk te drinken van een seropositieve moeder. Dat gebeurt in Nederland bijna nooit. Dokters letten er goed op dat baby’s van seropositieve moeders melk uit een fles krijgen.
Een aids-test
Als je besmet bent met het HIV-virus, krijg je niet meteen aids. Hoe weet je dan dat je besmet bent? Dat weet je pas zeker als je een test in het ziekenhuis hebt laten doen. Bij die test wordt wat bloed bij je afgenomen. Dat wordt onderzocht. Na een paar weken is duidelijk of je het HIV-virus wel of niet in je bloed hebt zitten. Zo’n aids-test laten mensen doen die twijfelen. Omdat ze drugsverslaafd zijn en geen schone naalden gebruiken. Die mensen horen bij een risicogroep. Mensen uit de risicogroep lopen meer kans om besmet raken dan andere mensen.
Als mensen horen dat ze seropositief zijn, schrikken ze. Ze weten dan dat ze een keer aids zullen krijgen. En aan aids ga je dood. Sommige seropositieven zeggen het tegen hun vrienden en familie. Maar de meesten vertellen het liever aan zo weinig mogelijk mensen. Vaak gaan mensen vreemd tegen iemand doen als ze weten dat diegene seropositief is. Veel mensen worden ban. Ze denken dat ze besmet zullen worden!
er komt nog meer .....(denk ik!)