Werkstuk: AEX-effectenbeurs
Hoofdstuk 1: Wat is de AEX-effectenbeurs?
Hoofdstuk 2: Beurstermen en begrippen.
Ik doe dit werkstuk over de effectenbeurs (vooral de AEX), omdat ik er niet zoveel van af wist en daarom zou ik er wat meer over te weten willen komen.
We hebben over de hele wereld heel wat verschillende effectenbeurzen, zoals:
· Amsterdam
· Brussel
· Londen
· Parijs
· Frankfurt
· Madrid
· Milaan
· Moskou
· Down Jones
· Nasdag
· S&P500
· Tokio Nikkei
· Kuala Lumpur
· Hong Kong
· Jakarta
· Bangkok
· Brazilië
· Carácas
· Wallstreet
Hoofdstuk 1: Wat is de AEX-Effectenbeurs?
De werkmaatschappij AEX-Effectenbeurs is belast met de organisatie van de openbare kapitaalmarkt in Nederland. Op deze kapitaalmarkt zijn verschillende partijen actief. In de eerste plaats kapitaalvragers en kapitaalverschaffers. In de tweede plaats intermediairs die bijdragen aan het efficiënt functioneren van de kapitaalmarkt. Op de AEX-Effectenbeurs zijn globaal gezien twee categorieën intermediairs: hoeklieden en commissiehuizen (banken en commissionairs). Hoeklieden mogen niet rechtstreeks met beleggers handelen, commissiehuizen mogen dat wel en kunnen daarbij in beginsel zowel bemiddelaar als tegenpartij zijn. De openbare kapitaalmarkt kent twee onderdelen: de primaire markt en de secundaire markt.
De primaire openbare kapitaalmarkt omvat de uitgifte van effecten waarvoor aan de AEX-Effectenbeurs een notering wordt aangevraagd. Kapitaalvragers (de zogenaamde Uitgevende Instellingen) zijn onder meer het bedrijfsleven, de overheid en supranationale instellingen. Een notering aan de AEX-Effectenbeurs biedt verhandelbaarheid van effecten op een gereguleerde kapitaalmarkt. De kapitaalverschaffers, Institutionele Beleggers en particuliere beleggers, hechten belang aan deze verhandelbaarheid, hetgeen de financieringskosten voor de Uitgevende Instellingen verlaagt. Daarnaast biedt een notering aan de AEX-Effectenbeurs convergentie van kapitaalstromen (vele kleine aanbieders van kapitaal kunnen in de kapitaalbehoefte van een grote vrager voorzien), risicospreiding (een belegger kan zijn aanbod van kapitaal spreiden over verscheidene vermogensobjecten), referentie (beleggers zijn op de hoogte van de waarde van hun bezittingen) en de efficiency van een centrale marktplaats (lagere ! transactiekosten voor kapitaalverschaffers). Op basis van de vastgelegde voorwaarden (de noteringsovereenkomst en het Fondsenreglement) kunnen de Uitgevende Instellingen hun effecten op de beurs laten noteren. Deze aanbieding van effecten zal altijd geschieden met behulp van een emissiehuis, meestal op basis van een prospectus. Het prospectus wordt door de Uitgevende Instelling onder begeleiding van een emissiehuis opgesteld en moet daarna worden goedgekeurd door de AEX-Effectenbeurs. Op de secundaire markt vindt de handel plaats in de genoteerde waardepapieren. Het is de taak van de beurs om vraag en aanbod op een zo efficiënt mogelijke wijze bijeen te brengen zodat orders van beleggers zo snel en goedkoop mogelijk worden uitgevoerd tegen een faire prijs. Het handelssysteem, de manier waarop de handel in effecten is georganiseerd, is mede bepalend voor de mate waarin de beurs in deze taak slaagt. Het handelssysteem van de AEX-Effectenbeurs bestaat uit diverse segmenten. Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de wensen van diverse categorieën gebruikers, alsmede aan de verschillen in liquiditeit tussen de genoteerde effecten. Om aan de uiteenlopende wensen van de beleggers tegemoet te komen is een splitsing aangebracht tussen retail en wholesale. Kenmerkend voor het retailsegment is de centrale markt; de wholesalehandel daarentegen wordt gekenmerkt door een grote mate van vrijheid. De scheiding tussen retail en wholesale wordt bepaald door de omvang van de tra! nsactie. Voor orders kleiner dan de vastgestelde grenzen is gebruik van de centrale markt verplicht, bij grotere orders is dit facultatief. Bij de Organisatie van de centrale markt heeft de AEX-Effectenbeurs rekening gehouden met de verschillen in liquiditeit tussen de genoteerde effecten. Zo kent de AEX-Effectenbeurs aparte handelsregels en -systemen voor de retailhandel in de (ongeveer 35) meest actief verhandelde aandelenfondsen, open-end beleggingsfondsen, overige aandelenfondsen, Staatsobligaties en niet-Staatsobligaties. Kenmerkend voor deze systemen (met uitzondering van de retailhandel in Staatsobligaties) is het feit dat orders van beleggers worden ingelegd in een orderboek. Het orderboek wordt beheerd door een hoekman (één per fonds) en is tevens zichtbaar voor banken en commissionairs. De hoekman kan in het orderboek een quote voor eigen rekening afgeven; bij de meest actief verhandelde aandelenfondsen is hij daartoe zelfs verplicht. Matchende orders in de meest act! ief verhandelde aandelenfondsen worden (vrijwel) geheel aut! omatisch uitgevoerd; in de overige fondsen maakt de hoekman handmatig een notering op en voert zodoende de matchende orders tegen elkaar uit. Het orderboek voor de meest actief verhandelde aandelenfondsen wordt ook wel ?Limietenboek? genoemd. In het wholesalesegment biedt de AEX-Effectenbeurs diverse faciliteiten ter ondersteuning van de handel in grote transacties. De professionele handel in Staatsobligaties en liquide overige obligaties wordt Amsterdam Treasury bond Market (ATM) genoemd. Dit marktsegment wordt onderhouden door een interdealer broker, die zelf geen positie in mag nemen. Naast de Nederlandse Toegelaten Instellingen zijn hier ook circa twintig instellingen actief, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Duitsland. Ten behoeve van de wholesalehandel in alle overige effecten stelt de AEX-Effectenbeurs AIDA en ASSET ter beschikking. AIDA biedt de Toegelaten Instellingen anonieme schermenhandel, ASSET stelt hen in de gelegenheid hun handelsbereid! heid te adverteren richting Institutionele Beleggers in binnen- en buitenland door middel van het afgeven van quotes. De diverse retailsystemen, AIDA en ASSET tezamen worden aangeduid met de term Trading System Amsterdam (?TSA?). De AEX-Effectenbeurs draagt zorg voor de verspreiding van de meest relevante handelsinformatie. Dit betreft omzetten, de laatst gedane koers in het retailsegment, de ASSET-prijzen en de beste bied- en laatprijzen in het retailsegment voor de aandelenfondsen die zijn opgenomen in de AEX-index en de Amsterdam Midkap-index. De verkoop van deze informatie geschiedt door de werkmaatschappij AEX-Data Services. Daarnaast ziet de beurs erop toe dat de beursgenoteerde ondernemingen de gehele markt gelijktijdig van gelijkluidend bedrijfsnieuws voorzien. Het doorzichtig maken van de markt is één van de essentiële functies van de beurs. Het bedrijfsproces van de AEX-Effectenbeurs verloopt geautomatiseerd. De automatisering van de beurs is ondergebracht in een apa! rte werkmaatschappij AEX-Information Technology. Tenslotte ! bestaat de mogelijkheid via de AEX-Effectenbeurs te handelen in originele buitenlandse aandelen die via het Amsterdam Security Account Systeem (?ASAS?) worden afgewikkeld. ASAS is ondergebracht in AEX-Clearing & Depository. De onderliggende aandelen zijn gedeponeerd in het land van vestiging van de buitenlandse vennootschap, terwijl tegenover deze door Nominee Amsterdam Stock Exchange gehouden aandelen ASAS-rechten worden uitgegeven. De notering van ASAS vindt voornamelijk plaats in de desbetreffende vreemde valuta.
Hoofdstuk 2: Beurstermen en begrippen.
Achtergestelde lening: Lening die aan de aandeelhouders pas wordt afgelost indien alle overige schuldeisers zijn terugbetaald.
Advieskoers: Door de hoekman geschatte koers, die voorafgaand aan het totstandkomen van de koers wordt opgegeven.
AEX index: De belangrijkste graadmeter van de Nederlandse aandelenmarkt. De Amsterdam Exchanges-index (AEX-index) is het gewogen gemiddelde van de vijfentwintig meest verhandelde fondsen op de AEX-Effectenbeurs. De index wordt doorlopend berekend.
Afstempelen: Verlaging van de nominale waarde van een aandeel. Vindt veelal plaats om waarde aandeel meer in overeenstemming te brengen met het werkelijke vermogen.
Agio: Gunstig koersverschil t.o.v. de nominale waarde of uitgiftekoers van een effect.
Agioreserve: Reserve, ontstaan door uitgifte van aandelen of obligaties boven de koers van 100%.
Amerikaanse stijl: Amerikaanse stijl-opties zijn opties die op elk moment gedurende de looptijd kunnen worden uitgeoefend. Dit in tegenstelling tot Europese stijl-opties. De naamgeving is historisch en heeft niets te maken met de plaats van verhandeling. De op de AEX-Optiebeurs verhandelbare aandelenopties zijn Amerikaanse stijl.
Amsterdam Security Account System: Girale handel in buitenlandse effecten op Amsterdamse Effectenbeurs.
Asset Mix: Samenstelling van de portefeuille, bijv. aandelen, obligaties en onroerend goed.
At the money: Een optieserie wordt ?at the money? genoemd wanneer de uitoefenprijs ongeveer gelijk is aan de koers van de onderliggende waarde. Avondhandel: Niet-officiële handel in effecten na 17.00 uur. Baissier: Een persoon die effecten verkoopt zonder dat hij deze bezit, met de verwachting deze later tegen een lagere koers te kunnen kopen. Basket: Zie: Mandje.
Bearmarket: Pessimistische stemming over de ontwikkeling van de markt. Bèta: De bèta van een fonds is een maatstaf voor de mate waarin dat fonds ten opzichte van de markt als geheel beweegt. Een bèta van bijvoorbeeld 0,75 geeft aan dat een stijging van de markt met 1% in een bepaalde periode gepaard ging met een stijging van het fonds met 0,75%. Beta?s kunnen ook voor een aantal fondsen - ten opzichte van de markt - worden berekend. Bestensorder: Opdracht tot aan- of verkoop van effecten zonder opgave van een limiet.
Biedkoers: De prijs die voor een fonds geboden wordt. Bonusaandeel: Aandeel die ?gratis? door de vennootschap wordt verstrekt aan de aandeelhouders.
Bookbuilding: Wijze waarop een grote aandelen- of obligatie-emissie wordt geplaatst door een bankensyndicaat. Voorafgaande aan de plaatsing wordt onderzocht tegen welke prijs en naar welke hoeveelheid er voldoende vraag is, zodat afzet van de emissie verzekerd is. Overgewaaid uit de VS en in Nederland steeds meer toegepast bij aandelen-emissies. Brady bonds: Staatsobligaties van Latijns-Amerikaanse landen, uitgegeven in het kader van de door de VS ondersteunde schuldsanering. Vernoemd naar de architect van het plan, Nicholas Brady, in de jaren tachtig onderminister van financiën van de VS.
Bullmarket: Optimistische stemming over de ontwikkeling van de markt. Call-optie: Een optie die de koper het recht geeft de onderliggende waarde gedurende een bepaalde periode te kopen tegen de uitoefenprijs van die optie.
Certificaat (CvA): Effect die een aandeel in een bepaalde onderneming vertegenwoordigt welke in beheer is bij een administratiekantoor. In tegenstelling tot normale aandelen heeft men op certificaten geen stemrecht. Closing buy: Zie: Open sell.
Closing sell: Zie: Open buy.
Commisionair: Adviseert/beheert en voert opdrachten uit voor cliënten op de Beurs. Voert ook opdrachten uit voor eigen rekening. Converteerbare obligatie: Obligatie welke onder bepaalde voorwaarden tegen een bepaalde koers tegen één of meer aandelen kan worden omgewisseld. Correctie: Wordt gebruikt om een kleine (vaak verwachte) koersdaling aan te geven. Na een langere periode van koersstijgingen ziet men vaak door o.a. winstnemingen zo?n correctie optreden.
Coupon: Deel van een obligatie waarop de verschuldigde rente wordt uitbetaald.
Dagorder: Opdracht tot aan- of verkoop van effecten die slechts één dag geldig is.
Deep in the money: Een optieserie die ver ?in the-money ?is. De optie heeft een hoge intrinsieke waarde en reageert sterk op koersveranderingen van de onderliggende waarde. Dit in tegenstelling tot ?at the money ?of ?out of the money? opties.
Dekkingseisen: Zie: Margin verplichting.
Delta: De delta van een optie geeft een indicatie van de mate waarin de optiepremie reageert op koersveranderingen van de onderliggende waarde. Als een optie een delta heeft van 50, zal de optie hetzelfde reageren op koersveranderingen van de onderliggende waarde als 50 aandelen. De optiepremie volgt de koersverandering van de onderliggende waarde (100) dus voor de helft. Een optie heeft een hogere delta naarmate zij verder ?in the money? is. Delta?s zijn dus niet constant.
Disagio: Een nadelig koersverschil t.o.v. de nominale waarde of de uitgiftekoers van een fonds.
Disconto: De door de Nederlandse bank vastgestelde rentevoet op de geldmarkt.
Dividend: Deel van de winst dat door de onderneming aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Dividendbewijs: Onderdeel van het aandeel waarop het dividend wordt uitbetaald.
Doorlopende order: Opdracht tot aan- of verkoop die geldt tot hij wordt ingetrokken.
Down Jones Index (industrie): Indexcijfer samengesteld uit de koersen van op een aantal op de New Yorkse effectenbeurs genoteerde belangrijke industriefondsen.
Dutch Top5 index: Een aandelenindex die is samengesteld uit de vijf ?internationals? (Akzo Nobel, KLM, Koninklijke Olie, Philips en Unilever). Effectieve waarde: Beurswaarde.
Emissie: Uitgifte van (nieuwe) aandelen of obligaties. Europese stijl: Opties die alleen aan het einde van de looptijd kunnen worden uitgeoefend. Indexopties zijn doorgaans van het Europese type. Eurotop 100 index: Een index die de koersontwikkeling van de Europese aandelenmarkt weergeeft. De index is samengesteld uit 100 Europese aandelenfondsen uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Zweden, Italië, Nederland en België.
Expiratie: De afloopdatum van een optie. Meestal de derde vrijdag van de afloopmaand. De expiratiedatum is de laatste mogelijkheid om openstaande posities te sluiten.
Expiratiecyclus: De reeks afloopmaanden van 3-, 6- en 9-maandsopties die op een bepaalde optieklasse van toepassing is. Indexopties bijvoorbeeld worden verhandeld in de cyclus januari, april, juli en oktober. Far out of the money: Een optie is ?far out of the money? indien de koers van de onderliggende waarde ver verwijderd is van de uitoefenprijs. Bij een call-optie indien de koers van de onderliggende waarde een stuk hoger ligt; bij een put-optie indien de koers een stuk lager ligt dan de uitoefenprijs. De premies zijn meestal erg laag. Alleen in extreme omstandigheden hebben deze opties nog een kans om ?in the money? te raken. Fixed-Rate: Obligaties met vaste rente coupon.
Footsie: Populaire benaming voor de FTSE-100 index. Deze op de Londense beurs genoteerde index is samengesteld uit 100 Engelse beursfondsen. Er bestaat ook een FTSE-250 index.
Front running: Praktijk waarbij een effectenhandelaar met voorkennis van een grote order voor eigen rekening positie inneemt, na plaatsing van de grote order zal de koers stijgen, waardoor de handelaar zijn positie direct met winst kan verkopen. Deze strafbare handeling is een van de punten die bij het recente schandaal op de Amsterdamse beurs veel is toegepast. Gamma: De gamma van een optie geeft aan in welke mate de delta van een optie verandert ten gevolge van de koersverandering van de onderliggende waarde. Bij een delta (of beter: een hedge-ratio) van 0,5 en een gamma van 0,05 zal de delta bij een koersbeweging van een gulden stijgen naar 0,55 of dalen naar 0,45.
Gedaan en bieden: Ontstaat wanneer niet alle kooporders op de gedane koers kunnen worden uitgevoerd.
Gedaan en laten: Ontstaat wanneer niet alle verkooporders op de gedane koers kunnen worden uitgevoerd.
Gedekt schrijven: Het schrijven van een optie waarbij de opgenomen verplichting volledig is afgedekt door het bezit van de onderliggende waarde of door een gekochte optie.
Greenback: Populaire benaming voor de Amerikaanse Dollar. Groeifonds: Aandeel van een onderneming, waarvan een krachtige expansie wordt verwacht.
Haussier: Iemand die effecten koopt in de verwachting van een koersstijging. Hoekman: Wordt tegenwoordig specialist genoemd. Houdt zich bezig met de handel in bepaalde fondsen, neemt voor die fondsen orders aan van banken en commissionairs en maakt de officiële noteringen op aan de hand van de binnengekomen orders.
Indexoptie: Een optie op een aandelenindex. Kan bijvoorbeeld worden gebruikt om te anticiperen op een verwachte beweging van de markt als geheel of om gespreid samengestelde aandelenportefeuilles te beschermen tegen de gevolgen van koersdaling.
Interim-dividend: Tussentijds dividend.
In the money: Een call-optie met een uitoefenprijs die lager is dan de koers van de onderliggende waarde of een put-optie met een uitoefenprijs boven de koers van de onderliggende waarde. Een ?in the money? optie heeft intrinsieke waarde.
Intrinsieke waarde: Bij aandelen: Theoretische waarde van een aandeel, gebaseerd op o.a. de werkelijke waarde van de activa, na aftrek van de passiva. Bij opties: Het verschil tussen de koers van de onderliggende waarde en de uitoefenprijs bij een call-optie en het verschil tussen de uitoefenprijs en de koers van de onderliggende waarde bij een put-optie. De intrinsieke waarde geeft aan hoeveel de opbrengst van de optie bij uitoefening bedraagt. De intrinsieke waarde is nooit negatief. Koers/cashflow verhouding: Verhouding tussen de koers en de brutowinst, voor afschrijving doch na belasting, van een aandeel.
Koers/winst verhouding: Verhouding tussen de koers en de netto winst per aandeel.
Laatkoers: De prijs waartegen een bepaald fonds wordt aangeboden. Limietorder: Een order waarbij een bepaalde prijslimiet wordt opgegeven. De belegger wil minimaal de limietprijs ontvangen (bij een verkooporder) of maximaal de limietprijs betalen (bij een kooporder). Long positie: Ander woord voor een kooppositie. Deze positie ontstaat door een peningsaankoop van een optie of een future.
Mandje: Pakket aandelen, samengesteld om risico te spreiden, vaak gelijk aan de samenstelling van een index. Bijv.: een Mandje AEX. Wordt ook wel door Marketmakers gebruikt om AEX-index te beïnvloeden. Marginverplichting: Beleggers die opties schrijven moeten voldoen aan de minimum dekkingseisen van de AEX-Optiebeurs. Het bedrag, of de tegenwaarde van dat bedrag in effecten, vormt een buffer tegen de risico?s die men op grond van de geschreven opties neemt.
Midkap index: Graadmeter voor het ?middensegment? van de Nederlandse aandelenmarkt. ?Kap? staat voor marktkapitalisatie ofwel beurswaarde. Opgenomen zijn de vijfentwintig fondsen die in omzet volgen op de fondsen uit de Amsterdam Exchanges-index (AEX-index). Het gewicht van de geselecteerde fondsen wordt bepaald door de marktkapitalisatie. Netto winst: Winstcijfer na aftrek van afschrijving en belasting. Nominale waarde: Bij een obligatie; de grootte van de schuldvordering. Bij een aandeel; het bedrag der kapitaaldeelneming, dat ook op het aandeel staat afgedrukt (dit is dus niet de koerswaarde).
Obligatie: Schuldbrief, recht gevende op een doorgaans vaste rente en na aflosbaarstelling, op terugbetaling van de hoofdsom. Open buy: Een openingstransactie waarbij een optie wordt gekocht. Een openingsaankoop wordt teniet gedaan door een sluitingsverkoop (closing sell).
Open sell: Een openingstransactie waarbij een optie wordt geschreven. Een openingsverkoop wordt teniet gedaan door een sluitingsaankoop (closing buy). Optie: Verhandelbaar recht om van de onderliggende waarde (bijv. aandelen of obligaties) een standaardhoeveelheid te kopen (Call) of te verkopen (Put) tegen een vooraf overeengekomen prijs en gedurende de looptijd van de optie. Out of the money: Een optie is out-of-the-money wanneer zij geen intrinsieke waarde heeft. Een call-optie is ?out of the money? wanneer de uitoefenprijs hoger is dan de koers van de onderliggende waarde. Een put-optie is ?out of the money? als de uitoefenprijs lager is dan de koers van de onderliggende waarde. De premie van een ?out of the money? bestaat alleen uit tijd- en verwachtingswaarde.
Preferent aandeel: Aandeel, dat voorrang geniet boven een gewoon aandeel, bijv. bij winstverdeling, benoeming van bestuursleden. Premie: De prijs van een optie.
Premie-obligatie: Obligatie met een betrekkelijk lage rente, waaraan bij uitloting de kans op een geldprijs verbonden is.
Put-optie: Een optie die de koper het recht geeft de onderliggende waarde gedurende de looptijd van de optie te verkopen tegen de uitoefenprijs van de put.
Schrijven: De schrijver neemt daarmee een verplichting op zich de onderliggende waarde te leveren (bij een call-optie) of te kopen (bij een put-optie) tegen de uitoefenprijs. Schrijvers moeten voldoen aan de Marginverplichting van de AEX-Optiebeurs.
Short positie: Een short-positie in opties ontstaat door het schrijven van opties.
Specialist: Zie: Hoekman.
Split-up: Splitsing van aandelen in kleinere coupures. Wordt veelal uitgevoerd bij duurdere aandelen om deze voor kleinere beleggers aantrekkelijker te maken.
Spread: Het verschil tussen de bied- en laatprijs.
STE: Afkorting voor Stichting Toezicht Effectenverkeer. Stockdividend: Dividend dat wordt uitgekeerd in de vorm van aandelen. Deze vorm van dividenduitkering is voor particulieren belastingvrij. Stop-loss order: Order tot verkoop, die eerst dan moet worden uitgevoerd, wanneer de koers van het fonds tot een bepaald punt is gedaald. Strafbankje: Bij geconstateerde onregelmatigheden kunnen beursfondsen hangende het onderzoek (tijdelijk) uit de officiële notering worden genomen. Tijdwaarde: Het deel van de optiepremie dat overblijft wanneer op de totale premie de intrinsieke waarde in mindering wordt gebracht. De hoogte van de tijd en verwachtingswaarde wordt onder meer bepaald door de resterende looptijd en de beweeglijkheid van de onderliggende waarde. Volatility: Maatstaf die de mate van beweeglijkheid van een fonds weergeeft. Warrant: Het verhandelbare recht om tegen een vastgestelde koers gedurende een bepaalde periode nieuwe aandelen te kopen, rechtstreeks van de vennootschap.
Winstdelende preferente aandelen/obligaties: Preferente aandelen resp. obligaties, die delen in de overwinst.
Hoofdstuk 2: Beurstermen en begrippen.
Ik doe dit werkstuk over de effectenbeurs (vooral de AEX), omdat ik er niet zoveel van af wist en daarom zou ik er wat meer over te weten willen komen.
We hebben over de hele wereld heel wat verschillende effectenbeurzen, zoals:
· Amsterdam
· Brussel
· Londen
· Parijs
· Frankfurt
· Madrid
· Milaan
· Moskou
· Down Jones
· Nasdag
· S&P500
· Tokio Nikkei
· Kuala Lumpur
· Hong Kong
· Jakarta
· Bangkok
· Brazilië
· Carácas
· Wallstreet
Hoofdstuk 1: Wat is de AEX-Effectenbeurs?
De werkmaatschappij AEX-Effectenbeurs is belast met de organisatie van de openbare kapitaalmarkt in Nederland. Op deze kapitaalmarkt zijn verschillende partijen actief. In de eerste plaats kapitaalvragers en kapitaalverschaffers. In de tweede plaats intermediairs die bijdragen aan het efficiënt functioneren van de kapitaalmarkt. Op de AEX-Effectenbeurs zijn globaal gezien twee categorieën intermediairs: hoeklieden en commissiehuizen (banken en commissionairs). Hoeklieden mogen niet rechtstreeks met beleggers handelen, commissiehuizen mogen dat wel en kunnen daarbij in beginsel zowel bemiddelaar als tegenpartij zijn. De openbare kapitaalmarkt kent twee onderdelen: de primaire markt en de secundaire markt.
De primaire openbare kapitaalmarkt omvat de uitgifte van effecten waarvoor aan de AEX-Effectenbeurs een notering wordt aangevraagd. Kapitaalvragers (de zogenaamde Uitgevende Instellingen) zijn onder meer het bedrijfsleven, de overheid en supranationale instellingen. Een notering aan de AEX-Effectenbeurs biedt verhandelbaarheid van effecten op een gereguleerde kapitaalmarkt. De kapitaalverschaffers, Institutionele Beleggers en particuliere beleggers, hechten belang aan deze verhandelbaarheid, hetgeen de financieringskosten voor de Uitgevende Instellingen verlaagt. Daarnaast biedt een notering aan de AEX-Effectenbeurs convergentie van kapitaalstromen (vele kleine aanbieders van kapitaal kunnen in de kapitaalbehoefte van een grote vrager voorzien), risicospreiding (een belegger kan zijn aanbod van kapitaal spreiden over verscheidene vermogensobjecten), referentie (beleggers zijn op de hoogte van de waarde van hun bezittingen) en de efficiency van een centrale marktplaats (lagere ! transactiekosten voor kapitaalverschaffers). Op basis van de vastgelegde voorwaarden (de noteringsovereenkomst en het Fondsenreglement) kunnen de Uitgevende Instellingen hun effecten op de beurs laten noteren. Deze aanbieding van effecten zal altijd geschieden met behulp van een emissiehuis, meestal op basis van een prospectus. Het prospectus wordt door de Uitgevende Instelling onder begeleiding van een emissiehuis opgesteld en moet daarna worden goedgekeurd door de AEX-Effectenbeurs. Op de secundaire markt vindt de handel plaats in de genoteerde waardepapieren. Het is de taak van de beurs om vraag en aanbod op een zo efficiënt mogelijke wijze bijeen te brengen zodat orders van beleggers zo snel en goedkoop mogelijk worden uitgevoerd tegen een faire prijs. Het handelssysteem, de manier waarop de handel in effecten is georganiseerd, is mede bepalend voor de mate waarin de beurs in deze taak slaagt. Het handelssysteem van de AEX-Effectenbeurs bestaat uit diverse segmenten. Hierdoor wordt tegemoet gekomen aan de wensen van diverse categorieën gebruikers, alsmede aan de verschillen in liquiditeit tussen de genoteerde effecten. Om aan de uiteenlopende wensen van de beleggers tegemoet te komen is een splitsing aangebracht tussen retail en wholesale. Kenmerkend voor het retailsegment is de centrale markt; de wholesalehandel daarentegen wordt gekenmerkt door een grote mate van vrijheid. De scheiding tussen retail en wholesale wordt bepaald door de omvang van de tra! nsactie. Voor orders kleiner dan de vastgestelde grenzen is gebruik van de centrale markt verplicht, bij grotere orders is dit facultatief. Bij de Organisatie van de centrale markt heeft de AEX-Effectenbeurs rekening gehouden met de verschillen in liquiditeit tussen de genoteerde effecten. Zo kent de AEX-Effectenbeurs aparte handelsregels en -systemen voor de retailhandel in de (ongeveer 35) meest actief verhandelde aandelenfondsen, open-end beleggingsfondsen, overige aandelenfondsen, Staatsobligaties en niet-Staatsobligaties. Kenmerkend voor deze systemen (met uitzondering van de retailhandel in Staatsobligaties) is het feit dat orders van beleggers worden ingelegd in een orderboek. Het orderboek wordt beheerd door een hoekman (één per fonds) en is tevens zichtbaar voor banken en commissionairs. De hoekman kan in het orderboek een quote voor eigen rekening afgeven; bij de meest actief verhandelde aandelenfondsen is hij daartoe zelfs verplicht. Matchende orders in de meest act! ief verhandelde aandelenfondsen worden (vrijwel) geheel aut! omatisch uitgevoerd; in de overige fondsen maakt de hoekman handmatig een notering op en voert zodoende de matchende orders tegen elkaar uit. Het orderboek voor de meest actief verhandelde aandelenfondsen wordt ook wel ?Limietenboek? genoemd. In het wholesalesegment biedt de AEX-Effectenbeurs diverse faciliteiten ter ondersteuning van de handel in grote transacties. De professionele handel in Staatsobligaties en liquide overige obligaties wordt Amsterdam Treasury bond Market (ATM) genoemd. Dit marktsegment wordt onderhouden door een interdealer broker, die zelf geen positie in mag nemen. Naast de Nederlandse Toegelaten Instellingen zijn hier ook circa twintig instellingen actief, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Duitsland. Ten behoeve van de wholesalehandel in alle overige effecten stelt de AEX-Effectenbeurs AIDA en ASSET ter beschikking. AIDA biedt de Toegelaten Instellingen anonieme schermenhandel, ASSET stelt hen in de gelegenheid hun handelsbereid! heid te adverteren richting Institutionele Beleggers in binnen- en buitenland door middel van het afgeven van quotes. De diverse retailsystemen, AIDA en ASSET tezamen worden aangeduid met de term Trading System Amsterdam (?TSA?). De AEX-Effectenbeurs draagt zorg voor de verspreiding van de meest relevante handelsinformatie. Dit betreft omzetten, de laatst gedane koers in het retailsegment, de ASSET-prijzen en de beste bied- en laatprijzen in het retailsegment voor de aandelenfondsen die zijn opgenomen in de AEX-index en de Amsterdam Midkap-index. De verkoop van deze informatie geschiedt door de werkmaatschappij AEX-Data Services. Daarnaast ziet de beurs erop toe dat de beursgenoteerde ondernemingen de gehele markt gelijktijdig van gelijkluidend bedrijfsnieuws voorzien. Het doorzichtig maken van de markt is één van de essentiële functies van de beurs. Het bedrijfsproces van de AEX-Effectenbeurs verloopt geautomatiseerd. De automatisering van de beurs is ondergebracht in een apa! rte werkmaatschappij AEX-Information Technology. Tenslotte ! bestaat de mogelijkheid via de AEX-Effectenbeurs te handelen in originele buitenlandse aandelen die via het Amsterdam Security Account Systeem (?ASAS?) worden afgewikkeld. ASAS is ondergebracht in AEX-Clearing & Depository. De onderliggende aandelen zijn gedeponeerd in het land van vestiging van de buitenlandse vennootschap, terwijl tegenover deze door Nominee Amsterdam Stock Exchange gehouden aandelen ASAS-rechten worden uitgegeven. De notering van ASAS vindt voornamelijk plaats in de desbetreffende vreemde valuta.
Hoofdstuk 2: Beurstermen en begrippen.
Achtergestelde lening: Lening die aan de aandeelhouders pas wordt afgelost indien alle overige schuldeisers zijn terugbetaald.
Advieskoers: Door de hoekman geschatte koers, die voorafgaand aan het totstandkomen van de koers wordt opgegeven.
AEX index: De belangrijkste graadmeter van de Nederlandse aandelenmarkt. De Amsterdam Exchanges-index (AEX-index) is het gewogen gemiddelde van de vijfentwintig meest verhandelde fondsen op de AEX-Effectenbeurs. De index wordt doorlopend berekend.
Afstempelen: Verlaging van de nominale waarde van een aandeel. Vindt veelal plaats om waarde aandeel meer in overeenstemming te brengen met het werkelijke vermogen.
Agio: Gunstig koersverschil t.o.v. de nominale waarde of uitgiftekoers van een effect.
Agioreserve: Reserve, ontstaan door uitgifte van aandelen of obligaties boven de koers van 100%.
Amerikaanse stijl: Amerikaanse stijl-opties zijn opties die op elk moment gedurende de looptijd kunnen worden uitgeoefend. Dit in tegenstelling tot Europese stijl-opties. De naamgeving is historisch en heeft niets te maken met de plaats van verhandeling. De op de AEX-Optiebeurs verhandelbare aandelenopties zijn Amerikaanse stijl.
Amsterdam Security Account System: Girale handel in buitenlandse effecten op Amsterdamse Effectenbeurs.
Asset Mix: Samenstelling van de portefeuille, bijv. aandelen, obligaties en onroerend goed.
At the money: Een optieserie wordt ?at the money? genoemd wanneer de uitoefenprijs ongeveer gelijk is aan de koers van de onderliggende waarde. Avondhandel: Niet-officiële handel in effecten na 17.00 uur. Baissier: Een persoon die effecten verkoopt zonder dat hij deze bezit, met de verwachting deze later tegen een lagere koers te kunnen kopen. Basket: Zie: Mandje.
Bearmarket: Pessimistische stemming over de ontwikkeling van de markt. Bèta: De bèta van een fonds is een maatstaf voor de mate waarin dat fonds ten opzichte van de markt als geheel beweegt. Een bèta van bijvoorbeeld 0,75 geeft aan dat een stijging van de markt met 1% in een bepaalde periode gepaard ging met een stijging van het fonds met 0,75%. Beta?s kunnen ook voor een aantal fondsen - ten opzichte van de markt - worden berekend. Bestensorder: Opdracht tot aan- of verkoop van effecten zonder opgave van een limiet.
Biedkoers: De prijs die voor een fonds geboden wordt. Bonusaandeel: Aandeel die ?gratis? door de vennootschap wordt verstrekt aan de aandeelhouders.
Bookbuilding: Wijze waarop een grote aandelen- of obligatie-emissie wordt geplaatst door een bankensyndicaat. Voorafgaande aan de plaatsing wordt onderzocht tegen welke prijs en naar welke hoeveelheid er voldoende vraag is, zodat afzet van de emissie verzekerd is. Overgewaaid uit de VS en in Nederland steeds meer toegepast bij aandelen-emissies. Brady bonds: Staatsobligaties van Latijns-Amerikaanse landen, uitgegeven in het kader van de door de VS ondersteunde schuldsanering. Vernoemd naar de architect van het plan, Nicholas Brady, in de jaren tachtig onderminister van financiën van de VS.
Bullmarket: Optimistische stemming over de ontwikkeling van de markt. Call-optie: Een optie die de koper het recht geeft de onderliggende waarde gedurende een bepaalde periode te kopen tegen de uitoefenprijs van die optie.
Certificaat (CvA): Effect die een aandeel in een bepaalde onderneming vertegenwoordigt welke in beheer is bij een administratiekantoor. In tegenstelling tot normale aandelen heeft men op certificaten geen stemrecht. Closing buy: Zie: Open sell.
Closing sell: Zie: Open buy.
Commisionair: Adviseert/beheert en voert opdrachten uit voor cliënten op de Beurs. Voert ook opdrachten uit voor eigen rekening. Converteerbare obligatie: Obligatie welke onder bepaalde voorwaarden tegen een bepaalde koers tegen één of meer aandelen kan worden omgewisseld. Correctie: Wordt gebruikt om een kleine (vaak verwachte) koersdaling aan te geven. Na een langere periode van koersstijgingen ziet men vaak door o.a. winstnemingen zo?n correctie optreden.
Coupon: Deel van een obligatie waarop de verschuldigde rente wordt uitbetaald.
Dagorder: Opdracht tot aan- of verkoop van effecten die slechts één dag geldig is.
Deep in the money: Een optieserie die ver ?in the-money ?is. De optie heeft een hoge intrinsieke waarde en reageert sterk op koersveranderingen van de onderliggende waarde. Dit in tegenstelling tot ?at the money ?of ?out of the money? opties.
Dekkingseisen: Zie: Margin verplichting.
Delta: De delta van een optie geeft een indicatie van de mate waarin de optiepremie reageert op koersveranderingen van de onderliggende waarde. Als een optie een delta heeft van 50, zal de optie hetzelfde reageren op koersveranderingen van de onderliggende waarde als 50 aandelen. De optiepremie volgt de koersverandering van de onderliggende waarde (100) dus voor de helft. Een optie heeft een hogere delta naarmate zij verder ?in the money? is. Delta?s zijn dus niet constant.
Disagio: Een nadelig koersverschil t.o.v. de nominale waarde of de uitgiftekoers van een fonds.
Disconto: De door de Nederlandse bank vastgestelde rentevoet op de geldmarkt.
Dividend: Deel van de winst dat door de onderneming aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Dividendbewijs: Onderdeel van het aandeel waarop het dividend wordt uitbetaald.
Doorlopende order: Opdracht tot aan- of verkoop die geldt tot hij wordt ingetrokken.
Down Jones Index (industrie): Indexcijfer samengesteld uit de koersen van op een aantal op de New Yorkse effectenbeurs genoteerde belangrijke industriefondsen.
Dutch Top5 index: Een aandelenindex die is samengesteld uit de vijf ?internationals? (Akzo Nobel, KLM, Koninklijke Olie, Philips en Unilever). Effectieve waarde: Beurswaarde.
Emissie: Uitgifte van (nieuwe) aandelen of obligaties. Europese stijl: Opties die alleen aan het einde van de looptijd kunnen worden uitgeoefend. Indexopties zijn doorgaans van het Europese type. Eurotop 100 index: Een index die de koersontwikkeling van de Europese aandelenmarkt weergeeft. De index is samengesteld uit 100 Europese aandelenfondsen uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Zweden, Italië, Nederland en België.
Expiratie: De afloopdatum van een optie. Meestal de derde vrijdag van de afloopmaand. De expiratiedatum is de laatste mogelijkheid om openstaande posities te sluiten.
Expiratiecyclus: De reeks afloopmaanden van 3-, 6- en 9-maandsopties die op een bepaalde optieklasse van toepassing is. Indexopties bijvoorbeeld worden verhandeld in de cyclus januari, april, juli en oktober. Far out of the money: Een optie is ?far out of the money? indien de koers van de onderliggende waarde ver verwijderd is van de uitoefenprijs. Bij een call-optie indien de koers van de onderliggende waarde een stuk hoger ligt; bij een put-optie indien de koers een stuk lager ligt dan de uitoefenprijs. De premies zijn meestal erg laag. Alleen in extreme omstandigheden hebben deze opties nog een kans om ?in the money? te raken. Fixed-Rate: Obligaties met vaste rente coupon.
Footsie: Populaire benaming voor de FTSE-100 index. Deze op de Londense beurs genoteerde index is samengesteld uit 100 Engelse beursfondsen. Er bestaat ook een FTSE-250 index.
Front running: Praktijk waarbij een effectenhandelaar met voorkennis van een grote order voor eigen rekening positie inneemt, na plaatsing van de grote order zal de koers stijgen, waardoor de handelaar zijn positie direct met winst kan verkopen. Deze strafbare handeling is een van de punten die bij het recente schandaal op de Amsterdamse beurs veel is toegepast. Gamma: De gamma van een optie geeft aan in welke mate de delta van een optie verandert ten gevolge van de koersverandering van de onderliggende waarde. Bij een delta (of beter: een hedge-ratio) van 0,5 en een gamma van 0,05 zal de delta bij een koersbeweging van een gulden stijgen naar 0,55 of dalen naar 0,45.
Gedaan en bieden: Ontstaat wanneer niet alle kooporders op de gedane koers kunnen worden uitgevoerd.
Gedaan en laten: Ontstaat wanneer niet alle verkooporders op de gedane koers kunnen worden uitgevoerd.
Gedekt schrijven: Het schrijven van een optie waarbij de opgenomen verplichting volledig is afgedekt door het bezit van de onderliggende waarde of door een gekochte optie.
Greenback: Populaire benaming voor de Amerikaanse Dollar. Groeifonds: Aandeel van een onderneming, waarvan een krachtige expansie wordt verwacht.
Haussier: Iemand die effecten koopt in de verwachting van een koersstijging. Hoekman: Wordt tegenwoordig specialist genoemd. Houdt zich bezig met de handel in bepaalde fondsen, neemt voor die fondsen orders aan van banken en commissionairs en maakt de officiële noteringen op aan de hand van de binnengekomen orders.
Indexoptie: Een optie op een aandelenindex. Kan bijvoorbeeld worden gebruikt om te anticiperen op een verwachte beweging van de markt als geheel of om gespreid samengestelde aandelenportefeuilles te beschermen tegen de gevolgen van koersdaling.
Interim-dividend: Tussentijds dividend.
In the money: Een call-optie met een uitoefenprijs die lager is dan de koers van de onderliggende waarde of een put-optie met een uitoefenprijs boven de koers van de onderliggende waarde. Een ?in the money? optie heeft intrinsieke waarde.
Intrinsieke waarde: Bij aandelen: Theoretische waarde van een aandeel, gebaseerd op o.a. de werkelijke waarde van de activa, na aftrek van de passiva. Bij opties: Het verschil tussen de koers van de onderliggende waarde en de uitoefenprijs bij een call-optie en het verschil tussen de uitoefenprijs en de koers van de onderliggende waarde bij een put-optie. De intrinsieke waarde geeft aan hoeveel de opbrengst van de optie bij uitoefening bedraagt. De intrinsieke waarde is nooit negatief. Koers/cashflow verhouding: Verhouding tussen de koers en de brutowinst, voor afschrijving doch na belasting, van een aandeel.
Koers/winst verhouding: Verhouding tussen de koers en de netto winst per aandeel.
Laatkoers: De prijs waartegen een bepaald fonds wordt aangeboden. Limietorder: Een order waarbij een bepaalde prijslimiet wordt opgegeven. De belegger wil minimaal de limietprijs ontvangen (bij een verkooporder) of maximaal de limietprijs betalen (bij een kooporder). Long positie: Ander woord voor een kooppositie. Deze positie ontstaat door een peningsaankoop van een optie of een future.
Mandje: Pakket aandelen, samengesteld om risico te spreiden, vaak gelijk aan de samenstelling van een index. Bijv.: een Mandje AEX. Wordt ook wel door Marketmakers gebruikt om AEX-index te beïnvloeden. Marginverplichting: Beleggers die opties schrijven moeten voldoen aan de minimum dekkingseisen van de AEX-Optiebeurs. Het bedrag, of de tegenwaarde van dat bedrag in effecten, vormt een buffer tegen de risico?s die men op grond van de geschreven opties neemt.
Midkap index: Graadmeter voor het ?middensegment? van de Nederlandse aandelenmarkt. ?Kap? staat voor marktkapitalisatie ofwel beurswaarde. Opgenomen zijn de vijfentwintig fondsen die in omzet volgen op de fondsen uit de Amsterdam Exchanges-index (AEX-index). Het gewicht van de geselecteerde fondsen wordt bepaald door de marktkapitalisatie. Netto winst: Winstcijfer na aftrek van afschrijving en belasting. Nominale waarde: Bij een obligatie; de grootte van de schuldvordering. Bij een aandeel; het bedrag der kapitaaldeelneming, dat ook op het aandeel staat afgedrukt (dit is dus niet de koerswaarde).
Obligatie: Schuldbrief, recht gevende op een doorgaans vaste rente en na aflosbaarstelling, op terugbetaling van de hoofdsom. Open buy: Een openingstransactie waarbij een optie wordt gekocht. Een openingsaankoop wordt teniet gedaan door een sluitingsverkoop (closing sell).
Open sell: Een openingstransactie waarbij een optie wordt geschreven. Een openingsverkoop wordt teniet gedaan door een sluitingsaankoop (closing buy). Optie: Verhandelbaar recht om van de onderliggende waarde (bijv. aandelen of obligaties) een standaardhoeveelheid te kopen (Call) of te verkopen (Put) tegen een vooraf overeengekomen prijs en gedurende de looptijd van de optie. Out of the money: Een optie is out-of-the-money wanneer zij geen intrinsieke waarde heeft. Een call-optie is ?out of the money? wanneer de uitoefenprijs hoger is dan de koers van de onderliggende waarde. Een put-optie is ?out of the money? als de uitoefenprijs lager is dan de koers van de onderliggende waarde. De premie van een ?out of the money? bestaat alleen uit tijd- en verwachtingswaarde.
Preferent aandeel: Aandeel, dat voorrang geniet boven een gewoon aandeel, bijv. bij winstverdeling, benoeming van bestuursleden. Premie: De prijs van een optie.
Premie-obligatie: Obligatie met een betrekkelijk lage rente, waaraan bij uitloting de kans op een geldprijs verbonden is.
Put-optie: Een optie die de koper het recht geeft de onderliggende waarde gedurende de looptijd van de optie te verkopen tegen de uitoefenprijs van de put.
Schrijven: De schrijver neemt daarmee een verplichting op zich de onderliggende waarde te leveren (bij een call-optie) of te kopen (bij een put-optie) tegen de uitoefenprijs. Schrijvers moeten voldoen aan de Marginverplichting van de AEX-Optiebeurs.
Short positie: Een short-positie in opties ontstaat door het schrijven van opties.
Specialist: Zie: Hoekman.
Split-up: Splitsing van aandelen in kleinere coupures. Wordt veelal uitgevoerd bij duurdere aandelen om deze voor kleinere beleggers aantrekkelijker te maken.
Spread: Het verschil tussen de bied- en laatprijs.
STE: Afkorting voor Stichting Toezicht Effectenverkeer. Stockdividend: Dividend dat wordt uitgekeerd in de vorm van aandelen. Deze vorm van dividenduitkering is voor particulieren belastingvrij. Stop-loss order: Order tot verkoop, die eerst dan moet worden uitgevoerd, wanneer de koers van het fonds tot een bepaald punt is gedaald. Strafbankje: Bij geconstateerde onregelmatigheden kunnen beursfondsen hangende het onderzoek (tijdelijk) uit de officiële notering worden genomen. Tijdwaarde: Het deel van de optiepremie dat overblijft wanneer op de totale premie de intrinsieke waarde in mindering wordt gebracht. De hoogte van de tijd en verwachtingswaarde wordt onder meer bepaald door de resterende looptijd en de beweeglijkheid van de onderliggende waarde. Volatility: Maatstaf die de mate van beweeglijkheid van een fonds weergeeft. Warrant: Het verhandelbare recht om tegen een vastgestelde koers gedurende een bepaalde periode nieuwe aandelen te kopen, rechtstreeks van de vennootschap.
Winstdelende preferente aandelen/obligaties: Preferente aandelen resp. obligaties, die delen in de overwinst.