Werkstuk: Aardbevingen
1. Inleiding
De aarde trilt voortdurend heel licht . Daar merken wij niets van, ze worden enkel door moderne apparatuur geregistreerd. Een grote aardebeving daarentegen kan binnen enkele minuten hele steden verwoesten.
Mensen kunnen niet op hun benen blijven staan of op een stoel blijven zitten. Gebouwen storten ineen, gas- en waterleidingen breken, bomen worden geveld en er ontstaan scheuren in wegen en akkers. Stroomkabels knappen waardoor er brand uitbreekt. Mensen raken bedolven onder het puin.
Aardbevingen zijn nu eenmaal onvermijdelijk, we moeten ermee leven, althans in de risicogebieden zoals Japan, de westkusten van Amerika, Turkije, ...
2. De aarde
Onder het oppervlak: vuur in de diepte
De aarde bestaat uit verschillende concentrische lagen, die op basis van hun samenstelling ingedeeld worden. Daarom kunnen we het een beetje vergelijken met een steenvrucht. Zo spreekt men van de volgende delen :
*de aardkorst als de dunne opperhuid die de aarde omgeeft
*de aardmantel die verreweg het grootste gedeelte uitmaakt
*de aardkern als het centrale deel
De aardkorst is in tegenstelling tot de andere lagen een dunne schil die bestaat uit continentale en een oceanische gedeelte. De dikte van de continentale korst verschilt tussen 30 en 50 km en is opgebouwd uit een laag van gesteenten. De oceanische korst daarentegen is veel dunner , slechts 7 ? 10 km en vertoont een ander samenstelling. Het bestaat voornamelijk uit basalt, een magmatische gesteente .Het grensvlak tussen de aardkorst en aardmantel wordt de discontinu?teit van Mohorovicic of kortweg Moho genoemd .
De circa 100 km dikke buitenschil van de aardmantel vormt samen met de daarop liggende aardkorst de harde lithosfeer of steenschaal. Hierin komt een grote verscheidenheid van gesteenten en mineralen voor .
Onder de lithosfeer bevindt zich de asthenosfeer, tussen ongeveer 100 en 200 km diepte onder de oceaan en tussen 100 en 500 km diepte onder de vastelanden .Deze laag die door de hoge temperatuur minder hard is dan de lithosfeer, is een plastische laag. Zo kunnen de lithosfeerplaten over de asthensfeer glijden. Onder deze structuur en lagen bevindt zich tevens de binnenmantel .Deze vormt de dikste laag in de aarde. Men vindt ze terug op een diepte van 2650 km .
Een tweede discontinu?teitsoppervlak is deze van Gutenberg. Het vormt de grens tussen de binnenmantel en buitenkern. De aardkern wordt net zoals de mantel ingedeeld in een binnen - en buitenkern. Deze noodzakelijke indeling steunt op de complexe studie en samenstelling ervan. Terwijl de buitenkern uit vloeistoffen bestaat, is de binnenkern vast. Er is een onzekerheid over de stoffen in de kern , maar de temperatuur moet echter wel 4000?C bedragen.
Hoewel de aarde niet in te delen is in exacte lagen , proberen wetenschappers toch een benaming op de lagen te plakken . Vroeger dacht men dat de aarde slechts alleen maar uit een korst, mantel en kern bestond. Moderne theorie?s en onderzoeken hebben echter bewezen dat het ingewikkelder is .
Tegenwoordig delen we vb. de buitenmantel in, in 7 lagen en hebben we overgangszones. Geologen of aardkundigen zijn volop bezig met de verdere studie hiervan.
Om de structuur van de ondergrondse rotslagen te bepalen gebruiken geologen een
vibroseis-truck . Met de grote voetplaat ,die zich tussen de wielen bevindt, brengt het trillingen over de grond. Met een netwerk van seismografen bepalen ze daarna de aankomsttijd van de trillingen.
3. Schollentektoniek
Schollentektoniek of platentektoniek houdt in dat de lithosfeer uit enkele grote en vrij stabiele platen bestaat, ook wel schollen of platen genoemd. Het zijn dus de continentale korsten en de oceaanbodems, waar er in totaal 13 van zijn:
6 grote platen:
1. Amerikaanse plaat
2. Afrikaanse plaat
3. Euraziatische plaat
4. Indisch-Australische plaat
5. Pacifische plaat
6. Antarctische plaat
7 kleinere platen:
7. Arabische plaat
8. Caribische plaat
9. Cocos plaat
10. Filippijnse plaat
11. Grieks-Turkse plaat
12. Iraanse plaat
13. Nazca plaat
De platen worden begrensd door de breuklijnen ( gele zones, de rode zones zijn aardbevingen en vulkanen, die op de breuklijnen voorkomen)
Onder de lithosfeer ligt de asthenosfeer , een vervormbare laag materiaal die heel langzaam stroomt doordat deze wordt verwarmd door de mantel eronder , de aardmantel . Sommige delen van de aardmantel zijn heter dan de andere. Boven de hetere delen zet materiaal in de asthenosfeer uit , waardoor het minder compact wordt dan het gebied eromheen en omhoog komt. Als het materiaal boven in de asthenosfeer komt, verspreidt het zich. Schollen van de lithosfeer , die op het bewegende materiaal liggen, drijven uit elkaar.
Als onder een oceaan verhitting optreedt, komt de aardkorst omhoog en ontstaat er een mid-oceanische rug.
De oceaanbodem spreidt zich ook aan de andere kant van de plaat en er vormt zich zo een nieuwe oceaanbodem.
Het materiaal in de asthenosfeer koelt tenslotte af . Het zinkt waarbij het delen van de lithosfeer meeneemt.
De ondergedronge oceaanbodem smelt onder de continentale plaat en vormt vloeibare gesteente of magma.
Soms wordt het magma naar de oppervlakte gestuwd en ontstaan er vulkanen. De meeste vulkanen liggen in zones waar oceaanschollen onder continentale schollen schuiven.
Subductie is het proces waarbij de platen onder elkaar schuiven en waarbij er anderzijds nieuwe oceaanbodems worden aangelegd. In de ?subductiezones? komen hevige aardbevingen voor en is er veel vulkanische activiteit, veroorzaakt door de bewegingen van de twee platen. Er zijn drie soorten plaatverschuivingen waarbij van subductie sprake is: oceanische tegen continentale, continentale tegen continentale en oceanische plaat tegen continentale plaat. Bij dergelijke gevallen ontstaan er altijd troggen (inzinking van oceanen), vulkanen (ontstaan uit ruggen ) en gebergtes.
1) Botsing van een oceanische plaat met een continentale plaat:
De zwaardere oceanische plaat schuift onder de lichtere continentale plaat. De oceanische plaat wordt afgebroken. Er is gebergtevorming, er zijn vulkanen en aardbevingen. Er is ook vorming van een diepzeetrog. Een voorbeeld hiervan is het gebied rond de Andes.
2) Botsing van 2 continentale platen:
Er is geen subductie, de platen hebben dezelfde dichtheid, m.a.w. ze zijn even zwaar. Dit leidt tot gebergtevorming, waarbij de platen worden opgeduwd. In deze gebieden zijn er dan ook veel aardbevingen, maar er is weinig vulkanisme. Een voorbeeld hiervan is de Himalaya.
3) Botsing van 2 oceanische platen:
Dit is voor verschillende interpretaties vatbaar. Dit verschijnsel is als het ware een combinatie van de twee vorige. Er wordt ook continentale korst gevormd zodat een van deze platen geleidelijk meer karakter van een continentale plaat krijgt (dus het eerste geval ). Er ontstaat vulkanisch gebergte of een vulkanische eilandengroep. Een voorbeeld hiervan is Japan, hoewel dit kan beschouwd worden als een botsing van een continentale en een oceanische plaat.
Bij aardbevingen wordt er spanning in het gesteente opgebouwd . Wordt die spanning te groot dan schieten de platen na een tijdje plotseling met volle kracht langs elkaar. Dat veroorzaakt weer een aardbeving , meestal als de platen tegen elkaar botsen, zoals in Japan , Turkije en Griekenland. Ze liggen dus dicht bij de plaatgrenzen.
Plaatranden
De manier waarop de platen zich verschuiven zijn verschillend:
1. Divergerende platen
Divergerende platen komen in het midden van een oceaan voor en midden op een continent. De platen bewegen uit elkaar. Hier kan het magma gemakkelijk uit de diepte omhoog komen, afkoelen en hard worden aan de rand van elk van de platen. Op die rand ontstaat een onderzeese bergrug of mid-oceanische rug. Een voorbeeld hiervan is de Mid-Atlantische Rug in de Atlantische Oceaan, die loopt van de Noordpool tot de Zuidpool. Oceaan ruggen zijn gebieden met een grote vulkanische activiteit en veel aardbevingen.
2. Convergerende platen
Bij een convergerende platen bewegen de platen naar elkaar toe. Het karakter van de platen hangt van de soort platen af. Het kan zijn dat beide platen bestaan uit oceanische lithosfeer, dan zal de ene plaat onder de andere duiken. Dat is dan het geval bij de subductie of onderschuiving. (Als de ene plaat continentaal is en de andere oceanisch, duikt de oceanische plaat onder de continentale plaat. Als beide platen uit continentale lithosfeer bestaat, treedt er helemaal geen subductie op. Beide continenten botsen op elkaar en worden intensief verfrommeld, zoals bij de Himalaya )
Bij een convergentie van twee platen met oceaanbodems aan het oppervlak, schuift de ene onder de andere, zoals al eerder gezegd is. De onder schuivende plaat vormt ??n van de twee wanden van een oceanische trog, die meestal naar de onderschuivende plaat is gekromd. Het patroon van aardbevingen laat zien dat de hoek waaronder de plaat onderschuift niet altijd dezelfde hoeft te zijn. Op de ene locatie is hij weer scherper dan een andere locatie. Sommige platen vallen uiteen, terwijl ze de mantel in dalen.
In de subductiezone wordt wat water door de dalende lithosfeerplaat meegenomen. Door de stijgende temperatuur en de druk komt het water vrij en stijgt het langzaam naar de bovenliggende plaat. Dit water verlaagt het smeltpunt van het gesteente in deze plaat, waardoor het gedeeltelijk smelt. Hoe kouder de plaat is, hoe sneller hij zakt. De hoek waaronder de onderschuivende lithosfeer wegduikt, kan dus ook afhankelijk zijn van de ouderdom. Oude lithosfeer duikt steil de mantel in, jonge lithosfeer minder steil.
De meeste convergerende grenzen zijn dan wel subductiezones langs diepzeetroggen
3. Transforme platen
In dit geval schuiven twee platen langs elkaar. Er verdwijnt geen gesteente, en er komen ook geen nieuwe bergen, maar hierdoor ontstaan wel aardbevingen.
De platen schuiven langs breuken die transforme breuken heten. Een voorbeeld van een transforme breuk is de breuk langs de westkust van de Verenigde Staten, waar deze een spreidingszone rond Baja California verbindt met ten noordwesten van San Francisco. Deze breukzone is erg berucht door de San-Andreasbreuk die hier deel van uitmaakt. Transforme breuken worden gekenmerkt door ondiepe aardbevingen in een smalle zone langs de breuk, of in een brede zone, als er sprake is van meerdere, bij elkaar liggende breuken.
Aan het slaveld is het goed te zien dat de grond een transforme plaatverschuiving is ondergaan.
Continentenverschuiving
Rond het jaar 1620 kwam de geleerde en kaartenmaker Frances Bacon op een idee. Terwijl hij naar de kaart van de wereld keek, leek het er net op, alsof de grote continenten: Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en Europa stukjes van een legpuzzel waren en dat ze bijna in elkaar pasten. Alle geleerden vonden zijn theorie maar niets en het idee werd weer snel vergeten. Totdat in het begin van de jaren 60 van deze eeuw deze theorie weer opnieuw gebruikt ging worden. Het werd een ware revolutie in de geschiedenis van de geologie. De schollen verplaatsen zich hoogstens 20 centimeter per jaar, toch is dat genoeg om de aarde in de loop van miljoenen jaren een totaal ander uiterlijk te geven.
225 miljoen jaar geleden : Alle continenten vormden samen ??n groot supercontinent: Pangaea . Het omvatte alle hedendaagse continenten.
200 miljoen jaar geleden: Het supercontinent Pangaea splitst zich in twee delen: Gondwana (het latere Zuid-Amerika en Europa) in het zuiden en Laurasia (later Noord-Amerika en Europa )in het noorden. Australi? vormt nog ??n geheel met het zuidpoolcontinent Antarctica. India maakt zich los van deze combinatie.
135 miljoen jaar geleden: Europa scheidt zich van Afrika en Noord-Amerika scheidt zich van Zuid-Amerika. De Atlantische Oceaan wordt stilaan gevormd. India drijft verder naar Azi?.
Nu : Noord- en Zuid Amerika zijn inmiddels door een landbrug verbonden. India is tegen Azi? opgebotst met de vorming van de Himalaya als gevolg. Australi? is richting de tropen opgeschoven.
4. Seismologie, seismografen en seismische golven
Seismologie
Seismologisch onderzoek houdt zich bezig met aardbevingen, hun oorsprong en de voortplanting van de seismische golven in de aarde en richt zich dus ook op de werking van de platen en breuken. Meestal werken ze in seismologische stations, waar allerlei metingen worden gedaan. Aardbevingen kunnen natuurlijk ontstaan zijn of door een menselijke ingrijpen geactiveerde oorsprong hebben, wat we ge?nduceerd noemen.
Natuurlijke ontstaan:
Tektonische platen die gaan verschuiven
Vulkanische uitbarstingen
Instorten van ondergrondse holen
Meteorieten die op de aarde inslaan
Ge?nduceerde bevingen:
Explosies
Hoge druk op de grond
Gaswinning uit de aarde
?
Seismografen
Seismografen of seismometers zijn instrumenten die een aardbeving meten, pennen en registreren . Daarvoor zit er een pen gemonteerd dat voortdurend de op en neer bewegende lijn op de draaiende rol papier, een trommel, tekent.
Dit noemt men een seismogram. Seismogrammen kunnen naast de trommel ook op een computerscherm zichtbaar gemaakt worden, om het bijvoorbeeld af te printen of voor allerlei onderzoeken. Hoe groter de aardbeving, hoe groter de grondbewegingen en hoe groter de pieken die getrokken worden op het seismogram.
Uiteraard kan het enkel gebruikt worden bij de schaal van Richter, omdat het een magnitude (= sterkte van een aardbeving) weergeeft en niet de schade die veroorzaakt wordt, zoals bij de oude schaal van Mercalli.
Seismische golven
Om de magnitude te bepalen zijn er nog enkele andere zaken nodig: tijdsverschil tussen twee ondergrondse trillingsgolven of seismische golven, dat overeenkomt met een vaste epicentrale afstand (afstand tot de beving aan het aardoppervlak).
Bij een aardbeving worden de trillingen, die ontstaan, ondergronds verspreid en worden door mensen en dieren gevoeld .Dat zijn de seismische golven. Seismische golven zijn energiegolven die bij een aardbeving vrijkomen. Het punt in de aarde waaruit deze trillingen ontstaan is het hypocentrum of de haard van een beving.
Recht boven het hypocentrum ligt het epicentrum aan het aardoppervlak, waar het meeste schade wordt aangericht.
Als het gesteente een schok krijgt, ontstaan er twee soorten elastische golven.
De eerste is de P-golf, van primair. Deze longitudinale golf is qua fysische eigenschappen gelijk aan een geluidsgolf. Bij bevingen planten ze zich voort vanuit het hypocentrum naar alle richtingen met snelheden tot 6 km/sec. De deeltjes in het gesteente bewegen zich voorwaarts en achterwaarts in de richting van voortplanting van de golven. De hoeveelheid voor ? en achterwaartse verplaatsing noemt men de golfuitslag of amplitude , die op een seismogram wordt weergegeven.
De tweede golf kan de materie verschuiven en verdraaien. Dit is de S-golf , van secundair, ook wel transversale golf genoemd .
Deze golven hebben meer met de verschuiving te maken , omdat hier de deeltjes van het gesteente zich dwars op de voortplantingsrichting verplaatsen. Transversale golven of S-golven hebben een snelheid van ongeveer 3,5 km/sec en komen dus later aan, bij het aardoppervlak.
Als de P- en S-golven het aardoppervlak bereiken ontstaan er gesteentebewegingen, die onder bepaalde omstandigheden andere seismische golven opwekken. De belangrijkste zijn de Rayleigh-golven en de Love-golven. Ze planten zich allebei over het oppervlak van de aarde voort.
De bewegingen in het gesteente worden kleiner naarmate je dieper zit.
De energie van deze oppervlaktegolven zit in het grondoppervlak opgesloten, anders zouden ze de aarde in worden teruggekaatst. De eenvoudigste oppervlaktegolven zijn de Love-golven. Ze zijn genoemd naar A.E.H Love, die ze in 1912 ontdekte en beschreef. Bij de beweging treedt geen verticale verplaatsing op. Het gesteente beweegt dus in een horizontaal vlak heen en weer. De Love-golf is soms ??n van de meest verwoestende aardbevingsgolf omdat ze vaak een grote amplitude (grootte uitwijking) hebben en horizontale schuifbewegingen veroorzaken bij funderingen van gebouwen.
Rayleigh-oppervlaktegolven hebben een totaal andere bodembeweging. Deze aardbevingsgolven zijn voor het eerst ontdekt in 1885 door Lord Rayleigh. Ze lijken het meest op watergolven. Rayleigh-golven worden gevormd door deeltjes van het gesteente die naar voren, naar achteren, omhoog en omlaag bewegen in een verticaal vlak, waarin ze zich ook voortplanten. De snelheid van de Love- en Rayleigh-golven is altijd kleiner dan die van de P-golven en gelijk of kleiner aan de S-golven. De verschillende golven komen altijd in een vaste tijdsvolgorde aan omdat ze allemaal verschillende snelheden hebben. Dit verklaart wat we voelen als de aarde onder onze voeten gaat beven.
De eerste golven die vanuit het hypocentrum komen zijn de P-golven. Ze komen over het algemeen onder een steile hoek bij het aardoppervlak aan, waar ze de verticale beweging van de bodem veroorzaken. Verticale trillingen worden beter en gemakkelijker doorstaan dan horizontale trillingen, daardoor zijn P-golven meestal niet de meest verwoestende. Even later worden ze gevolgd door de sterke secundaire trillingen, omdat S-golven ongeveer half zo sterk zijn als de P-golven. De bewegingen van de S-golven duren wat langer dan de P-golven. Door de werking van de P-golven schudden gebouwen op en neer, en door de werking van de
S-golven worden gebouwen juist heen en weer geschud. Vlak na of gelijk met de
S-golven beginnen de Love-oppervlaktegolven. De bodem begint loodrecht op de voortplantingsrichting van de golven te trillen. Daarna komen de Rayleigh-golven, die zich over het hele aardoppervlak bewegen. Ze veroorzaken trillingen in de lengte en in de verticale richting. Deze golven blijven steeds komen, hierdoor ontstaat bij zware aardbevingen de rollende beweging. Omdat ze met de afstand minder snel afnemen dan P- en S-golven, worden juist deze oppervlaktegolven ver van de aardbevingshaard langer gevoeld en gemeten. Love- en Rayleigh-golven duren ruim vijf keer zo lang als P- en S-golven. Het einde van een aardbeving bestaat uit een mengsel van P-, S-, Love-, en Rayleigh - golven die via verschillende wegen door de structuur van het gesteente zijn aangekomen. Het kan ook voorkomen dat golven worden omgebogen, dit noemen we diffractie.
De vormen van de golven
(Om de vorm en richting duidelijker aan te tonen , wordt er bij de P- en S- golven met een hamer geklopt)
Nu het men het tijdsverschil kan bepalen tussen P- en S- golven, kan een seismogram eenvoudig gehanteerd worden.
Seismogram
Zoals reeds vermeld , dient een seismogram om de magnitude (kracht) van een aardbeving te bepalen aan de hand van de Richterschaal.
In de rechterschaal staat de maximale uitwijking (amplitude) van de pieken op het seismogram in millimeters. (hier 10 mm)
In de linkerschaal wordt het tijdsverschil tussen P- en S- golven weergegeven. Deze komt overeen met de afstand tussen het station en het epicentrum in km.
(hier 10 seconden wat overeenkomt met ongeveer 100 km)
De verbindingslijn tussen afstand en de maximale amplitude geeft op het snijpunt met de middelste schaal, de Richtermagnitude van de aardbeving .
In dit geval 4,0 .Als de amplitude niet 10 mm, maar 1 mm was geweest, was de magnitude van de aardbeving ongeveer 3 geweest. Bij een amplitude van 0,1 mm, was de magnitude 2 geweest.
Exacte locatie
Uit dit tijdsverschil kan dus de afstand tussen het station en de aardbeving berekend worden, de epicentrale afstand. Als je dit voor 1 station doet, kun je een cirkel om dat station heen tekenen. De aardbeving kan op de hele cirkel hebben plaatsgevonden. Als je er een tweede station bij tekent kan de aardbeving nog op 2 plekken hebben plaatsgevonden. Met drie stations en drie cirkels houd je precies 1 plek aan het aardoppervlak over , het epicentrum.
De drie cirkels hebben precies 1 gemeenschappelijk snijpunt, dit is de exacte locatie van de aardbeving, epicentrum.
Microseismen
Strikt genomen is de aarde onophoudelijk in trilling. De zwakste vibraties, die alleen door gevoelige seismografen worden geregistreerd, zijn de microseismen. Het zijn trillingen met een amplitude van enkele micrometers en met een periode van enkele seconden. De natuurlijke ruis hangt in belangrijke mate samen met het weer op de
oceaan. Diepe depressies, die gepaard gaan met hevige stormen op de oceaan, kunnen in onze streken aanleiding geven tot microseismen.
In Nederland en Belgi? is de microseismische bodembeweging afkomstig uit de Noordzee of uit de Atlantische Oceaan; zij bestaat uit lange reeksen van min of meer regelmatige trillingen. Deze kunnen dagen achtereen voortduren, en er zijn maar weinig dagen waarop de zwakke trillingen van de microseismen geheel ontbreken.
Andere seismografen
De seismograaf van Milne
John Milne was een Britse seismoloog en mijningenieur, die in de 19de eeuw leefde. Hij begon aan het ontwerpen van zijn eigen seismograaf, die de bewegingen van een slinger vastlegde, eerst op een roterende rol, trommel, en later op fotografische film. Het was de eerste seismograaf die de horizontale en verticale bewegingen registreerde. Milne verzamelde de resultaten van meer dan 8000 aardbevingen alleen al in Japan, waar hij bij zijn eerste dag al geconfronteerd werd met een aardbeving.
De Brit stichtte in 1880 de seismische dienst in Japan, beschikkend over bijna 1000 stations, en bevorderde het ontstaan van een net van aardbevingsposten over de wereld.
Het instrument van Chang Heng
Dit instrument werd rond 130 uitgevonden door Chang Heng, een Chinese astronoom en wiskundige .
Binnen de pot bevond zich een slinger , die in werking werd gesteld door trillingen van de aarde. De zwaaiende slinger zou dan een bronzen bal uit ??n van de drakenkoppen stoten. Vervolgens viel de bal in de bek van een pad. De positie van de betreffende pad
gaf tevens de richting aan waaruit de beving afkomstig was. Volgens de overleveringen van Chang Heng, kon hij in 138 dankzij dit instrument en grote aardbeving op 600 km afstand aankondigen, lang voordat het nieuws te paard was overgebracht.
Seismografen van laser
In California, waar veel aardbevingen voorkomen, maakt men gebruik van lasertechnologie. De stralen worden vanuit een station uitgezonden en gericht op reflectoren aan de andere kant van de breuklijn. Gevoelige instrumenten meten de tijd die de stralen nodig hebben om de reflectoren te bereiken en weer terug, zodat elke zeer kleine verandering in afstand, veroorzaakt door bevingen, wordt waargenomen. Het is een zeer nauwkeurig systeem dat voortdurend gecontroleerd moet worden. Daarom is er een speciaal terrein aangelegd, Parkfield, in de Verenigde Staten.
Laserapparaten in stations worden bijna dag en nacht bewaakt
5. Magnitude- en intensiteitschalen
Om de sterkte en de gevolgen van een aardbeving weer te geven, zijn er twee soorten schalen: verschillende magnitudeschalen en de intensiteitschaal van Mercalli.
De magnitudeschaal van Richter
De magnitudeschaal voor aardbevingen is in 1935 ontworpen door de Amerikaanse seismoloog Charles Richter (1900-1985) en is gebaseerd op de sterkte van de trillingen, zoals die gemeten worden op het seismogram. De sterkte, de magnitude, wordt berekend aan de hand van de maximale uitslag (amplitude) van de registratie van de horizontale component van de aardbeving (S-golf). Richter definieerde een aardbeving met magnitude 3 als een aardbeving die op een seismograaf een uitwijking van 1 mm opwekt op een epicentrale afstand van 100 km. De schaal is logaritmisch, wat betekent dat bij toename van 1 magnitude-eenheid de uitwijking op het seismogram tien keer zo groot is. Zo is een aardbeving die op 100 km afstand een uitwijking van 10 mm veroorzaakt een beving met magnitude 4. Op deze manier kon Richter verschillende aardbevingen met elkaar vergelijken. Er worden correcties toegepast om de invloed van de afstand tussen epicentrum en seismisch station in rekening te brengen. Met het toenemen van de afgelegde afstand verliezen de seismische golven door geometrische spreiding en absorptie een deel van hun trillingsamplitude.
Verzadiging
In de loop van de jaren zijn er verschillende andere magnitudeschalen ontworpen, die allemaal een aanpassing of uitbreiding van de schaal van Richter waren. Maar deze kan verzadigd worden. Met verzadiging van de magnitude wordt bedoeld dat een schaal boven een bepaalde magnitude de sterkte van de aardbeving te laag berekent.
De Richterschaal kan geen nauwkeurige metingen maken boven sterkte 6.
Andere magnitudeschalen
De oppervlaktegolf-magnitude Ms
Deze schaal is ontworpen om het probleem van de verzadiging van de schaal van Richter op te lossen en om de magnitude van aardbevingen die verder weg zijn dan 500 km te berekenen. De magnitude wordt berekend aan de hand van de uitslag van de oppervlaktegolven met een periode van 20 seconden bij bevingen op een afstand groter dan 2000 kilometer. De berekening van deze magnitude is niet beperkt tot een afstand van 100 km, omdat er geen referentie aardbeving op een afstand van 100 km nodig is. Zo kunnen ook de magnitudes van aardbevingen die veel verder weg zijn berekend worden. De aardbevingen mogen niet dieper zijn dan 60 km, want dan ontstaan er nauwelijks oppervlaktegolven.
De ruimtegolf- magnitude Mb
Ook deze magnitude is bedoeld voor aardbevingen op grotere afstanden (groter dan 1600 km), en dan vooral voor de hele diepe bevingen, waarbij nauwelijks oppervlaktegolven zullen ontstaan. Deze magnitude wordt berekend aan de hand van de maximale amplitude van de ruimtegolven (golven die dwars door de aarde heen gaan, P-golven).Zowel deze magnitude als de oppervlaktegolf magnitude verzadigen als de magnitude groter is dan ongeveer 7.5.
De moment- magnitude Mw
Dit is de meest recente magnitudeschaal (1977). Het is een schaal die duidelijk verschilt van de anderen. Deze wordt niet direct berekend aan de hand van de uitwijking in een seismogram, maar uit de maximale uitwijking van de laagste frequenties van het seismogram.
Het probleem van de verzadiging wordt hier duidelijker. Alle schalen wijken af van
de momentmagnitude.
De intensiteitschaal van Mercalli
De schaal van Mercalli is een intensiteitschaal, d.w.z. dat er aan de sterkte van de aardbeving een Romeins cijfer wordt toegekend, afhankelijk van de schade die wordt aangericht, de kenmerken, effecten op mensen, voorwerpen, gebouwen en het landschap.
De intensiteitschaal van Mercalli is in 1902 ontworpen door de Italiaan Giuseppe Mercalli (1850-1914). De sterkte verschilt naargelang de afstand tot het epicentrum en van het soort ondergrond. Hoe groter de epicentrale afstand, hoe minder de grond zal bewegen en hoe kleiner de schade, dus hoe kleiner de intensiteit.
De schaal is verdeeld in 12 delen, aangegeven met Romeinse cijfers van I tot XII. De intensiteit is meestal in de directe omgeving van het epicentrum groter dan op plaatsen verder daar vandaan. Als de intensiteit dicht bij het epicentrum van een aardbeving bijvoorbeeld VIII bedraagt, zal deze in relatie tot de afstand afnemen tot IV, III en tenslotte I. Daarom wordt het getroffen gebied in zones verdeeld, isoseisten genaamd. Vaak vormen de isoseisten een patroon van aan elkaar omsluitende ovalen.
Verschillen in schaalverdelingen
Schaalverdeling van Richter
0 ? 2,5 : Doorgaans niet gevoeld maar wel geregistreerd door seismografen .
3 ? 3,5 : Matig tot sterk , door velen gevoeld .
4 ? 4,5 : Sterk , enige plaatselijk schade .
5 - 5,5 : Zeer sterk , schade aan gebouwen , schoorstenen breken af .
6 ? 6,5 : Vernielend , gebouwen zwaar beschadigd , viaducten storten in.
7 ? 7,5 :Verwoestend , veel gebouwen storten in, scheuren in de aarde .
8 ? 8,5 : Catastrofaal , hele steden worden verwoest
>9: De wereld vergaat a.h.w.
Schaalverdeling van Mercalli
I : Wordt door niemand gevoeld
II : Nauwlijks voelbaar.
III :Door enkelen gevoeld , licht voorbijgaand verkeer.
IV : Door velen gevoeld , alsof er een zware vrachtwagen voorbijrijdt , ramen en borden rammelen .
V : Sterk , algemeen gevoeld , koffie schudt uit kopje , mensen worden uit slaap gewekt .
VI ? VII : Door iedereen gevoeld , mensen rennen naar buiten , schilderijen vallen van de muren tot klokken die vanzelf luiden , schoorstenen breken af.
VIII ? IX : Verwoestend , scheuren in de grond ,zwaar beschadigde huizen.
X ? XI : Alle gebouwen bijna vernield , bruggen storten in , grote scheuren in de grond .
XII: Totale verwoesting in het landschap
6. Andere typen aardbevingen
Tot nu toe ging het eigenlijk om de meest voorkomende soort aardbevingen, tektonische aardbevingen. Maar er zijn ook andere natuurrampen die juist door de aardbeving worden veroorzaakt . Kijken we maar naar Japan en omstreken, ??n van d? risicogebieden, waar naast aardbevingen nog andere rampen voorkomen. Dan heb ik heb meer specifiek over vulkaanuitbarstingen en tsoenami?s (vloedgolven).
Ook kunstmatige aardbevingen komen voor, zoals eerder al verteld, tijdens geologische werken, gaswinningen uit de aarde, explosies, stortingen van gebouwen, bijeenkomsten van veel mensen, enzovoort.
Vulkaanuitbarstingen
Tektonische aardbevingen zorgen voor veel schade, door plotselinge verschuiving van platen langs een breuk. Een voorbeeld van een aardbeving die minder schade veroorzaakt is de vulkanische aardbeving. Deze hoeft niet aan de rand van de tektonische plaat voor te komen. Veel Griekse filosofen dachten vroeger al, dat aardbevingen met vulkanisme te maken hadden. Een vulkanische aardbeving is letterlijk gezegd een aardbeving die in combinatie met vulkanisme voorkomt. Het is de eenvoudigste aardbeving om te bestuderen, misschien werden vulkanen daarom vroeger wel als de oorzaak van aardbevingen beschouwt. Door het vele bestuderen van geleerden hebben ze een beeld gekregen van het proces.
Als de gesmolten lava, het magma, uit het binnenste van de aarde opstijgt, wordt de druk en de temperatuur in de diepere aardlagen groter. Dan sijpelt het door in spleten en scheuren, waardoor het gesteente uitzet. Uiteindelijk zet ook de berg uit. De druk van de lava die naar buiten wil, veroorzaakt de reeks aardbevingen die voor de uitbarsting plaatsvinden. Hoe dichter het magma bij de oppervlakte komt, hoe kleiner de diepte is van de epicentra. Ook liggen ze dichter om de berg heen. De kracht van de uitbarsting zelf veroorzaakt soms een zware aardbeving. Als het magma zich na de uitbarsting weer terugtrekt, komen de aardlagen tot rust en krimpen ze weer in. Hierdoor stijgt de druk weer en kunnen er nieuwe schokken ontstaan waarvan de epicentra steeds dieper komen te liggen en in kracht afnemen. Dit gaat door totdat de vulkaan slaapt en het proces voltooid is.
De Mount Fujisan - vulkaan in Japan
Bij de uitbarsting van de Kilaueakrater in 1983 stroomde er gesmolten, basaltlava langs de zijkant van de Mauna-Loavulkaan op Hawaii. Vulkanen van het Hawaiitype zijn schildvulkanen die ontstaan uit lava die vrijkomt bij een uitbarsting. Meervoudige vulkanen ontstaan wanneer er bij een uitbarsting afwisselend lava en as uit de vulkaan wordt gespoten.
Het kan ook andersom voorkomen, aardbevingen die vulkaanuitbarstingen veroorzaken. Dit gebeurde op 29 november 1975 toen er onder de kust van Hawaii een scheur ontstond, 50 kilometer ten zuiden van Hilo. Een uur na de schok barste de Kilauea op het zuidoostelijk deel van het eiland uit. Langs de krater ontstonden grote scheuren en spleten waaruit lava stroomde. Het gesmolten gesteente van de Kilauea was oververhit geworden door de gloeiende gassen. Het had op de schokken gereageerd en hete stoom uitgestoten in een uitbarsting die 18 uur duurde. Diepe lavarivieren stroomden met een snelheid van 50 kilometer per uur langs hellingen naar de zee. De uitbarsting was zeer spectaculair, maar hij richtte minder schade aan dan de aardbeving.
Roodgloeiende lava stroomt van een vulkaan op la R?union, een eiland in de Indische Oceaan voor de kust van Afrika. De lava plooit doordat de buiten- en binnenkant van de lavastroom niet tegelijkertijd stollen. De bovenlaag van de stroom koelt vrij snel af, waardoor er een soort schil ontstaat die vervormt, doordat de warmere lava er onderdoor stroomt.
Tsoenami?s
Als er op zee een beving plaatsvindt, de zeebeving, kunnen er zeer grote en energierijke golven ontstaan in het water, vloedgolven of tsoenami?s . Omdat de getijden niks met deze golven te maken hebben, noemen we ze tsoenami's wat havengolf betekent. Gewoonlijk ontstaan tsoenami's bij zeebevingen van een magnitude van acht of hoger, maar ze ook bij onderzeese landverschuivingen en vulkanische explosies. Gedurende de op- en neerwaartse beweging van de zeebodem bij een zeebeving wordt al het water dat er recht boven zit in de beweging meegenomen. Zo ontstaat er een zeer lange en lage golf op het water. De voortplantingssnelheid is hoog. Tsoenami's zijn dan ook geen gewone golven op het water. Midden op de oceaan met een diepte van vijf kilometer is de snelheid 750 kilometer per uur, de golfhoogte is slechts 0.6 tot 2 meter en de golflengte is ongeveer 150 kilometer. Als de golf de kust nadert nemen de diepte van de zee en de golfsnelheid af, maar de golfhoogte neemt toe tot ongeveer 15 tot 30 meter. Als een baai de vorm heeft van een trechter en een flauw hellende bodem kunnen tsoemani's angstaanjagende hoogtes bereiken. De hoogste tot nu toe was 85 meter in 1971 op de Ryukyu Eilanden ten zuiden van Japan. Hoewel de snelheid van een tsoenami sterk vermindert bij de kust, kan de snelheid nog erg hoog zijn. Door de lange golflengte trekt een tsoenami zich niet zo snel terug als een gewone golf. Het water stijgt vijf ? tien minuten, waardoor de enorme overstromingen veroorzaakt worden voordat het zich langzaam terugtrekt. Tegenwoordig kunnen mensen gewaarschuwd worden voor tsoenami's. Door het zogenaamde waarschuwingssysteem, wat in 1946 is opgezet, worden de mensen gewaarschuwd. Het zenuwcentrum is in Honoloeloe met computers, telexen en communicatiesatellieten, die 24 uur per dag de wacht houdt. Als een tsoenami dreigt, worden de snelheid en de richting berekend en wordt de kustbewaking ingesteld. Het aantal slachtoffers is enorm gedaald maar de schade blijft.
Japanse schilderij met lichte vloedgolf en de Mount Fuji-san op de achtergrond
Kunstmatige bevingen
Kunstmatige aardbevingen zijn aardbevingen die door de mens veroorzaakt worden. Verschillende voorbeelden van kunstmatige aardbevingen zijn aardbevingen die worden veroorzaakt door dammen en ondergrondse kernproeven.
De eerste aardbeving door een dam vond plaats in 1935, toen de Hooverdam in de rivier de Colorado klaarkwam. Er waren waarschijnlijk al lichte bevingen in dit gebied geweest maar toen de hoeveelheid water achter de dam toenam werden de bevingen sterker. Ze hadden de kracht van 5. Toen andere landen grote stuwdammen begonnen te bouwen kwamen er opnieuw aardbevingen. Een voorbeeld is Zambia waar een 140 meter hoge dam werd gebouwd achter het Karibameer en in de vijf jaar waarin het volliep vonden er meer dan 2000 schokken plaats. De ernstigste aardbeving die door een dam werd veroorzaakt was in 1967 bij de Indiase stad Koyna. Toen er een dam in 1962 klaar was en het stuwmeer vol begon te lopen, begonnen de aardbevingen. Ze kwamen elk jaar na de regentijd voor, en op 11 december bereikte de aardbeving de kracht van 6,5.
Lang begrepen seismologen niet hoe deze aardbevingen ontstonden. Ze kwamen er pas achter in het midden van de jaren zestig in een wapenfabriek van het Amerikaanse leger bij Denver in Colorado. Hier werden chemische wapens gemaakt, waarbij grote hoeveelheden giftig afval over bleef. Om het afval kwijt te raken werd een put geboord van 15 centimeter doorsnee, en meer dan 3 kilometer diep. In maart 1962 begon het leger het afvalwater onder druk in deze put te pompen met een hoog tempo. Een maand erna begonnen de kleine schokken, hoewel er in Denver in geen 80 jaar geen beving was geweest. Toen ze eenmaal ophielden met pompen stopten de aardbevingen . Begonnen ze weer met pompen, werden weer bevingen gevoeld. Na een tijdje was de verklaring gevonden. Onder het gebied rond Denver lopen een aantal oude breuklijnen die al heel lang niet meer actief zijn maar nog wel onder spanning staan. Toen er onder druk vloeistof in de put werd gepompt, drong deze tussen de breuklijnen en zorgden ervoor dat de gesteentelagen langs elkaar begonnen te glijden en zorgden voor bevingen. De onderzoekers hebben hun verklaring natuurlijk veel getest, voordat ze er zeker van waren.
Aardbevingen veroorzaakt door kernproeven zijn ontstaan aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en hebben voor veel problemen in het milieu gezorgd. Dat komt doordat kernexplosies radioactieve producten leveren die levende organismen kunnen schaden. Wanneer een kernwapen ondergronds tot ontploffing wordt gebracht wordt het gesteente erboven verbrijzeld zodat er vaak door verzakking een krater ontstaat. De kernexplosie zorgt ervoor dat het omringende gesteente smelt en verdampt. Seismische drukgolven planten zich naar buiten toe voort waarbij ze het gesteente aan het oppervlak opheffen en dan breken. Binnen een aantal minuten of uren daalt de gasdruk in de holte en valt het verbrijzelde gesteente boven het bolvormige gat als een lawine naar beneden. Daardoor ontstaat er een cilindervormige pijp die omhoog loopt naar het oppervlak. Als de kernproef licht is in verhouding tot de diepte, bereikt de pijp waarschijnlijk nooit het oppervlak. Maar als hij zwaar genoeg is en als de bovenste lagen te zwak zijn om hun eigen gewicht te dragen, blijft het gebroken gesteente tot aan het oppervlak instorten. Aan het oppervlak vormt zich dan een krater die er van boven uitziet als een kom met barsten en omgekrulde randen. Uiteindelijk verbreiden elastische golven zich in allerlei richtingen door de aarde en heeft er een nucleaire aardbeving plaatsgevonden.
Ook tijdens bombardementen zijn er trillingen waar te nemen, zoals het geval was in Turkije .Een verkeerd gerichte Amerikaanse raket viel op Turks grondgebied en veroorzaakte een lichte schok van magnitude 4 op de schaal van Richter, tijdens de oorlog in Irak in 2003.
Voorts werden er nog kunstmatige bevingen geregistreerd: storting van de WTC,
Rockfestival Werchter - Torhout, supporters die in de lucht sprongen bij de Wereld
Kampioenschappen Voetbal (tijdens een doelpunt) ?
Hierdoor wordt er druk uitgeoefend op de bodem, die kan leiden tot een ?lichte? beving . Deze trillingen worden als microseismen geregistreerd door een seismograaf.
7. Gevolgen
Gevolgen op mensen en dieren
Het gevolg van een aardbeving op mensen of dieren kan ontzettend verschillen. Mensen zullen allemaal anders reageren. Dieren reageren weer anders per soort. Vaak is hun reactie schrikachtig, ze voelen dat er wat aan de hand is. De eerste reactie van mensen ,bij een aardbeving, is om zichzelf en hun gezin in veiligheid te brengen. Velen hebben een bijzondere schrikreactie dat ze eerst niet kunnen geloven dat er een aardbeving aan de gang is. Als de realiteit tot de mensen doordringt worden ze pas bang. Bang om hun spullen te verliezen en wat de aardbeving allemaal zal aanrichten. Ze zoeken een veilige plek, dat is in huis onder tafels, bedden of in een deuropening . Uit mijn eigen ervaringen kan ik dit gedrag tot nu toe bevestigen. Toch zullen de reacties allemaal verschillend zijn. Soms helpt het om te schreeuwen. Mensen die zich op het moment van de aardbeving buiten bevinden moeten gauw een schuilplek zoeken voordat het te laat is. Meestal rennen ze naar een geparkeerde auto of in een deuropening staan. En dan is het wachten, tot de aardbeving afgelopen is. Mensen zoeken in de chaos en kijken wat er nog over is. Vaak liggende slachtoffers dagenlang onder het puin zonder dat ze worden gevonden. Veel mensen zullen hun huis niet eens meer herkennen bij een zware aardbeving. Het is een feit dat in ontwikkelingslanden meer slachtoffers vallen dan in ontwikkelde landen, doordat de huizen minder goed bestand zijn tegen aardbevingen.
In ontwikkelde landen hebben ze alle mogelijkheden om de huizen en gebouwen goed te beschermen tegen aardbevingen. In ontwikkelingslanden is dat niet het geval. Alle bezittingen en herinneringen zijn verdwenen. Mensen raken dakloos.
Dan begint de wederopbouw.
De huizen moeten weer opnieuw gebouwd worden, de winkelcentra, de kantoren, de werkplekken enz. Nog lange tijd zullen de mensen werkloos zijn en verslagen door de ellende die de aardbeving heeft achtergelaten. Mensen zijn ontzettend bang voor een nieuwe aardbeving. In gebieden waar elk jaar wel aardbevingen voorkomen, bijvoorbeeld het gebied langs de San-Andreasbreuk, in California , zijn de mensen natuurlijk goed voorbereid. Ze weten immers dat het gebied waar ze wonen erg vatbaar is voor aardbevingen. Ze kijken er dan ook niet meer van op als er weer een aardbeving op komst is. Ze weten welke maatregelen ze moeten nemen, hoe ze zichzelf moeten beschermen en wat ze eraan kunnen doen. Ze zullen daarom minder angstig zijn dan mensen die in een gebied wonen waar een aardbeving in de eerste plaats niet verwacht is. Kunstmatige aardbevingen hebben vooral een zorgelijke invloed op de mensen. Vooral de nucleaire aardbevingen. Kernexplosies leveren radioactieve producten die organismen kunnen beschadigen. De mensen werden bezorgd over de snelgroeiende hoeveelheid radioactieve deeltjes in de atmosfeer. Om die reden werden de programma's voor het testen van kernwapens gewijzigd om de radioactieve neerslag in de atmosfeer te verminderen. Onderzeese proeven bleken ook gevaarlijk voor de mens te zijn. Dieren voelen vaak al van tevoren dat er een aardbeving op komst is. In het oude Griekenland waren er al in 373 voor Christus verhalen over ratten en duizendpoten, die veilige plaatsen opzochten voordat er een verwoestende aardbeving op komst was. Seismologen zijn zeer onder de indruk van het gedrag van dieren voor een aardbeving. Honden janken, kippen rennen uit hun hokken, paarden, muizen en konijnen raken in paniek. Vissen in vijvers en aquaria beginnen schichtig heen en weer te zwemmen. Het Seismologisch Bureau deed een voorspelling dat in de eerste helft van 1975 een aardbeving plaats zou vinden. Begin februari namen de voortekenen al toe. Bronnen begonnen te borrelen, ratten en muizen kwamen uit hun holen en waggelden rond alsof ze dronken waren. Slangen ontwaakten uit hun winterslaap en vroren dood. En er vonden ontelbare lichte schokken plaats met als hoogtepunt een aardbeving met een kracht van 4,8.
Na een aardbeving zijn dieren vaak helemaal van slag. Ze eten en drinken niet meer, ze weten niet meer waar ze zijn. Ook de onrust bij dieren zal een lange tijd aanhouden.
Aardbeving Turkije 1999: de olieraffinaderij in Istanbul
staat in vuur, naast het grote aantal doden is er nog een
milieuverontreiniging.
Gevolgen op landschap en omgeving
De gevolgen voor landschap en omgeving kunnen soms totaal vernietigend zijn. Het landschap verandert, gebouwen storten in en moeten weer herbouwd worden. Verschillende soorten aardbevingen hebben verschillende gevolgen voor het landschap.
Bewegingen van de grond veroorzaken onder andere schade aan gebouwen. Bij zwakke bevingen worden ruiten vernield en komen er barsten en scheuren in muren. Bij zware aardbevingen kan het beven van de grond zichtbaar zijn. Grote constructies zoals bruggen, kantoorgebouwen en flats zwaaien heen en weer en kunnen veel schade oplopen.
De aardbeving in Kobe, Japan
De meeste doden en gewonden worden dan ook veroorzaakt door vallend puin. De krachten, die een gebouw bij een zware aardbeving krijgt te verduren, zijn ontzettend ingewikkeld. Verticale grondbewegingen zijn niet het grootste probleem, omdat deze gemakkelijk op te vangen zijn. Welke wel erg zijn, zijn de horizontale grondbewegingen waardoor de fundamenten van een gebouw tegelijkertijd in allerlei richtingen verschuiven en verdraaien, het zogenaamde zwiepeffect. In combinatie met de verticale bewegingen kunnen ze grote verwoestingen veroorzaken. Het bouwen in gebieden met veel aardbevingen moet aan regels gebonden zijn om het risico van instorting te verkleinen. Ook de ondergrond waarop gebouwd wordt is belangrijk. De ondergrond moet natuurlijk sterk en stevig zijn.
8. Het verleden
Aardbevingen komen al miljoenen jaren voor . Vroeger dachten de mensen dat natuurrampen door de goden werden veroorzaakt. Net als donder en bliksem, overstromingen en periodes van droogte, werden ze gezien als teken dat de goden boos waren. Drie van de Zeven Wonderen van de Antieke Wereld - het Mausoleum , Colossus en de Pharos- werden door aardbevingen met de grond gelijk gemaakt.
Het Mausoleum van Halicarnassus werd omstreeks 353 v. C. gebouwd. Het mausoleum, een enorme marmeren grafmonument, werd gebouwd voor koning Mausollus van Cari? in Klein-Azi?.
De Colossus van Rhodos ,werd omstreeks 280 v.Chr. gebouwd. Het bouwwerk was dertig meter hoog en werd gebouwd ter bescherming van de haven in Rhodos.
De Pharos van Alexandri?, een oude vuurtoren. De vuurtoren stond op een eiland in de haven van Alexandri? en was meer dan 134 m hoog.
Poseidon was in de Griekse mythologie de god van de aardbevingen en later van de zee. De ?Aardschokker? wordt meestal krachtig afgeschilderd, die veel bij oorlogen betrokken was. De Grieken zagen hem aan als de vertegenwoordiger van gewelddadige krachten van de natuur en zij offerden stieren ter ere van hem.
Een Griekse tragedie
Het prachtige Griekse eiland Thera ? het huidige Santorini - in de Ege?sche Zee werd 3500 jaar geleden door een hevige vulkaanuitbarsting verwoest. Het eiland was de bakermat van de Mino?sche cultuur, een zeer welvarende en ontwikkelde beschaving. De uitbarsting veroorzaakte grote tsoenami?s en asregen, die ook nabijgelegen eilanden als Kreta teisterden.
De stad Knossos was in de oudheid het centrum van de Mino?sche beschaving. Deze vooruitstrevende samenleving op Kreta dankt haar naam aan Minos, een legendarische Kretenzer koning. De Mino?sche bevolking was zeer bedreven op het gebied van techniek en architectuur en bouwde het paleis van Minos rond 1700 v. C. Rond 1400 v. C. werd het paleis verwoest door een ernstige brand die een voorbode bleek van het verdere verval van de stad.
In de 20ste eeuw hebben zich ook tal van andere aardbevingen voorgedaan :
San Francisco 1906 :
San Francisco , VS 1989 : De Loma Prieta aardbeving van magnitude 7,1 had
niet veel schade aangericht , omdat de mensen zich al hadden voorbereid
op dergelijke situaties.
Kobe, Japan 1995: In januari werd Japan getroffen door een verwoestende aardbeving, de ergste sinds 1923. De beving veroorzaakte vuurstormen en enorme verwoestingen in Kobe. In totaal werden meer dan vijfduizend mensen gedood. Honderdduizenden werden dakloos.
Istanbul , Turkije 1999: Honderduizen slachtoffers getroffen door een zware
aardbeving van magnitude 8 .
9. Voorkomen en voorspellen
Aardbevingen kunnen we niet voorkomen, maar het grote aantal slachtoffers en de enorme schade als gevolg van aardbevingen zouden minder kunnen zijn, als het mogelijk zou zijn aardbevingen goed te voorspellen. Betrouwbare voorspellingen van plaats, tijdstip van een beving zijn alleen mogelijk wanneer er duidelijke voortekens zijn van een aankomende aardbeving. Gelukkig kunnen we al wel goed de aardbevingen bestuderen met behulp van allerlei instrumenten en berekeningen. Ook kunnen we meten hoe sterk een aardbeving is. Alleen zou er in de toekomst een goede manier moeten komen om aardbevingen ook echt juist te kunnen voorspellen. Een mogelijkheid om de kans op een toekomstige aardbeving te voorspellen is om die kans te specificeren of om de grootte van aardbevingen te specificeren die in een bepaald gebied in een bepaalde tijd zullen plaatsvinden. Als we het aantal en de kracht kennen van de aardbevingen die in 100 jaar in een bepaald gebied hebben plaatsgevonden, kunnen we de gemiddelde sterkte of magnitude die voor dat gebied te verwachten is berekenen. Dit bereken je door het aantal jaren te delen door het aantal aardbevingen. Een probleem bij deze manier is dat aardbevingen in een gebied niet precies willekeurig verspreid voorkomen, maar meestal in groepjes. Een andere manier om de kans te berekenen is gebaseerd op de elastische terugspringtheorie. Deze verklaart aardbevingen als gevolg van een plotselinge verschuiving in de breuk. Delen van de breuk verschuiven omdat ze de vervorming die in het gesteente is opgebouwd niet langer vast kunnen houden. Hoe groter de vervorming, hoe groter de kans op een volgende aardbeving wordt. Met geologische metingen kun je berekenen welke delen waarschijnlijk in de toekomst zullen verschuiven. Eerst moet je weten waar de delen beginnen en eindigen. Dit wordt gedaan door de bochten en het verzet van de breuk of kruisingen met andere breuken te onderzoeken. Dan wordt gezegd dat de aardbeving met de grootste magnitude, die door een willekeurig segment ontstaat, degene is die ontstaat door verschuiving van het hele segment. Kleinere stukken zullen aardbevingen met een lagere magnitude veroorzaken, en grotere stukken zullen aardbevingen met een grotere magnitude veroorzaken. Daarna moeten ze bepalen welke breuksegmenten van een actieve breukzone in het verleden zijn verschoven en ze meten de snelheid waarmee de vervorming in het gebied zich ophoopt. De aardbeving die elke keer ontstaat uit de herhaaldelijke verschuiving langs een breuksegment krijgt een magnitude. Op die manier kunnen ze de tijdsintervallen meten tussen de aardbevingen die zwaarder zijn dan een bepaalde magnitude. Daarna bepalen ze welke aardbevingsmagnitude binnen een bepaalde tijd voorkomt, bijvoorbeeld bij een interval van 50 of 60 jaar. Deze getallen verwerken ze tot een histogram, dat de frequentie van aardbevingen boven een bepaalde magnitude weergeeft. Nu kunnen ze berekenen wat de meest waarschijnlijke waarde is dat er opnieuw een aardbeving optreedt, door in het histogram een lijn te zoeken die het histogram rechts en links in gelijke oppervlakten verdeelt.
Dit type voorspelling kan alleen gebruikt worden in seismische gebieden, waar de actieve breuken aan het oppervlak te zien zijn. En daardoor is het heel beperkt. Want ??n van de weinige aardbevingsgebieden op de wereld waar aan het oppervlak actieve breuken te zien zijn is de San-Andreasbreuk in Californie. In Westerse landen is onderzoek gedaan naar de gunstige en ongunstige gevolgen van het voorspellen. Als bijvoorbeeld het tijdstip van een zware aardbeving in Californie ongeveer een jaar van tevoren nauwkeurig voorspeld zou worden, dan zou het aantal slachtoffers en schade sterk verminderd kunnen worden. Maar de maatschappij zou in die streek sociaal slechter worden en economische schade leveren omdat investeringen wegvallen en mensen zich met hun bedrijven ergens anders gaan vestigen. Voorspellingen op korte termijn zouden goed zijn om onmiddellijke voorbereidingen te treffen om het risico thuis en op het werk te verkleinen. Als de toestand enige tijd duurt, zal er sociale onrust ontstaan, omdat werkzaamheden uitvallen scholen sluiten, evenementen moeten worden uitgesteld. Kort samengevat kunnen we dus zeggen: door de geschiedenis te bestuderen kunnen wetenschappers tegenwoordig al een beetje voorspellen waar een aardbeving in de toekomst zou kunnen plaatsvinden. De plaatsen waar breuklijnen liggen, en waar al eerder aardbevingen zijn geweest, hebben een hogere waarschijnlijkheid voor een nieuwe aardbeving. Het is echter nog vrijwel niet mogelijk om te voorspellen wanneer een nieuwe aardbeving zal ontstaan. De krachten die aardbevingen met zich meebrengen zijn zo groot en doen zich voor op een grote schaal (gebieden van honderden of duizenden kilometers) dat het onmogelijk is een aardbeving te voorkomen. Het is wel mogelijk om goede voorbereidingen te treffen voor de gevolgen van aardbevingen. Bij het bouwen van huizen en kantoren kunnen betere constructies worden toegepast die bestand zijn tegen trillingen van aardbevingen. In gebieden waar aardbevingen vaak voorkomen is het zelfs verplicht om gebouwen zo te ontwerpen dat ze aardbevingen kunnen doorstaan. Ook is het mogelijk om in risicogebieden de bevolking voor te bereiden door voorlichting te geven over wat men wel of juist niet moet doen tijdens of na een aardbeving. Menselijke slachtoffers vallen meestal niet door de aardbeving zelf, maar vooral als gevolg van instortende gebouwen, branden, overstromingen of vloedgolven. Er kan ook aan voorbereiding gedaan worden door in het gebied alvast reddingsdiensten en hulpgoederen klaar te hebben, die direct na een aardbeving kunnen worden ingezet.
Bij aardbevingen wordt er meestal ? en ziekenhuizen raken vol.
internationale hulp aangeboden.
Sysmolarm
De sysmolarm is een enigszins commerci?le toestel om aardbevingen te voorspellen(aan te kondigen) . Het maakt gebruik van de onvoelbare P- golven en geeft een signaal als er een aardbeving in aankomst is ,van magnitude 5 of meer, binnen 5 seconden. Op het display verschijnt dan de magnitude.
10. Nawoord
In 1999 ben ik zelf in Turkije enkele malen geconfronteerd met aardbevingen van magnitude 5 of lager. Het moment van de aardbeving zelf is een unieke ervaring, althans bij kleine trillingen. Tijdens die aardbevingen was het eerste ding dat me in het hoofd schoot om onder de deuropening te gaan staan . Wie had gedacht dat ik het zou overleven?
Het gaf mij de aanleiding om dit eindwerk op te stellen, met veel genot .
De aarde trilt voortdurend heel licht . Daar merken wij niets van, ze worden enkel door moderne apparatuur geregistreerd. Een grote aardebeving daarentegen kan binnen enkele minuten hele steden verwoesten.
Mensen kunnen niet op hun benen blijven staan of op een stoel blijven zitten. Gebouwen storten ineen, gas- en waterleidingen breken, bomen worden geveld en er ontstaan scheuren in wegen en akkers. Stroomkabels knappen waardoor er brand uitbreekt. Mensen raken bedolven onder het puin.
Aardbevingen zijn nu eenmaal onvermijdelijk, we moeten ermee leven, althans in de risicogebieden zoals Japan, de westkusten van Amerika, Turkije, ...
2. De aarde
Onder het oppervlak: vuur in de diepte
De aarde bestaat uit verschillende concentrische lagen, die op basis van hun samenstelling ingedeeld worden. Daarom kunnen we het een beetje vergelijken met een steenvrucht. Zo spreekt men van de volgende delen :
*de aardkorst als de dunne opperhuid die de aarde omgeeft
*de aardmantel die verreweg het grootste gedeelte uitmaakt
*de aardkern als het centrale deel
De aardkorst is in tegenstelling tot de andere lagen een dunne schil die bestaat uit continentale en een oceanische gedeelte. De dikte van de continentale korst verschilt tussen 30 en 50 km en is opgebouwd uit een laag van gesteenten. De oceanische korst daarentegen is veel dunner , slechts 7 ? 10 km en vertoont een ander samenstelling. Het bestaat voornamelijk uit basalt, een magmatische gesteente .Het grensvlak tussen de aardkorst en aardmantel wordt de discontinu?teit van Mohorovicic of kortweg Moho genoemd .
De circa 100 km dikke buitenschil van de aardmantel vormt samen met de daarop liggende aardkorst de harde lithosfeer of steenschaal. Hierin komt een grote verscheidenheid van gesteenten en mineralen voor .
Onder de lithosfeer bevindt zich de asthenosfeer, tussen ongeveer 100 en 200 km diepte onder de oceaan en tussen 100 en 500 km diepte onder de vastelanden .Deze laag die door de hoge temperatuur minder hard is dan de lithosfeer, is een plastische laag. Zo kunnen de lithosfeerplaten over de asthensfeer glijden. Onder deze structuur en lagen bevindt zich tevens de binnenmantel .Deze vormt de dikste laag in de aarde. Men vindt ze terug op een diepte van 2650 km .
Een tweede discontinu?teitsoppervlak is deze van Gutenberg. Het vormt de grens tussen de binnenmantel en buitenkern. De aardkern wordt net zoals de mantel ingedeeld in een binnen - en buitenkern. Deze noodzakelijke indeling steunt op de complexe studie en samenstelling ervan. Terwijl de buitenkern uit vloeistoffen bestaat, is de binnenkern vast. Er is een onzekerheid over de stoffen in de kern , maar de temperatuur moet echter wel 4000?C bedragen.
Hoewel de aarde niet in te delen is in exacte lagen , proberen wetenschappers toch een benaming op de lagen te plakken . Vroeger dacht men dat de aarde slechts alleen maar uit een korst, mantel en kern bestond. Moderne theorie?s en onderzoeken hebben echter bewezen dat het ingewikkelder is .
Tegenwoordig delen we vb. de buitenmantel in, in 7 lagen en hebben we overgangszones. Geologen of aardkundigen zijn volop bezig met de verdere studie hiervan.
Om de structuur van de ondergrondse rotslagen te bepalen gebruiken geologen een
vibroseis-truck . Met de grote voetplaat ,die zich tussen de wielen bevindt, brengt het trillingen over de grond. Met een netwerk van seismografen bepalen ze daarna de aankomsttijd van de trillingen.
3. Schollentektoniek
Schollentektoniek of platentektoniek houdt in dat de lithosfeer uit enkele grote en vrij stabiele platen bestaat, ook wel schollen of platen genoemd. Het zijn dus de continentale korsten en de oceaanbodems, waar er in totaal 13 van zijn:
6 grote platen:
1. Amerikaanse plaat
2. Afrikaanse plaat
3. Euraziatische plaat
4. Indisch-Australische plaat
5. Pacifische plaat
6. Antarctische plaat
7 kleinere platen:
7. Arabische plaat
8. Caribische plaat
9. Cocos plaat
10. Filippijnse plaat
11. Grieks-Turkse plaat
12. Iraanse plaat
13. Nazca plaat
De platen worden begrensd door de breuklijnen ( gele zones, de rode zones zijn aardbevingen en vulkanen, die op de breuklijnen voorkomen)
Onder de lithosfeer ligt de asthenosfeer , een vervormbare laag materiaal die heel langzaam stroomt doordat deze wordt verwarmd door de mantel eronder , de aardmantel . Sommige delen van de aardmantel zijn heter dan de andere. Boven de hetere delen zet materiaal in de asthenosfeer uit , waardoor het minder compact wordt dan het gebied eromheen en omhoog komt. Als het materiaal boven in de asthenosfeer komt, verspreidt het zich. Schollen van de lithosfeer , die op het bewegende materiaal liggen, drijven uit elkaar.
Als onder een oceaan verhitting optreedt, komt de aardkorst omhoog en ontstaat er een mid-oceanische rug.
De oceaanbodem spreidt zich ook aan de andere kant van de plaat en er vormt zich zo een nieuwe oceaanbodem.
Het materiaal in de asthenosfeer koelt tenslotte af . Het zinkt waarbij het delen van de lithosfeer meeneemt.
De ondergedronge oceaanbodem smelt onder de continentale plaat en vormt vloeibare gesteente of magma.
Soms wordt het magma naar de oppervlakte gestuwd en ontstaan er vulkanen. De meeste vulkanen liggen in zones waar oceaanschollen onder continentale schollen schuiven.
Subductie is het proces waarbij de platen onder elkaar schuiven en waarbij er anderzijds nieuwe oceaanbodems worden aangelegd. In de ?subductiezones? komen hevige aardbevingen voor en is er veel vulkanische activiteit, veroorzaakt door de bewegingen van de twee platen. Er zijn drie soorten plaatverschuivingen waarbij van subductie sprake is: oceanische tegen continentale, continentale tegen continentale en oceanische plaat tegen continentale plaat. Bij dergelijke gevallen ontstaan er altijd troggen (inzinking van oceanen), vulkanen (ontstaan uit ruggen ) en gebergtes.
1) Botsing van een oceanische plaat met een continentale plaat:
De zwaardere oceanische plaat schuift onder de lichtere continentale plaat. De oceanische plaat wordt afgebroken. Er is gebergtevorming, er zijn vulkanen en aardbevingen. Er is ook vorming van een diepzeetrog. Een voorbeeld hiervan is het gebied rond de Andes.
2) Botsing van 2 continentale platen:
Er is geen subductie, de platen hebben dezelfde dichtheid, m.a.w. ze zijn even zwaar. Dit leidt tot gebergtevorming, waarbij de platen worden opgeduwd. In deze gebieden zijn er dan ook veel aardbevingen, maar er is weinig vulkanisme. Een voorbeeld hiervan is de Himalaya.
3) Botsing van 2 oceanische platen:
Dit is voor verschillende interpretaties vatbaar. Dit verschijnsel is als het ware een combinatie van de twee vorige. Er wordt ook continentale korst gevormd zodat een van deze platen geleidelijk meer karakter van een continentale plaat krijgt (dus het eerste geval ). Er ontstaat vulkanisch gebergte of een vulkanische eilandengroep. Een voorbeeld hiervan is Japan, hoewel dit kan beschouwd worden als een botsing van een continentale en een oceanische plaat.
Bij aardbevingen wordt er spanning in het gesteente opgebouwd . Wordt die spanning te groot dan schieten de platen na een tijdje plotseling met volle kracht langs elkaar. Dat veroorzaakt weer een aardbeving , meestal als de platen tegen elkaar botsen, zoals in Japan , Turkije en Griekenland. Ze liggen dus dicht bij de plaatgrenzen.
Plaatranden
De manier waarop de platen zich verschuiven zijn verschillend:
1. Divergerende platen
Divergerende platen komen in het midden van een oceaan voor en midden op een continent. De platen bewegen uit elkaar. Hier kan het magma gemakkelijk uit de diepte omhoog komen, afkoelen en hard worden aan de rand van elk van de platen. Op die rand ontstaat een onderzeese bergrug of mid-oceanische rug. Een voorbeeld hiervan is de Mid-Atlantische Rug in de Atlantische Oceaan, die loopt van de Noordpool tot de Zuidpool. Oceaan ruggen zijn gebieden met een grote vulkanische activiteit en veel aardbevingen.
2. Convergerende platen
Bij een convergerende platen bewegen de platen naar elkaar toe. Het karakter van de platen hangt van de soort platen af. Het kan zijn dat beide platen bestaan uit oceanische lithosfeer, dan zal de ene plaat onder de andere duiken. Dat is dan het geval bij de subductie of onderschuiving. (Als de ene plaat continentaal is en de andere oceanisch, duikt de oceanische plaat onder de continentale plaat. Als beide platen uit continentale lithosfeer bestaat, treedt er helemaal geen subductie op. Beide continenten botsen op elkaar en worden intensief verfrommeld, zoals bij de Himalaya )
Bij een convergentie van twee platen met oceaanbodems aan het oppervlak, schuift de ene onder de andere, zoals al eerder gezegd is. De onder schuivende plaat vormt ??n van de twee wanden van een oceanische trog, die meestal naar de onderschuivende plaat is gekromd. Het patroon van aardbevingen laat zien dat de hoek waaronder de plaat onderschuift niet altijd dezelfde hoeft te zijn. Op de ene locatie is hij weer scherper dan een andere locatie. Sommige platen vallen uiteen, terwijl ze de mantel in dalen.
In de subductiezone wordt wat water door de dalende lithosfeerplaat meegenomen. Door de stijgende temperatuur en de druk komt het water vrij en stijgt het langzaam naar de bovenliggende plaat. Dit water verlaagt het smeltpunt van het gesteente in deze plaat, waardoor het gedeeltelijk smelt. Hoe kouder de plaat is, hoe sneller hij zakt. De hoek waaronder de onderschuivende lithosfeer wegduikt, kan dus ook afhankelijk zijn van de ouderdom. Oude lithosfeer duikt steil de mantel in, jonge lithosfeer minder steil.
De meeste convergerende grenzen zijn dan wel subductiezones langs diepzeetroggen
3. Transforme platen
In dit geval schuiven twee platen langs elkaar. Er verdwijnt geen gesteente, en er komen ook geen nieuwe bergen, maar hierdoor ontstaan wel aardbevingen.
De platen schuiven langs breuken die transforme breuken heten. Een voorbeeld van een transforme breuk is de breuk langs de westkust van de Verenigde Staten, waar deze een spreidingszone rond Baja California verbindt met ten noordwesten van San Francisco. Deze breukzone is erg berucht door de San-Andreasbreuk die hier deel van uitmaakt. Transforme breuken worden gekenmerkt door ondiepe aardbevingen in een smalle zone langs de breuk, of in een brede zone, als er sprake is van meerdere, bij elkaar liggende breuken.
Aan het slaveld is het goed te zien dat de grond een transforme plaatverschuiving is ondergaan.
Continentenverschuiving
Rond het jaar 1620 kwam de geleerde en kaartenmaker Frances Bacon op een idee. Terwijl hij naar de kaart van de wereld keek, leek het er net op, alsof de grote continenten: Afrika, Noord- en Zuid-Amerika en Europa stukjes van een legpuzzel waren en dat ze bijna in elkaar pasten. Alle geleerden vonden zijn theorie maar niets en het idee werd weer snel vergeten. Totdat in het begin van de jaren 60 van deze eeuw deze theorie weer opnieuw gebruikt ging worden. Het werd een ware revolutie in de geschiedenis van de geologie. De schollen verplaatsen zich hoogstens 20 centimeter per jaar, toch is dat genoeg om de aarde in de loop van miljoenen jaren een totaal ander uiterlijk te geven.
225 miljoen jaar geleden : Alle continenten vormden samen ??n groot supercontinent: Pangaea . Het omvatte alle hedendaagse continenten.
200 miljoen jaar geleden: Het supercontinent Pangaea splitst zich in twee delen: Gondwana (het latere Zuid-Amerika en Europa) in het zuiden en Laurasia (later Noord-Amerika en Europa )in het noorden. Australi? vormt nog ??n geheel met het zuidpoolcontinent Antarctica. India maakt zich los van deze combinatie.
135 miljoen jaar geleden: Europa scheidt zich van Afrika en Noord-Amerika scheidt zich van Zuid-Amerika. De Atlantische Oceaan wordt stilaan gevormd. India drijft verder naar Azi?.
Nu : Noord- en Zuid Amerika zijn inmiddels door een landbrug verbonden. India is tegen Azi? opgebotst met de vorming van de Himalaya als gevolg. Australi? is richting de tropen opgeschoven.
4. Seismologie, seismografen en seismische golven
Seismologie
Seismologisch onderzoek houdt zich bezig met aardbevingen, hun oorsprong en de voortplanting van de seismische golven in de aarde en richt zich dus ook op de werking van de platen en breuken. Meestal werken ze in seismologische stations, waar allerlei metingen worden gedaan. Aardbevingen kunnen natuurlijk ontstaan zijn of door een menselijke ingrijpen geactiveerde oorsprong hebben, wat we ge?nduceerd noemen.
Natuurlijke ontstaan:
Tektonische platen die gaan verschuiven
Vulkanische uitbarstingen
Instorten van ondergrondse holen
Meteorieten die op de aarde inslaan
Ge?nduceerde bevingen:
Explosies
Hoge druk op de grond
Gaswinning uit de aarde
?
Seismografen
Seismografen of seismometers zijn instrumenten die een aardbeving meten, pennen en registreren . Daarvoor zit er een pen gemonteerd dat voortdurend de op en neer bewegende lijn op de draaiende rol papier, een trommel, tekent.
Dit noemt men een seismogram. Seismogrammen kunnen naast de trommel ook op een computerscherm zichtbaar gemaakt worden, om het bijvoorbeeld af te printen of voor allerlei onderzoeken. Hoe groter de aardbeving, hoe groter de grondbewegingen en hoe groter de pieken die getrokken worden op het seismogram.
Uiteraard kan het enkel gebruikt worden bij de schaal van Richter, omdat het een magnitude (= sterkte van een aardbeving) weergeeft en niet de schade die veroorzaakt wordt, zoals bij de oude schaal van Mercalli.
Seismische golven
Om de magnitude te bepalen zijn er nog enkele andere zaken nodig: tijdsverschil tussen twee ondergrondse trillingsgolven of seismische golven, dat overeenkomt met een vaste epicentrale afstand (afstand tot de beving aan het aardoppervlak).
Bij een aardbeving worden de trillingen, die ontstaan, ondergronds verspreid en worden door mensen en dieren gevoeld .Dat zijn de seismische golven. Seismische golven zijn energiegolven die bij een aardbeving vrijkomen. Het punt in de aarde waaruit deze trillingen ontstaan is het hypocentrum of de haard van een beving.
Recht boven het hypocentrum ligt het epicentrum aan het aardoppervlak, waar het meeste schade wordt aangericht.
Als het gesteente een schok krijgt, ontstaan er twee soorten elastische golven.
De eerste is de P-golf, van primair. Deze longitudinale golf is qua fysische eigenschappen gelijk aan een geluidsgolf. Bij bevingen planten ze zich voort vanuit het hypocentrum naar alle richtingen met snelheden tot 6 km/sec. De deeltjes in het gesteente bewegen zich voorwaarts en achterwaarts in de richting van voortplanting van de golven. De hoeveelheid voor ? en achterwaartse verplaatsing noemt men de golfuitslag of amplitude , die op een seismogram wordt weergegeven.
De tweede golf kan de materie verschuiven en verdraaien. Dit is de S-golf , van secundair, ook wel transversale golf genoemd .
Deze golven hebben meer met de verschuiving te maken , omdat hier de deeltjes van het gesteente zich dwars op de voortplantingsrichting verplaatsen. Transversale golven of S-golven hebben een snelheid van ongeveer 3,5 km/sec en komen dus later aan, bij het aardoppervlak.
Als de P- en S-golven het aardoppervlak bereiken ontstaan er gesteentebewegingen, die onder bepaalde omstandigheden andere seismische golven opwekken. De belangrijkste zijn de Rayleigh-golven en de Love-golven. Ze planten zich allebei over het oppervlak van de aarde voort.
De bewegingen in het gesteente worden kleiner naarmate je dieper zit.
De energie van deze oppervlaktegolven zit in het grondoppervlak opgesloten, anders zouden ze de aarde in worden teruggekaatst. De eenvoudigste oppervlaktegolven zijn de Love-golven. Ze zijn genoemd naar A.E.H Love, die ze in 1912 ontdekte en beschreef. Bij de beweging treedt geen verticale verplaatsing op. Het gesteente beweegt dus in een horizontaal vlak heen en weer. De Love-golf is soms ??n van de meest verwoestende aardbevingsgolf omdat ze vaak een grote amplitude (grootte uitwijking) hebben en horizontale schuifbewegingen veroorzaken bij funderingen van gebouwen.
Rayleigh-oppervlaktegolven hebben een totaal andere bodembeweging. Deze aardbevingsgolven zijn voor het eerst ontdekt in 1885 door Lord Rayleigh. Ze lijken het meest op watergolven. Rayleigh-golven worden gevormd door deeltjes van het gesteente die naar voren, naar achteren, omhoog en omlaag bewegen in een verticaal vlak, waarin ze zich ook voortplanten. De snelheid van de Love- en Rayleigh-golven is altijd kleiner dan die van de P-golven en gelijk of kleiner aan de S-golven. De verschillende golven komen altijd in een vaste tijdsvolgorde aan omdat ze allemaal verschillende snelheden hebben. Dit verklaart wat we voelen als de aarde onder onze voeten gaat beven.
De eerste golven die vanuit het hypocentrum komen zijn de P-golven. Ze komen over het algemeen onder een steile hoek bij het aardoppervlak aan, waar ze de verticale beweging van de bodem veroorzaken. Verticale trillingen worden beter en gemakkelijker doorstaan dan horizontale trillingen, daardoor zijn P-golven meestal niet de meest verwoestende. Even later worden ze gevolgd door de sterke secundaire trillingen, omdat S-golven ongeveer half zo sterk zijn als de P-golven. De bewegingen van de S-golven duren wat langer dan de P-golven. Door de werking van de P-golven schudden gebouwen op en neer, en door de werking van de
S-golven worden gebouwen juist heen en weer geschud. Vlak na of gelijk met de
S-golven beginnen de Love-oppervlaktegolven. De bodem begint loodrecht op de voortplantingsrichting van de golven te trillen. Daarna komen de Rayleigh-golven, die zich over het hele aardoppervlak bewegen. Ze veroorzaken trillingen in de lengte en in de verticale richting. Deze golven blijven steeds komen, hierdoor ontstaat bij zware aardbevingen de rollende beweging. Omdat ze met de afstand minder snel afnemen dan P- en S-golven, worden juist deze oppervlaktegolven ver van de aardbevingshaard langer gevoeld en gemeten. Love- en Rayleigh-golven duren ruim vijf keer zo lang als P- en S-golven. Het einde van een aardbeving bestaat uit een mengsel van P-, S-, Love-, en Rayleigh - golven die via verschillende wegen door de structuur van het gesteente zijn aangekomen. Het kan ook voorkomen dat golven worden omgebogen, dit noemen we diffractie.
De vormen van de golven
(Om de vorm en richting duidelijker aan te tonen , wordt er bij de P- en S- golven met een hamer geklopt)
Nu het men het tijdsverschil kan bepalen tussen P- en S- golven, kan een seismogram eenvoudig gehanteerd worden.
Seismogram
Zoals reeds vermeld , dient een seismogram om de magnitude (kracht) van een aardbeving te bepalen aan de hand van de Richterschaal.
In de rechterschaal staat de maximale uitwijking (amplitude) van de pieken op het seismogram in millimeters. (hier 10 mm)
In de linkerschaal wordt het tijdsverschil tussen P- en S- golven weergegeven. Deze komt overeen met de afstand tussen het station en het epicentrum in km.
(hier 10 seconden wat overeenkomt met ongeveer 100 km)
De verbindingslijn tussen afstand en de maximale amplitude geeft op het snijpunt met de middelste schaal, de Richtermagnitude van de aardbeving .
In dit geval 4,0 .Als de amplitude niet 10 mm, maar 1 mm was geweest, was de magnitude van de aardbeving ongeveer 3 geweest. Bij een amplitude van 0,1 mm, was de magnitude 2 geweest.
Exacte locatie
Uit dit tijdsverschil kan dus de afstand tussen het station en de aardbeving berekend worden, de epicentrale afstand. Als je dit voor 1 station doet, kun je een cirkel om dat station heen tekenen. De aardbeving kan op de hele cirkel hebben plaatsgevonden. Als je er een tweede station bij tekent kan de aardbeving nog op 2 plekken hebben plaatsgevonden. Met drie stations en drie cirkels houd je precies 1 plek aan het aardoppervlak over , het epicentrum.
De drie cirkels hebben precies 1 gemeenschappelijk snijpunt, dit is de exacte locatie van de aardbeving, epicentrum.
Microseismen
Strikt genomen is de aarde onophoudelijk in trilling. De zwakste vibraties, die alleen door gevoelige seismografen worden geregistreerd, zijn de microseismen. Het zijn trillingen met een amplitude van enkele micrometers en met een periode van enkele seconden. De natuurlijke ruis hangt in belangrijke mate samen met het weer op de
oceaan. Diepe depressies, die gepaard gaan met hevige stormen op de oceaan, kunnen in onze streken aanleiding geven tot microseismen.
In Nederland en Belgi? is de microseismische bodembeweging afkomstig uit de Noordzee of uit de Atlantische Oceaan; zij bestaat uit lange reeksen van min of meer regelmatige trillingen. Deze kunnen dagen achtereen voortduren, en er zijn maar weinig dagen waarop de zwakke trillingen van de microseismen geheel ontbreken.
Andere seismografen
De seismograaf van Milne
John Milne was een Britse seismoloog en mijningenieur, die in de 19de eeuw leefde. Hij begon aan het ontwerpen van zijn eigen seismograaf, die de bewegingen van een slinger vastlegde, eerst op een roterende rol, trommel, en later op fotografische film. Het was de eerste seismograaf die de horizontale en verticale bewegingen registreerde. Milne verzamelde de resultaten van meer dan 8000 aardbevingen alleen al in Japan, waar hij bij zijn eerste dag al geconfronteerd werd met een aardbeving.
De Brit stichtte in 1880 de seismische dienst in Japan, beschikkend over bijna 1000 stations, en bevorderde het ontstaan van een net van aardbevingsposten over de wereld.
Het instrument van Chang Heng
Dit instrument werd rond 130 uitgevonden door Chang Heng, een Chinese astronoom en wiskundige .
Binnen de pot bevond zich een slinger , die in werking werd gesteld door trillingen van de aarde. De zwaaiende slinger zou dan een bronzen bal uit ??n van de drakenkoppen stoten. Vervolgens viel de bal in de bek van een pad. De positie van de betreffende pad
gaf tevens de richting aan waaruit de beving afkomstig was. Volgens de overleveringen van Chang Heng, kon hij in 138 dankzij dit instrument en grote aardbeving op 600 km afstand aankondigen, lang voordat het nieuws te paard was overgebracht.
Seismografen van laser
In California, waar veel aardbevingen voorkomen, maakt men gebruik van lasertechnologie. De stralen worden vanuit een station uitgezonden en gericht op reflectoren aan de andere kant van de breuklijn. Gevoelige instrumenten meten de tijd die de stralen nodig hebben om de reflectoren te bereiken en weer terug, zodat elke zeer kleine verandering in afstand, veroorzaakt door bevingen, wordt waargenomen. Het is een zeer nauwkeurig systeem dat voortdurend gecontroleerd moet worden. Daarom is er een speciaal terrein aangelegd, Parkfield, in de Verenigde Staten.
Laserapparaten in stations worden bijna dag en nacht bewaakt
5. Magnitude- en intensiteitschalen
Om de sterkte en de gevolgen van een aardbeving weer te geven, zijn er twee soorten schalen: verschillende magnitudeschalen en de intensiteitschaal van Mercalli.
De magnitudeschaal van Richter
De magnitudeschaal voor aardbevingen is in 1935 ontworpen door de Amerikaanse seismoloog Charles Richter (1900-1985) en is gebaseerd op de sterkte van de trillingen, zoals die gemeten worden op het seismogram. De sterkte, de magnitude, wordt berekend aan de hand van de maximale uitslag (amplitude) van de registratie van de horizontale component van de aardbeving (S-golf). Richter definieerde een aardbeving met magnitude 3 als een aardbeving die op een seismograaf een uitwijking van 1 mm opwekt op een epicentrale afstand van 100 km. De schaal is logaritmisch, wat betekent dat bij toename van 1 magnitude-eenheid de uitwijking op het seismogram tien keer zo groot is. Zo is een aardbeving die op 100 km afstand een uitwijking van 10 mm veroorzaakt een beving met magnitude 4. Op deze manier kon Richter verschillende aardbevingen met elkaar vergelijken. Er worden correcties toegepast om de invloed van de afstand tussen epicentrum en seismisch station in rekening te brengen. Met het toenemen van de afgelegde afstand verliezen de seismische golven door geometrische spreiding en absorptie een deel van hun trillingsamplitude.
Verzadiging
In de loop van de jaren zijn er verschillende andere magnitudeschalen ontworpen, die allemaal een aanpassing of uitbreiding van de schaal van Richter waren. Maar deze kan verzadigd worden. Met verzadiging van de magnitude wordt bedoeld dat een schaal boven een bepaalde magnitude de sterkte van de aardbeving te laag berekent.
De Richterschaal kan geen nauwkeurige metingen maken boven sterkte 6.
Andere magnitudeschalen
De oppervlaktegolf-magnitude Ms
Deze schaal is ontworpen om het probleem van de verzadiging van de schaal van Richter op te lossen en om de magnitude van aardbevingen die verder weg zijn dan 500 km te berekenen. De magnitude wordt berekend aan de hand van de uitslag van de oppervlaktegolven met een periode van 20 seconden bij bevingen op een afstand groter dan 2000 kilometer. De berekening van deze magnitude is niet beperkt tot een afstand van 100 km, omdat er geen referentie aardbeving op een afstand van 100 km nodig is. Zo kunnen ook de magnitudes van aardbevingen die veel verder weg zijn berekend worden. De aardbevingen mogen niet dieper zijn dan 60 km, want dan ontstaan er nauwelijks oppervlaktegolven.
De ruimtegolf- magnitude Mb
Ook deze magnitude is bedoeld voor aardbevingen op grotere afstanden (groter dan 1600 km), en dan vooral voor de hele diepe bevingen, waarbij nauwelijks oppervlaktegolven zullen ontstaan. Deze magnitude wordt berekend aan de hand van de maximale amplitude van de ruimtegolven (golven die dwars door de aarde heen gaan, P-golven).Zowel deze magnitude als de oppervlaktegolf magnitude verzadigen als de magnitude groter is dan ongeveer 7.5.
De moment- magnitude Mw
Dit is de meest recente magnitudeschaal (1977). Het is een schaal die duidelijk verschilt van de anderen. Deze wordt niet direct berekend aan de hand van de uitwijking in een seismogram, maar uit de maximale uitwijking van de laagste frequenties van het seismogram.
Het probleem van de verzadiging wordt hier duidelijker. Alle schalen wijken af van
de momentmagnitude.
De intensiteitschaal van Mercalli
De schaal van Mercalli is een intensiteitschaal, d.w.z. dat er aan de sterkte van de aardbeving een Romeins cijfer wordt toegekend, afhankelijk van de schade die wordt aangericht, de kenmerken, effecten op mensen, voorwerpen, gebouwen en het landschap.
De intensiteitschaal van Mercalli is in 1902 ontworpen door de Italiaan Giuseppe Mercalli (1850-1914). De sterkte verschilt naargelang de afstand tot het epicentrum en van het soort ondergrond. Hoe groter de epicentrale afstand, hoe minder de grond zal bewegen en hoe kleiner de schade, dus hoe kleiner de intensiteit.
De schaal is verdeeld in 12 delen, aangegeven met Romeinse cijfers van I tot XII. De intensiteit is meestal in de directe omgeving van het epicentrum groter dan op plaatsen verder daar vandaan. Als de intensiteit dicht bij het epicentrum van een aardbeving bijvoorbeeld VIII bedraagt, zal deze in relatie tot de afstand afnemen tot IV, III en tenslotte I. Daarom wordt het getroffen gebied in zones verdeeld, isoseisten genaamd. Vaak vormen de isoseisten een patroon van aan elkaar omsluitende ovalen.
Verschillen in schaalverdelingen
Schaalverdeling van Richter
0 ? 2,5 : Doorgaans niet gevoeld maar wel geregistreerd door seismografen .
3 ? 3,5 : Matig tot sterk , door velen gevoeld .
4 ? 4,5 : Sterk , enige plaatselijk schade .
5 - 5,5 : Zeer sterk , schade aan gebouwen , schoorstenen breken af .
6 ? 6,5 : Vernielend , gebouwen zwaar beschadigd , viaducten storten in.
7 ? 7,5 :Verwoestend , veel gebouwen storten in, scheuren in de aarde .
8 ? 8,5 : Catastrofaal , hele steden worden verwoest
>9: De wereld vergaat a.h.w.
Schaalverdeling van Mercalli
I : Wordt door niemand gevoeld
II : Nauwlijks voelbaar.
III :Door enkelen gevoeld , licht voorbijgaand verkeer.
IV : Door velen gevoeld , alsof er een zware vrachtwagen voorbijrijdt , ramen en borden rammelen .
V : Sterk , algemeen gevoeld , koffie schudt uit kopje , mensen worden uit slaap gewekt .
VI ? VII : Door iedereen gevoeld , mensen rennen naar buiten , schilderijen vallen van de muren tot klokken die vanzelf luiden , schoorstenen breken af.
VIII ? IX : Verwoestend , scheuren in de grond ,zwaar beschadigde huizen.
X ? XI : Alle gebouwen bijna vernield , bruggen storten in , grote scheuren in de grond .
XII: Totale verwoesting in het landschap
6. Andere typen aardbevingen
Tot nu toe ging het eigenlijk om de meest voorkomende soort aardbevingen, tektonische aardbevingen. Maar er zijn ook andere natuurrampen die juist door de aardbeving worden veroorzaakt . Kijken we maar naar Japan en omstreken, ??n van d? risicogebieden, waar naast aardbevingen nog andere rampen voorkomen. Dan heb ik heb meer specifiek over vulkaanuitbarstingen en tsoenami?s (vloedgolven).
Ook kunstmatige aardbevingen komen voor, zoals eerder al verteld, tijdens geologische werken, gaswinningen uit de aarde, explosies, stortingen van gebouwen, bijeenkomsten van veel mensen, enzovoort.
Vulkaanuitbarstingen
Tektonische aardbevingen zorgen voor veel schade, door plotselinge verschuiving van platen langs een breuk. Een voorbeeld van een aardbeving die minder schade veroorzaakt is de vulkanische aardbeving. Deze hoeft niet aan de rand van de tektonische plaat voor te komen. Veel Griekse filosofen dachten vroeger al, dat aardbevingen met vulkanisme te maken hadden. Een vulkanische aardbeving is letterlijk gezegd een aardbeving die in combinatie met vulkanisme voorkomt. Het is de eenvoudigste aardbeving om te bestuderen, misschien werden vulkanen daarom vroeger wel als de oorzaak van aardbevingen beschouwt. Door het vele bestuderen van geleerden hebben ze een beeld gekregen van het proces.
Als de gesmolten lava, het magma, uit het binnenste van de aarde opstijgt, wordt de druk en de temperatuur in de diepere aardlagen groter. Dan sijpelt het door in spleten en scheuren, waardoor het gesteente uitzet. Uiteindelijk zet ook de berg uit. De druk van de lava die naar buiten wil, veroorzaakt de reeks aardbevingen die voor de uitbarsting plaatsvinden. Hoe dichter het magma bij de oppervlakte komt, hoe kleiner de diepte is van de epicentra. Ook liggen ze dichter om de berg heen. De kracht van de uitbarsting zelf veroorzaakt soms een zware aardbeving. Als het magma zich na de uitbarsting weer terugtrekt, komen de aardlagen tot rust en krimpen ze weer in. Hierdoor stijgt de druk weer en kunnen er nieuwe schokken ontstaan waarvan de epicentra steeds dieper komen te liggen en in kracht afnemen. Dit gaat door totdat de vulkaan slaapt en het proces voltooid is.
De Mount Fujisan - vulkaan in Japan
Bij de uitbarsting van de Kilaueakrater in 1983 stroomde er gesmolten, basaltlava langs de zijkant van de Mauna-Loavulkaan op Hawaii. Vulkanen van het Hawaiitype zijn schildvulkanen die ontstaan uit lava die vrijkomt bij een uitbarsting. Meervoudige vulkanen ontstaan wanneer er bij een uitbarsting afwisselend lava en as uit de vulkaan wordt gespoten.
Het kan ook andersom voorkomen, aardbevingen die vulkaanuitbarstingen veroorzaken. Dit gebeurde op 29 november 1975 toen er onder de kust van Hawaii een scheur ontstond, 50 kilometer ten zuiden van Hilo. Een uur na de schok barste de Kilauea op het zuidoostelijk deel van het eiland uit. Langs de krater ontstonden grote scheuren en spleten waaruit lava stroomde. Het gesmolten gesteente van de Kilauea was oververhit geworden door de gloeiende gassen. Het had op de schokken gereageerd en hete stoom uitgestoten in een uitbarsting die 18 uur duurde. Diepe lavarivieren stroomden met een snelheid van 50 kilometer per uur langs hellingen naar de zee. De uitbarsting was zeer spectaculair, maar hij richtte minder schade aan dan de aardbeving.
Roodgloeiende lava stroomt van een vulkaan op la R?union, een eiland in de Indische Oceaan voor de kust van Afrika. De lava plooit doordat de buiten- en binnenkant van de lavastroom niet tegelijkertijd stollen. De bovenlaag van de stroom koelt vrij snel af, waardoor er een soort schil ontstaat die vervormt, doordat de warmere lava er onderdoor stroomt.
Tsoenami?s
Als er op zee een beving plaatsvindt, de zeebeving, kunnen er zeer grote en energierijke golven ontstaan in het water, vloedgolven of tsoenami?s . Omdat de getijden niks met deze golven te maken hebben, noemen we ze tsoenami's wat havengolf betekent. Gewoonlijk ontstaan tsoenami's bij zeebevingen van een magnitude van acht of hoger, maar ze ook bij onderzeese landverschuivingen en vulkanische explosies. Gedurende de op- en neerwaartse beweging van de zeebodem bij een zeebeving wordt al het water dat er recht boven zit in de beweging meegenomen. Zo ontstaat er een zeer lange en lage golf op het water. De voortplantingssnelheid is hoog. Tsoenami's zijn dan ook geen gewone golven op het water. Midden op de oceaan met een diepte van vijf kilometer is de snelheid 750 kilometer per uur, de golfhoogte is slechts 0.6 tot 2 meter en de golflengte is ongeveer 150 kilometer. Als de golf de kust nadert nemen de diepte van de zee en de golfsnelheid af, maar de golfhoogte neemt toe tot ongeveer 15 tot 30 meter. Als een baai de vorm heeft van een trechter en een flauw hellende bodem kunnen tsoemani's angstaanjagende hoogtes bereiken. De hoogste tot nu toe was 85 meter in 1971 op de Ryukyu Eilanden ten zuiden van Japan. Hoewel de snelheid van een tsoenami sterk vermindert bij de kust, kan de snelheid nog erg hoog zijn. Door de lange golflengte trekt een tsoenami zich niet zo snel terug als een gewone golf. Het water stijgt vijf ? tien minuten, waardoor de enorme overstromingen veroorzaakt worden voordat het zich langzaam terugtrekt. Tegenwoordig kunnen mensen gewaarschuwd worden voor tsoenami's. Door het zogenaamde waarschuwingssysteem, wat in 1946 is opgezet, worden de mensen gewaarschuwd. Het zenuwcentrum is in Honoloeloe met computers, telexen en communicatiesatellieten, die 24 uur per dag de wacht houdt. Als een tsoenami dreigt, worden de snelheid en de richting berekend en wordt de kustbewaking ingesteld. Het aantal slachtoffers is enorm gedaald maar de schade blijft.
Japanse schilderij met lichte vloedgolf en de Mount Fuji-san op de achtergrond
Kunstmatige bevingen
Kunstmatige aardbevingen zijn aardbevingen die door de mens veroorzaakt worden. Verschillende voorbeelden van kunstmatige aardbevingen zijn aardbevingen die worden veroorzaakt door dammen en ondergrondse kernproeven.
De eerste aardbeving door een dam vond plaats in 1935, toen de Hooverdam in de rivier de Colorado klaarkwam. Er waren waarschijnlijk al lichte bevingen in dit gebied geweest maar toen de hoeveelheid water achter de dam toenam werden de bevingen sterker. Ze hadden de kracht van 5. Toen andere landen grote stuwdammen begonnen te bouwen kwamen er opnieuw aardbevingen. Een voorbeeld is Zambia waar een 140 meter hoge dam werd gebouwd achter het Karibameer en in de vijf jaar waarin het volliep vonden er meer dan 2000 schokken plaats. De ernstigste aardbeving die door een dam werd veroorzaakt was in 1967 bij de Indiase stad Koyna. Toen er een dam in 1962 klaar was en het stuwmeer vol begon te lopen, begonnen de aardbevingen. Ze kwamen elk jaar na de regentijd voor, en op 11 december bereikte de aardbeving de kracht van 6,5.
Lang begrepen seismologen niet hoe deze aardbevingen ontstonden. Ze kwamen er pas achter in het midden van de jaren zestig in een wapenfabriek van het Amerikaanse leger bij Denver in Colorado. Hier werden chemische wapens gemaakt, waarbij grote hoeveelheden giftig afval over bleef. Om het afval kwijt te raken werd een put geboord van 15 centimeter doorsnee, en meer dan 3 kilometer diep. In maart 1962 begon het leger het afvalwater onder druk in deze put te pompen met een hoog tempo. Een maand erna begonnen de kleine schokken, hoewel er in Denver in geen 80 jaar geen beving was geweest. Toen ze eenmaal ophielden met pompen stopten de aardbevingen . Begonnen ze weer met pompen, werden weer bevingen gevoeld. Na een tijdje was de verklaring gevonden. Onder het gebied rond Denver lopen een aantal oude breuklijnen die al heel lang niet meer actief zijn maar nog wel onder spanning staan. Toen er onder druk vloeistof in de put werd gepompt, drong deze tussen de breuklijnen en zorgden ervoor dat de gesteentelagen langs elkaar begonnen te glijden en zorgden voor bevingen. De onderzoekers hebben hun verklaring natuurlijk veel getest, voordat ze er zeker van waren.
Aardbevingen veroorzaakt door kernproeven zijn ontstaan aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en hebben voor veel problemen in het milieu gezorgd. Dat komt doordat kernexplosies radioactieve producten leveren die levende organismen kunnen schaden. Wanneer een kernwapen ondergronds tot ontploffing wordt gebracht wordt het gesteente erboven verbrijzeld zodat er vaak door verzakking een krater ontstaat. De kernexplosie zorgt ervoor dat het omringende gesteente smelt en verdampt. Seismische drukgolven planten zich naar buiten toe voort waarbij ze het gesteente aan het oppervlak opheffen en dan breken. Binnen een aantal minuten of uren daalt de gasdruk in de holte en valt het verbrijzelde gesteente boven het bolvormige gat als een lawine naar beneden. Daardoor ontstaat er een cilindervormige pijp die omhoog loopt naar het oppervlak. Als de kernproef licht is in verhouding tot de diepte, bereikt de pijp waarschijnlijk nooit het oppervlak. Maar als hij zwaar genoeg is en als de bovenste lagen te zwak zijn om hun eigen gewicht te dragen, blijft het gebroken gesteente tot aan het oppervlak instorten. Aan het oppervlak vormt zich dan een krater die er van boven uitziet als een kom met barsten en omgekrulde randen. Uiteindelijk verbreiden elastische golven zich in allerlei richtingen door de aarde en heeft er een nucleaire aardbeving plaatsgevonden.
Ook tijdens bombardementen zijn er trillingen waar te nemen, zoals het geval was in Turkije .Een verkeerd gerichte Amerikaanse raket viel op Turks grondgebied en veroorzaakte een lichte schok van magnitude 4 op de schaal van Richter, tijdens de oorlog in Irak in 2003.
Voorts werden er nog kunstmatige bevingen geregistreerd: storting van de WTC,
Rockfestival Werchter - Torhout, supporters die in de lucht sprongen bij de Wereld
Kampioenschappen Voetbal (tijdens een doelpunt) ?
Hierdoor wordt er druk uitgeoefend op de bodem, die kan leiden tot een ?lichte? beving . Deze trillingen worden als microseismen geregistreerd door een seismograaf.
7. Gevolgen
Gevolgen op mensen en dieren
Het gevolg van een aardbeving op mensen of dieren kan ontzettend verschillen. Mensen zullen allemaal anders reageren. Dieren reageren weer anders per soort. Vaak is hun reactie schrikachtig, ze voelen dat er wat aan de hand is. De eerste reactie van mensen ,bij een aardbeving, is om zichzelf en hun gezin in veiligheid te brengen. Velen hebben een bijzondere schrikreactie dat ze eerst niet kunnen geloven dat er een aardbeving aan de gang is. Als de realiteit tot de mensen doordringt worden ze pas bang. Bang om hun spullen te verliezen en wat de aardbeving allemaal zal aanrichten. Ze zoeken een veilige plek, dat is in huis onder tafels, bedden of in een deuropening . Uit mijn eigen ervaringen kan ik dit gedrag tot nu toe bevestigen. Toch zullen de reacties allemaal verschillend zijn. Soms helpt het om te schreeuwen. Mensen die zich op het moment van de aardbeving buiten bevinden moeten gauw een schuilplek zoeken voordat het te laat is. Meestal rennen ze naar een geparkeerde auto of in een deuropening staan. En dan is het wachten, tot de aardbeving afgelopen is. Mensen zoeken in de chaos en kijken wat er nog over is. Vaak liggende slachtoffers dagenlang onder het puin zonder dat ze worden gevonden. Veel mensen zullen hun huis niet eens meer herkennen bij een zware aardbeving. Het is een feit dat in ontwikkelingslanden meer slachtoffers vallen dan in ontwikkelde landen, doordat de huizen minder goed bestand zijn tegen aardbevingen.
In ontwikkelde landen hebben ze alle mogelijkheden om de huizen en gebouwen goed te beschermen tegen aardbevingen. In ontwikkelingslanden is dat niet het geval. Alle bezittingen en herinneringen zijn verdwenen. Mensen raken dakloos.
Dan begint de wederopbouw.
De huizen moeten weer opnieuw gebouwd worden, de winkelcentra, de kantoren, de werkplekken enz. Nog lange tijd zullen de mensen werkloos zijn en verslagen door de ellende die de aardbeving heeft achtergelaten. Mensen zijn ontzettend bang voor een nieuwe aardbeving. In gebieden waar elk jaar wel aardbevingen voorkomen, bijvoorbeeld het gebied langs de San-Andreasbreuk, in California , zijn de mensen natuurlijk goed voorbereid. Ze weten immers dat het gebied waar ze wonen erg vatbaar is voor aardbevingen. Ze kijken er dan ook niet meer van op als er weer een aardbeving op komst is. Ze weten welke maatregelen ze moeten nemen, hoe ze zichzelf moeten beschermen en wat ze eraan kunnen doen. Ze zullen daarom minder angstig zijn dan mensen die in een gebied wonen waar een aardbeving in de eerste plaats niet verwacht is. Kunstmatige aardbevingen hebben vooral een zorgelijke invloed op de mensen. Vooral de nucleaire aardbevingen. Kernexplosies leveren radioactieve producten die organismen kunnen beschadigen. De mensen werden bezorgd over de snelgroeiende hoeveelheid radioactieve deeltjes in de atmosfeer. Om die reden werden de programma's voor het testen van kernwapens gewijzigd om de radioactieve neerslag in de atmosfeer te verminderen. Onderzeese proeven bleken ook gevaarlijk voor de mens te zijn. Dieren voelen vaak al van tevoren dat er een aardbeving op komst is. In het oude Griekenland waren er al in 373 voor Christus verhalen over ratten en duizendpoten, die veilige plaatsen opzochten voordat er een verwoestende aardbeving op komst was. Seismologen zijn zeer onder de indruk van het gedrag van dieren voor een aardbeving. Honden janken, kippen rennen uit hun hokken, paarden, muizen en konijnen raken in paniek. Vissen in vijvers en aquaria beginnen schichtig heen en weer te zwemmen. Het Seismologisch Bureau deed een voorspelling dat in de eerste helft van 1975 een aardbeving plaats zou vinden. Begin februari namen de voortekenen al toe. Bronnen begonnen te borrelen, ratten en muizen kwamen uit hun holen en waggelden rond alsof ze dronken waren. Slangen ontwaakten uit hun winterslaap en vroren dood. En er vonden ontelbare lichte schokken plaats met als hoogtepunt een aardbeving met een kracht van 4,8.
Na een aardbeving zijn dieren vaak helemaal van slag. Ze eten en drinken niet meer, ze weten niet meer waar ze zijn. Ook de onrust bij dieren zal een lange tijd aanhouden.
Aardbeving Turkije 1999: de olieraffinaderij in Istanbul
staat in vuur, naast het grote aantal doden is er nog een
milieuverontreiniging.
Gevolgen op landschap en omgeving
De gevolgen voor landschap en omgeving kunnen soms totaal vernietigend zijn. Het landschap verandert, gebouwen storten in en moeten weer herbouwd worden. Verschillende soorten aardbevingen hebben verschillende gevolgen voor het landschap.
Bewegingen van de grond veroorzaken onder andere schade aan gebouwen. Bij zwakke bevingen worden ruiten vernield en komen er barsten en scheuren in muren. Bij zware aardbevingen kan het beven van de grond zichtbaar zijn. Grote constructies zoals bruggen, kantoorgebouwen en flats zwaaien heen en weer en kunnen veel schade oplopen.
De aardbeving in Kobe, Japan
De meeste doden en gewonden worden dan ook veroorzaakt door vallend puin. De krachten, die een gebouw bij een zware aardbeving krijgt te verduren, zijn ontzettend ingewikkeld. Verticale grondbewegingen zijn niet het grootste probleem, omdat deze gemakkelijk op te vangen zijn. Welke wel erg zijn, zijn de horizontale grondbewegingen waardoor de fundamenten van een gebouw tegelijkertijd in allerlei richtingen verschuiven en verdraaien, het zogenaamde zwiepeffect. In combinatie met de verticale bewegingen kunnen ze grote verwoestingen veroorzaken. Het bouwen in gebieden met veel aardbevingen moet aan regels gebonden zijn om het risico van instorting te verkleinen. Ook de ondergrond waarop gebouwd wordt is belangrijk. De ondergrond moet natuurlijk sterk en stevig zijn.
8. Het verleden
Aardbevingen komen al miljoenen jaren voor . Vroeger dachten de mensen dat natuurrampen door de goden werden veroorzaakt. Net als donder en bliksem, overstromingen en periodes van droogte, werden ze gezien als teken dat de goden boos waren. Drie van de Zeven Wonderen van de Antieke Wereld - het Mausoleum , Colossus en de Pharos- werden door aardbevingen met de grond gelijk gemaakt.
Het Mausoleum van Halicarnassus werd omstreeks 353 v. C. gebouwd. Het mausoleum, een enorme marmeren grafmonument, werd gebouwd voor koning Mausollus van Cari? in Klein-Azi?.
De Colossus van Rhodos ,werd omstreeks 280 v.Chr. gebouwd. Het bouwwerk was dertig meter hoog en werd gebouwd ter bescherming van de haven in Rhodos.
De Pharos van Alexandri?, een oude vuurtoren. De vuurtoren stond op een eiland in de haven van Alexandri? en was meer dan 134 m hoog.
Poseidon was in de Griekse mythologie de god van de aardbevingen en later van de zee. De ?Aardschokker? wordt meestal krachtig afgeschilderd, die veel bij oorlogen betrokken was. De Grieken zagen hem aan als de vertegenwoordiger van gewelddadige krachten van de natuur en zij offerden stieren ter ere van hem.
Een Griekse tragedie
Het prachtige Griekse eiland Thera ? het huidige Santorini - in de Ege?sche Zee werd 3500 jaar geleden door een hevige vulkaanuitbarsting verwoest. Het eiland was de bakermat van de Mino?sche cultuur, een zeer welvarende en ontwikkelde beschaving. De uitbarsting veroorzaakte grote tsoenami?s en asregen, die ook nabijgelegen eilanden als Kreta teisterden.
De stad Knossos was in de oudheid het centrum van de Mino?sche beschaving. Deze vooruitstrevende samenleving op Kreta dankt haar naam aan Minos, een legendarische Kretenzer koning. De Mino?sche bevolking was zeer bedreven op het gebied van techniek en architectuur en bouwde het paleis van Minos rond 1700 v. C. Rond 1400 v. C. werd het paleis verwoest door een ernstige brand die een voorbode bleek van het verdere verval van de stad.
In de 20ste eeuw hebben zich ook tal van andere aardbevingen voorgedaan :
San Francisco 1906 :
San Francisco , VS 1989 : De Loma Prieta aardbeving van magnitude 7,1 had
niet veel schade aangericht , omdat de mensen zich al hadden voorbereid
op dergelijke situaties.
Kobe, Japan 1995: In januari werd Japan getroffen door een verwoestende aardbeving, de ergste sinds 1923. De beving veroorzaakte vuurstormen en enorme verwoestingen in Kobe. In totaal werden meer dan vijfduizend mensen gedood. Honderdduizenden werden dakloos.
Istanbul , Turkije 1999: Honderduizen slachtoffers getroffen door een zware
aardbeving van magnitude 8 .
9. Voorkomen en voorspellen
Aardbevingen kunnen we niet voorkomen, maar het grote aantal slachtoffers en de enorme schade als gevolg van aardbevingen zouden minder kunnen zijn, als het mogelijk zou zijn aardbevingen goed te voorspellen. Betrouwbare voorspellingen van plaats, tijdstip van een beving zijn alleen mogelijk wanneer er duidelijke voortekens zijn van een aankomende aardbeving. Gelukkig kunnen we al wel goed de aardbevingen bestuderen met behulp van allerlei instrumenten en berekeningen. Ook kunnen we meten hoe sterk een aardbeving is. Alleen zou er in de toekomst een goede manier moeten komen om aardbevingen ook echt juist te kunnen voorspellen. Een mogelijkheid om de kans op een toekomstige aardbeving te voorspellen is om die kans te specificeren of om de grootte van aardbevingen te specificeren die in een bepaald gebied in een bepaalde tijd zullen plaatsvinden. Als we het aantal en de kracht kennen van de aardbevingen die in 100 jaar in een bepaald gebied hebben plaatsgevonden, kunnen we de gemiddelde sterkte of magnitude die voor dat gebied te verwachten is berekenen. Dit bereken je door het aantal jaren te delen door het aantal aardbevingen. Een probleem bij deze manier is dat aardbevingen in een gebied niet precies willekeurig verspreid voorkomen, maar meestal in groepjes. Een andere manier om de kans te berekenen is gebaseerd op de elastische terugspringtheorie. Deze verklaart aardbevingen als gevolg van een plotselinge verschuiving in de breuk. Delen van de breuk verschuiven omdat ze de vervorming die in het gesteente is opgebouwd niet langer vast kunnen houden. Hoe groter de vervorming, hoe groter de kans op een volgende aardbeving wordt. Met geologische metingen kun je berekenen welke delen waarschijnlijk in de toekomst zullen verschuiven. Eerst moet je weten waar de delen beginnen en eindigen. Dit wordt gedaan door de bochten en het verzet van de breuk of kruisingen met andere breuken te onderzoeken. Dan wordt gezegd dat de aardbeving met de grootste magnitude, die door een willekeurig segment ontstaat, degene is die ontstaat door verschuiving van het hele segment. Kleinere stukken zullen aardbevingen met een lagere magnitude veroorzaken, en grotere stukken zullen aardbevingen met een grotere magnitude veroorzaken. Daarna moeten ze bepalen welke breuksegmenten van een actieve breukzone in het verleden zijn verschoven en ze meten de snelheid waarmee de vervorming in het gebied zich ophoopt. De aardbeving die elke keer ontstaat uit de herhaaldelijke verschuiving langs een breuksegment krijgt een magnitude. Op die manier kunnen ze de tijdsintervallen meten tussen de aardbevingen die zwaarder zijn dan een bepaalde magnitude. Daarna bepalen ze welke aardbevingsmagnitude binnen een bepaalde tijd voorkomt, bijvoorbeeld bij een interval van 50 of 60 jaar. Deze getallen verwerken ze tot een histogram, dat de frequentie van aardbevingen boven een bepaalde magnitude weergeeft. Nu kunnen ze berekenen wat de meest waarschijnlijke waarde is dat er opnieuw een aardbeving optreedt, door in het histogram een lijn te zoeken die het histogram rechts en links in gelijke oppervlakten verdeelt.
Dit type voorspelling kan alleen gebruikt worden in seismische gebieden, waar de actieve breuken aan het oppervlak te zien zijn. En daardoor is het heel beperkt. Want ??n van de weinige aardbevingsgebieden op de wereld waar aan het oppervlak actieve breuken te zien zijn is de San-Andreasbreuk in Californie. In Westerse landen is onderzoek gedaan naar de gunstige en ongunstige gevolgen van het voorspellen. Als bijvoorbeeld het tijdstip van een zware aardbeving in Californie ongeveer een jaar van tevoren nauwkeurig voorspeld zou worden, dan zou het aantal slachtoffers en schade sterk verminderd kunnen worden. Maar de maatschappij zou in die streek sociaal slechter worden en economische schade leveren omdat investeringen wegvallen en mensen zich met hun bedrijven ergens anders gaan vestigen. Voorspellingen op korte termijn zouden goed zijn om onmiddellijke voorbereidingen te treffen om het risico thuis en op het werk te verkleinen. Als de toestand enige tijd duurt, zal er sociale onrust ontstaan, omdat werkzaamheden uitvallen scholen sluiten, evenementen moeten worden uitgesteld. Kort samengevat kunnen we dus zeggen: door de geschiedenis te bestuderen kunnen wetenschappers tegenwoordig al een beetje voorspellen waar een aardbeving in de toekomst zou kunnen plaatsvinden. De plaatsen waar breuklijnen liggen, en waar al eerder aardbevingen zijn geweest, hebben een hogere waarschijnlijkheid voor een nieuwe aardbeving. Het is echter nog vrijwel niet mogelijk om te voorspellen wanneer een nieuwe aardbeving zal ontstaan. De krachten die aardbevingen met zich meebrengen zijn zo groot en doen zich voor op een grote schaal (gebieden van honderden of duizenden kilometers) dat het onmogelijk is een aardbeving te voorkomen. Het is wel mogelijk om goede voorbereidingen te treffen voor de gevolgen van aardbevingen. Bij het bouwen van huizen en kantoren kunnen betere constructies worden toegepast die bestand zijn tegen trillingen van aardbevingen. In gebieden waar aardbevingen vaak voorkomen is het zelfs verplicht om gebouwen zo te ontwerpen dat ze aardbevingen kunnen doorstaan. Ook is het mogelijk om in risicogebieden de bevolking voor te bereiden door voorlichting te geven over wat men wel of juist niet moet doen tijdens of na een aardbeving. Menselijke slachtoffers vallen meestal niet door de aardbeving zelf, maar vooral als gevolg van instortende gebouwen, branden, overstromingen of vloedgolven. Er kan ook aan voorbereiding gedaan worden door in het gebied alvast reddingsdiensten en hulpgoederen klaar te hebben, die direct na een aardbeving kunnen worden ingezet.
Bij aardbevingen wordt er meestal ? en ziekenhuizen raken vol.
internationale hulp aangeboden.
Sysmolarm
De sysmolarm is een enigszins commerci?le toestel om aardbevingen te voorspellen(aan te kondigen) . Het maakt gebruik van de onvoelbare P- golven en geeft een signaal als er een aardbeving in aankomst is ,van magnitude 5 of meer, binnen 5 seconden. Op het display verschijnt dan de magnitude.
10. Nawoord
In 1999 ben ik zelf in Turkije enkele malen geconfronteerd met aardbevingen van magnitude 5 of lager. Het moment van de aardbeving zelf is een unieke ervaring, althans bij kleine trillingen. Tijdens die aardbevingen was het eerste ding dat me in het hoofd schoot om onder de deuropening te gaan staan . Wie had gedacht dat ik het zou overleven?
Het gaf mij de aanleiding om dit eindwerk op te stellen, met veel genot .