Samenvatting: Hfst. 6&V.1 VMBO-TL 4e jaar
Hoofdstuk 6:
? 6.1: Krijg je loon naar werken?
Arbeidsovereenkomst = Afspraken tussen werknemer en werkgever, die meestal schriftelijk worden afgelegd.
CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst. Hierin staat allerlei afspraken opgesteld per bedrijfstak. Een bedrijfstak is een groep die bestaat uit bedrijven die dezelfde goederen of diensten leveren.
Primaire arbeidsvoorwaarden = Afspraken over beloning en arbeidstijden.
Secundaire arbeidsvoorwaarden = Afspraken over indirecte beloningen (fiets van de zaak) en bijv. studiemogelijkheden (carri?re-kansen).
Een proeftijd mag maximaal 2 maanden duren. Binnen die tijd, mogen werkgever en werknemer de arbeidsovereenkomst be?indigen.
Als je voor een bepaalde tijd een arbeidsoverkomst hebt, betekend dat, dat je een tijdelijke baan hebt.
Als je voor een onbepaalde tijd een arbeidsoverkomst hebt, betekend dat, dat je een vaste baan hebt.
Formele sector = Officieel werk dat geregistreerd staat bij bedrijven of overheid.
Informele sector = Zinvol, maar onbetaald werk (vrijwilligers werk) Zwart werken (betaald werk, zonder belasting te betalen) hoort ook bij de informele sector.
Arbeidsinspectie = Dienst voor Inspectie en Informatie. Deze inspectie let op 2 wetten, de arbowet & arbeidstijdenwet. Arbowet = Deze wet geeft regels over de arbeidsomstandigheden voor werknemers. Arbeidstijdenwet = Deze wet geeft regels voor werk- en rusttijden.
? 6.2: Wat voor werk doe jij?
Flexibel werk = Er is sprake deeltijdwerk, van tijdelijk werk of wisselende werktijden.
Specialisatie = De werknemer richt zich nog maar op ??n of een paar, onderdelen van het productieproces.
Scholing verhoogt de arbeidsproductiviteit, maar heeft ook een hoop kosten. Zoals kosten voor de opleiding, en loonkosten. Want een hoger geschoolde werknemer wil natuurlijk meer verdienen, dan zijn ongeschoolde collega?s.
3 Redenen die ervoor zorgen dat vrouwen minder in de top (managers) zitten.
Onvoldoende mogelijkheden voor kinderopvang.
Het ontbreken van ouderschapsverlof, en deeltijdwerk.
Onwil van de man, om zorgtaken op zich te nemen.
? 6.3: Wie vraagt nu om werk?
Arbeidsmarkt = De vraag naar arbeidskracht, en het aanbod van arbeidskracht. De vraag naar arbeid komt van werkgevers. Het aanbod van arbeid komt van de werknemers.
Beroepsbevolking zijn de mensen van 15-65 jaar, die tenminste 12 uur (willen) werken.
CWI wil werkzoekende helpen aan vaste banen, en een uitzendbureau helpt ze aan tijdelijk werk.
Geregistreerd werkloos = Beroepsbevolking die ingeschreven staat bij het CWI.
Verborgen werkloosheid = Werkzoekende die zich niet laten registreren bij het CWI.
Langdurige werkloosheid = Als iemand 1 jaar of langer werkloos is.
Tijdelijke werkloosheid = Als iemand korter dan 1 jaar werkloos is.
Conjuncturele werkloosheid = Wanneer er minder vraag is naar producten. Als de vraag naar deze producten weer toeneemt, verdwijnt deze vorm van werkloosheid.
Structurele werkloosheid = Als er arbeidsplaatsen verdwijnen door automatisering, spreek je van structurele werkloosheid.
? 6.4: Geen werk...en nu?
Herverdeling van werk kan door:
ATV = Arbeids Tijd Verkorting
Voltijd banen opsplitsen tot deeltijd banen.
De 3 belangrijkste taken van het CWI:
Bemiddelen tussen vraag en aanbod van arbeid
Organiseren van om-en bijscholingscursussen
Opzetten van sollicitatietraining
Het geven van beroepskeuze-en loopbaanadvies
De arbeidsparticipatie is het percentage van werknemers in een bepaalde leeftijdsgroep, die tot de beroepsbevolking horen.
Hoofdstuk V.2:
? V 2.1: Waarom krijgt hij meer dan ik?
Inkomensverschillen komen door:
Leeftijd
Opleiding
Ervaring
Capaciteit
CPB = Centraal Plan Bureau. Zij maken schattingen over statistieken van het komende jaar.
Progressief belastingstelsel = De sterkere schouders dragen de zwaardere lasten.
Nivelleren van inkomens = Wanneer het verschil tussen inkomens in verhouding kleiner wordt.
Denivelleren van inkomens = Wanneer het verschil tussen inkomens in verhouding groter wordt.
? V 2.2: Leuk, maar...wat koop ik er voor?
Nominaal inkomen = Inkomen in geld, zonder rekening te houden met de koopkracht.
Inflatie = De algemene prijsstijging van goederen en diensten.
Re?el inkomen = Rekening houden met de hoeveelheid goederen en diensten, die je voor je inkomen kunt kopen.
DNB = De Nederlandse Bank
ECB = Europese Centrale Bank
? 6.1: Krijg je loon naar werken?
Arbeidsovereenkomst = Afspraken tussen werknemer en werkgever, die meestal schriftelijk worden afgelegd.
CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst. Hierin staat allerlei afspraken opgesteld per bedrijfstak. Een bedrijfstak is een groep die bestaat uit bedrijven die dezelfde goederen of diensten leveren.
Primaire arbeidsvoorwaarden = Afspraken over beloning en arbeidstijden.
Secundaire arbeidsvoorwaarden = Afspraken over indirecte beloningen (fiets van de zaak) en bijv. studiemogelijkheden (carri?re-kansen).
Een proeftijd mag maximaal 2 maanden duren. Binnen die tijd, mogen werkgever en werknemer de arbeidsovereenkomst be?indigen.
Als je voor een bepaalde tijd een arbeidsoverkomst hebt, betekend dat, dat je een tijdelijke baan hebt.
Als je voor een onbepaalde tijd een arbeidsoverkomst hebt, betekend dat, dat je een vaste baan hebt.
Formele sector = Officieel werk dat geregistreerd staat bij bedrijven of overheid.
Informele sector = Zinvol, maar onbetaald werk (vrijwilligers werk) Zwart werken (betaald werk, zonder belasting te betalen) hoort ook bij de informele sector.
Arbeidsinspectie = Dienst voor Inspectie en Informatie. Deze inspectie let op 2 wetten, de arbowet & arbeidstijdenwet. Arbowet = Deze wet geeft regels over de arbeidsomstandigheden voor werknemers. Arbeidstijdenwet = Deze wet geeft regels voor werk- en rusttijden.
? 6.2: Wat voor werk doe jij?
Flexibel werk = Er is sprake deeltijdwerk, van tijdelijk werk of wisselende werktijden.
Specialisatie = De werknemer richt zich nog maar op ??n of een paar, onderdelen van het productieproces.
Scholing verhoogt de arbeidsproductiviteit, maar heeft ook een hoop kosten. Zoals kosten voor de opleiding, en loonkosten. Want een hoger geschoolde werknemer wil natuurlijk meer verdienen, dan zijn ongeschoolde collega?s.
3 Redenen die ervoor zorgen dat vrouwen minder in de top (managers) zitten.
Onvoldoende mogelijkheden voor kinderopvang.
Het ontbreken van ouderschapsverlof, en deeltijdwerk.
Onwil van de man, om zorgtaken op zich te nemen.
? 6.3: Wie vraagt nu om werk?
Arbeidsmarkt = De vraag naar arbeidskracht, en het aanbod van arbeidskracht. De vraag naar arbeid komt van werkgevers. Het aanbod van arbeid komt van de werknemers.
Beroepsbevolking zijn de mensen van 15-65 jaar, die tenminste 12 uur (willen) werken.
CWI wil werkzoekende helpen aan vaste banen, en een uitzendbureau helpt ze aan tijdelijk werk.
Geregistreerd werkloos = Beroepsbevolking die ingeschreven staat bij het CWI.
Verborgen werkloosheid = Werkzoekende die zich niet laten registreren bij het CWI.
Langdurige werkloosheid = Als iemand 1 jaar of langer werkloos is.
Tijdelijke werkloosheid = Als iemand korter dan 1 jaar werkloos is.
Conjuncturele werkloosheid = Wanneer er minder vraag is naar producten. Als de vraag naar deze producten weer toeneemt, verdwijnt deze vorm van werkloosheid.
Structurele werkloosheid = Als er arbeidsplaatsen verdwijnen door automatisering, spreek je van structurele werkloosheid.
? 6.4: Geen werk...en nu?
Herverdeling van werk kan door:
ATV = Arbeids Tijd Verkorting
Voltijd banen opsplitsen tot deeltijd banen.
De 3 belangrijkste taken van het CWI:
Bemiddelen tussen vraag en aanbod van arbeid
Organiseren van om-en bijscholingscursussen
Opzetten van sollicitatietraining
Het geven van beroepskeuze-en loopbaanadvies
De arbeidsparticipatie is het percentage van werknemers in een bepaalde leeftijdsgroep, die tot de beroepsbevolking horen.
Hoofdstuk V.2:
? V 2.1: Waarom krijgt hij meer dan ik?
Inkomensverschillen komen door:
Leeftijd
Opleiding
Ervaring
Capaciteit
CPB = Centraal Plan Bureau. Zij maken schattingen over statistieken van het komende jaar.
Progressief belastingstelsel = De sterkere schouders dragen de zwaardere lasten.
Nivelleren van inkomens = Wanneer het verschil tussen inkomens in verhouding kleiner wordt.
Denivelleren van inkomens = Wanneer het verschil tussen inkomens in verhouding groter wordt.
? V 2.2: Leuk, maar...wat koop ik er voor?
Nominaal inkomen = Inkomen in geld, zonder rekening te houden met de koopkracht.
Inflatie = De algemene prijsstijging van goederen en diensten.
Re?el inkomen = Rekening houden met de hoeveelheid goederen en diensten, die je voor je inkomen kunt kopen.
DNB = De Nederlandse Bank
ECB = Europese Centrale Bank
Handige opties
- Samenvattingen over:Hfst. 6&V.1 VMBO-TL 4e jaar