Samenvatting: Formuleren (uit: nieuw nederlands)
Formuleren
Liever niet: Maar:
met betrekking tot over
enerzijds/ anderzijds aan de ene kant/ aan de andere kant
ten aanzien van over
teneinde om
derhalve daarom/ dus
voornemens zijn van plan zijn
van oordeel zijn vinden
concluderend kunnen we stellen dat daarom
doch maar
pogen proberen
inzake over
? Stijlfouten
Standaardfoutenlijst
1 Dubbelop
1.1 Herhaling
1.2 Tautologie
1.3 Pleonasme
1.4 Contaminatie
1.5 Dubbele ontkenning
2 Storende woordherhaling
3 Fouten met verwijswoorden
3.1 Onjuiste verwijswoorden
3.2 Slordig verwijzen
4 Geen congruentie
5 Woorden of zinsdelen op de verkeerde plaats zetten
5.1 Niet bij elkaar zetten wat wel bij elkaar hoort
5.2 Dat/als-constructie
5.3 Tangconstructie
6 Foutieve samentrekking
7 Onjuiste beknopte bijzinnnen
8 Te lange zinnen
1. Dubbelop
1.1 Onjuiste herhaling
Twee keer hetzelfde woord onnodig in de zin.
Bijvoorbeeld: Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.
1.2 Tautologie
Twee keer met andere woorden hetzelfde zeggen. Soms is het w?l goed.
Bijvoorbeeld: Er waren diverse hulporganistaies aanwezig, zoals bijvoorbeeld het Rode Kruis en Artsen zonder grenzen.
1.3 Pleonasme
Een bepaalde eigenschap nog een keer nadrukkelijk omschrijven. Soms is het w?l goed.
Bijvoorbeeld: De gevolgen van nieuwe materialen en betere constucties leiden tot betere prestatis en meer sportplezier.
1.4 Contaminatie
Twee woorden of uitdrukking mengen.
Bijvorbeeld: Het maakt geen verschil uit of je je best doet of niet.
1.5 Dubbele ontkenning
Een tweede ontkenning toevoegen aan een zin waar al een ontkennend werkwoord in staat (misbruiken, verbieden, weerhouden).
Bijvoorbeeld: Niets mag ons ervan weerhouden om geen kinderen meer te nemen.
2. Storende woordherhaling
Steeds hetzelfde woord herhalen. Je moet dan synoniemen of verwijswoorden gebruiken.
Bijvoordeel: en toen ? en toen of ook ? ook
3. Fouten met verwijswoorden
3.1 Onjuiste verwijswoorden
Verwijswoorden die verkeerd gebruikt worden.
Onzijdige woorden
Naar onzijdige woorden verwijs je met:
- persoonlijk voornaamwoord het;
- bezittelijk voornaamwoord zijn;
- aanwijzend voornaamwoord dit of dat;
- betrekkelijk voornaamwoord dat.
Namen, landen, steden en clubs en alle verkleinwoorden zijn het-woorden.
Mannelijke en vrouwelijke woorden
Naar mannelijke ?n vrouwelijke woorden verwijs je met:
- aanwijzende voornaamwoorden deze en die;
- betrekkelijke voornaamwoord die.
Naar vrouwelijke woorden* verwijs je met:
- persoonlijke voornaamwoorden zij, ze en haar (d?r);
- bezittelijk voornaamwoord haar (d?r).
* Vrouwelijke woorden eindigen op:
-heid; -nis; -ing; -st; -schap; -te; -de; -ie; -ij; -iek; -theek; -teit; -uur.
Naar mannelijke woorden verwijs je met:
- persoonlijke voornaamwoorden hij en hem;
- bezittelijk voornaamwoord zijn (z?n).
Meervoudige naamwoorden
Naar meervoudige woorden verwijs je met:
- persoonlijk voornaamwoorden ze, zij, hen en hun;
- bezittelijk voornaamwoord hun;
- aanwijzende voornaamwoorden deze en die;
- betrekkelijk voornaamdwoord die.
Het persoonlijk voornaamwoord hen gebruik je als het lijdens voorwerp is en na een voorzetsel.
Het persoonlijk voornaamwoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp.
Het betrekkelijk voornaamwoord wat
Wat gebruik je alleen:
- na een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige);
- na een overtreffende trap;
- als je terugverwijst naar een hele zin.
Aan wie, op wie ? / waaraan, waarop ?
Als je naar personen verwijst gebruik je aan wie, op wie enz. Als je naar dieren of dingen verwijst gebruik je waarop, waaraan enz.
3.2 Slordig verwijzen
Als een verwijswoord verkeerd wordt gebruikt waardoor het verschillende dingen kan betekenen.
Bijvoorbeeld: Tegenwoordig komen er veel politieke vuchtelingen naar Nederland. Sommige Nederlanders vinden dat ze recht hebben op de beste huizen die er zijn.
4. Geen congruentie
Als een enkelvoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm krijgt.
Bijvoorbeeld: Er zijn de laatste jaren een aantal veranderingen opgetreden in het Nederlandse drugsbeleid.
5. Woorden of zinnen op een verkeerde plaats zetten
5.1 Niet bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort
Bijvoorbeeld: Beroepssporters zijn vaak genoodzaakt speciale artikelen voor de tak van sport die zij beoefenen aan te schaffen.
5.2 Dat/als-constructie
De bijzin staat midden in de zin, daardoor staan de zinsdelen die bij elkaar horen te ver uit elkaar. De bijzin moet achterin de zin of in een aparte zin. Ipv ik denk, kan je volgens mij gebruiken.
Bijvoorbeeld: Ik denk, dat als de meerderheid van de bevolking vindt dat in Nederland te veel geweld is, dat de regering dan snel maatregelen moet nemen.
5.3 Tangconstructie
De bijvoegelijke bepaling staat midden in de zin, de informatie die bij elkaar hoort staat daardoor te ver uit elkaar.
Bijvoorbeeld: Ik heb mijn vorig jaar in het Italiaanse kustplaatsje ontmoette vakantievriend helaas nooit weer teruggezien.
6. Foutieve samentrekking
Als je twee zinnen (a en b) met en of maar aan elkaar plakt, mag je de delen die hetzelfe zijn weglaten. Een voorwaarde daarvoor is dat de betekenis, de vorm (bijvoorbeeld: enkelvoud of meervoud) en de grammaticale functie (onderwerp, lijdend voorwerp enz.) van het weg te laten deel hetzelfde zijn als van het deel dat je laat staan.
Bijvoorbeeld: Janita keek even op haar horloge (a), maar (b) helaas niet goed uit.
7. Onjuiste beknopte bijzinnen
Het (denkbeeldige) onderwerp van een beknopte bijzin en het onderwerp van de hoofdzin.
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:
- met een onvoltooid deelwoord;
- met een voltooid deelwoord;
- met om te + infinitief.
Er zijn twee manieren om de fout te verbeteren:
1. Maak van de beknopte bijzin een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp erin.
2. Zorg dat het onderwerp van de hoofdzin hetzelfde wordt als dat van de beknopte bijzin.
8. Te lange zinnen
De zin is te lang. Dit kan opgelost worden door de zin in korte stukken te knippen.
Liever niet: Maar:
met betrekking tot over
enerzijds/ anderzijds aan de ene kant/ aan de andere kant
ten aanzien van over
teneinde om
derhalve daarom/ dus
voornemens zijn van plan zijn
van oordeel zijn vinden
concluderend kunnen we stellen dat daarom
doch maar
pogen proberen
inzake over
? Stijlfouten
Standaardfoutenlijst
1 Dubbelop
1.1 Herhaling
1.2 Tautologie
1.3 Pleonasme
1.4 Contaminatie
1.5 Dubbele ontkenning
2 Storende woordherhaling
3 Fouten met verwijswoorden
3.1 Onjuiste verwijswoorden
3.2 Slordig verwijzen
4 Geen congruentie
5 Woorden of zinsdelen op de verkeerde plaats zetten
5.1 Niet bij elkaar zetten wat wel bij elkaar hoort
5.2 Dat/als-constructie
5.3 Tangconstructie
6 Foutieve samentrekking
7 Onjuiste beknopte bijzinnnen
8 Te lange zinnen
1. Dubbelop
1.1 Onjuiste herhaling
Twee keer hetzelfde woord onnodig in de zin.
Bijvoorbeeld: Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.
1.2 Tautologie
Twee keer met andere woorden hetzelfde zeggen. Soms is het w?l goed.
Bijvoorbeeld: Er waren diverse hulporganistaies aanwezig, zoals bijvoorbeeld het Rode Kruis en Artsen zonder grenzen.
1.3 Pleonasme
Een bepaalde eigenschap nog een keer nadrukkelijk omschrijven. Soms is het w?l goed.
Bijvoorbeeld: De gevolgen van nieuwe materialen en betere constucties leiden tot betere prestatis en meer sportplezier.
1.4 Contaminatie
Twee woorden of uitdrukking mengen.
Bijvorbeeld: Het maakt geen verschil uit of je je best doet of niet.
1.5 Dubbele ontkenning
Een tweede ontkenning toevoegen aan een zin waar al een ontkennend werkwoord in staat (misbruiken, verbieden, weerhouden).
Bijvoorbeeld: Niets mag ons ervan weerhouden om geen kinderen meer te nemen.
2. Storende woordherhaling
Steeds hetzelfde woord herhalen. Je moet dan synoniemen of verwijswoorden gebruiken.
Bijvoordeel: en toen ? en toen of ook ? ook
3. Fouten met verwijswoorden
3.1 Onjuiste verwijswoorden
Verwijswoorden die verkeerd gebruikt worden.
Onzijdige woorden
Naar onzijdige woorden verwijs je met:
- persoonlijk voornaamwoord het;
- bezittelijk voornaamwoord zijn;
- aanwijzend voornaamwoord dit of dat;
- betrekkelijk voornaamwoord dat.
Namen, landen, steden en clubs en alle verkleinwoorden zijn het-woorden.
Mannelijke en vrouwelijke woorden
Naar mannelijke ?n vrouwelijke woorden verwijs je met:
- aanwijzende voornaamwoorden deze en die;
- betrekkelijke voornaamwoord die.
Naar vrouwelijke woorden* verwijs je met:
- persoonlijke voornaamwoorden zij, ze en haar (d?r);
- bezittelijk voornaamwoord haar (d?r).
* Vrouwelijke woorden eindigen op:
-heid; -nis; -ing; -st; -schap; -te; -de; -ie; -ij; -iek; -theek; -teit; -uur.
Naar mannelijke woorden verwijs je met:
- persoonlijke voornaamwoorden hij en hem;
- bezittelijk voornaamwoord zijn (z?n).
Meervoudige naamwoorden
Naar meervoudige woorden verwijs je met:
- persoonlijk voornaamwoorden ze, zij, hen en hun;
- bezittelijk voornaamwoord hun;
- aanwijzende voornaamwoorden deze en die;
- betrekkelijk voornaamdwoord die.
Het persoonlijk voornaamwoord hen gebruik je als het lijdens voorwerp is en na een voorzetsel.
Het persoonlijk voornaamwoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp.
Het betrekkelijk voornaamwoord wat
Wat gebruik je alleen:
- na een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige);
- na een overtreffende trap;
- als je terugverwijst naar een hele zin.
Aan wie, op wie ? / waaraan, waarop ?
Als je naar personen verwijst gebruik je aan wie, op wie enz. Als je naar dieren of dingen verwijst gebruik je waarop, waaraan enz.
3.2 Slordig verwijzen
Als een verwijswoord verkeerd wordt gebruikt waardoor het verschillende dingen kan betekenen.
Bijvoorbeeld: Tegenwoordig komen er veel politieke vuchtelingen naar Nederland. Sommige Nederlanders vinden dat ze recht hebben op de beste huizen die er zijn.
4. Geen congruentie
Als een enkelvoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm krijgt.
Bijvoorbeeld: Er zijn de laatste jaren een aantal veranderingen opgetreden in het Nederlandse drugsbeleid.
5. Woorden of zinnen op een verkeerde plaats zetten
5.1 Niet bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort
Bijvoorbeeld: Beroepssporters zijn vaak genoodzaakt speciale artikelen voor de tak van sport die zij beoefenen aan te schaffen.
5.2 Dat/als-constructie
De bijzin staat midden in de zin, daardoor staan de zinsdelen die bij elkaar horen te ver uit elkaar. De bijzin moet achterin de zin of in een aparte zin. Ipv ik denk, kan je volgens mij gebruiken.
Bijvoorbeeld: Ik denk, dat als de meerderheid van de bevolking vindt dat in Nederland te veel geweld is, dat de regering dan snel maatregelen moet nemen.
5.3 Tangconstructie
De bijvoegelijke bepaling staat midden in de zin, de informatie die bij elkaar hoort staat daardoor te ver uit elkaar.
Bijvoorbeeld: Ik heb mijn vorig jaar in het Italiaanse kustplaatsje ontmoette vakantievriend helaas nooit weer teruggezien.
6. Foutieve samentrekking
Als je twee zinnen (a en b) met en of maar aan elkaar plakt, mag je de delen die hetzelfe zijn weglaten. Een voorwaarde daarvoor is dat de betekenis, de vorm (bijvoorbeeld: enkelvoud of meervoud) en de grammaticale functie (onderwerp, lijdend voorwerp enz.) van het weg te laten deel hetzelfde zijn als van het deel dat je laat staan.
Bijvoorbeeld: Janita keek even op haar horloge (a), maar (b) helaas niet goed uit.
7. Onjuiste beknopte bijzinnen
Het (denkbeeldige) onderwerp van een beknopte bijzin en het onderwerp van de hoofdzin.
Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:
- met een onvoltooid deelwoord;
- met een voltooid deelwoord;
- met om te + infinitief.
Er zijn twee manieren om de fout te verbeteren:
1. Maak van de beknopte bijzin een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp erin.
2. Zorg dat het onderwerp van de hoofdzin hetzelfde wordt als dat van de beknopte bijzin.
8. Te lange zinnen
De zin is te lang. Dit kan opgelost worden door de zin in korte stukken te knippen.
Handige opties
- Samenvattingen over:formuleren (uit: nieuw nederlands)