Samenvatting: Economie para 1,2
Economie samenvatting paragraaf 1,2 bladzijde 14
De arbeidsmarkt
Op de arbeidsmarkt is (net zoals op alle andere markten) sprake van vraag en aanbod. En als je een prijs voor een product hebt komt daar je salaris uit voort. De arbeidsmarkt bestaat uit deelmatken. Bijvoorbeeld vraag en aandbod van arbeid in gezondheidzorg, onderwijs, metaalindustrie, winkels en supermarkten en de bouwijverheid. Die zijn gescheiden van elkaar. Een chirug zal niet zo snel bij jou thuis de cv ketel komen maken en een actice zal niet zo snel jou hartkleppen vervangen.
Maar wie zijn nou eigenlijk de aanbieders op de arbeidsmarkt? Volgens het CBS ( centraal bureau voor statistiek) alle mensen die betaald werk hebben of zoeken voor meet dan 12 uur per week. Die aanbiederes kun je weer verdelen in 3 groepen: zelfstandige, mensne in loondienst en werklozen. Zlefstandige mensen met eigen bedrijf. Mensen in loondienst werken voor een bedrijf of organisatie. En werklozen kunnen zelfstandige of mesne in lonndienst zijn die tijdelijlk zonder werk zitten. Alle aanbieders van arbeid noemen we beroepsbevolking. Makkelijk gezegd: beroepsbevolking= mensen in loondienst+ werklozen.
Wie zijn dan de vragers van arbeid? Dat zijn bdrijven instellingen en organistaties die mensen in betaalde dienst (willen) hebben voor meer dan 12 uur per week. Vraag naar arbeid wil zeggen dat je mensen wilt aanmenen en aanbod van arbeid wanneer mensen werk zoeken of hebben. De vraag naar arbeid bestaat uit de banen die door zelfstandige en mensen in loondienst worden vervult plus het aantal banen waarvoor de werkgevers (nog) geen mensen hebben gevonden. De banen waarvoor wrkgevers nog geen mensen voor hebben gevonden noem je vacatures. Makkelijk gezegd vraag naar arbeid= mensen in loondienst+ vacatures.
Beroepsbevolking daar zit niet bij de mensen die te jong of te oud zijn om te werken de bereopgeschikte bevolking is vanaf 15 t/m 65. maar de mensen die tot de beroepgeschikte bevolking horen kan of wil werken. Dus maar een deel van de beroepgeschikte bevolking hoort tot de beroepsbevolking. Het percentage personen va nde beroepsgeschikte bevolking dat inderedaad werk heeft of zoekt noemt met het deelnemingspercentage.
Het belang van definities
We spreken van vraag naar arbeid als een onderdemer of instelling iemand aanneemt of ou willen aannemen en van anbod van arbeid alsi emand bepaalt werk zoekt of heeft. Om cijfers van vraag of aanbod te kunnen vergelijken hanteert het CBS bepaalde maatstaven om vast te stellen of er volgens haar gesproken kan worden van vraag of aanbod van arbeid.Vergelijken van cijfers kan zijn in tijd. Het kan ook zijn de situatie op de arbeidsmarkt in Nederland vergelijken met andere landen. Vergelijken kan alleen wanneer de definities die gebruikt worden hetzelfde zijn. Volgens het CBS is er sprake van vraag en aanbod van arbeid als:
- het gaat om betaalde arbeid
- het gaat om een baan van 12 uur per week of meer
- het gaat om personen die beroepsgescikt zijn.
Hieraan kan worden toegevoegd dat werklozen die een baan zoeken moeten voldoen aan de genoemde en in een positie verkeren dat ze onmdelijk een baan kunnen aanvaarden.
Arbeidsproductiviteit
De omvang van de beroepsbevolking is 1 bepalende factor voor de omvang van de productie en daarmme ook een bapalende factor voor de welvaart in een land. Hoe meer mensen werken hoe meer goederen en diensten er geproduceert kunnen worden, uiteraard moet je ook de goede middelen er voor hebben. Maar de omvang van de beroepsbevolking is een belangrijke factor. De beroepsbevolking is niet doorslaggevend. Van minstens even groot belang is de kwaliteit van de beroepsbevolking. De toename van de kwaltieit van arbeid wordtgemeten met het begrip arbeidsroductiviteit. Deze geeft de gremiddelde waarde van de prductie per persoon in een bepaalde periode aan. Als de arbeidsproducrtiviteit stijgt betekend dat dus de welvaart per persoon. Met deze formule
Waarde productie Nederland
Gemiddelde arbeidsproductiviteit =
Werkzame beroepsbevolking
De uitkomst geeft de gemiddelde productiewaarde per werkende aan. Bij de berekening van de arbeidproductiviteit is er een probleem. Je kan het wel ongeveer berekenen maar om de gemiddelde arbeidsproductiviteit te kunnen bepalen kun je niet de waaerde van de productie delen door het aantal werkzame personen. Want in Nederland werken ook nog veel parttime. Dat is ook de reden dat het CBS mensen telt in personen en in zogenaamde arbeidsjaren. Een arbeidsjaar: stel dat in de CAO van een ziekenhuis is geregeld dat de normale werktijd 36 uur is. Op een afdeling wekren 6 personben. 5 van de 6 hebben een parttime baan. Het CBS telt dan alle gewerkte uren die deze personen epr week bij elkaar op en deelt dit totaal door 36 en zo komt men dan tot een x maal volledige banen =(arbeidsjaren) voor deze afdeling.
Kennisecomomie
Kenniseconomie datgeeft het belang van kennis in de economie aan. Kennis om nieuwe producten en nieuwe technologieen te ontwikkelen en toe te passen. Goed voorbeeld hiervan is ICT ( informatie en communicatietechnologie.) hoe gaat het met de kenniseconomie in nederland daar kun je niet zo snel antwoord op geven, wat je wel weet is dat Nederland nu nietachterloopt als je naar de rest van de Europeese landen kijkt.
De arbeidsmarkt
Op de arbeidsmarkt is (net zoals op alle andere markten) sprake van vraag en aanbod. En als je een prijs voor een product hebt komt daar je salaris uit voort. De arbeidsmarkt bestaat uit deelmatken. Bijvoorbeeld vraag en aandbod van arbeid in gezondheidzorg, onderwijs, metaalindustrie, winkels en supermarkten en de bouwijverheid. Die zijn gescheiden van elkaar. Een chirug zal niet zo snel bij jou thuis de cv ketel komen maken en een actice zal niet zo snel jou hartkleppen vervangen.
Maar wie zijn nou eigenlijk de aanbieders op de arbeidsmarkt? Volgens het CBS ( centraal bureau voor statistiek) alle mensen die betaald werk hebben of zoeken voor meet dan 12 uur per week. Die aanbiederes kun je weer verdelen in 3 groepen: zelfstandige, mensne in loondienst en werklozen. Zlefstandige mensen met eigen bedrijf. Mensen in loondienst werken voor een bedrijf of organisatie. En werklozen kunnen zelfstandige of mesne in lonndienst zijn die tijdelijlk zonder werk zitten. Alle aanbieders van arbeid noemen we beroepsbevolking. Makkelijk gezegd: beroepsbevolking= mensen in loondienst+ werklozen.
Wie zijn dan de vragers van arbeid? Dat zijn bdrijven instellingen en organistaties die mensen in betaalde dienst (willen) hebben voor meer dan 12 uur per week. Vraag naar arbeid wil zeggen dat je mensen wilt aanmenen en aanbod van arbeid wanneer mensen werk zoeken of hebben. De vraag naar arbeid bestaat uit de banen die door zelfstandige en mensen in loondienst worden vervult plus het aantal banen waarvoor de werkgevers (nog) geen mensen hebben gevonden. De banen waarvoor wrkgevers nog geen mensen voor hebben gevonden noem je vacatures. Makkelijk gezegd vraag naar arbeid= mensen in loondienst+ vacatures.
Beroepsbevolking daar zit niet bij de mensen die te jong of te oud zijn om te werken de bereopgeschikte bevolking is vanaf 15 t/m 65. maar de mensen die tot de beroepgeschikte bevolking horen kan of wil werken. Dus maar een deel van de beroepgeschikte bevolking hoort tot de beroepsbevolking. Het percentage personen va nde beroepsgeschikte bevolking dat inderedaad werk heeft of zoekt noemt met het deelnemingspercentage.
Het belang van definities
We spreken van vraag naar arbeid als een onderdemer of instelling iemand aanneemt of ou willen aannemen en van anbod van arbeid alsi emand bepaalt werk zoekt of heeft. Om cijfers van vraag of aanbod te kunnen vergelijken hanteert het CBS bepaalde maatstaven om vast te stellen of er volgens haar gesproken kan worden van vraag of aanbod van arbeid.Vergelijken van cijfers kan zijn in tijd. Het kan ook zijn de situatie op de arbeidsmarkt in Nederland vergelijken met andere landen. Vergelijken kan alleen wanneer de definities die gebruikt worden hetzelfde zijn. Volgens het CBS is er sprake van vraag en aanbod van arbeid als:
- het gaat om betaalde arbeid
- het gaat om een baan van 12 uur per week of meer
- het gaat om personen die beroepsgescikt zijn.
Hieraan kan worden toegevoegd dat werklozen die een baan zoeken moeten voldoen aan de genoemde en in een positie verkeren dat ze onmdelijk een baan kunnen aanvaarden.
Arbeidsproductiviteit
De omvang van de beroepsbevolking is 1 bepalende factor voor de omvang van de productie en daarmme ook een bapalende factor voor de welvaart in een land. Hoe meer mensen werken hoe meer goederen en diensten er geproduceert kunnen worden, uiteraard moet je ook de goede middelen er voor hebben. Maar de omvang van de beroepsbevolking is een belangrijke factor. De beroepsbevolking is niet doorslaggevend. Van minstens even groot belang is de kwaliteit van de beroepsbevolking. De toename van de kwaltieit van arbeid wordtgemeten met het begrip arbeidsroductiviteit. Deze geeft de gremiddelde waarde van de prductie per persoon in een bepaalde periode aan. Als de arbeidsproducrtiviteit stijgt betekend dat dus de welvaart per persoon. Met deze formule
Waarde productie Nederland
Gemiddelde arbeidsproductiviteit =
Werkzame beroepsbevolking
De uitkomst geeft de gemiddelde productiewaarde per werkende aan. Bij de berekening van de arbeidproductiviteit is er een probleem. Je kan het wel ongeveer berekenen maar om de gemiddelde arbeidsproductiviteit te kunnen bepalen kun je niet de waaerde van de productie delen door het aantal werkzame personen. Want in Nederland werken ook nog veel parttime. Dat is ook de reden dat het CBS mensen telt in personen en in zogenaamde arbeidsjaren. Een arbeidsjaar: stel dat in de CAO van een ziekenhuis is geregeld dat de normale werktijd 36 uur is. Op een afdeling wekren 6 personben. 5 van de 6 hebben een parttime baan. Het CBS telt dan alle gewerkte uren die deze personen epr week bij elkaar op en deelt dit totaal door 36 en zo komt men dan tot een x maal volledige banen =(arbeidsjaren) voor deze afdeling.
Kennisecomomie
Kenniseconomie datgeeft het belang van kennis in de economie aan. Kennis om nieuwe producten en nieuwe technologieen te ontwikkelen en toe te passen. Goed voorbeeld hiervan is ICT ( informatie en communicatietechnologie.) hoe gaat het met de kenniseconomie in nederland daar kun je niet zo snel antwoord op geven, wat je wel weet is dat Nederland nu nietachterloopt als je naar de rest van de Europeese landen kijkt.