Brief: Het brandoffer
Samenvatting van Das Brandopfer
Het verhaal begint met een vrouw die vertelt over hoe zij de dingen ziet. Ze vertelt dat ze de mensen net zo bot vindt als vee. We vinden het volgens haar zielig dat er dieren geslacht worden, maar we wennen eraan en we zien het dan als niet meer dan normaal. De vrouw vertelt daarna over de Joodse mensen. Ze vertelt dat er vroeger twee Joodse gezinnen bij haar in de buurt woonden. De Rosenbaums woonden tegenover haar op nummer achttien. Toen Hitler kwam verhuisden zij naar Nederland. Heer Rosenbaum werkte in de bibliotheek. Ook Fr?ulein Wolf was Joods. Zij had zichzelf echter vergast. Dit alles speelde zich af voor ?38. Voor de mannen in uniform had de vrouw geen respect. Hierover had ze nog wel eens woordenwisselingen met haar man. Ze herinnert zich nog goed dat in ?38 voor het eerst een vrouw met een gele ster op de jas haar winkel binnenkwam (de vrouw die spreekt is Frau Walker, de echgemote van een slager, samen met haar man runde ze de zaak). De klant bestelde en keek achterom of er iemand achter haar stond. Toen ze zich weer omdraaide viel het Frau Walker op dat de klant een ster droeg. Die avond, Frau Walker weet het nog goed, vroeg ze haar man waarom ze de brand in de synagoge niet hadden kunnen blussen. Haar man zat namelijk bij de vrijwillige brandweer. Haar man had geen goede reden hiervoor. Hij zei enkel dat de slang nog niet was aangesloten. Ze was naar buiten gelopen en naar de Petruskerk gegaan. De oorlog kwam en haar man werd opgeroepen, ondanks dat hij trouw aan de partij was geweest. Tot de herfst in ?47 was ze alleen gebleven. In haar winkel werd gepraat, maar hier luisterde ze niet naar. Ze ging in die tijd vaak naar de Petruskerk. Toen kwam de dag dat er twee mannen op bezoek kwamen. Het waren mannen van de politieleiding. Ze waren jong, bonzen van de partij. Ze kreeg een bevel van de gouwleider. Ze moest haar winkel op vrijdag van vijf tot zeven openhouden voor de Joden. Zij zouden dan vlees kunnen kopen. Haar slagerszaak zou dan de enige in de stad zijn, waar de Joden naartoe zouden gaan. De jonge mannen zeiden spottend dat ze Jodenslaagster zou worden. Ze kan de mannen nog zo voor de geest halen, eentje had een hoornen bril op en was nog geen dertig jaar oud en van de ander weet ze nog dat hij schreeuwde als een echo. De volgende dag stond de boodschap in het stadse mededelingenblad. Klanten in haar winkel waarschuwden haar, een van haar klanten vroeg zelfs of ze een gasmasker wilde lenen. Vrijdagmiddag was de slager vanaf ??n uur gesloten. Die middag mocht ze niets eten. Ze ging slapen, maar ze had onaangename dromen. Hier wil ze echter niet meer over praten. Wat later kwam was nog veel erger. Kwart over vijf kwam de eerste Jood. De Jood had angst, bang dat er iets ergs zou gebeuren. Op de levensmiddelenkaart stond een grote ?J?. Elke maand had de letter een andere kleur. Wat je met die levensmiddelenkaarten kon kopen was gering. De Joden hadden erge honger. Wanneer ze in de winkel aankwamen, waren ze vaak erg moe. Ze hadden een heel stuk moeten lopen, omdat het openbaar vervoer voor hen was uitgesloten en op de bankjes in het park stond ?niet voor Joden?. Al gauw kwam de vrouw erachter waarom alleen op deze tijd de Joden in haar zaak mochten kopen. Op vrijdagavond begon om zes uur de sabbat. Streng gelovige Joden hielden zich hieraan, maar doordat ze alleen tussen vijf en zeven uur naar de winkel konden werd hun sabbat verstoord. De derde of vierde vrijdag, nadat ze de opdracht had gekregen, kwamen er mannen om haar te controleren. Ze hadden een bijbel mee. Wat ze voorlazen uit de bijbel, waren slechts boze rijmen. Het is te moeilijk voor haar, de rijmen te herhalen. Onthouden heeft ze de rijmen wel. Ze herinnerde da mannen nog goed, jonge blonde knapen met knappe gezichten. De arme Joodse mensen die er dan naast stonden moesten onder de zweep. Wanneer ze het weer voor haar ziet, doet dit haar erg pijn.
Dan komt er een stukje waarin wordt verteld wie de vrouw is en wie de man is waartegen ze praat. De man waartegen de vrouw spreekt in het verhaal is Herr Dokter, een assistent van de staatsbibliotheek. Hij woont in de Gartenstadt in een hoekhuis, op de derde verdieping. De vrouw die vertelt, is Frau Walker (zoals al eerder gezegd). Het is de vrouw van Karl Walker, een slager. Het blijkt dat Herr Dokter bij Frau Walker in onderhuur woont. De vrouw heeft een brandteken in haar gezicht. Wanneer je dat ziet moet je je wel afvragen wat er met haar is gebeurd. Toen Herr Dokter binnenkwam vanwege de te huur aangeboden kamer, was Karl Walker alleen in de winkel. Hij heeft een plat gezicht, waterblauwe ogen en een zware, vermoeide mond. Hij hielp een vrouw. Herr Dokter vroeg zich af waar Frau Walker was, die altijd op drukke tijden (van negen uur tot half vijf ?s morgens en ?s avonds na vijf uur) in de winkel werkt. Wanneer Frau Walker in de winkel is, staat ze bij de worst en regelt ze de kassa. Het is duidelijk dat zij de verantwoording heeft. Wanneer je haar handen ziet is het duidelijk dat ze niet geschikt zijn voor het slagersmes en wanneer je haar gezicht ziet is het duidelijk dat ze veel heeft meegemaakt (dit is aan haar donkere ogen en de strenge mond te zien). Wanneer Herr Walker de klant heeft geholpen leidt hij Herr Dokter naar zijn vrouw. Binnen trof Herr Dokter, Frau Walker achter een schrijfmachine aan. Frau Walker keek hem recht aan, dan leidt ze hem naar de kamer op de derde verdieping. Het is een heldere kamer en het meubilair was nieuw. Er hingen geen familiefoto?s. De vrouw gaf kort antwoord, waardoor Herr Dokter niks over haar te weten kwam. Herr Dokter komt Frau Walker niet elke dag tegen, omdat hij de weg door de slager niet prettig vindt. Dit komt omdat veel klanten in de winkel hem vragen naar Frau Walker. Hierover wil hij niks kwijt. Bij een avondbijeenkomst kwamen Frau Walker en Herr Dokter elkaar tegen. Het was een bijeenkomst voor Isra?l. Deze vereniging heeft de opdracht een grondslag los te werken voor de herstelling van de betrekking met Isra?l. Op de terugweg liepen ze samen naar huis. Eenmaal bij het huis van Frau Walker aangekomen liep Herr Dokter met haar naar binnen. Binnen zag hij in de boekenkast een boek staan met een Hebreeuwse rugtitel. Hij vroeg hoe Frau Walker eraan was gekomen. Frau Walker zei dat het een lang verhaal was en begon te vertellen. Frau Walker werd onderbroken omdat er een meisje bij de buren gewond was, die ze moest gaan verzorgen. De buurtbewoners komen altijd naar haar toe wanneer er een ongeluk is gebeurd. Herr Dokter wilde graag het eind van het verhaal horen. Frau Walker en Herr Dokter spraken voor dinsdagavond weer af. De woensdag en donderdagavond waren vanwege beroepsverplichting ingevuld en op vrijdag had Herr Dokter een feest dat hij niet kon afzeggen. Tijdens het feest kon hij alleen denken aan een mogelijke afloop van het verhaal. Hij verliet het feest eerder. De avond waarop hij Frau Walker wilde bezoeken brak aan. Herr Dokter dacht over dingen van het leven na, over het noodlot, over de mensen. Toen kwam Sabine. Hij vertelde dat Sabine meerdere persoonlijkheden heeft (wel zeven of misschien meer). Zij werkt samen met hem in de bibliotheek. Sabine heeft een zakelijke kant, een kant die alles wil regelen, maar ze heeft tevens een verlegen kant. Sabine Berendson is de dochter van een Joodse uitgever en zijn niet- Joodse echtgenote. Ze lijkt veel op haar moeder, groot, donkerblond, felgekleurde ogen. Haar karakter lijkt op dat van haar vader. Haar vader woont in Cambridge. In de tijden van de oorlog was ze als niet- Joodse door het leven gegaan, voor haar eigen veiligheid. Haar moeder stierf in april, in het jaar 1945. Sabine wilde zo min mogelijk meer aan haar moeder denken. Haar vader was naar het buitenland gevlucht. Sabine bleef alleen achter. Wanneer Sabine op bezoek komt neemt ze nooit een plantje of iets dergelijks mee. Ook heeft ze geen interesse in de platenverzameling van Herr Dokter. Wat ze wel erg leuk vindt is het nachtelijk golfslagbad. Toen ze samen wachten tot het water voor de thee kookte, wist Herr Dokter het. Sabine hoort in het verhaal van Frau Walker thuis. Herr Dokter vroeg aan Sabine waar zij de zomer van ?42 was. Sabine zei dat ze toen in Offenbach was en dat ze begin september naar de stad was toegegaan waar ze nu nog steeds woont. Ze vertelde dat haar vader liever wilde dat zij en haar moeder in de grote stad zouden wonen, zodat ze veiliger zouden zijn voor de Duitsers. Ze zou haar vader dan een tijdje niet zien. In Offenbach had Sabine Rebekka leren kennen, een ouder Joods meisje. Zij was Sabines beste vriendin, maar op een dag was ze spoorloos verdwenen. Sabine weet nog goed dat ze keer op keer vroeg waar Rebekka was. Haar vader zei op een dag, dat Rebakka niet weg was, maar altijd bij Sabine zou zijn. Diep in haar hart wist Sabine dat Rebekka naar een strafkamp was vervoerd. Haar vader was altijd even optimistisch, hij werkte in een achterkamertje, ?s avonds kwam haar vader thuis. Sabine zag hem toen maar weinig. Na haar verhaal over Offenbach vroeg Sabine aan Herr Dokter of hij mee naar buiten wilde. Bij de ingang van het gebouw kwamen ze Frau Walker tegen. Herr Dokter zei haar gedag en Frau Walker hem ook. Toen zei Frau Walker opeens: ?Jij heet toch Sabine Berendson?? Vervolgens vroeg Frau Walker, Sabine ook naar haar vader. Sabine en Herr Dokter vroegen niet verder. Ze wensten de vrouw goedenacht. Herr Dokter en Sabine vroegen zich allebei af hoe Frau Walker Sabine kende. Sabine vroeg zich vooral af hoe de vrouw haar vaders naam kende. Sabine besloot dat ze haar vader zou gaan schrijven. Nadat Sabine naar huis was gegaan, liep Herr Dokter de gang van de flat binnen. In zijn brievenbus lag een brief. De brief was van Frau Walker. Zij schreef hem de brief, omdat ze dit makkelijker vond dan praten. Ze schreef dat ze nog steeds erg veel moeite had met het feit dat ze de Joden nooit echt heeft kunnen helpen. Ze schreef over Joodse kinderen die niet begrepen waarom de Duitse kinderen niet met hen wilden spelen. Ook ?vertelde? ze over een man die altijd in haar winkel kwam, maar erg slecht kon horen en lang naar zijn levensmiddelenkaart zocht. In de tijd van de oorlog, had ze ook een keer twee Joodse kinderen haar woonkamer binnengevraagd, omdat de kinderen moe waren van de lange reis. Ze keken haar vijandig aan. Op een dag kwam in haar winkel Frau M. weer langs. Ze was een Joodse vrouw die nooit meer dan het nodige zei. Op die dag vroeg ze echter of Frau Walker haar stuk vlees aan haar schoonzuster wilde geven in een stuk grijs papier. Die dag kwam de schoonzuster niet meer. Pas de volgende vrijdag kwam de schoonzuster van Frau M. Zij vertelde dat Frau M. zelfmoord had gepleegd, omdat haar man was afgevoerd. Wat Frau Walker ook zeer merkwaardig vond is dat de Joden onderling helemaal of bijna niet met elkaar praatte. Frau Walker schreef ook over de Rabbijn Ehrenreich. Gezien zijn kleding leek hij niet op de andere Joden. Later kwam Frau Walker erachter op wie hij leek. Hij leek op de profeet Jeremia. Hij sprak veel mensen aan en men zei altijd wat tegen hem terug. Op een dag nadat de klokken van de Petruskirche hadden geluid, zei de Rabbijn: ?Schalom.? Er was ook een keer een Joodse jongen die niets van de gebeden van Rabbijn Ehrenreich moest weten. Op een dag kwamen er Duitse mannen, die Rabbijn Ehrenreich oppakte. Een forse man sprak hem met ?Mausche? aan, wat Jood betekent. De vrijdagen erna spraken de mensen onderling veel meer met elkaar, maar ook tegen Frau Walker zeiden ze meer. In het kleine kamertje waar eerst de twee Joodse kleine kinderen gezeten hadden, kwamen nu vaak klanten uit haar winkel. Een echtgenote van een dokter had haar in die periode ook het Hebreeuwse boek gegeven. Op 16 oktober kwam de forse man die de Rabbijn had opgepakt terug met een kereltje achter hem. Aan de kleren te zien was hij hogerop gegaan, vast vanwege de arrestatie van de Rabbijn. Er was op dat moment ook een hele oude man in de winkel. Frau Walker had hem eens gevraagd of hij niet meer kon vluchten, maar dat kon niet. Terwijl de forse Duitser (Frau Walker noemde hem Goliath) in de winkel was gaf iemand een bestelling aan. Frau Walker keek over haar schouder naar Frau Zalewsky. Deze vrouw beefde over haar hele lichaam en zou spoedig bevallen. De vrouw had in de vierde maand van de zwangerschap om een kaart voor extra levensmiddelen gevraagd. De kaart bewaarde ze in haar tas. De Goliath was dronken en het ventje wees hem terecht. Hier was de Goliath echter niet zo van gediend. De Goliath vertelde de Joden dat ze spoedig ?door de schoorsteen? zouden gaan. Hij vertelde de zwangere vrouw dat ze zich niet meer druk zou hoeven maken over het verschonen van luiers. Op die avond, na het voorval met Goliath, kwam Frau Zalewsky bij Frau Walker op bezoek, met de kinderwagen. Frau Zalewsky zei dat de Goliath gelijk had. De vrouw vertelde dat de Rabbijn altijd zei dat God de wijn had geschapen, zodat bij degene die de waarheid nooit uitspraken, de tong los gemaakt zou worden, zodat ze wel de waarheid zouden spreken. Frau Zalewsky bracht Frau Walker de kinderwagen, omdat zij er misschien nog wat aan zou hebben. Frau Walker zag het niet meer zitten. Wanneer de wereld zo ver is dat een ongeboren kind ten onrechte ten dode wordt opgeschreven kan het niet meer goed worden. Voor haar was er dan geen andere oplossing dan alles op te ruimen in het vuur. Herr Dokter heeft niet echt een beeld van de afloop van het verhaal. Sabine kwam terug uit Hannover. Ze was daar geweest vanwege een opdracht voor haar werk. Ze had een brief van haar vader gekregen. Deze brief geeft veel meer duidelijkheid. In de brief staat, dat toen Sabine samen met haar moeder leefde, haar vader de hele tijd in de buurt was. Dit was in de zomer van 1942. De vader van Sabine kwam altijd bij Frau Walker vlees halen. Hij had aan Frau Walker foto?s van zijn familie laten zien. Op 16 oktober ?s avonds, werd de stad gebombardeerd. Sabines vader werd niet in de schuilkelder toegelaten, omdat hij een Joodse ster droeg. Toen hij over straat liep, zag hij vuur. Het huis van Frau Walker stond in brand! Hij redde haar uit het brandende huis en is nadat hij haar op een bankje had gelegd, weggegaan. Een Zweedse koerier bracht Sabines vader een brief, die zijn redding betekende. Op haar werkreis, las Sabine in een tijdschrift een stuk over de slagerszaak van de Walkers. Ergens verloren op de bladzijde stond met hoofdstuk- en regelaanduiding een stuk uit de bijbel. Sabine belde een pastoor op en vroeg wat er in het aangegeven hoofdstuk van de bijbel stond. Er stond: ?en Mozes zag dat de struik brandde, maar niet verteerd werd.? Dan weet Sabine dat de brand destijds in het huis van Frau Walker een soort van brandoffer was. Het brandteken dat op het gezicht van Frau Walker te zien is, staat voor de liefde, die de wereld onderhoud.
Het verhaal begint met een vrouw die vertelt over hoe zij de dingen ziet. Ze vertelt dat ze de mensen net zo bot vindt als vee. We vinden het volgens haar zielig dat er dieren geslacht worden, maar we wennen eraan en we zien het dan als niet meer dan normaal. De vrouw vertelt daarna over de Joodse mensen. Ze vertelt dat er vroeger twee Joodse gezinnen bij haar in de buurt woonden. De Rosenbaums woonden tegenover haar op nummer achttien. Toen Hitler kwam verhuisden zij naar Nederland. Heer Rosenbaum werkte in de bibliotheek. Ook Fr?ulein Wolf was Joods. Zij had zichzelf echter vergast. Dit alles speelde zich af voor ?38. Voor de mannen in uniform had de vrouw geen respect. Hierover had ze nog wel eens woordenwisselingen met haar man. Ze herinnert zich nog goed dat in ?38 voor het eerst een vrouw met een gele ster op de jas haar winkel binnenkwam (de vrouw die spreekt is Frau Walker, de echgemote van een slager, samen met haar man runde ze de zaak). De klant bestelde en keek achterom of er iemand achter haar stond. Toen ze zich weer omdraaide viel het Frau Walker op dat de klant een ster droeg. Die avond, Frau Walker weet het nog goed, vroeg ze haar man waarom ze de brand in de synagoge niet hadden kunnen blussen. Haar man zat namelijk bij de vrijwillige brandweer. Haar man had geen goede reden hiervoor. Hij zei enkel dat de slang nog niet was aangesloten. Ze was naar buiten gelopen en naar de Petruskerk gegaan. De oorlog kwam en haar man werd opgeroepen, ondanks dat hij trouw aan de partij was geweest. Tot de herfst in ?47 was ze alleen gebleven. In haar winkel werd gepraat, maar hier luisterde ze niet naar. Ze ging in die tijd vaak naar de Petruskerk. Toen kwam de dag dat er twee mannen op bezoek kwamen. Het waren mannen van de politieleiding. Ze waren jong, bonzen van de partij. Ze kreeg een bevel van de gouwleider. Ze moest haar winkel op vrijdag van vijf tot zeven openhouden voor de Joden. Zij zouden dan vlees kunnen kopen. Haar slagerszaak zou dan de enige in de stad zijn, waar de Joden naartoe zouden gaan. De jonge mannen zeiden spottend dat ze Jodenslaagster zou worden. Ze kan de mannen nog zo voor de geest halen, eentje had een hoornen bril op en was nog geen dertig jaar oud en van de ander weet ze nog dat hij schreeuwde als een echo. De volgende dag stond de boodschap in het stadse mededelingenblad. Klanten in haar winkel waarschuwden haar, een van haar klanten vroeg zelfs of ze een gasmasker wilde lenen. Vrijdagmiddag was de slager vanaf ??n uur gesloten. Die middag mocht ze niets eten. Ze ging slapen, maar ze had onaangename dromen. Hier wil ze echter niet meer over praten. Wat later kwam was nog veel erger. Kwart over vijf kwam de eerste Jood. De Jood had angst, bang dat er iets ergs zou gebeuren. Op de levensmiddelenkaart stond een grote ?J?. Elke maand had de letter een andere kleur. Wat je met die levensmiddelenkaarten kon kopen was gering. De Joden hadden erge honger. Wanneer ze in de winkel aankwamen, waren ze vaak erg moe. Ze hadden een heel stuk moeten lopen, omdat het openbaar vervoer voor hen was uitgesloten en op de bankjes in het park stond ?niet voor Joden?. Al gauw kwam de vrouw erachter waarom alleen op deze tijd de Joden in haar zaak mochten kopen. Op vrijdagavond begon om zes uur de sabbat. Streng gelovige Joden hielden zich hieraan, maar doordat ze alleen tussen vijf en zeven uur naar de winkel konden werd hun sabbat verstoord. De derde of vierde vrijdag, nadat ze de opdracht had gekregen, kwamen er mannen om haar te controleren. Ze hadden een bijbel mee. Wat ze voorlazen uit de bijbel, waren slechts boze rijmen. Het is te moeilijk voor haar, de rijmen te herhalen. Onthouden heeft ze de rijmen wel. Ze herinnerde da mannen nog goed, jonge blonde knapen met knappe gezichten. De arme Joodse mensen die er dan naast stonden moesten onder de zweep. Wanneer ze het weer voor haar ziet, doet dit haar erg pijn.
Dan komt er een stukje waarin wordt verteld wie de vrouw is en wie de man is waartegen ze praat. De man waartegen de vrouw spreekt in het verhaal is Herr Dokter, een assistent van de staatsbibliotheek. Hij woont in de Gartenstadt in een hoekhuis, op de derde verdieping. De vrouw die vertelt, is Frau Walker (zoals al eerder gezegd). Het is de vrouw van Karl Walker, een slager. Het blijkt dat Herr Dokter bij Frau Walker in onderhuur woont. De vrouw heeft een brandteken in haar gezicht. Wanneer je dat ziet moet je je wel afvragen wat er met haar is gebeurd. Toen Herr Dokter binnenkwam vanwege de te huur aangeboden kamer, was Karl Walker alleen in de winkel. Hij heeft een plat gezicht, waterblauwe ogen en een zware, vermoeide mond. Hij hielp een vrouw. Herr Dokter vroeg zich af waar Frau Walker was, die altijd op drukke tijden (van negen uur tot half vijf ?s morgens en ?s avonds na vijf uur) in de winkel werkt. Wanneer Frau Walker in de winkel is, staat ze bij de worst en regelt ze de kassa. Het is duidelijk dat zij de verantwoording heeft. Wanneer je haar handen ziet is het duidelijk dat ze niet geschikt zijn voor het slagersmes en wanneer je haar gezicht ziet is het duidelijk dat ze veel heeft meegemaakt (dit is aan haar donkere ogen en de strenge mond te zien). Wanneer Herr Walker de klant heeft geholpen leidt hij Herr Dokter naar zijn vrouw. Binnen trof Herr Dokter, Frau Walker achter een schrijfmachine aan. Frau Walker keek hem recht aan, dan leidt ze hem naar de kamer op de derde verdieping. Het is een heldere kamer en het meubilair was nieuw. Er hingen geen familiefoto?s. De vrouw gaf kort antwoord, waardoor Herr Dokter niks over haar te weten kwam. Herr Dokter komt Frau Walker niet elke dag tegen, omdat hij de weg door de slager niet prettig vindt. Dit komt omdat veel klanten in de winkel hem vragen naar Frau Walker. Hierover wil hij niks kwijt. Bij een avondbijeenkomst kwamen Frau Walker en Herr Dokter elkaar tegen. Het was een bijeenkomst voor Isra?l. Deze vereniging heeft de opdracht een grondslag los te werken voor de herstelling van de betrekking met Isra?l. Op de terugweg liepen ze samen naar huis. Eenmaal bij het huis van Frau Walker aangekomen liep Herr Dokter met haar naar binnen. Binnen zag hij in de boekenkast een boek staan met een Hebreeuwse rugtitel. Hij vroeg hoe Frau Walker eraan was gekomen. Frau Walker zei dat het een lang verhaal was en begon te vertellen. Frau Walker werd onderbroken omdat er een meisje bij de buren gewond was, die ze moest gaan verzorgen. De buurtbewoners komen altijd naar haar toe wanneer er een ongeluk is gebeurd. Herr Dokter wilde graag het eind van het verhaal horen. Frau Walker en Herr Dokter spraken voor dinsdagavond weer af. De woensdag en donderdagavond waren vanwege beroepsverplichting ingevuld en op vrijdag had Herr Dokter een feest dat hij niet kon afzeggen. Tijdens het feest kon hij alleen denken aan een mogelijke afloop van het verhaal. Hij verliet het feest eerder. De avond waarop hij Frau Walker wilde bezoeken brak aan. Herr Dokter dacht over dingen van het leven na, over het noodlot, over de mensen. Toen kwam Sabine. Hij vertelde dat Sabine meerdere persoonlijkheden heeft (wel zeven of misschien meer). Zij werkt samen met hem in de bibliotheek. Sabine heeft een zakelijke kant, een kant die alles wil regelen, maar ze heeft tevens een verlegen kant. Sabine Berendson is de dochter van een Joodse uitgever en zijn niet- Joodse echtgenote. Ze lijkt veel op haar moeder, groot, donkerblond, felgekleurde ogen. Haar karakter lijkt op dat van haar vader. Haar vader woont in Cambridge. In de tijden van de oorlog was ze als niet- Joodse door het leven gegaan, voor haar eigen veiligheid. Haar moeder stierf in april, in het jaar 1945. Sabine wilde zo min mogelijk meer aan haar moeder denken. Haar vader was naar het buitenland gevlucht. Sabine bleef alleen achter. Wanneer Sabine op bezoek komt neemt ze nooit een plantje of iets dergelijks mee. Ook heeft ze geen interesse in de platenverzameling van Herr Dokter. Wat ze wel erg leuk vindt is het nachtelijk golfslagbad. Toen ze samen wachten tot het water voor de thee kookte, wist Herr Dokter het. Sabine hoort in het verhaal van Frau Walker thuis. Herr Dokter vroeg aan Sabine waar zij de zomer van ?42 was. Sabine zei dat ze toen in Offenbach was en dat ze begin september naar de stad was toegegaan waar ze nu nog steeds woont. Ze vertelde dat haar vader liever wilde dat zij en haar moeder in de grote stad zouden wonen, zodat ze veiliger zouden zijn voor de Duitsers. Ze zou haar vader dan een tijdje niet zien. In Offenbach had Sabine Rebekka leren kennen, een ouder Joods meisje. Zij was Sabines beste vriendin, maar op een dag was ze spoorloos verdwenen. Sabine weet nog goed dat ze keer op keer vroeg waar Rebekka was. Haar vader zei op een dag, dat Rebakka niet weg was, maar altijd bij Sabine zou zijn. Diep in haar hart wist Sabine dat Rebekka naar een strafkamp was vervoerd. Haar vader was altijd even optimistisch, hij werkte in een achterkamertje, ?s avonds kwam haar vader thuis. Sabine zag hem toen maar weinig. Na haar verhaal over Offenbach vroeg Sabine aan Herr Dokter of hij mee naar buiten wilde. Bij de ingang van het gebouw kwamen ze Frau Walker tegen. Herr Dokter zei haar gedag en Frau Walker hem ook. Toen zei Frau Walker opeens: ?Jij heet toch Sabine Berendson?? Vervolgens vroeg Frau Walker, Sabine ook naar haar vader. Sabine en Herr Dokter vroegen niet verder. Ze wensten de vrouw goedenacht. Herr Dokter en Sabine vroegen zich allebei af hoe Frau Walker Sabine kende. Sabine vroeg zich vooral af hoe de vrouw haar vaders naam kende. Sabine besloot dat ze haar vader zou gaan schrijven. Nadat Sabine naar huis was gegaan, liep Herr Dokter de gang van de flat binnen. In zijn brievenbus lag een brief. De brief was van Frau Walker. Zij schreef hem de brief, omdat ze dit makkelijker vond dan praten. Ze schreef dat ze nog steeds erg veel moeite had met het feit dat ze de Joden nooit echt heeft kunnen helpen. Ze schreef over Joodse kinderen die niet begrepen waarom de Duitse kinderen niet met hen wilden spelen. Ook ?vertelde? ze over een man die altijd in haar winkel kwam, maar erg slecht kon horen en lang naar zijn levensmiddelenkaart zocht. In de tijd van de oorlog, had ze ook een keer twee Joodse kinderen haar woonkamer binnengevraagd, omdat de kinderen moe waren van de lange reis. Ze keken haar vijandig aan. Op een dag kwam in haar winkel Frau M. weer langs. Ze was een Joodse vrouw die nooit meer dan het nodige zei. Op die dag vroeg ze echter of Frau Walker haar stuk vlees aan haar schoonzuster wilde geven in een stuk grijs papier. Die dag kwam de schoonzuster niet meer. Pas de volgende vrijdag kwam de schoonzuster van Frau M. Zij vertelde dat Frau M. zelfmoord had gepleegd, omdat haar man was afgevoerd. Wat Frau Walker ook zeer merkwaardig vond is dat de Joden onderling helemaal of bijna niet met elkaar praatte. Frau Walker schreef ook over de Rabbijn Ehrenreich. Gezien zijn kleding leek hij niet op de andere Joden. Later kwam Frau Walker erachter op wie hij leek. Hij leek op de profeet Jeremia. Hij sprak veel mensen aan en men zei altijd wat tegen hem terug. Op een dag nadat de klokken van de Petruskirche hadden geluid, zei de Rabbijn: ?Schalom.? Er was ook een keer een Joodse jongen die niets van de gebeden van Rabbijn Ehrenreich moest weten. Op een dag kwamen er Duitse mannen, die Rabbijn Ehrenreich oppakte. Een forse man sprak hem met ?Mausche? aan, wat Jood betekent. De vrijdagen erna spraken de mensen onderling veel meer met elkaar, maar ook tegen Frau Walker zeiden ze meer. In het kleine kamertje waar eerst de twee Joodse kleine kinderen gezeten hadden, kwamen nu vaak klanten uit haar winkel. Een echtgenote van een dokter had haar in die periode ook het Hebreeuwse boek gegeven. Op 16 oktober kwam de forse man die de Rabbijn had opgepakt terug met een kereltje achter hem. Aan de kleren te zien was hij hogerop gegaan, vast vanwege de arrestatie van de Rabbijn. Er was op dat moment ook een hele oude man in de winkel. Frau Walker had hem eens gevraagd of hij niet meer kon vluchten, maar dat kon niet. Terwijl de forse Duitser (Frau Walker noemde hem Goliath) in de winkel was gaf iemand een bestelling aan. Frau Walker keek over haar schouder naar Frau Zalewsky. Deze vrouw beefde over haar hele lichaam en zou spoedig bevallen. De vrouw had in de vierde maand van de zwangerschap om een kaart voor extra levensmiddelen gevraagd. De kaart bewaarde ze in haar tas. De Goliath was dronken en het ventje wees hem terecht. Hier was de Goliath echter niet zo van gediend. De Goliath vertelde de Joden dat ze spoedig ?door de schoorsteen? zouden gaan. Hij vertelde de zwangere vrouw dat ze zich niet meer druk zou hoeven maken over het verschonen van luiers. Op die avond, na het voorval met Goliath, kwam Frau Zalewsky bij Frau Walker op bezoek, met de kinderwagen. Frau Zalewsky zei dat de Goliath gelijk had. De vrouw vertelde dat de Rabbijn altijd zei dat God de wijn had geschapen, zodat bij degene die de waarheid nooit uitspraken, de tong los gemaakt zou worden, zodat ze wel de waarheid zouden spreken. Frau Zalewsky bracht Frau Walker de kinderwagen, omdat zij er misschien nog wat aan zou hebben. Frau Walker zag het niet meer zitten. Wanneer de wereld zo ver is dat een ongeboren kind ten onrechte ten dode wordt opgeschreven kan het niet meer goed worden. Voor haar was er dan geen andere oplossing dan alles op te ruimen in het vuur. Herr Dokter heeft niet echt een beeld van de afloop van het verhaal. Sabine kwam terug uit Hannover. Ze was daar geweest vanwege een opdracht voor haar werk. Ze had een brief van haar vader gekregen. Deze brief geeft veel meer duidelijkheid. In de brief staat, dat toen Sabine samen met haar moeder leefde, haar vader de hele tijd in de buurt was. Dit was in de zomer van 1942. De vader van Sabine kwam altijd bij Frau Walker vlees halen. Hij had aan Frau Walker foto?s van zijn familie laten zien. Op 16 oktober ?s avonds, werd de stad gebombardeerd. Sabines vader werd niet in de schuilkelder toegelaten, omdat hij een Joodse ster droeg. Toen hij over straat liep, zag hij vuur. Het huis van Frau Walker stond in brand! Hij redde haar uit het brandende huis en is nadat hij haar op een bankje had gelegd, weggegaan. Een Zweedse koerier bracht Sabines vader een brief, die zijn redding betekende. Op haar werkreis, las Sabine in een tijdschrift een stuk over de slagerszaak van de Walkers. Ergens verloren op de bladzijde stond met hoofdstuk- en regelaanduiding een stuk uit de bijbel. Sabine belde een pastoor op en vroeg wat er in het aangegeven hoofdstuk van de bijbel stond. Er stond: ?en Mozes zag dat de struik brandde, maar niet verteerd werd.? Dan weet Sabine dat de brand destijds in het huis van Frau Walker een soort van brandoffer was. Het brandteken dat op het gezicht van Frau Walker te zien is, staat voor de liefde, die de wereld onderhoud.