Boekverslag: Jumanji
Jumanji - Todd Stresser
Op een avond graven twee broers een diepe kuil. In die kuil stoppen ze een doos. De doos zegt steeds bruuuuum..tum..tum. De jongste broer zegt als iemand de doos ooit vind zal god met hem zijn.
Honderd jaar later is Alan Parrish met z'n vriendjes aan het spelen als hij opeens een geluid hoord. Bruuum...tum...tum Bruuuum...tum....tum. Het geluid komt onder de grond vandaan. Alan graaft en graaft dan vind hij een doos. Hij rent snel naar huis met de doos onder z'n arm. Thuis op de keukentafel maakt hij de doos open het is een spel en in het midden van het spel staat met grote letters JUMANJI ook zit er een glazen ei. Dan hoort hij zijn ouders praten. Hij gaat naar ze toe. Z'n vader zegt we hebben besloten dat je binnenkort naar Cliffside School gaat, omdat iedereen uit zijn familie daar naartoe is gegaan. Alan wil helemaal niet naar die school. Boos loopt hij naar buiten. Als hij buiten komt ziet hij Sarah staan met zijn fiets. Ik kom je fiets brengen, zegt Sarah. Alan wil Sarah het spel laten zien. Als hij de doos opendoet zegt Sarah verbaast: het is een spel, ik houd helemaal niet van spelletjes. Op het moment dat ze de doos weer dicht willen doen verschijnen er allemaal letters in het glazen ei. Sarah zegt je moet het spel weg doen het is gevaarlijk. Nee, zegt Alan, het is mijn spel. Dan verdwijnt Alan in het spel.
Peter en Judy Shepard wonen nog maar net bij hun tante, want hun ouders zijn pas met een ongeluk omgekomen. Vannacht slapen ze voor het eerst in hun nieuwe kamers. Als ze in bed liggen horen ze steeds: Bruuuum....tum...tum. Bruum....tum...tum. Maar ze zien niks. De volgende dag gaan ze voor het eerst naar hun nieuwe school. Maar eerst verteld hun tante een verhaal over het huis. Ze verteld het verhaal van Alan Parrish.
Hij is al zesentwintig jaar weg. En niemand heeft hem ooit nog gezien. Sommige mensen zeggen dat z'n vader hem in stukjes en verspreide hem door het hele huis. Als tante weg is begint het geluid weer. Bruum......tum.....tum. Hoor je dat zegt Judy. Kom zegt Peter dan gaan we kijken. Ze rennen de trap op naar de zolder van het huis. Ze kijken rond en zien een doos staan. Peter pakt de doos en opent hem. In de doos staat JUMANJI. Het is een spel. Peter geeft de doos aan Judy jij mag eerst. Weer verschijnen er letters in het glazen ei. Judy rent naar beneden ze doet de keukendeur open. Dan ziet ze twaalf apen. De apen maken een puinzooi van de keuken. De letters in het ei sloegen op de apen. Als Peter weer gaat kijken staaat in het ei dat het een gevaarlijk dier komt. Dan komt er een leeuw binnen. Ze rennen naar tante's kamer. Dan komt er een man binnen. Hij opent een geheime deur en gaat naar binnen. De kinderen volgen hem voorzichtig. Het is een jongenskamer. De man zit op een jongensfiets. Hij zegt hoi kinderen. Dan roept hij: mama, papa! Waar zijn jullie? Ik ben thuis. Ik ben het Alan. Ben jij Alan Parrish vraagt Judy? Ja, dat ben ik. Ik ben Judy en dat is beter, zegt Judy. Dan komt er een politiewagen aanrijden er stapt een politieagent uit. Alan zegt tegen de politieagent ik ga m'n ouders zoeken. Dan gaat hij weg. Hij gaat naar buiten en loopt naar de winkel van zijn vader. Hij ziet alleen een oude man. Hij vraagt: wat is er met de winkel gebeurt? En met de familie Parrish? De winkel is gesloten de familie Parrish kwam niet meer werken. Ze waren op zoek naar hun zoon. En waar zijn ze nu?, vraagt Alan. Ze zijn dood. Judy zegt tegen Alan: ik weet dat je verdrietig bent maar kun je mij en m'n broer helpen uit dit spel te komen. Sorry, zegt Alan, maar ik heb belangrijke dingen te doen. Judy blijft nog even doorzeuren. Peter zegt: Kom Judy, Alan is te bang om ons te helpen. Ik ben niet bang, zegt Alan, ik zal jullie helpen. Kom maar mee, dan gaan we het spel spelen. Eerst loopt hij naar een andere kamer. Daar zit een vrouw. Wie is dat vraagt Judy? Dat is Sarah, zegt Alan.
Sarah? vraagt Alan, kom je mee naar mijn huis, ik moet je iets laten zien. Ze gaan naar het huis. Daar zegt Alan: Sarah, speel het spel met ons. Sarah zegt ik kan het niet, ik kan het niet. Je moet ons helpen, zegt Alan. Dan gaan ze het spel spelen. Alan zegt tegen Peter: ga naar beneden, daar zul je een man vinden. Hij heeft een pistool in zijn hand. Peter rent naar beneden, maar Alan gaat hem achterna en zegt: ga maar weer naar boven het is te gevaarlijk voor jou. Alan rent verder naar beneden. Op het moment dat hij beneden aankomt, stopt er een politiewagen de zelfde politieagent van de net stapt uit. Hij zegt geef dat pistool hier. Peter, Judy en Sarah waren in de kamer. De kamer was vol met vlinders. Er komt iemand door het raam, het is Alan. Ik ben nu, zegt Judy. Ze schud met de doos. Er verschijnen weer letters in het glazen ei. Dan opeens zijn er allemaal hagedissen. Ze rennen naar buiten de tuin in. Dan komen er olifanten en zebra's. Dan zijn er opeens zes pelicanen. Een van de pelicanen pakt het bordspel en wil ermee weg vliegen. Peter probeert het nog te pakken, maar het lukt niet meer. Alan rent de pelicaan achterna.
Ze volgen de vogel naar de rivier. Er ligt een dode boom over de rivier. Daar klimt de vogel op. Alan loopt voorzichtig naar de vogel toe. Hij strekt z'n hand uit naar het spel. Dan pikt de vogel hem in z'n hand. Auwww, roept Alan. Alan steekt z'n hand in het water en pakt een vis. Hij zegt tegen de vogel jij krijgt deze vis als ik het spel krijg. De vogel pakt de vis uit z'n hand en gooit het spel weg. Het spel valt in de rivier. Peter roept: wat nu wat nu. Dan krijgt Peter een plan. Verderop ligt nog een boom over de rivier hij rent naar de boom en klimt erop. Het spel stroomt mee met de rivier en als het spel bij de boom komt pakt Peter het. Goedzo Peter, roept Judy. Dan komt de politiewagen weer aanrijden. De politie agent stapt uit. Hij zegt: Alan meekomen, ik wil je een paar vragen stellen. Nee, zegt Sarah, dat kan niet, we moeten het spel nog afspelen. De politieagent zegt: Alleen door twaalf te gooien kan je uit het spel komen en ik neem Alan nu mee en hij stapt in en rijdt weg. Peter, zegt ik moet dus eindigen met twee keer zes. Peter, kijk eens naar je handen, zegt Judy. Z'n handen begroeit met veel haar. Judy zegt: We moeten Alan uit de gevangenis gaan halen. Ze wandelen naar de stad. Na een tijdje lopen komen ze daar aan. Het is daar een grote puinhoop. Mensen en dieren rennen door elkaar heen. Overal lopen apen, zebra's, olifanten en vogels. Een man zegt tegen Peter geeft dat spel maar hier, maar Peter wil het niet geven. Dan trekt de man het spel uit Peter's handen. Help! schreeuwt Peter. Sarah en Judy komen meteen aangerend. Sarah gaat de man achterna. De man zegt tegen Sarah: jij krijgt het spel, als je mij Alan brengt. Samen lopen ze naar Judy en Peter. Peter is inmiddels meer aap dan mens. Dan springt Peter op de man en pakt het spel, hij geeft het aan Sarah. Sarah rent snel weg. Dan komt er de politiewagen weer aangereden. Alan springt eruit. Kom we moeten naar het huis, het spel afmaken, zegt hij. Daar aangekomen, is Sarah weer aan de beurt. Ze gooit vijf. Weer geeft het glazen ei een omschrijving van wat er gaat gebeuren. Sarah loopt de kamer binnen. De kamer staat vol water. Aaaaah een krokodil, schreeuwt ze. De krokodil wil Sarah aanvallen. Alan springt op de krokodil. Het word een gevecht tussen man en krokodil.
Langzaam stroomt het water weg. Judy zegt: iemand heeft de deur opengemaakt het water gaat naar buiten. Ook de krokodillen gaan weg. Sarah zegt: dankjewel Alan, je hebt m'n leven gered. En ze keek erg verliefd. Toen was Alan weer aan de beurt. HIj gooide de dobbelsteen in de doos. Toen waren er opeens een stuk op twintig a dertig spinnen. Sarah zegt geef de doos eens hier. In m'n mond. Het glazen ei zegt: het huis is aan het instorten. Op dat moment begint de grond te schudden. Alan schreeuwt: Help ik val! Sarah pakt zijn hand en trekt hem uit de grond. Pak het spel, pak het spel, schreeuwt Alan. Maar het was al te laat. Het spel viel in het gat. Alan graait met z'n hand in het gat en hij pakt het spel. Hij zegt ik moet dit spel uitspelen, het moet. Daar is de man weer, hij zegt, Alan je kan het spel nooit uitspelen. En hij schiet op Alan. Nee, schreeuwt Sarah. En ze legt haar armen om haar heen. Dan verdwijnen alle dieren. Alan kijkt naar Sarah en Sarah naar Alan. Sarah is weer dertien en Alan is weer twaalf. Ze zijn weer terug waar ze vandaan kwamen. Daar is Alan's vader. Alan rent naar z'n vader. Alan kijkt naar Sarah en vraagt: Waar zijn Peter en Judy. Sarah zegt: Peter en Judy zijn nog niet geboren. We moeten ze nooit vergeten, zegt Alan.
Het was jaren later, Alan was inmiddels zesendertig. Hij werkte in een schoenenwinkel. Het was bijna kerstmis. Alan's vrouw vroeg aan Alan: Aan wie geef je dit jaar schoenen weg. Aan kinderen zei hij. Op dat moment kwam Sarah binnen. Alan kom eens kijken wie hier zijn. Alan pakte de doos met schoenen. Daar stonden twee kinderen. Ik ben Peter en dat is Sarah, zei de jongen. Alan zei: ik hoop dat jullie blij zijn met deze schoenen. Judy deed de doos open. Jumanji's! Wat een mooie naam voor schoenen, zei ze.
Op een avond graven twee broers een diepe kuil. In die kuil stoppen ze een doos. De doos zegt steeds bruuuuum..tum..tum. De jongste broer zegt als iemand de doos ooit vind zal god met hem zijn.
Honderd jaar later is Alan Parrish met z'n vriendjes aan het spelen als hij opeens een geluid hoord. Bruuum...tum...tum Bruuuum...tum....tum. Het geluid komt onder de grond vandaan. Alan graaft en graaft dan vind hij een doos. Hij rent snel naar huis met de doos onder z'n arm. Thuis op de keukentafel maakt hij de doos open het is een spel en in het midden van het spel staat met grote letters JUMANJI ook zit er een glazen ei. Dan hoort hij zijn ouders praten. Hij gaat naar ze toe. Z'n vader zegt we hebben besloten dat je binnenkort naar Cliffside School gaat, omdat iedereen uit zijn familie daar naartoe is gegaan. Alan wil helemaal niet naar die school. Boos loopt hij naar buiten. Als hij buiten komt ziet hij Sarah staan met zijn fiets. Ik kom je fiets brengen, zegt Sarah. Alan wil Sarah het spel laten zien. Als hij de doos opendoet zegt Sarah verbaast: het is een spel, ik houd helemaal niet van spelletjes. Op het moment dat ze de doos weer dicht willen doen verschijnen er allemaal letters in het glazen ei. Sarah zegt je moet het spel weg doen het is gevaarlijk. Nee, zegt Alan, het is mijn spel. Dan verdwijnt Alan in het spel.
Peter en Judy Shepard wonen nog maar net bij hun tante, want hun ouders zijn pas met een ongeluk omgekomen. Vannacht slapen ze voor het eerst in hun nieuwe kamers. Als ze in bed liggen horen ze steeds: Bruuuum....tum...tum. Bruum....tum...tum. Maar ze zien niks. De volgende dag gaan ze voor het eerst naar hun nieuwe school. Maar eerst verteld hun tante een verhaal over het huis. Ze verteld het verhaal van Alan Parrish.
Hij is al zesentwintig jaar weg. En niemand heeft hem ooit nog gezien. Sommige mensen zeggen dat z'n vader hem in stukjes en verspreide hem door het hele huis. Als tante weg is begint het geluid weer. Bruum......tum.....tum. Hoor je dat zegt Judy. Kom zegt Peter dan gaan we kijken. Ze rennen de trap op naar de zolder van het huis. Ze kijken rond en zien een doos staan. Peter pakt de doos en opent hem. In de doos staat JUMANJI. Het is een spel. Peter geeft de doos aan Judy jij mag eerst. Weer verschijnen er letters in het glazen ei. Judy rent naar beneden ze doet de keukendeur open. Dan ziet ze twaalf apen. De apen maken een puinzooi van de keuken. De letters in het ei sloegen op de apen. Als Peter weer gaat kijken staaat in het ei dat het een gevaarlijk dier komt. Dan komt er een leeuw binnen. Ze rennen naar tante's kamer. Dan komt er een man binnen. Hij opent een geheime deur en gaat naar binnen. De kinderen volgen hem voorzichtig. Het is een jongenskamer. De man zit op een jongensfiets. Hij zegt hoi kinderen. Dan roept hij: mama, papa! Waar zijn jullie? Ik ben thuis. Ik ben het Alan. Ben jij Alan Parrish vraagt Judy? Ja, dat ben ik. Ik ben Judy en dat is beter, zegt Judy. Dan komt er een politiewagen aanrijden er stapt een politieagent uit. Alan zegt tegen de politieagent ik ga m'n ouders zoeken. Dan gaat hij weg. Hij gaat naar buiten en loopt naar de winkel van zijn vader. Hij ziet alleen een oude man. Hij vraagt: wat is er met de winkel gebeurt? En met de familie Parrish? De winkel is gesloten de familie Parrish kwam niet meer werken. Ze waren op zoek naar hun zoon. En waar zijn ze nu?, vraagt Alan. Ze zijn dood. Judy zegt tegen Alan: ik weet dat je verdrietig bent maar kun je mij en m'n broer helpen uit dit spel te komen. Sorry, zegt Alan, maar ik heb belangrijke dingen te doen. Judy blijft nog even doorzeuren. Peter zegt: Kom Judy, Alan is te bang om ons te helpen. Ik ben niet bang, zegt Alan, ik zal jullie helpen. Kom maar mee, dan gaan we het spel spelen. Eerst loopt hij naar een andere kamer. Daar zit een vrouw. Wie is dat vraagt Judy? Dat is Sarah, zegt Alan.
Sarah? vraagt Alan, kom je mee naar mijn huis, ik moet je iets laten zien. Ze gaan naar het huis. Daar zegt Alan: Sarah, speel het spel met ons. Sarah zegt ik kan het niet, ik kan het niet. Je moet ons helpen, zegt Alan. Dan gaan ze het spel spelen. Alan zegt tegen Peter: ga naar beneden, daar zul je een man vinden. Hij heeft een pistool in zijn hand. Peter rent naar beneden, maar Alan gaat hem achterna en zegt: ga maar weer naar boven het is te gevaarlijk voor jou. Alan rent verder naar beneden. Op het moment dat hij beneden aankomt, stopt er een politiewagen de zelfde politieagent van de net stapt uit. Hij zegt geef dat pistool hier. Peter, Judy en Sarah waren in de kamer. De kamer was vol met vlinders. Er komt iemand door het raam, het is Alan. Ik ben nu, zegt Judy. Ze schud met de doos. Er verschijnen weer letters in het glazen ei. Dan opeens zijn er allemaal hagedissen. Ze rennen naar buiten de tuin in. Dan komen er olifanten en zebra's. Dan zijn er opeens zes pelicanen. Een van de pelicanen pakt het bordspel en wil ermee weg vliegen. Peter probeert het nog te pakken, maar het lukt niet meer. Alan rent de pelicaan achterna.
Ze volgen de vogel naar de rivier. Er ligt een dode boom over de rivier. Daar klimt de vogel op. Alan loopt voorzichtig naar de vogel toe. Hij strekt z'n hand uit naar het spel. Dan pikt de vogel hem in z'n hand. Auwww, roept Alan. Alan steekt z'n hand in het water en pakt een vis. Hij zegt tegen de vogel jij krijgt deze vis als ik het spel krijg. De vogel pakt de vis uit z'n hand en gooit het spel weg. Het spel valt in de rivier. Peter roept: wat nu wat nu. Dan krijgt Peter een plan. Verderop ligt nog een boom over de rivier hij rent naar de boom en klimt erop. Het spel stroomt mee met de rivier en als het spel bij de boom komt pakt Peter het. Goedzo Peter, roept Judy. Dan komt de politiewagen weer aanrijden. De politie agent stapt uit. Hij zegt: Alan meekomen, ik wil je een paar vragen stellen. Nee, zegt Sarah, dat kan niet, we moeten het spel nog afspelen. De politieagent zegt: Alleen door twaalf te gooien kan je uit het spel komen en ik neem Alan nu mee en hij stapt in en rijdt weg. Peter, zegt ik moet dus eindigen met twee keer zes. Peter, kijk eens naar je handen, zegt Judy. Z'n handen begroeit met veel haar. Judy zegt: We moeten Alan uit de gevangenis gaan halen. Ze wandelen naar de stad. Na een tijdje lopen komen ze daar aan. Het is daar een grote puinhoop. Mensen en dieren rennen door elkaar heen. Overal lopen apen, zebra's, olifanten en vogels. Een man zegt tegen Peter geeft dat spel maar hier, maar Peter wil het niet geven. Dan trekt de man het spel uit Peter's handen. Help! schreeuwt Peter. Sarah en Judy komen meteen aangerend. Sarah gaat de man achterna. De man zegt tegen Sarah: jij krijgt het spel, als je mij Alan brengt. Samen lopen ze naar Judy en Peter. Peter is inmiddels meer aap dan mens. Dan springt Peter op de man en pakt het spel, hij geeft het aan Sarah. Sarah rent snel weg. Dan komt er de politiewagen weer aangereden. Alan springt eruit. Kom we moeten naar het huis, het spel afmaken, zegt hij. Daar aangekomen, is Sarah weer aan de beurt. Ze gooit vijf. Weer geeft het glazen ei een omschrijving van wat er gaat gebeuren. Sarah loopt de kamer binnen. De kamer staat vol water. Aaaaah een krokodil, schreeuwt ze. De krokodil wil Sarah aanvallen. Alan springt op de krokodil. Het word een gevecht tussen man en krokodil.
Langzaam stroomt het water weg. Judy zegt: iemand heeft de deur opengemaakt het water gaat naar buiten. Ook de krokodillen gaan weg. Sarah zegt: dankjewel Alan, je hebt m'n leven gered. En ze keek erg verliefd. Toen was Alan weer aan de beurt. HIj gooide de dobbelsteen in de doos. Toen waren er opeens een stuk op twintig a dertig spinnen. Sarah zegt geef de doos eens hier. In m'n mond. Het glazen ei zegt: het huis is aan het instorten. Op dat moment begint de grond te schudden. Alan schreeuwt: Help ik val! Sarah pakt zijn hand en trekt hem uit de grond. Pak het spel, pak het spel, schreeuwt Alan. Maar het was al te laat. Het spel viel in het gat. Alan graait met z'n hand in het gat en hij pakt het spel. Hij zegt ik moet dit spel uitspelen, het moet. Daar is de man weer, hij zegt, Alan je kan het spel nooit uitspelen. En hij schiet op Alan. Nee, schreeuwt Sarah. En ze legt haar armen om haar heen. Dan verdwijnen alle dieren. Alan kijkt naar Sarah en Sarah naar Alan. Sarah is weer dertien en Alan is weer twaalf. Ze zijn weer terug waar ze vandaan kwamen. Daar is Alan's vader. Alan rent naar z'n vader. Alan kijkt naar Sarah en vraagt: Waar zijn Peter en Judy. Sarah zegt: Peter en Judy zijn nog niet geboren. We moeten ze nooit vergeten, zegt Alan.
Het was jaren later, Alan was inmiddels zesendertig. Hij werkte in een schoenenwinkel. Het was bijna kerstmis. Alan's vrouw vroeg aan Alan: Aan wie geef je dit jaar schoenen weg. Aan kinderen zei hij. Op dat moment kwam Sarah binnen. Alan kom eens kijken wie hier zijn. Alan pakte de doos met schoenen. Daar stonden twee kinderen. Ik ben Peter en dat is Sarah, zei de jongen. Alan zei: ik hoop dat jullie blij zijn met deze schoenen. Judy deed de doos open. Jumanji's! Wat een mooie naam voor schoenen, zei ze.