Boekverslag: Op Scheveningen
Verschenen in : 1988 (Querido)
Aantal blz. : 139
Genre : Verhalenbundel
Eerste reactie
Keuze van het boek: het leek me een leuk boek, ik had positieve dingen gehoord over de auteur. Een verhalenbundel leek me prettig om te lezen.
Reactie na lezing van het boek
Ik vond de verhalen niet erg spannend, maar wel vermakelijk. Zeker de moeite waard om te lezen.
Over de auteur
Helga Margot Erika Ruebsamen, (Batavia-Weltevreden 4 sept. 1934), Nederlands schrijfster, was werkzaam in de journalistiek en debuteerde in 1964 met De kameleon. In haar werk klinkt steeds verzet door tegen een burgerlijke manier van leven. Haar personages stelt zij voor de keuze een oppassend, maar saai bestaan te leiden of zich op een onconventioneel maar riskant pad te begeven. Zij heeft een duidelijke voorkeur voor de zelfkant, voor het beschrijven van lichamelijke en geestelijke aftakeling van vooral vrouwen. Ook als de dood hen bedreigt, wensen dezen hun leven niet te ?beteren?. Ruebsamens stijl is direct en helder.
WERK: (o.a.): De heksenvriend (1966; roman); Wonderolie (1970; roman); De ondergang van Makarov (1971; verhalenbundel); Op Scheveningen (1988; verhalenbundel); Olijfje (1989; bloeml.); De dansende kater (1992; verhalen); Het lied en de waarheid (1997; roman).
Inhoud
Op Scheveningen
In het titelverhaal Op Scheveningen rijdt Koos, een werkeloze, in zijn Mercedes(!) een ?vogelverschrikster? aan, die plotseling de weg oversteekt. Hij stopt haar in de kofferbak waar hij altijd aangereden dieren in vervoert en neemt haar mee naar huis. De moeder van Koos, Cootje, wordt gewekt en van zijn vondst op de hoogte gebracht. De moeder, die zich nergens over verbaast, ontfermt zich over zijn ?vrachtje?. De ?vogelverschrikster? blijkt een ?buitenlands? meisje te zijn, die blijkbaar van huis was weggelopen want ze had al haar kleren over elkaar aan en een tasje met haar spullen bij zich. Ze mag blijven. Uit dankbaarheid houdt ze het huis schoon (zelfs schoner dan Cootje het deed), en verzorgt Koos en Cootje. Er ontstaat iets tussen Koos en het meisje. Hij doet alles voor haar, zelfs de boodschappen, dat hij normaal ?vrouwenwerk? vindt. Nu heeft Cootje niets meer te doen. Ze wordt echter niet jaloers, gaat niet mokken. Ze wonen in een volksbuurt. De meeste buurtbewoners zijn werkloos. Ze hebben zich van de rest afgesloten, vanwege de ?buitenlandse?. In zo?n ?witte? buurt kan zij zich niet vertonen. Buurvrouw Lena wordt steeds afgescheept als ze aan de deur komt. En uiteindelijk komt het om die reden tot een ?slaande? ruzie tussen Lena en Cootje. Koos die er normaal als de kippen bij is om zijn moeder bij te staan, komt deze keer niet te hulp. En zo wordt Cootje door Lena en haar man en kind in elkaar geslagen. Ge?nspireerd door dit voorval, stoken de buurtbewoners een vuurtje (wat ze wel vaker doen!). Het ?buitenlandse? meisje, dat denkt dat het om haar is, trekt al haar kleren weer aan en gaat bibberend onder de tafel zitten. Koos transporteert het meisje naar de duiventil op het dak (ze is vrij om weg te gaan wanneer ze wil). Koos zet moeder voor het raam, gaat naar het vuur en neemt als vanouds de leiding. Alles is weer als vroeger.
Commentaar
Ik vind Op Scheveningen als verhaal het beste in elkaar zitten van de vijf verhalen. Het mooist geschreven ook. Het ?buitenlandse? meisje wordt ?vogelverschrikster? genoemd, en in dat woord ligt alles besloten: dat Koos gewend was gewonde dieren (vogels) mee naar huis te nemen; dat het meisje er in al die kleren die ze over elkaar aanhad eruit zag als een vogelverschrikster; dat het meisje de menselijke ?vogels? in Koos? buurt zou laten ?schrikken?. Het vogel-element wordt tot het laatst behouden: het meisje wordt naar de duiventil gebracht (waar ze dus kan ?uitvliegen?). Het verhaal is geschreven in een losse stijl, bijna spreektaal. Toch zitten er prachtige humorvolle stukjes in van literair niveau. Zoals Ruebsamen de volksbuurt beschrijft als een ?rotte kies?, bijvoorbeeld: ?Vernieuwers waren al jaren bezig de oude badplaats een kunstgebit in de kaken te schuiven, van hagelwitte woontorens en glinsterende gebouwen. Keek je nu vanaf zee naar haar verondersteld verjongde glimlach dan zag je de vertrouwde mummelmond opengesperd in een ontdane grijns. In de hoek rechtsboven prijkte tussen de paarlen nog altijd de rotte kies.?(blz. 24) Prachtig!
Hoedje van papier
In ?Hoedje van papier? wordt een bedeesde vrouw door haar bejaarde moeder die zij liefdevol verzorgt, getiranniseerd. Het enige wat voor de moeder telt zijn de door haar ontworpen haute couture-hoedjes die zij als fossielen uit een voorbijgaand glorieuzer leven bewaart in de vitrine. Dochterlief wil haar verassen door haar mooiste hoedje stiekem mee te nemen en ??n van haar nieuwe vriendinnen, een joviaal dik mens met ?stijl?, te laten dragen. Ze vraagt haar vriendin met het hoedje op beneden voor het raam rond te paraderen voor ma. Ma waardeert het gebaar niet. Ze scheldt de vrouw uit voor ?hoer?, waarop de schrijfster de oude vrouw uit het raam laat tuimelen. Dood.
Commentaar
Je verdiende loon, denk je als lezer. En verder: grappig verhaal, meer niet.
Baling
Joost is een ?nerd? die zich door zijn moeder in de ruzies tussen haar en pa laat trekken. Hij moet altijd de partij van zijn moeder kiezen. Het is zijn taak om de hond uit te laten en als hij het patatkraampje van Bekkie passeert, staat hij bloot aan het intimidatiegedrag van de LTS?ers die daar verzameld zijn. Maar dan doet de computer (en de spelletjes) zijn intrede. Moeder, die haar wasmachine toen die zijn intrede had gedaan in het begin niet eens durfde te gebruiken, sputtert eerst tegen. Maar het ding komt er en Joost kom onder de betovering van het videospel. Zijn gevoel voor eigenwaarde stijgt dermate dat hij het niet meer pikt dat hij bij de ruzies betrokken wordt en zelfverzekerd langs de patatkraam loopt. Het meisje van de patatkraam versiert hem zelfs en hij durft haar zelfs af te wijzen.
Commentaar
?Een modern sprookje? noemde iemand het. Hm, voor 1988 misschien. We weten nu dat computerspelletjes normen en waarden niet aantasten. Evenmin verhoogt het je gevoel van eigenwaarde dermate dat het uitstraalt naar je persoonlijke leven. Hoogstens raak je aan de spelletjes verslaafd omdat je je God in je eigen universum waant en je je lekker kunt uittleven (afreageren?). Toch vond ik het een leuk verhaal.
De volgende fragmenten zijn uit een uitrekselboek overgenomen:
Inhoud
De badplaats Scheveningen komt in deze verhalen maar een keer voor, conflicten tussen ouders en kinderen daarentegen vrij vaak. Direct al in het openingsverhaal, bijvoorbeeld, waarin Ruebsamen vertelt over Cootje, een vrouw van tegen de vijftig die zich van de ene dag op de andere overbodig voelt wanneer haar zoon Koos een Turks meisje ?adopteert?. Wanneer op den duur ook de buitenwacht zich met het gezin gaat bezighouden, wordt de situatie bepaald explosief. In Hoedje van plezier zijn de rollen omgedraaid: een bejaarde vrouw, eens een beroemde hoedenontwerpster, terroriseert haar volwassen dochter door zich op luide toon af te zetten tegen de vulgaire wereld die niets meer te maken heeft met de allure van haar hoedenwereld van weleer. Koppig omringt zij zich met haar hoeden, die niemand meer draagt; ze weigert bet verleden op te geven.
In Baling verkrijgt de zestienjarige Joost macht over de werkelijkheid, die sterk gedomineerd wordt door zijn elkaar bevechtende ouders, door middel van zijn computerspelletjes.
Het meest burlesk is echter ongetwijfeld De meisjes van Marlot, waarin twee niet meer zo jonge ?meisjes? onderdak vinden in de villa van een schatrijke, blinde zonderling die besloten heeft zijn fortuin erdoor te jagen opdat geen van zijn erfgenamen daar na zijn dood van zal kunnen profiteren. In ruil voor het instandhouden van zijn illusies mogen Toos en Mies hun bacchantische neigingen ongestoord uitleven.
Karakteristiek
De verhalen in Op Scheveningen hebben vaker trekjes van burlesken; humor is een belangrijk bestanddeel. Meestal komt deze tot stand door de laconieke verteltoon; zelfs de meest maffe
situaties worden als volstrekt vanzelfsprekend gepresenteerd. Opvallend is verder de sterke openingszin van de meeste verhalen. Zo begin het titelverhaal als volgt: ?Koos had de kleine in de kofferbak van zijn Mercedes gefrommeld, het lag niet in zijn natuur om slachtoffers op straat achter te laten.?
Thematiek
Ruebsamen schrijft vooral over hoe wij ons leven steeds van buitenaf laten be?nvloeden, over de innerlijke problemen die dat oplevert; over het contrast tussen de weigering zich aan te passen
(non-conformisme) en aanpassing.
Kritiek
Koos Hageraats: ?Een van de weinige bezwaren die ik tegen de verhalen van Helga Ruebsamen heb: zo sterk als de inzet kan zijn, zo overduidelijk is de pointe ervan, ? is die eenmaal bekend, dan heeft het verhaal zich vrijwel volledig prijsgegeven. Daar staat echter een messcherpe stijl tegenover, en die bepaalt een groot deel van het leesplezier. Mede daarom zijn Ruebsamens verhalen mij sympathiek: ze is nergens te betrappen op gewild literaire pretenties, en dankzij de stilistische kwaliteiten zijn haar verhalen alleszins de moeite waard.? (De Tijd, 30-9-1988)
Aad Nuis: ?Dat deze betrekkelijk eenvoudige verhalen zo geslaagd zijn, komt behalve door de stijl waarschijnlijk vooral doordat ze nergens geforceerd zijn ? ze dringen zich niet op als diepzinnige literatuur en evenmin als opgelegd amusement. Bovendien is de schrijfster duidelijk op haar heldinnen gesteld. Ze laat ze in hun waarde, zet ze niet voor schut en gebruikt ze ook niet als stok om de burgermaatschappij te slaan.? (De Volkskrant, 18-11-1988)
Een Recensie
In De Tijd (30-9-1988) verscheen een recensie van Koos Hageraats getiteld:
?Het non-conformisme van Helga Ruebsamen : liever dronken dan normaal?
Twee onbekommerd verloederende vrouwen en een blinde zonderling, een bebrilde puber en zijn spelcomputer, een tiranniserende moeder: in de verhalen van Helga Ruebsamen gaan de personages op zoek naar een sprookje dat meer te bieden heeft dan de werkelijkheid. Over maffe situaties en leesplezier.
In 1974 verscheen van Helga Ruebsamen de verhalenbundel De ondergang van Makarov. Deze bundel opent met het verhaal Olijfje, over twee vrouwen die hun leven aan de zelfkant van de maatschappij doorbrengen. Zuipend en zwervend halen ze eruit wat eruit te halen is, nu eens worden ze riant onderhouden, dan weer slapen ze op een haveloze zolder, vaak brengen ze noodgedwongen de nacht door in de open lucht.
?We hadden ons misdragen in park Marlot en we waren voor hoer uitgescholden op het Zieken, we toefden als dames op het buiten van graaf Loeki tot hij de laatste adem uitblies, we voeren over de Hollandse binnenwateren en de Zeven Ze?en in de zeilwaardige bark van schout-bij -nacht b.d. Hendrickx, met ckx en we hadden patat verkocht in een kraam bij het voetbal -vucterrein waar we onder de toonbank sliepen, alle drie, inclusief immers Pimmetje de hond, kortom, we keken niet zo nauw meer.?
Maar ze houden van elkaar - tenminste, volgens de ik-vertelster. Wanneer Olijfje evenwel ernstig ziek wordt en maar op het nippertje aan de dood ontsnapt, verandert hun verhouding; na haar herstel wordt Olijfje een oude zeur die haar vriendin op de koop toe nog verraadt ook door te zeggen dat ze haar altijd doelbewust gebruikt heeft.
Blokje om
Na bijna vijftien jaar stilte keren deze twee vrouwen terug in het slotverhaal De meisjes uit Marlot van de uit vijf verhalen bestaande bundel Op Scheveningen het verhaal van onbekommerde verloedering - bij Ruebsamen is de alcohol niet zozeer een vluchtheuvel als wel een doel - wordt nu echter vanuit een ander perspectief: dat van de mannelijke toeschouwers die lange tijd met de twee vrouwen zijn omgegaan, maar die na hun wilde jaren hebben gekozen voor een burgerlijk, doods bestaan van saaie baan, verstandig huwelijk en op zondag een blokje om. Met een tandenknarsende zelfgenoegzaamheid en zich verbeten vastklampend aan de knellende zegeningen van een geordend bestaan kijken de toeschouwers nu naar het verval van de twee vrouwen, eens de mooie meiden uit Marlot met wie ze in een ver verleden door het leven gierden.
Bacchantische neigingen
Toch is het verhaal De meisjes uit Marlot met enkel een reprise, vanuit een andere gezichtshoek, van het verhaal Olijfje. De markante basisgegevens zijn min of meer dezelfde maar de uitwerking daarvan is geheel verschillend. Lange tijd lijkt het er zelfs op dat de vrouwen - Cateau en Emilie, maar nadat ze uiteindelijk tussen de zwervers van de stad komen te leven moeten ze genoegen nemen met Toos en Mies - alsnog goed terechtkomen. Ze nemen hun intrek in de kapitale villa van een schatrijke, blinde zonderling die besloten heeft zijn kapitaal voor zijn dood volledig erdoor te jagen opdat zijn erfgenamen er niet van kunnen profiteren.
In ruil voor het in stand houden van zijn illusies mogen Toos en Mies hun bacchantische neigingen ongestoord uitleven. En dan blijkt hoe gelukkig het gebruikte perspectief is, want zonder commentaar van binnenuit kan nu beschreven worden hoe de hypocriete toeschouwers lucht krijgen van de rijkdom en de rijkelijk vloeiende drank, en hoe ze hun hebzucht botvieren. Juist doordat het innerlijke commentaar van Toos of Mies achterwege blijft, is het contrast tussen hun verwoestende eerlijkheid en vanzelfsprekenheid non-conformisme, en de tot in het merg gecorrumpeerde achterbaksheid van de schaamteloze toeschouwers des te groter.
Dat contrast tussen non-conformisme en aanpassing, tussen de drang de wereld naar eigen normen in te richten en de druk van buitenaf in het gareel te lopen, speelt in alle verhalen een overheersende rol. In een sprankelende stijl laat Ruebsamen zien hoe sterk de wil van haar personages is zich te verzetten tegen ontwikkelingen die een eenmaal ingenomen standpunt dwarsbomen, maar ook hoe moeilijk het meestal is dat verzet vol te houden.
Door dit conflict ontstaan er veel humoristische situaties - zo dat er in De meisjes uit Marlo de prachtige sc?ne van de kotsemmers die de vrouwen om hun nek dragen en die hen in staat stellen hoe dan ook door te gaan met drinken - zonder dat daarmee die personages te kijk gezet worden. De humor is in de eerste plaats te danken aan de laconieke toon waarop de maffe situaties beschreven worden, aan de vanzelfsprekendheid waarmee het onalledaagse wordt gepresenteerd. Het titelverhaal Op Scheveningen bij voorbeeld opent als volgt:
?Koos had de kleine in de kofferbak van zijn Mercedes gefrommeld, het lag niet in zijn natuur om slachtoffers op straat achter te laten.?
Afgezien even van die naam - in de literatuur schijnt die altijd gebruikt te moeten worden als het om een goedzak of een sufkop gaat - is dat een opening die nieuwsgierig maakt. En het wordt alleen maar mooier wanneer later blijkt dat die ?kleine? een buitenlands meisje is dat vermoedelijk van huis is weggelopen:
??Jesses?, riep Koos en sloeg zich met zijn vuist tegen de kop, ?die had ik moeten laten leggen?, maar dat meende hij toch eigenlijk niet, hij liet nog geen zieke vogel op het strand liggen?, wat anderen daar ook over te beweren hadden, dus hij herstelde zich en zei: ?Nou, daar zijn we mooi lekker mee?.?
Nadat Koos en zijn moeder besloten hebben die kleine dan maar te houden, temeer daar Koos zo goed met haar overweg kan dat hij langzamerhand gaat geloven ?dat hij met zijn gouden koets een prinses uit de nood had gered? en er zich een sprookje onder hun dak lijkt af te spelen, ontstaan de moeilijkheden met de omgeving waarvoor ze zich beginnen af te sluiten. Maar de wereld houdt niet van sprookjes, mensen moeten zich niets verbeelden - en al helemaal niet wanneer ze in Scheveningen wonen ?dat nog zo wit was als de buik van een gulletje?. Dat de toestand dan ook snel explosief wordt is niet eens verwonderlijk, maar dat de bedreiging door de buitenwereld zo groot kan worden als aan het slot van dit verhaal is luguber te noemen: het is immers geen onvoorstelbaar gegeven dat een samengedromde menigte tot moord en brand in staat is.
Ook in de drie overige verhalen gaan de personages op zoek naar een of andere vorm van een sprookje dat meer te bieden heeft dan de werkelijkheid. In het verhaal De Panter van Piet is dat naar mijn smaak te specifiek uitgewerkt en is de verhaalconstructie te duidelijk zichtbaar in de tamelijk gezochte overeenkomsten tussen de hoofdpersoon en de personen uit haar nieuwe (droom)wereld. Daardoor worden de buitenissige gebeurtenissen en personages niet met die effectvolle vanzelfsprekendheid gebracht zoals in de andere verhalen.
Het Baling -spel
Beter geslaagd, want strakker geconstrueerd en origineel uitgewerkt, is het sprookjesmotief in het verhaal Baling, waarin de bebrilde puber Joost uitgroeit tot een Almachtig Heerser zodra hij achter zijn spelcomputer kruipt en het Baling-spel speelt:
?Je riep de toverwereld op met handelingen die eenvoudiger waren dan tandenpoetsen en harenkammen. Klip klap twee zwarte schijfjes in hun gleuven, een toetsje hier, een toetsje daar en de heelallen en gestalten die roerloos plat hadden gewacht op jou, flitsten overeind en welfden zich om je heen, je zat er meteen middenin, als God zelf.?
Deze almacht, waaraan hij volledig verslaafd is geraakt, staat in scherp contrast met het zich onveranderlijk voortslepende wereldje van zijn (ruzi?nde) ouders, maar blijkt hem zelf ook weerbaar te maken tegen zijn schuchtere belangstelling voor Bekkie, het meisje in de friteskraam. Wanneer zij toenadenngspogingen doet die hem verwarren hoeft hij maar met zijn Baling-oog te kijken om te ontdekken dat zij van zo dichtbij haar attracties zeer snel verliest, dat ze het niet haalt bij de rol die Joost haar in zijn computerspel had toebedeeld. Zijn vlucht voor haar beschouwt hij zelf dan ook als een triomf - en daarmee is hij de enige in de bundel voor wie het sprookje realiteit blijft zonder door de werkelijkheid te worden aangetast. Dat hij daarmee tegelijkertijd ook het meest tragische personage is, heeft alleen de lezer in de gaten.
Tweespalt
In het verhaal Het hoedje van plezier ontmoeten non-conformisme en droom elkaar langs twee verschillende wegen. Een zeer oude moeder en haar dochter wonen in ??n huis. De moeder tiranniseert haar dochter door zich op luide toon af te zetten tegen de wereld om haar heen, die door de vulgarisering niets meer te maken hoeeft met de glamour van haar hoedenwereld van weleer. Koppig omringt zij zich met tientallen hoeden die al jaren door niemand meer gedragen worden - ze weigert haar verleden op te geven.
De dochter Lies probeert stand te houden in de tweespalt tussen haar tirannieke moeder en de sfeer van onbezorgde vrijheid die er in het zwembad heerst waar ze regelmatig komt en waar ze bevriend raakt met Anabel, jaren geleden de beste hoerenmadam van Den Haag. Om haar moeder haar droom terug te geven, al is het maar voor ??n keer, vraagt Lies aan Anabel of zij niet eens met een van de hoeden langs hun woning wil paraderen. Anabel stemt toe, maar de reactie van de moeder is anders dan Lies verwacht had, waarop Lies reageert op een wijze die ik weer niet verwacht had, maar die achteraf gezien begrijpelijk is.
Dat is een van de weinige bezwaren die ik tegen de verhalen van Helga Ruebsamen heb: zo sterk als de inzet kan zijn, zo onduidelijk is de pointe ervan, - is die eenmaal bekend, dan heeft het verhaal zich vrijwel volledig prijsgegeven. Daar staat echter een messcherpe stijl tegenover, en die bepaalt een groot deel van het leesplezier. Mede daarom zijn Ruebsamen verhalen mij sympathiek; ze is nergens te betrappen op gewild literaire pretenties, en dank zij de stilistische
kwaliteiten zijn haar verhalen alleszins de moeite waard.
Aantal blz. : 139
Genre : Verhalenbundel
Eerste reactie
Keuze van het boek: het leek me een leuk boek, ik had positieve dingen gehoord over de auteur. Een verhalenbundel leek me prettig om te lezen.
Reactie na lezing van het boek
Ik vond de verhalen niet erg spannend, maar wel vermakelijk. Zeker de moeite waard om te lezen.
Over de auteur
Helga Margot Erika Ruebsamen, (Batavia-Weltevreden 4 sept. 1934), Nederlands schrijfster, was werkzaam in de journalistiek en debuteerde in 1964 met De kameleon. In haar werk klinkt steeds verzet door tegen een burgerlijke manier van leven. Haar personages stelt zij voor de keuze een oppassend, maar saai bestaan te leiden of zich op een onconventioneel maar riskant pad te begeven. Zij heeft een duidelijke voorkeur voor de zelfkant, voor het beschrijven van lichamelijke en geestelijke aftakeling van vooral vrouwen. Ook als de dood hen bedreigt, wensen dezen hun leven niet te ?beteren?. Ruebsamens stijl is direct en helder.
WERK: (o.a.): De heksenvriend (1966; roman); Wonderolie (1970; roman); De ondergang van Makarov (1971; verhalenbundel); Op Scheveningen (1988; verhalenbundel); Olijfje (1989; bloeml.); De dansende kater (1992; verhalen); Het lied en de waarheid (1997; roman).
Inhoud
Op Scheveningen
In het titelverhaal Op Scheveningen rijdt Koos, een werkeloze, in zijn Mercedes(!) een ?vogelverschrikster? aan, die plotseling de weg oversteekt. Hij stopt haar in de kofferbak waar hij altijd aangereden dieren in vervoert en neemt haar mee naar huis. De moeder van Koos, Cootje, wordt gewekt en van zijn vondst op de hoogte gebracht. De moeder, die zich nergens over verbaast, ontfermt zich over zijn ?vrachtje?. De ?vogelverschrikster? blijkt een ?buitenlands? meisje te zijn, die blijkbaar van huis was weggelopen want ze had al haar kleren over elkaar aan en een tasje met haar spullen bij zich. Ze mag blijven. Uit dankbaarheid houdt ze het huis schoon (zelfs schoner dan Cootje het deed), en verzorgt Koos en Cootje. Er ontstaat iets tussen Koos en het meisje. Hij doet alles voor haar, zelfs de boodschappen, dat hij normaal ?vrouwenwerk? vindt. Nu heeft Cootje niets meer te doen. Ze wordt echter niet jaloers, gaat niet mokken. Ze wonen in een volksbuurt. De meeste buurtbewoners zijn werkloos. Ze hebben zich van de rest afgesloten, vanwege de ?buitenlandse?. In zo?n ?witte? buurt kan zij zich niet vertonen. Buurvrouw Lena wordt steeds afgescheept als ze aan de deur komt. En uiteindelijk komt het om die reden tot een ?slaande? ruzie tussen Lena en Cootje. Koos die er normaal als de kippen bij is om zijn moeder bij te staan, komt deze keer niet te hulp. En zo wordt Cootje door Lena en haar man en kind in elkaar geslagen. Ge?nspireerd door dit voorval, stoken de buurtbewoners een vuurtje (wat ze wel vaker doen!). Het ?buitenlandse? meisje, dat denkt dat het om haar is, trekt al haar kleren weer aan en gaat bibberend onder de tafel zitten. Koos transporteert het meisje naar de duiventil op het dak (ze is vrij om weg te gaan wanneer ze wil). Koos zet moeder voor het raam, gaat naar het vuur en neemt als vanouds de leiding. Alles is weer als vroeger.
Commentaar
Ik vind Op Scheveningen als verhaal het beste in elkaar zitten van de vijf verhalen. Het mooist geschreven ook. Het ?buitenlandse? meisje wordt ?vogelverschrikster? genoemd, en in dat woord ligt alles besloten: dat Koos gewend was gewonde dieren (vogels) mee naar huis te nemen; dat het meisje er in al die kleren die ze over elkaar aanhad eruit zag als een vogelverschrikster; dat het meisje de menselijke ?vogels? in Koos? buurt zou laten ?schrikken?. Het vogel-element wordt tot het laatst behouden: het meisje wordt naar de duiventil gebracht (waar ze dus kan ?uitvliegen?). Het verhaal is geschreven in een losse stijl, bijna spreektaal. Toch zitten er prachtige humorvolle stukjes in van literair niveau. Zoals Ruebsamen de volksbuurt beschrijft als een ?rotte kies?, bijvoorbeeld: ?Vernieuwers waren al jaren bezig de oude badplaats een kunstgebit in de kaken te schuiven, van hagelwitte woontorens en glinsterende gebouwen. Keek je nu vanaf zee naar haar verondersteld verjongde glimlach dan zag je de vertrouwde mummelmond opengesperd in een ontdane grijns. In de hoek rechtsboven prijkte tussen de paarlen nog altijd de rotte kies.?(blz. 24) Prachtig!
Hoedje van papier
In ?Hoedje van papier? wordt een bedeesde vrouw door haar bejaarde moeder die zij liefdevol verzorgt, getiranniseerd. Het enige wat voor de moeder telt zijn de door haar ontworpen haute couture-hoedjes die zij als fossielen uit een voorbijgaand glorieuzer leven bewaart in de vitrine. Dochterlief wil haar verassen door haar mooiste hoedje stiekem mee te nemen en ??n van haar nieuwe vriendinnen, een joviaal dik mens met ?stijl?, te laten dragen. Ze vraagt haar vriendin met het hoedje op beneden voor het raam rond te paraderen voor ma. Ma waardeert het gebaar niet. Ze scheldt de vrouw uit voor ?hoer?, waarop de schrijfster de oude vrouw uit het raam laat tuimelen. Dood.
Commentaar
Je verdiende loon, denk je als lezer. En verder: grappig verhaal, meer niet.
Baling
Joost is een ?nerd? die zich door zijn moeder in de ruzies tussen haar en pa laat trekken. Hij moet altijd de partij van zijn moeder kiezen. Het is zijn taak om de hond uit te laten en als hij het patatkraampje van Bekkie passeert, staat hij bloot aan het intimidatiegedrag van de LTS?ers die daar verzameld zijn. Maar dan doet de computer (en de spelletjes) zijn intrede. Moeder, die haar wasmachine toen die zijn intrede had gedaan in het begin niet eens durfde te gebruiken, sputtert eerst tegen. Maar het ding komt er en Joost kom onder de betovering van het videospel. Zijn gevoel voor eigenwaarde stijgt dermate dat hij het niet meer pikt dat hij bij de ruzies betrokken wordt en zelfverzekerd langs de patatkraam loopt. Het meisje van de patatkraam versiert hem zelfs en hij durft haar zelfs af te wijzen.
Commentaar
?Een modern sprookje? noemde iemand het. Hm, voor 1988 misschien. We weten nu dat computerspelletjes normen en waarden niet aantasten. Evenmin verhoogt het je gevoel van eigenwaarde dermate dat het uitstraalt naar je persoonlijke leven. Hoogstens raak je aan de spelletjes verslaafd omdat je je God in je eigen universum waant en je je lekker kunt uittleven (afreageren?). Toch vond ik het een leuk verhaal.
De volgende fragmenten zijn uit een uitrekselboek overgenomen:
Inhoud
De badplaats Scheveningen komt in deze verhalen maar een keer voor, conflicten tussen ouders en kinderen daarentegen vrij vaak. Direct al in het openingsverhaal, bijvoorbeeld, waarin Ruebsamen vertelt over Cootje, een vrouw van tegen de vijftig die zich van de ene dag op de andere overbodig voelt wanneer haar zoon Koos een Turks meisje ?adopteert?. Wanneer op den duur ook de buitenwacht zich met het gezin gaat bezighouden, wordt de situatie bepaald explosief. In Hoedje van plezier zijn de rollen omgedraaid: een bejaarde vrouw, eens een beroemde hoedenontwerpster, terroriseert haar volwassen dochter door zich op luide toon af te zetten tegen de vulgaire wereld die niets meer te maken heeft met de allure van haar hoedenwereld van weleer. Koppig omringt zij zich met haar hoeden, die niemand meer draagt; ze weigert bet verleden op te geven.
In Baling verkrijgt de zestienjarige Joost macht over de werkelijkheid, die sterk gedomineerd wordt door zijn elkaar bevechtende ouders, door middel van zijn computerspelletjes.
Het meest burlesk is echter ongetwijfeld De meisjes van Marlot, waarin twee niet meer zo jonge ?meisjes? onderdak vinden in de villa van een schatrijke, blinde zonderling die besloten heeft zijn fortuin erdoor te jagen opdat geen van zijn erfgenamen daar na zijn dood van zal kunnen profiteren. In ruil voor het instandhouden van zijn illusies mogen Toos en Mies hun bacchantische neigingen ongestoord uitleven.
Karakteristiek
De verhalen in Op Scheveningen hebben vaker trekjes van burlesken; humor is een belangrijk bestanddeel. Meestal komt deze tot stand door de laconieke verteltoon; zelfs de meest maffe
situaties worden als volstrekt vanzelfsprekend gepresenteerd. Opvallend is verder de sterke openingszin van de meeste verhalen. Zo begin het titelverhaal als volgt: ?Koos had de kleine in de kofferbak van zijn Mercedes gefrommeld, het lag niet in zijn natuur om slachtoffers op straat achter te laten.?
Thematiek
Ruebsamen schrijft vooral over hoe wij ons leven steeds van buitenaf laten be?nvloeden, over de innerlijke problemen die dat oplevert; over het contrast tussen de weigering zich aan te passen
(non-conformisme) en aanpassing.
Kritiek
Koos Hageraats: ?Een van de weinige bezwaren die ik tegen de verhalen van Helga Ruebsamen heb: zo sterk als de inzet kan zijn, zo overduidelijk is de pointe ervan, ? is die eenmaal bekend, dan heeft het verhaal zich vrijwel volledig prijsgegeven. Daar staat echter een messcherpe stijl tegenover, en die bepaalt een groot deel van het leesplezier. Mede daarom zijn Ruebsamens verhalen mij sympathiek: ze is nergens te betrappen op gewild literaire pretenties, en dankzij de stilistische kwaliteiten zijn haar verhalen alleszins de moeite waard.? (De Tijd, 30-9-1988)
Aad Nuis: ?Dat deze betrekkelijk eenvoudige verhalen zo geslaagd zijn, komt behalve door de stijl waarschijnlijk vooral doordat ze nergens geforceerd zijn ? ze dringen zich niet op als diepzinnige literatuur en evenmin als opgelegd amusement. Bovendien is de schrijfster duidelijk op haar heldinnen gesteld. Ze laat ze in hun waarde, zet ze niet voor schut en gebruikt ze ook niet als stok om de burgermaatschappij te slaan.? (De Volkskrant, 18-11-1988)
Een Recensie
In De Tijd (30-9-1988) verscheen een recensie van Koos Hageraats getiteld:
?Het non-conformisme van Helga Ruebsamen : liever dronken dan normaal?
Twee onbekommerd verloederende vrouwen en een blinde zonderling, een bebrilde puber en zijn spelcomputer, een tiranniserende moeder: in de verhalen van Helga Ruebsamen gaan de personages op zoek naar een sprookje dat meer te bieden heeft dan de werkelijkheid. Over maffe situaties en leesplezier.
In 1974 verscheen van Helga Ruebsamen de verhalenbundel De ondergang van Makarov. Deze bundel opent met het verhaal Olijfje, over twee vrouwen die hun leven aan de zelfkant van de maatschappij doorbrengen. Zuipend en zwervend halen ze eruit wat eruit te halen is, nu eens worden ze riant onderhouden, dan weer slapen ze op een haveloze zolder, vaak brengen ze noodgedwongen de nacht door in de open lucht.
?We hadden ons misdragen in park Marlot en we waren voor hoer uitgescholden op het Zieken, we toefden als dames op het buiten van graaf Loeki tot hij de laatste adem uitblies, we voeren over de Hollandse binnenwateren en de Zeven Ze?en in de zeilwaardige bark van schout-bij -nacht b.d. Hendrickx, met ckx en we hadden patat verkocht in een kraam bij het voetbal -vucterrein waar we onder de toonbank sliepen, alle drie, inclusief immers Pimmetje de hond, kortom, we keken niet zo nauw meer.?
Maar ze houden van elkaar - tenminste, volgens de ik-vertelster. Wanneer Olijfje evenwel ernstig ziek wordt en maar op het nippertje aan de dood ontsnapt, verandert hun verhouding; na haar herstel wordt Olijfje een oude zeur die haar vriendin op de koop toe nog verraadt ook door te zeggen dat ze haar altijd doelbewust gebruikt heeft.
Blokje om
Na bijna vijftien jaar stilte keren deze twee vrouwen terug in het slotverhaal De meisjes uit Marlot van de uit vijf verhalen bestaande bundel Op Scheveningen het verhaal van onbekommerde verloedering - bij Ruebsamen is de alcohol niet zozeer een vluchtheuvel als wel een doel - wordt nu echter vanuit een ander perspectief: dat van de mannelijke toeschouwers die lange tijd met de twee vrouwen zijn omgegaan, maar die na hun wilde jaren hebben gekozen voor een burgerlijk, doods bestaan van saaie baan, verstandig huwelijk en op zondag een blokje om. Met een tandenknarsende zelfgenoegzaamheid en zich verbeten vastklampend aan de knellende zegeningen van een geordend bestaan kijken de toeschouwers nu naar het verval van de twee vrouwen, eens de mooie meiden uit Marlot met wie ze in een ver verleden door het leven gierden.
Bacchantische neigingen
Toch is het verhaal De meisjes uit Marlot met enkel een reprise, vanuit een andere gezichtshoek, van het verhaal Olijfje. De markante basisgegevens zijn min of meer dezelfde maar de uitwerking daarvan is geheel verschillend. Lange tijd lijkt het er zelfs op dat de vrouwen - Cateau en Emilie, maar nadat ze uiteindelijk tussen de zwervers van de stad komen te leven moeten ze genoegen nemen met Toos en Mies - alsnog goed terechtkomen. Ze nemen hun intrek in de kapitale villa van een schatrijke, blinde zonderling die besloten heeft zijn kapitaal voor zijn dood volledig erdoor te jagen opdat zijn erfgenamen er niet van kunnen profiteren.
In ruil voor het in stand houden van zijn illusies mogen Toos en Mies hun bacchantische neigingen ongestoord uitleven. En dan blijkt hoe gelukkig het gebruikte perspectief is, want zonder commentaar van binnenuit kan nu beschreven worden hoe de hypocriete toeschouwers lucht krijgen van de rijkdom en de rijkelijk vloeiende drank, en hoe ze hun hebzucht botvieren. Juist doordat het innerlijke commentaar van Toos of Mies achterwege blijft, is het contrast tussen hun verwoestende eerlijkheid en vanzelfsprekenheid non-conformisme, en de tot in het merg gecorrumpeerde achterbaksheid van de schaamteloze toeschouwers des te groter.
Dat contrast tussen non-conformisme en aanpassing, tussen de drang de wereld naar eigen normen in te richten en de druk van buitenaf in het gareel te lopen, speelt in alle verhalen een overheersende rol. In een sprankelende stijl laat Ruebsamen zien hoe sterk de wil van haar personages is zich te verzetten tegen ontwikkelingen die een eenmaal ingenomen standpunt dwarsbomen, maar ook hoe moeilijk het meestal is dat verzet vol te houden.
Door dit conflict ontstaan er veel humoristische situaties - zo dat er in De meisjes uit Marlo de prachtige sc?ne van de kotsemmers die de vrouwen om hun nek dragen en die hen in staat stellen hoe dan ook door te gaan met drinken - zonder dat daarmee die personages te kijk gezet worden. De humor is in de eerste plaats te danken aan de laconieke toon waarop de maffe situaties beschreven worden, aan de vanzelfsprekendheid waarmee het onalledaagse wordt gepresenteerd. Het titelverhaal Op Scheveningen bij voorbeeld opent als volgt:
?Koos had de kleine in de kofferbak van zijn Mercedes gefrommeld, het lag niet in zijn natuur om slachtoffers op straat achter te laten.?
Afgezien even van die naam - in de literatuur schijnt die altijd gebruikt te moeten worden als het om een goedzak of een sufkop gaat - is dat een opening die nieuwsgierig maakt. En het wordt alleen maar mooier wanneer later blijkt dat die ?kleine? een buitenlands meisje is dat vermoedelijk van huis is weggelopen:
??Jesses?, riep Koos en sloeg zich met zijn vuist tegen de kop, ?die had ik moeten laten leggen?, maar dat meende hij toch eigenlijk niet, hij liet nog geen zieke vogel op het strand liggen?, wat anderen daar ook over te beweren hadden, dus hij herstelde zich en zei: ?Nou, daar zijn we mooi lekker mee?.?
Nadat Koos en zijn moeder besloten hebben die kleine dan maar te houden, temeer daar Koos zo goed met haar overweg kan dat hij langzamerhand gaat geloven ?dat hij met zijn gouden koets een prinses uit de nood had gered? en er zich een sprookje onder hun dak lijkt af te spelen, ontstaan de moeilijkheden met de omgeving waarvoor ze zich beginnen af te sluiten. Maar de wereld houdt niet van sprookjes, mensen moeten zich niets verbeelden - en al helemaal niet wanneer ze in Scheveningen wonen ?dat nog zo wit was als de buik van een gulletje?. Dat de toestand dan ook snel explosief wordt is niet eens verwonderlijk, maar dat de bedreiging door de buitenwereld zo groot kan worden als aan het slot van dit verhaal is luguber te noemen: het is immers geen onvoorstelbaar gegeven dat een samengedromde menigte tot moord en brand in staat is.
Ook in de drie overige verhalen gaan de personages op zoek naar een of andere vorm van een sprookje dat meer te bieden heeft dan de werkelijkheid. In het verhaal De Panter van Piet is dat naar mijn smaak te specifiek uitgewerkt en is de verhaalconstructie te duidelijk zichtbaar in de tamelijk gezochte overeenkomsten tussen de hoofdpersoon en de personen uit haar nieuwe (droom)wereld. Daardoor worden de buitenissige gebeurtenissen en personages niet met die effectvolle vanzelfsprekendheid gebracht zoals in de andere verhalen.
Het Baling -spel
Beter geslaagd, want strakker geconstrueerd en origineel uitgewerkt, is het sprookjesmotief in het verhaal Baling, waarin de bebrilde puber Joost uitgroeit tot een Almachtig Heerser zodra hij achter zijn spelcomputer kruipt en het Baling-spel speelt:
?Je riep de toverwereld op met handelingen die eenvoudiger waren dan tandenpoetsen en harenkammen. Klip klap twee zwarte schijfjes in hun gleuven, een toetsje hier, een toetsje daar en de heelallen en gestalten die roerloos plat hadden gewacht op jou, flitsten overeind en welfden zich om je heen, je zat er meteen middenin, als God zelf.?
Deze almacht, waaraan hij volledig verslaafd is geraakt, staat in scherp contrast met het zich onveranderlijk voortslepende wereldje van zijn (ruzi?nde) ouders, maar blijkt hem zelf ook weerbaar te maken tegen zijn schuchtere belangstelling voor Bekkie, het meisje in de friteskraam. Wanneer zij toenadenngspogingen doet die hem verwarren hoeft hij maar met zijn Baling-oog te kijken om te ontdekken dat zij van zo dichtbij haar attracties zeer snel verliest, dat ze het niet haalt bij de rol die Joost haar in zijn computerspel had toebedeeld. Zijn vlucht voor haar beschouwt hij zelf dan ook als een triomf - en daarmee is hij de enige in de bundel voor wie het sprookje realiteit blijft zonder door de werkelijkheid te worden aangetast. Dat hij daarmee tegelijkertijd ook het meest tragische personage is, heeft alleen de lezer in de gaten.
Tweespalt
In het verhaal Het hoedje van plezier ontmoeten non-conformisme en droom elkaar langs twee verschillende wegen. Een zeer oude moeder en haar dochter wonen in ??n huis. De moeder tiranniseert haar dochter door zich op luide toon af te zetten tegen de wereld om haar heen, die door de vulgarisering niets meer te maken hoeeft met de glamour van haar hoedenwereld van weleer. Koppig omringt zij zich met tientallen hoeden die al jaren door niemand meer gedragen worden - ze weigert haar verleden op te geven.
De dochter Lies probeert stand te houden in de tweespalt tussen haar tirannieke moeder en de sfeer van onbezorgde vrijheid die er in het zwembad heerst waar ze regelmatig komt en waar ze bevriend raakt met Anabel, jaren geleden de beste hoerenmadam van Den Haag. Om haar moeder haar droom terug te geven, al is het maar voor ??n keer, vraagt Lies aan Anabel of zij niet eens met een van de hoeden langs hun woning wil paraderen. Anabel stemt toe, maar de reactie van de moeder is anders dan Lies verwacht had, waarop Lies reageert op een wijze die ik weer niet verwacht had, maar die achteraf gezien begrijpelijk is.
Dat is een van de weinige bezwaren die ik tegen de verhalen van Helga Ruebsamen heb: zo sterk als de inzet kan zijn, zo onduidelijk is de pointe ervan, - is die eenmaal bekend, dan heeft het verhaal zich vrijwel volledig prijsgegeven. Daar staat echter een messcherpe stijl tegenover, en die bepaalt een groot deel van het leesplezier. Mede daarom zijn Ruebsamen verhalen mij sympathiek; ze is nergens te betrappen op gewild literaire pretenties, en dank zij de stilistische
kwaliteiten zijn haar verhalen alleszins de moeite waard.
Boek informatie
- Op Scheveningen
- Helga Ruebsamen
- Nederlands
Handige opties
- Meer boeken van:Helga Ruebsamen