Greet Beukenkamp
Greet Beukenkamp werd in 1939 geboren in Haarlem. Haar schooltijd heeft ze doorgebracht op de Bloemendaalse Schoolvereniging en het Kennemer Lyceum. Daarna heeft ze een opleiding gevolgd voor onderwijzeres, en heeft ze psychologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Ze heeft een jaar of twintig parttime voor de klas gestaan op een basisschool. Daar schreef en regisseerde ze de toneelstukken en musicals die de kinderen uit groep 8 speelden bij hun afscheid van de school. Toen ze op aanraden van een ouder een van deze toneelstukken naar een uitgever stuurde, werd dat meteen geaccepteerd ('Pas op! Martijn wordt boos!'). Het was een stimulans voor haar om door te gaan. Toen ook nog haar kinderen kort na elkaar de deur uit gingen en er in die tijd ook een computer kwam, ontstond het plan om aan een 'echt' boek te beginnen.
Ze pakte het schrijven meteen serieus aan en haar schrijfactiviteiten raakten algauw in een stroomversnelling. Dat wat als een hobby was begonnen, liep al snel uit de hand. Momenteel wijdt ze dan ook al haar vrije tijd aan het schrijven. Op scholen en bibliotheken vertelt ze over haar werk en ze geeft workshops. In 1992 debuteerde Greet Beukenkamp bij uitgeverij Sjaloom & Wildeboer met 'Een lange reis op korte pootjes', een verhaal over de teckel Dincky die zijn familie kwijtraakt tijdens een verhuizing. In datzelfde jaar verscheen er voor lezers vanaf twaalf jaar 'Al het water van de zee', een boek over pesten en gepest worden. In 1993 kwam Greets derde boek uit: 'Ontvoerd', dat in 1994 werd genomineerd voor de Kinderjury. Met tussenpozen van ruim een jaar verschenen 'Bonje om de boomhut', 'Teruggaan kan niet meer', 'Reisbureau Fantasia', 'Het jaar van de heks' en 'Mist'. Tussendoor schreef ze nog verhalen voor een andere uitgeverij en verschenen er twee toneelstukken. Greet Beukenkamp schrijft boeken van kinderen voor negen tot twaalf jaar, maar ook voor oudere kinderen.
Haar boeken bestaan voor een groot deel uit fantasie, maar dikwijls verwerkt ze er ook ervaringen van haarzelf of anderen in. Over het algemeen zijn de verhalen realistisch, maar soms zijn er sciencefictionachtige trekjes in te bespeuren. De boeken voor kinderen beneden de twaalf jaar zijn luchtiger en speelser van karakter dan die voor oudere kinderen. Toch zijn de twaalf-plusboeken niet loodzwaar. Greet Beukenkamp combineert een zekere hoeveelheid spanning met humor en drama en binnen de verhalen blijft altijd ruimte voor de eigen fantasie; er blijven dingen te raden over. Met haar boeken probeert Greet de lezer niet alleen te laten ervaren dat lezen leuk is, maar ze hoopt ook dat kinderen erdoor worden aangezet om dieper na te denken over bepaalde dingen. Haar boeken hebben daarom een duidelijk thematisch karakter. De onderwerpen voor haar boeken bedenkt Greet altijd zelf. Haar inspiratie daarvoor krijgt ze door de kinderen om haar heen. Wat houdt hen bezig, wat bepaalt hun handelen en hoe beïnvloeden ze elkaar? Kinderen staan dan ook centraal in haar boeken.
Het idee voor een boek kan totstandkomen door iets wat Greet zelf heeft meegemaakt of iets dat ze heeft gehoord of gezien. Maar soms is ??n woord al voldoende om een heel verhaal in haar hoofd te laten ontstaan. Dan is het moeilijk voor haar om niet meteen als een kip zonder kop met schrijven te beginnen. Ze moet eerst een goede verhaalopzet maken, dan nadenken over de karakters van de verschillende personen, enzovoort. Een paar maal heeft ze van iemand een verzoek gekregen om een bepaald verhaal te schrijven. Soms sprak het onderwerp haar niet meteen aan, maar nadat ze zich er dan in verdiept had, bleek het toch vreselijk boeiend te zijn. Ze verbaasde zich er soms over hoe snel er dan een verhaal op papier stond. Greet Beukenkamp heeft altijd een enorm plezier in het schrijven: het eindeloos kunnen fantaseren, het in de huid kruipen van de personages, het zelf kunnen sturen van de loop van een verhaal. 'Schrijven is v??l leuker dan lezen,' vindt ze.