Antwoorden: §7 Ongelijkheid in Europa - De Geo - klas 2
1a Het meest ontwikkelde gebied in Europa bestaat uit:
- Landen: Denemarken, Groot-Brittanni?, Nederland, Belgi?, West-Duitsland, Oostenrijk,
Zuidoost-Frankrijk en Noord-Itali?.
- Steden: o.a.Londen, Parijs, Frankfurt, Amsterdam en Milaan.
- Stedelijke gebieden: o.a. de Randstad in Nederland en het Ruhrgebied.
b De koopkracht(standaard) die meer of minder is dan 100% (= gemiddelde inkomen EU).
2a Plak W25 in.
Zie W25: schema invullen.
b Bijvoorbeeld: aanleg van de HSL voor personenvervoer, aanleg van de Betuwelijn voor
goederenvervoer, uitbreidingen Schiphol, verbreding van snelwegen, verbetering en
uitbreiding van het glasvezelkabelnet, ontwikkeling van nieuwe producten door industrie,
enz.
3a Plak W26 in.
Zie W26: omtrek Europese kernregio intekenen.
b Parijs.
c Frankrijk, want ze waren de eersten in Europa die het belang van de HSL inzagen.
Daarnaast leent het land zich prima voor de HSL; het is in Europa een groot land,
waardoor de HSL effectiever is dan in een klein land.
4a 1. Vernieuwing van de bestaansmiddelen.
2. Vernieuwing van de infrastructuur.
3. Vernieuwing van de handelsmogelijkheden.
b 1. Bestaansmiddelen: overgang van zware industrie naar 'kennisintensieve' industrie.
2. Infrastructuur: aanleg van snellere internationale verbindingen.
3. Handelsmogelijkheden: lidmaatschap van de EU zodat grenzen wegvielen voor de
handel.
5a In Europa wonen veel mensen. Er is een goede infrastructuur en staan veel bedrijven.
6a Voor de Industri?le Revolutie werkten de meeste mensen in de landbouw. Daarna werd de
industrie het grootst en nu werken de meeste mensen in de dienstensector.
b Ja.
7a Kennis.
b Daar vind je ook een aantrekkelijke woonomgeving (klimaat en landschap) voor de
werknemers.
8a De steenkool- en ijzerertsvelden liggen vooral in West- en Midden-Europa.
b Waar de steenkool- en ijzerertsvelden liggen kwam industrie tot ontwikkeling, waardoor
veel mensen in deze gebieden kwamen wonen. Rondom de steenkool- en ijzerertsvelden is
de bevolkingsdichtheid dus hoog.
9a In Oost-Europa werkt een veel hoger percentage van de beroepsbevolking in de industrie
dan in Noordwest-Europa.
b Klein (vaak minder dan 5% van de beroepsbevolking).
c De dienstensector.
d In de kernregio is de werkloosheid (veel) lager dan in de randgebieden van Europa.
10a Het zijn bijna allemaal de randgebieden van de EU.
b De steun over een langere periode (tussen 2000 en 2006) is bedoeld om blijvende
verbeteringen aan te brengen.
11a Omdat ook in Nederland in sommige regio's minder dan 75% van het Europese
gemiddelde wordt verdiend.
b Oost-Duitsland heeft een ontwikkelingsachterstand (en nu het bij de EU hoort krijgt
het ook steun).
c De staten in Oost-Europa (die in 2004 lid werden van de EU).
12a Ierland.
b Eigenlijk niet meer, want het inkomen ligt nu boven het gemiddelde van de EU-landen.
c Tot 2006.
13 Plak W27 in.
Spanje in beeld:
Topografie
Buurlanden: Portugal, Frankrijk, Andorra en Marokko.
Steden en rivieren: zie W27.
Breedteligging: tussen de 35 en 45 ?NB (zonder de Canarische Eilanden).
Afstanden: noord-zuid = ongeveer 800 km. en west-oost = ongeveer 900 km.
Klimaat
Temperatuurzone: gematigde zone.
Neerslag: in het Noordwesten veel, in de rest van het land weinig.
Klimaten: zeeklimaat, Middellandse Zeeklimaat, landklimaat en droogteklimaat.
Landschap
Oorspronkelijke plantengroei: Mediterrane vegetatie en zomergroen loofwoud.
Hoogteligging: hoogvlakte in het binnenland (meseta), omringt door gebergten aan kust.
Grondstoffen/delfstoffen: o.a. uranium, ijzererts plus steen- en bruinkool.
Bevolking
Aantal inwoners: ongeveer 40 miljoen mensen.
Bevolkingsgroei: 0,1% per jaar (in 2000).
Bevolkingsdichtheid: hoge bevolkingsdichtheden langs de kusten en in/rond Madrid.
Het binnenland (de meseta) is dun bevolkt.
Stedelijke gebieden: grootste steden zijn Madrid en Barcelona.
14a Omdat goederen en grondstoffen zo sneller en effici?nter aan- en afgevoerd kunnen
worden. En dat betekent extra winsten/inkomsten voor ondernemingen.
b Spanje heeft veel droge gebieden. Met behulp van stuwmeren kan er ook in droge
gebieden aan moderne landbouw gedaan worden. Het water wordt achter stuwdammen in
stuwmeren opgespaard en voor irrigatie van weilanden en akkers gebruikt.
15 Plak W28 in.
a Zie W28: kaartjes A en B inkleuren (ook de legendahokjes).
b Sinds 1980 is het inkomen in veel regio's sterk gestegen en kunnen regio's in het
noordoosten en Madrid zich meten met de Europese kernregio.
c In het noordoosten en Madrid. Daar liggen de steden Barcelona en Madrid.
d De regionale verschillen in Spanje zijn juist groter geworden, niet kleiner
- Landen: Denemarken, Groot-Brittanni?, Nederland, Belgi?, West-Duitsland, Oostenrijk,
Zuidoost-Frankrijk en Noord-Itali?.
- Steden: o.a.Londen, Parijs, Frankfurt, Amsterdam en Milaan.
- Stedelijke gebieden: o.a. de Randstad in Nederland en het Ruhrgebied.
b De koopkracht(standaard) die meer of minder is dan 100% (= gemiddelde inkomen EU).
2a Plak W25 in.
Zie W25: schema invullen.
b Bijvoorbeeld: aanleg van de HSL voor personenvervoer, aanleg van de Betuwelijn voor
goederenvervoer, uitbreidingen Schiphol, verbreding van snelwegen, verbetering en
uitbreiding van het glasvezelkabelnet, ontwikkeling van nieuwe producten door industrie,
enz.
3a Plak W26 in.
Zie W26: omtrek Europese kernregio intekenen.
b Parijs.
c Frankrijk, want ze waren de eersten in Europa die het belang van de HSL inzagen.
Daarnaast leent het land zich prima voor de HSL; het is in Europa een groot land,
waardoor de HSL effectiever is dan in een klein land.
4a 1. Vernieuwing van de bestaansmiddelen.
2. Vernieuwing van de infrastructuur.
3. Vernieuwing van de handelsmogelijkheden.
b 1. Bestaansmiddelen: overgang van zware industrie naar 'kennisintensieve' industrie.
2. Infrastructuur: aanleg van snellere internationale verbindingen.
3. Handelsmogelijkheden: lidmaatschap van de EU zodat grenzen wegvielen voor de
handel.
5a In Europa wonen veel mensen. Er is een goede infrastructuur en staan veel bedrijven.
6a Voor de Industri?le Revolutie werkten de meeste mensen in de landbouw. Daarna werd de
industrie het grootst en nu werken de meeste mensen in de dienstensector.
b Ja.
7a Kennis.
b Daar vind je ook een aantrekkelijke woonomgeving (klimaat en landschap) voor de
werknemers.
8a De steenkool- en ijzerertsvelden liggen vooral in West- en Midden-Europa.
b Waar de steenkool- en ijzerertsvelden liggen kwam industrie tot ontwikkeling, waardoor
veel mensen in deze gebieden kwamen wonen. Rondom de steenkool- en ijzerertsvelden is
de bevolkingsdichtheid dus hoog.
9a In Oost-Europa werkt een veel hoger percentage van de beroepsbevolking in de industrie
dan in Noordwest-Europa.
b Klein (vaak minder dan 5% van de beroepsbevolking).
c De dienstensector.
d In de kernregio is de werkloosheid (veel) lager dan in de randgebieden van Europa.
10a Het zijn bijna allemaal de randgebieden van de EU.
b De steun over een langere periode (tussen 2000 en 2006) is bedoeld om blijvende
verbeteringen aan te brengen.
11a Omdat ook in Nederland in sommige regio's minder dan 75% van het Europese
gemiddelde wordt verdiend.
b Oost-Duitsland heeft een ontwikkelingsachterstand (en nu het bij de EU hoort krijgt
het ook steun).
c De staten in Oost-Europa (die in 2004 lid werden van de EU).
12a Ierland.
b Eigenlijk niet meer, want het inkomen ligt nu boven het gemiddelde van de EU-landen.
c Tot 2006.
13 Plak W27 in.
Spanje in beeld:
Topografie
Buurlanden: Portugal, Frankrijk, Andorra en Marokko.
Steden en rivieren: zie W27.
Breedteligging: tussen de 35 en 45 ?NB (zonder de Canarische Eilanden).
Afstanden: noord-zuid = ongeveer 800 km. en west-oost = ongeveer 900 km.
Klimaat
Temperatuurzone: gematigde zone.
Neerslag: in het Noordwesten veel, in de rest van het land weinig.
Klimaten: zeeklimaat, Middellandse Zeeklimaat, landklimaat en droogteklimaat.
Landschap
Oorspronkelijke plantengroei: Mediterrane vegetatie en zomergroen loofwoud.
Hoogteligging: hoogvlakte in het binnenland (meseta), omringt door gebergten aan kust.
Grondstoffen/delfstoffen: o.a. uranium, ijzererts plus steen- en bruinkool.
Bevolking
Aantal inwoners: ongeveer 40 miljoen mensen.
Bevolkingsgroei: 0,1% per jaar (in 2000).
Bevolkingsdichtheid: hoge bevolkingsdichtheden langs de kusten en in/rond Madrid.
Het binnenland (de meseta) is dun bevolkt.
Stedelijke gebieden: grootste steden zijn Madrid en Barcelona.
14a Omdat goederen en grondstoffen zo sneller en effici?nter aan- en afgevoerd kunnen
worden. En dat betekent extra winsten/inkomsten voor ondernemingen.
b Spanje heeft veel droge gebieden. Met behulp van stuwmeren kan er ook in droge
gebieden aan moderne landbouw gedaan worden. Het water wordt achter stuwdammen in
stuwmeren opgespaard en voor irrigatie van weilanden en akkers gebruikt.
15 Plak W28 in.
a Zie W28: kaartjes A en B inkleuren (ook de legendahokjes).
b Sinds 1980 is het inkomen in veel regio's sterk gestegen en kunnen regio's in het
noordoosten en Madrid zich meten met de Europese kernregio.
c In het noordoosten en Madrid. Daar liggen de steden Barcelona en Madrid.
d De regionale verschillen in Spanje zijn juist groter geworden, niet kleiner